6
zouden accepteren afgezien van de vraag of het ons
al dan niet wordt opgelegd en de onderhoudsnorm
zou worden verhoogd, dan komt het onderhoud ten
laste van de exploitatie van deze woningen. En dat zal
in de conceptie van de heer Knol betekenen, dat er
f 145.000,door het gemeentelijk Woningbedrijf bij
een gelijk blijvend onderhoud geïnvesteerd zou moe
ten worden; circa f 100.000,door het Rijk en circa
f 45.000,door de Gemeente. Dat is in deze situatie
bijna onmogelijk.
En dan is er nog iets ik heb daar ook in de Com
missie voor het Woningbedrijf heel erg voor gepleit;
het is ook wat de Minister wil en ik geloof ook, de
meeste politieke partijen n.l., dat er in één plaats
één harmonisatieplan zou dienen te zijn. Als wij dat in
Leeuwarden niet hebben, gaat de zaak nog verder uit
elkaar groeien. Ik hecht bijzonder veel waarde aan een
goede samenwerking van gemeentelijk Woningbedrijf
en woningbouwcorporaties. Ik geloof, dat de huren van
nieuwbouw en van oud woningbezit niet verder uit
elkaar getrokken moeten worden. Integendeel, ik ben
van mening, dat wij hier een harmonisatie moeten zien
door te voeren die ook de woningen ten goede komt.
Daarom heeft mijn fractie helemaal geen behoefte aan
het voorstel van de heer Knol.
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk wilde wel even in
gaan op de woorden van de heer Eijgelaar. Hij zegt,
dat, als er meer huur wordt betaald, het ook zeker is,
dat er meer aan het onderhoud van de woningen zal
worden gedaan. Maar daar hebben we dan toch de
laatste jaren niets van kunnen merken. Er kan niet
gezegd worden, dat, bij alle huurverhogingen die er al
geweest zijn, er veel aan de woningen gedaan is. Wan
neer men wel woningen verbetert, dan betekent het,
dat de bewoners nog eens meer huur moeten betalen.
Ik zou wel graag eens van de Wethouder willen weten
waar de woningen staan die als gevolg van de huur
verhogingen verbeterd zijn, zonder dat er nog een
extra huurverhoging bovenop kwam.
De heer Vellenga: Ik heb zopas per interruptie aan
het adres van de heer Eijgelaar gezegd, dat ik het met
zijn beschouwingen niet eens ben. Hij heeft n.l. gezegd:
het is aardig dat die huren omhoog gaan, want dan
komt er meer geld vrij voor onderhoud. Ik heb met
mijn interruptie duidelijk willen maken, dat de uit
gangspunten voor de huurharmonisatie buiten dat as
pect staan; daar zit een heel andere filosofie achter.
Men ging uit van het feit, dat de huren zo uit elkaar
lagen, dat het goed zou kunnen zijn in een verant
woord huur- en woningbeleid de huren dichter bij el
kaar te brengen. Wanneer dat gebeurt op welke
manier dan ook; er zijn natuurlijk een aantal metho
dieken voor te ontwikkelen dan kan dat een aantal
gevolgen hebben, onder meer een bepaald gevolg in
de sector van het onderhoud. Waar het nu om gaat,
is dus, dat naar onze wijze van zien de huurharmoni
satie die je op zichzelf zou kunnen accepteren
in de vorm waarin zij in Den Haag door het Parlement
is aangenomen, onjuist is. Nu kun je zeggen: Akkoord,
dat is gebeurd. En dan kom ik bij het verhaal van de
Wethouder, die op een bepaald moment zegt: Wij zijn
geroepen om wetten uit te voeren. Daar kan ik ook
heel weinig tegen inbrengen; dat is een keihard feit.
Je zou je overigens wel van een politiek college kunnen
voorstellen, dat het zegt: wij vinden die wet dermate
slecht, dat, als Uw College vindt, dat U die wet moet
uitvoeren, wij daar zeer passief tegenover staan. Dat
is ook het standpunt, dat bijv. mevr. Dijkstra inneemt.
