4 elementen die de woonwaarde bepalen zijn onderge bracht. Op deze wijze kan men een oude woning qua woongenot vergelijken met een nieuwbouwwoning. Zo krijgt een flat aan het Van Harinxmaplein 200 punten toebedeeld en een woning in de Schapestraat 99 pun ten. De huur van de flat aan het Van Harinxmaplein moet dus in het kader van de huurharmonisatie het dubbele zijn van de huur van de woning in de Schape straat. De moeilijkheid is nu om op objectieve wijze de huur per punt vast te stellen. Hiertoe dient bij de Minister een plan te worden ingediend waaruit de woonwaarde per punt kan worden afgeleid. Als basis voor dit plan moeten dienen de huren van de woningen die in de laatste vijf jaar zijn gebouwd. Dit is in het kort de procedure die moet worden gevolgd bij de huur harmonisatie. Het verschil van mening spitst zich nu toe op de in terpretatie van de brief van de Minister waarin wordt gesproken over een objectief harmonisatieplan, waarbij plaatselijke omstandigheden ook een rol kunnen spelen. Wat is nu het geval in Leeuwarden In Leeuwarden zijn in de laatste vijf jaar 2.477 woningen gebouwd met een gemiddelde huur van fl,10 per punt woongenot. Een specificatie hiervan zegt, dat het gaat om 876 een gezinswoningen met een huur van f 0,94 per punt woonge not en 1.601 flats met een huur van f 1,21 per punt woon genot. De flats zijn dus naar verhouding 30% hoger in huur dan de eengezinswoningen. (Dit zijn dezelfde flats waarvan de heer Heidinga in een vorige raads vergadering met bewogen stem verklaarde, dat hij ze nooit gewild heeft. Nu wordt hij weer met de gevolgen van deze flatbouw geconfronteerd.) En hier ligt nu precies het punt waar het om draait bij het verschil van inzicht tussen de Commissie voor het Woningbe drijf en B. en W. De Commissie voor het Woningbedrijf zegt, dat de grote hoeveelheid flats in de berekening een sterk verhogend effect heeft op het harmonisatie- peil zoals het nu voor ons ligt. Er kan worden gespro ken van een verstorende factor veroorzaakt door een plaatselijke omstandigheid. De commissie is dan ook van oordeel, dat bij de bepaling van het harmonisatie- peil deze verstorende factor moet worden gecorrigeerd. Dit gebeurt dan door uit te gaan van de verhouding hoogbouw-laagbouw in Leeuwarden, die volgens het rapport-Priemus 30 70 is. Als met deze verhouding rekening wordt gehouden komt de commissie op een bedrag van f 1,03 per punt. In een voorbeeld uitgedrukt zal een woning aan de Euterpestraat geen f 11,73 in huur omhoog gaan maar f 6,Voor de 4.000 woningen in totaliteit komt de commissie op een gemiddelde huur verhoging van 6 het voorstel van B. en W. komt neer op een verhoging van 13,1%. Ik hoop, dat ieder een dit gegoochel met cijfers heeft kunnen volgen. Ik wilde nu mijn verhaaltje maar besluiten met de volgende opmerkingen. Mijn fractie is van oordeel, dat het advies van de Commissie voor het Woningbedrijf duidelijk een lagere huurverhoging tot gevolg heeft dan de berekening die nu wordt voorgesteld door de meer derheid van B. en W. Gelet op dit feit en op het feit, dat in de woningen van de Gemeente over het algemeen mensen zitten met een laag inkomen, achten wij het niet verantwoord om het standpunt van B. en W. in dezen te volgen. Wij komen daarom met het volgende voorstel. „De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 19 februari 1973; besluit, dat het College van B. en W. bij het vaststellen van de huren voor de wo ningen van het gemeentelijk Woningbedrijf in het ka der van de huurharmonisatie per 1.4.1973 dient uit te gaan van de voorstellen zoals die in meerderheid door de Commissie voor het Woningbedrijf terzake zijn ge adviseerd." Het voorstel is mede-ondertekend door mevr. Bran denburg. Mevr. Dijkstra-BethlehemIn mijn algemene be schouwingen heb ik m.i. duidelijk gesteld welke gevol gen deze huurharmonisatie met de nagenoeg eindeloze huurverhogingen zal hebben voor de kosten van het levensonderhoud van de betrokkenen. Deze verhogin gen worden op geen enkele wijze gecompenseerd aan de inkomstenzijde. Integendeel, naast deze aanval via de huurharmonisatie zien we een directe aanval van de Regering op de inkomsten. Ik doel op de loonzwen- del die in januari heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt, dat de werknemers in plaats van een reële loonsverho ging in werkelijkheid een loonsverlaging te slikken hebben gekregen door de verhoging van de premies voor AOW, AWW en sociale verzekeringen. Ondanks dit alles stelt het College voor zonder meer de huur harmonisatie door te voeren. Gelukkig zien we, dat steeds meer besturen van gemeenten en provincies (o.a. van Drente) de huurharmonisatie afwijzen. Behalve de gemeenten die ik in mijn algemene beschouwingen noemde, heeft ook Groningen besloten de huurharmo nisatie niet door te voeren. Ook de Gemeenteraad van Smallingerland heeft in zijn laatste vergadering de har monisatieplannen afgewezen. Als je ervan uitgaat, dat het zeer noodzakelijk is ook in onze gemeente te komen tot betaalbare woningen voor de werkende bevolking, is het wel heel erg, dat je deze mensen de dupe laat worden van het bankroet van het Volkshuisvestingsbe leid waarvoor de rechtse regeeerders de hoofdverant woordelijkheid dragen. In dit verband zou ik willen wij zen op een uitvoerig artikel van de Directeur van de Nationale Woningraad in het maandblad van die raad. Hij stelt daarin onder meer, dat er momenteel 80 a 90.000 woningen onbewoond zijn, waarbij een grote toename van leegstand valt te constateren van wonin gen die nog nooit bewoond geweest zijn. De leegstand in deze sector is volgens de heer Van der Hof in het laatste jaar toegenomen met een derde als gevolg van de hoge huren en nog enkele andere oorzaken. In het kader van het bankroet van het Volkshuisves tingsbeleid zou ik ook het nu aan de orde zijnde huurharmonisatieplan willen bezien. U schrijft in Uw nota, dat het overleg met de huurders in het vervolg eerder zal geschieden en merkt tevens op, dat de be sprekingen met de huurdersverenigingen U de indruk hebben gegeven, dat men niet zozeer gekant is tegen de huurharmonisatie, maar wel bezwaren heeft tegen de waardering van sommige woningen. Ik zou dit ten stelligste willen betwijfelen. Denkt Uw College, dat in dergelijke besprekingen met de huurdersverenigingen het wezenlijke vraagstuk van de harmonisatie-opbouw goed uit de verf komt? Terwijl een speciale werkgroep, de Commissie voor het Woningbedrijf en het College vele onderzoekingen en discussies aan het puntenstelsel en aan de harmonisatie zelf hebben gewijd, gaat U er van uit, dat in een korte bespreking met de huurders de betrokken mensen maar zonder meer inzicht hebben in de huurharmonisatie. Dit inzicht hebben ze zeker, maar dat komt straks het beste naar voren als men huurverhogingen moet betalen van f II,of nog meer per maand. Het grootste deel van de huurders wijst zeer zeker de harmonisatieplannen af. Ik wil ook geen enkele medewerking aan deze plannen geven. Het zal zaak zijn, evenals op ieder ander terrein, dat de huur ders zelf in verzet komen en aan de lopende band hun bezwaren tegen de huurharmonisatie indienen. Hopelijk zal dan de Raad tot de uitspraak komen, dat hij deze voor de bevolking funeste huurharmonisatie afwijst. Ik zou over deze nota nu reeds een uitspraak van de Raad willen hebben en vraag dan ook stemming over dit punt. De heer De Jong (weth.De heer Knol heeft in de eerste plaats kritiek geuit op de inspraakprocedure. Ik dacht, dat wij zouden kunnen zeggen, dat wij, naar aanleiding van de motie die de heer Knol in november heeft ingediend, getracht hebben de inspraak op korte termijn te realiseren. Wij hebben de bestaande huur dersverenigingen en huurderscomité's mededeling ge daan van de voorstellen die door de werkgroep zijn behandeld, wij hebben hen ook ingelicht over het stand punt van de meerderheid van de Commissie voor het Woningbedrijf. Men kon dus een indruk krijgen hoe de zaak lag. Ik dacht, dat wij een moedige poging hadden gedaan de mensen te bereiken. De heer Knol kan wel zeggen, dat wij met onze procedure maar 1.300 huurders hebben bereikt, maar wij hebben alle bewoners van woningen van de Gemeente mededeling gedaan van de huurharmonisatie en hebben bovendien aangegeven, dat, als men bezwaren had, men in contact kon treden met B. en W., mits dat gebeurde via een huurdersvereniging of een huurderscomité. Men heeft van die mogelijkheid in contact te treden met B. en W, 5 verder geen gebruik gemaakt. Ik zou dus ook kunnen constateren, dat deze kwestie lang niet in die mate bij