Zij doet dat niet vanuit passiviteit maar vanuit het
feit, dat zij er naar streeft om met name de huurder
van de gemeentewoningen te vrijwaren voor te hoge
huren; dat is haar oogmerk, haar doel. Mijn fractie
voelt veel voor die redenering, alleen, die redenering is
voor een deel ondergraven door het feit, dat de Minis
ter aan de gemeentebesturen heeft laten weten: Als U
voor een bepaalde datum geen plan indient, ga ik een
bepaalde methodiek ontwikkelen op basis van het huur-
peil van 1972. En dan komen er bepaald zeer hoge
huurbedragen uit de bus, waar je dan als Raad of als
raadslid niets tegen hebt ondernomen. Dat is een van
de redenen waarom onze fractie gezegd heeft: Nee,
passief blijven lijkt ons fout.
Een punt dat ook naar voren is gebracht door de
heer Eijgelaar, is het feit, dat de woningbouwcorpora
ties en de Gemeente nu op een verschillend niveau zit
ten. Ik accepteer dat feit, maar ik kan het niet helpen.
Als ik nu vind, dat de woningbouwcorporaties een on
juiste methode hebben toegepast, waar ik niet verant
woordelijk voor ben, en ik vind, dat die methode niet
moet worden toegepast t.a.v. de huren van de gemeen
tewoningen, waar ik in zekere zin wel verantwoorde
lijk voor ben, dan heb ik de neiging om te vragen: Wie
moet dan water in de wijn doen, hoe kunnen we tot
een compromis komen, kunnen we nog tot een bepaald
vergelijk komen? Die mogelijkheid zou er zijn geweest
wanneer de voorstellen nog niet waren ingediend. En
nu richt ik mij met klem tot de meerderheid van het
College en met name tot de verantwoordelijke Wethou
der, want ik accepteer zijn verhaal over het zelfbestuur,
het medebewind in dit geval niet in het minst. Ik kan
mij voorstellen, dat hij zegt: Wij zijn geroepen die wet
uit te voeren; dat is een vorm van zelfbestuur. Ak
koord. Hij voegt er echter in één adem aan toe: Maar
wij hebben ook te maken met het feit, dat er een motie
was van mijnheer Knol. Die motie heeft Uw College
de Raad niet afgeraden vanuit het motief van het zelf
bestuur. U hebt gezegd: De Raad moet het maar we
ten. Daarmee hebt U die motie gewoon op Uw tafel
laten leggen, zonder dat U daar één principieel argu
ment van medebewind of zelfbestuur tegen in hebt ge
bracht. En wat hebt U toen vervolgens gedaan? U
hebt de motie keurig netjes uitgevoerd, U nergens op
beroepen, niet op medebewind, niet op zelfbestuur, niet
op ik weet niet wat, U hebt het gewoon gedaan; mis
schien in een wat sneller tempo dan U lief was en op
een wat gebrekkiger manier dan anders bij veel tijd en
ruimte mogelijk zou zijn, maar U hebt de motie uitge
voerd. Op één punt na! U hebt één zinsnede uit de motie
volkomen over de kop gezien en dat is deze, dat U
de voorstellen niet zou indienen alvorens de Raad daar
in te kennen. En dan komt de Wethouder met het mo
tief: We hebben dat gedaan; er is een nota aan de
mededelingen toegevoegd, dus de Raad is er in gekend.
Mijnheer de Voorzitter, U hebt deze Wethouder niet
meer meegemaakt als fractievoorzitter van de A.R.-
fractie. Had U dat wel meegemaakt, dan zou U meer
dan één keer geconstateerd hebben, dat juist deze mijn
heer De Jong als fractievoorzitter van de A.R.P. al
tijd met kracht en klem op kwam voor de positie van
de Raad. En iedere wethouder die gewaagd zou hebben
iets te zeggen op de manier en in de geest zoals de
heer De Jong dat vanavond gedaan heeft, had ogen
blikkelijk van de heer De Jong de volle laag gekregen;
dan was de calvinistische zweep daar striemend over
heen gegaan en terecht. Want de heer De Jong weet
en alle leden van het College moeten dat weten
dat ieder punt, dat aan de mededelingenlijst voor de
Raad wordt toegevoegd op dat moment discutabel
wordt gesteld in de Raad. Daar dienen die cijfertjes en
die lettertjes voor en daarom is het zo, dat wij van tijd
tot tijd de kans benutten om, wanneer ,,voor kennis
geving aannemen" of „om preadvies in handen van B.