de bevolking leeft als de heer Knol suggereert. Ik dacht, dat hij zou moeten waarderen, dat wij van onze kant een poging hebben gedaan. Wij hebben bovendien in onze nota gesteld, dat wij zullen proberen de vol gende keer in een eerder stadium met de inspraak te beginnen. Wat de Commissie voor het Woningbedrijf betreft, ik dacht, dat die commissie er goedkeuring aan heeft gegeven de kwestie van de huurharmonisatie in een werkgroep te bekijken; de zaak is precies behandeld zoals was besloten. Als de werkgroep met de werk zaamheden klaar was, zou ze verslag uitbrengen; dat is ook gebeurd. De Commissie voor het Woningbedrijf heeft zich diepgaand bezig gehouden met het verslag van de werkgroep en heeft uiteindelijk een standpunt bepaald. We kunnen, dacht ik, moeilijk zeggen, dat de commissie niet de ruimte heeft gehad duidelijk van haar gevoelens te doen blijken. De commissie heeft dat ook gedaan. Maar nu is de kwestie, dat de meerderheid van B. en W. uiteindelijk een ander standpunt heeft ingenomen dan de commissie heeft geadviseerd; dat is het punt waar de kritiek van de heer Knol zich op richt. Wat is nu het geval. De Minister stelt uiteinde lijk de huren vast. Dat is het uitgangspunt van de huur harmonisatie. In het kader van het zelfbestuur is aan B. en W. opgedragen voorstellen in te dienen. Dat is dus een zelfstandige taak van B. en W. die is bij de wet aan het College opgedragen. B. en W. hebben ge meend in verband hiermee ook zelfstandig een stand punt te moeten bepalen. Wij hebben daarbij te maken met de richtlijnen van de Minister; bovendien was er de motie die in november door de Raad is aangenomen. En dan kom ik tot deze stelling. Punt 1: Het vaststel len van de huren is uiteindelijk een zaak van B. en W. B. en W. hebben de huren dan ook vastgesteld. Punt 2: De Raad heeft in november 1972 een motie ter kennis van B. en W. gebracht; die motie is door B. en W. uit gevoerd. B. en W. hebben een beslissing genomen na afweging van alle belangen die hierbij in het geding waren. Een rol speelden hierbij het rapport van de werkgroep, de verslagen van de hoorzittingen, het ad vies van de Commissie voor het Woningbedrijf en een ambtelijk advies. In de werkgroep zijn de gedachten die al eerder in 1972 in de Gemeenteraad naar voren gebracht zijn, m.n. door de heer Knol, duidelijk en goed gemotiveerd op hun juiste waarde getoetst en bekeken. Niettegenstaande dat is de werkgroep tot een andere gedachtenvorming gekomen dan de heer Knol graag gewild had. Na duidelijke afweging van de verschil lende factoren heeft de werkgroep een standpunt be paald. Toen de hele procedure gevolgd was, hadden wij te maken met de datum van indiening van het plan. Wij moesten voor 1 februari 1973 een beslissing nemen en voor 15 februari 1973 onze beslissing aan de Minis ter kenbaar maken. (De oorspronkelijke datum van 1 december 1972 is gewijzigd in 1 februari 1973.) Wij hebben op 30 januari een beslissing genomen. De voor stellen zijn voor 15 februari naar de Minister gezon den, maar niet dan nadat de Raad bericht had ontvan gen over het door B. en W. ingenomen standpunt (be richt van 9 februari). Daarmee hebben B. en W. de taak die zij hebben in het kader van het zelfbestuur duide lijk uitgevoerd, dacht ik. En nu lijkt het mij in deze situatie weinig zinvol uitvoerig op de zaak terug te komen. De Raad mag dat natuurlijk wel doen, maar het College heeft na afweging van alle factoren zijn standpunt bepaald en ter kennis van de Minister ge bracht. Het punt van de huurharmonisatie heeft de volle ruimte gehad. Het lijkt mij daarom het beste, dat wij, als wij weer met deze zaak geconfronteerd wor den, trachten de inspraakprocedure tijdiger op gang te brengen, de Commissie voor het Woningbedrijf direct te betrekken bij de werkzaamheden van de werkgroep en daarbij toch de eigen verantwoordelijkheid van B. en W. niet uit handen te geven, maar wel de Raad de mogelijkheid te geven zijn mening kenbaar te maken. Hiermee zou ik in eerste instantie willen volstaan. De heer Knol: Tot mijn stomme verbazing hoor ik, dat wij hier helemaal voor niets staan te praten. (De hear Miedema: Dat stie ek yn it brief.) Niet in die van mij, hoor! Ik wil toch nog wel even reageren op hetgeen de Wethouder heeft gezegd. In de eerste plaats zou