en W. stellen" wordt geadviseerd, te zeggen: En toch
willen wij er wat over zeggen. Dus het simpele feit,
dat het een mededeling is en dat U daarmee gedekt zou
zijn, is niet acceptabel gezien de vergader-methodiek,
de vergadergewoonten en de besluitvormingsgewoonten
in deze Raad. En het is om die reden, dat ik dit excuus
dus niet kan accepteren; het is een fout excuus. U
had deze voorstellen niet moeten en ik durf het wel
haast te zeggen niet mogen indienen. Nu is het wel
gebeurd. Ik kan mij dus voorstellen, dat de heer Knol
zegt: Op deze situatie moeten wij ons beraden, want
wij hebben een motie ingediend die ervan uitgaat, dat
alles nog open, dat alles nog blanco is, en waarin
staat: Dient U nu dat advies in dat is uitgebracht door
de meerderheid van de Commissie voor het Woning
bedrijf. En nu ligt het andere advies er al. Dat moet
maar terug komen op de een of andere manier en het
zou ingeruild moeten worden voor het andere advies,
uitgaande van het feit, dat een groot aantal raadsle
den onze mening zou delen. Ik hoop dat de meerder
heid van de Raad ons standpunt zal delen, omdat zon
neklaar is gebleken, dat wij passiviteit niet in het be
lang van de huurders achten en omdat wij dachten, dat
n
er een mogelijkheid zou kunnen zijn om de huurverho
ging die een gevolg kan zijn van de huurharmonisatie
te beperken, te verzachten en hier en daar te halveren.
Gesteld nu eens, dat men op het Ministerie waardering
zou hebben voor deze berekeningstechniek en zou zeg
gen: Ook deze interpretatie is goed, en dat zou er toe
leiden, dat je de huurders van gemeentewoningen niet
met 13,1% huurverhoging opscheept maar met 6%,
dan is mij dat een lief ding waard. En ik dacht, dat
dat eigenlijk voor de hele Raad moest gelden, zelfs
tegen de achtergrond van de opmerkingen van de heer
Eijgelaar over het onderhoud. Vandaar dat wij in de
eerste plaats menen het door ons ingediende voorstel
te moeten handhaven, maar over het aspect van de
orde en de procedure toch nog wel enig overleg nodig
achten op een U passend tijdstip.
De hear Miedema: Oer de prosedure is ai fan for-
skillende kanten hwat sein; dér hoech ik neat oan ta
to foegjen. (De hear Vellenga: Jo binne it hielendal
mei my iens, tink.) Der sil aenst wol in antwurd fan
it Kolleezje komme.
Oer de saek seis wol ik noch wol graech in opmer
king meitsje. It is nammentlik sa, dat, as jo de ridde-
naesje fan de hearen Knol en Vellenga hearre, jo eins
dat oerflakkich oanhearrende sizze soene: Dér
moatte wy it allegearre mei iens wêze. (De heer De
Vries: Niet oppervlakkig, maar reëel!) En dochs
leau ik, dat hja in bilied op koart sicht foarsteane.
(De heer De Vries: Leg dat dan eens uit.) Dêr bin ik
nou oan ta. Ek de foarige kears doe't wy hjir oer pra
ten, haw ik probearre it üt to lizzen. Tafallich binne
dizze wike de notulen fan dy gearkomste üs tastjürd;
men hie it dus léze kinnen. Mar ek de hear Eijgelaar
hat it der sapas al oer hawn; de hear Vellenga is op
syn wurden yngien en hat sein: Yn wezen is it ünder
hald net de reden, dat de hierharmonisaesje oannom-
men is. Ik bin dat folslein mei him iens. Mar ik leau
wol, dat, as jo de situaesje fan it Wenningbidriuw bi-
sjogge ek de hear Eijgelaar hat dêrop wiisd en
jo sjogge, dat 75 pst. fan de wenningen öfskreaun is
(De heer De Vries: Het is toch heel erg, dat er
nog meer huur bij moet, terwijl de woningen al hele
maal zijn afgeschreven?) Ik soe probearje it üt to
lizzen, mynhear De Vries, en dêr wol ik wol graech
hwat tiid foar hawwe. Oars kin ik net forwachtsje,
dat Jo it bigripe. (Laitsjen) As ik goed ynljochte bin
ik haw it skema fan de hear Knol net sjoen dan
soe neffens de riddenaesje fan de hear Knol in part
fan de wenningen yn hier forlege wurde moatte. Dan
soene jo sizze: Dat is moai meinommen foar de mins-
ken dy't nou yn dy huzen wenje. Mar wy moatte üs
goed réalisearje, dat wy op dit momint forlet hawwe
fan wenningen mei in lege hier, mar dat dat forlet
ek noch alle jierren tanimt. Ik bin dochs wier fan
miening ik wol de Ried en it Kolleezje dêr mei klam
op wize, dat wy net allinne de soarch hawwe foar de
dei fan hjoed, mar ek foar de kommende tsien jier.
En dat haldt yn, dat wy tige sunich wêze moatte op 'e
wenningen dy't wy noch hawwe mei in yn forhalding
lege hier. (De heer Knol: Ja, natuurlijk.) En dan is
it saeklik sjoen net goed, dat wy net in reéle hierfor-
heging tapasse. In reéle hierforheging haldt de moog-
likheit yn de huzen yn biwenbere steat, oanpast oan
de easken fan hjoed-de-dei, to halden. De Gemeente is
finansieel net by steat it Wenningbidriuw mar jild to
jaen om de huzen op to knappen; dat kin net. (De hear
Vellenga: Mei ik even in fraechje stelle? As der dus
gjin hierharmonisaesje-wetten west hiene, dan hiene
Jimme tsjin B. en W. sein: Tink der om, de hieren
moatte omheech yn forban mei it ünderhald?) Ja. (De
heer Eijgelaar: Wij waren daar al mee bezig.) Wy
moatte dizze saek folslein saeklik spylje; wy moatte
it Wenningbidriuw as bidriuw sjen. (De hear Vellenga:
Hwer't minsken mei anneks binne!) Mar der binne net
allinne op dit momint minsken by bilutsen. Wy witte
allegearre, dat it in tige swiere saek is om foar de
minsken mei de lytste ynkommens nije wenningen to
bouwen. Dat haldt yn, dat wy uterst sunich wêze moat
te op üs aide wenningbisit; dat moatte wy yn in rid-
like steat halde. En eltsenien kin bigripe, dat dat jild
kostet, en dat dat jild fia de hieren binnen komme
moat. (De hear Heidinga: En de kosten wurde elts
jier heger.) (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: De
huurverhogingen zijn niet bestemd voor het onder
houd.) Op it momint, dat de wenning folslein öf
skreaun is, is it greatste part fan de hierforheging bi-
skikber foar it ünderhald. Ik leau net, dat wy op dit
stuit sizze kinne: Dy minsken wenje dêr goedkeap, lit
se mar sitte. It soe plesierich wêze dat to sizzen; dat
moat ik de P.v.d.A.-fraksje tastimme. Mar mei tsien
jier soene wy spyt hawwe fan dizze wize fan dwaen.