ik graag willen weten of in het College van B. en W. het standpunt van de werkgroep, het standpunt van de Federatie van Woningbouwverenigingen en het standpunt van de Commissie voor het Woningbedrijf in hun geheel zijn bekeken. In de tweede plaats dit. De Wethouder heeft gezegd, dat de werkgroep de voor stellen en suggesties die in deze Raad zijn gedaan in de vergadering van 26 juni 1972, uitputtend heeft be keken en tot de conclusie is gekomen, dat die niet te accepteren waren. Als ik dan lees wat het advies is van de werkgroep een advies overigens, dat de Com missie voor het Woningbedrijf nooit onder ogen heeft gehad; het lag nu bij de stukken ter inzage en blijkt al op 2 november 1972 te zijn ingediend dan wordt daarin geschreven: ,,De opstellers van de motie waren n.l. van mening, dat als gevolg van het hoge percen tage hoogbouw bij de woningbouw gedurende de laatste vijf jaai' en de daarvoor als regel geldende hogere hu ren, zulks het harmonisatiepeil opschroefde vooral van de eengezinswoningen, hetgeen een extra ongemotiveer de opwaartse druk op de huren van deze woningen tot gevolg zou hebben." Uit deze zin blijkt wel, dat de werkgroep helemaal niet begrepen heeft waar het om ging. Ik kan me dus niet voorstellen, dat ze een juiste interpretatie hebben gegeven aan hetgeen wij wilden. Wij wilden alleen maar, dat de gevolgen van de huur harmonisatie een wettelijke regeling waar wij als politieke partij tegen zijn, maar waaraan wij onze me dewerking toch zullen moeten geven binnen het ka der van de mogelijkheden zo weinig mogelijk huurver hoging tot gevolg heeft voor de mensen met een laag inkomen, in dit geval bewoners van de woningen van de Gemeente wij willen alleen de huurverho ging zo beperkt mogelijk houden. Ik dacht, dat de sug gestie die wij in juni gedaan hebben, heel reëel was. Daar is helemaal geen poespas bij. Ik krijg het gevoel, dat het College nu gewoon met de brief van de Minis ter in de hand als een soort „hüskemelker" gaat op treden. Wij kunnen 13% huurverhoging vangen, jon gens, hardlopende daar achteraan. Zo komt het bij mij over. Als ik nu hoor, dat het voorstel niet meer drie dagen heeft kimnen wachten Op 20 november hebben wij een interpellatie gehouden omdat wij meenden, dat 1 december de plannen moesten zijn ingediend. Nee, werd er toen gezegd, jullie zijn veel te voorbarig, het kan allemaal nog wel, want wij hebben nog tijd ge noeg. Nu gaat het om vier of vijf dagen en nu wordt zonder de mening van de Raad af te wachten het voor stel ingediend. Welnu, ik krijg het gevoel, dat deze Raad in de heupzwaai wordt genomen op deze manier; ik kan het niet anders zeggen. Ik wil nog wel even in overleg treden met mijn fractie-voorzitter over de vraag of wij dit zonder meer kunnen accepteren. De heer Eijgelaar: Ik zou nu toch wel even iets van deze zaak willen zeggen. Ik heb eigenlijk wat be zwaar tegen de manier waarop de heer Knol die naar voren brengt. Ik geloof, dat we de dingen een beetje anders zouden moeten stellen. Wat is n.l. het geval Wat wil de huurharmonisatie nu precies met betrek king tot het gemeentelijk woningbezit in Leeuwarden Er zijn bij het woningbezit van de Gemeente nog een aantal woningen die een band hebben met het Rijk, maar het overgrote deel van de complexen heeft dat niet. En als het nu zo is, dat het onderhoud door deze harmonisatie verbeterd kan worden? Er ontstaat door de huurharmonisatie een grotere reserve op de exploi tatie(Stem: Waarvoor?) waaruit voor bijzonder onderhoud geput kan worden. En als wij nu niet die reserve hebben en de woningen gaan verkrotten of althans in een mindere staat van onderhoud verkeren, dan moeten wij die woningen renoveren, hetgeen ge paard gaat met enorme investeringen. Wel, ik geloof, dat wij dan beslist op de verkeerde weg zijn. (De heer Vellenga: Maar de huurharmonisatie is toch niet ge baseerd op dit onderhoudsverhaal, mijnheer Eijgelaar?) Indirect is het natuurlijk wel zo. Door de harmonisatie komt er meer geld binnen waardoor bij het onderhoud van de woningen als wij bijzondere voorzieningen willen treffen uit de reserve geput kan worden. Dat is zelfs zo met de woningen die nog een band hebben met het Rijk. Als wij daarvoor de harmonisatie niet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 3