En dêrom hoe oantreklik it ek liket wy kinne
mei dat stanpunt net meigean. (De heer K-nol: Maar
U hebt nog niet bewezen, dat mijn redenering over tien
jaar zal leiden tot verkrotting enz.) As jo dêr noch
wer op yngean wolle, is it my bést. (De heer Knol:
Ik vraag gewoon om uitleg.) Jo hawwe in skema op-
steld. Net_in skema dat better is, mar in skema dat
de hierforheging biheint. Dat is Jou doel. (De heer
Knol: Niet alleen van mij, ook van de grootst moge
lijke meerderheid van de Commissie voor het Woning
bedrijf.) Ja, dat is my bikend. Mar ik fyn it advys fan
dy kommisje net in goed advys. Ik fyn it net goed op
dit momint de hieren to bifriezen of seis nei ünderen
gean to litten. (De heer Knol: Dat is de consequentie
van huurharmonisatie. Als je de huren niet wilt ver
lagen, moet je geen huurharmonisatie toepassen. Maar
de Minister is met de wet gekomen. Je moet niet een
zijdig harmoniseren naar boven; als het mogelijk is,
moet je ook harmonisatie naar beneden toepassen.
Anders is het niet consequent.) Ik tocht, dat, as jo
konsekwint hierharmonisaesje tapasse woene, jo net
bigjinne moasten de leechste hieren to forleegjen. Dan
komme de hieren noch fierder ütinoar to lizzen, of bi-
gryp ik it hielendal forkeard? (De heer Knol: Maar
wie verhoogt ze nu met 13 pet.?) (De Foarsitter: Is
de hear Miedema klear?) Ja, ik leau, dat ik alle fra-
gen biantwurde haw. (Laitsjen)
De heer De Vries: Ik had verwacht, dat we van de
heer Miedema een college zouden krijgen over de ont
wikkeling van deze zaak in de toekomst, maar hij heeft
ons niets nieuws verteld. (De hear Miedema: Hoe kin
ne Jo der dan op tsjin wêze?) Hij heeft mij alleen
maar versterkt in de gedachte, dat we met de huur
harmonisatie op de verkeerde weg zijn. Leeuwarden
gaat bij zijn harmonisatieplan uit van foutieve normen
en verhoudingen ten aanzien van de hoogbouw. Het
grote percentage hoogbouw trekt de zaak onnodig
scheef. Nu is er een mogelijkheid dat te corrigeren;
die is aangegeven in het advies van de Commissie voor
het Woningbedrijf. En waarom kan de Gemeente dit
advies niet eerst eens aan de Minister voorleggen om
hem te laten zien hoe de Raad er in Leeuwarden over
denkt? Het maakt voor een gezin enorm veel uit of
het 6% dan wel 13% huurverhoging te betalen krijgt.
Ik dacht, dat we daar oog voor moesten hebben. En
dan vind ik, dat de redenering van de heer Miedema
nergens op lijkt. Want na deze huurverhoging komt er
een nieuwe huurverhoging; hij moet maar eens uitreke
nen wat dat cumulatief gaat betekenen. En als hij
zegt, dat de huren niet verlaagd moeten worden, dan
betekent dat, dat we nooit harmonisatieplannen had
den moeten aanspannen. Als de harmonisatie mogelijk
maakt, dat er huren verlaagd kunnen worden, dan
moeten we dat ook consequent toepassen, want dan
betekent dat eenvoudig, dat de mensen in woningen
zitten waarvoor te veel huur wordt betaald.
De heer De Jong (weth.): De heer Knol heeft ge
vraagd of het standpunt van de werkgroep plus dat
van de Federatie plus dat van de Commissie voor het
Woningbedrijf wel echt in zijn geheel is bekeken in
het College. Daar zeg ik volmondig ja op. Wij hebben
er goed de tijd voor genomen; wij hebben de zaak goed
doorgesproken. Het bleek, dat we het niet eens kon
den worden; dat kunt U ook duidelijk in de nota lezen.
De heer Knol heeft gezegd, dat de werkgroep niet
begrepen heeft wat hij in juni van het vorig jaar naar
voren heeft gebracht. Ik dacht, dat de werkgroep dat
heel goed begrepen had; die is het alleen niet eens met
het uitgangspunt van de heer Knol en heeft dat ook
duidelijk gemotiveerd. De heer Knol kan weg zeggen,
dat zijn zienswijze de enig juiste is, maar dat is m.i.
niet waar. Persoonlijk zou ik hem willen zeggen, dat
hij naar mijn mening de zaak omdraait. Hij kan wel
ten aanzien van de situatie van de laatste vijf jaar