10 weten: Is hier wel het nodige aan gedaan? Zo niet, hoe zit het dan precies? De heer Bouma: Ik zal kort zijn. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevr. Brandenburg en ook voor een deel bij de woorden van de heer Van der Wal. Wat mij in deze plannen vooral benauwt, is, dat dit ook weer min of meer het vastleggen is van een toe komstige asfaltracebaan door het Willem Sprengers- kwartier, over de Ee naar Bilgaard. Ik acht het toch beter ondanks de waarschuwende woorden van de heer Heidinga om nu maar voor een deel op mijn schreden terug te keren. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb mij het ging mij eigenlijk net als de heer Heidinga even afge vraagd of het zin heeft nu nog te discussiëren over een raadsbesluit dat in oktober 1971 reeds is geno men. Ik geloof, dat, nu de betrokkenen de gelegen heid hebben gehad hun oordeel te geven, ik daar heel duidelijk het standpunt van B. en W. tegenover heb te stellen. Ik wil allereerst heel categorisch verklaren, dat het niet juist is, dat dit stuk van het tangentieel systeem uitsluitend gebaseerd is op het structuurplan van 1965. (Ik heb dat ook al eerder in deze Raad gezegd.) Het is ook heel erg duidelijk een element van het door de Raad in 1968 aanvaarde hoofdwegenplan. Ik voeg er nog aan toe, dat ook dezerzijds enkele voorbehou den zijn gemaakt, maar niet met betrekking tot dit onderdeel van het totale systeem. Ik geloof, dat wat de heer Heidinga gezegd heeft de Raad weet wel, dat ik mij daar in het algemeen ook op beroep juist is, n.l. dat, als de Raad een besluit heeft genomen, B. en W. gehouden zijn dat besluit uit te voeren. Ik wil vervolgens opkomen tegen de suggestie, dat op deze wijze een omsnoering van de binnenstad door asfaltbanen zal ontstaan. Waar ik telkenmale met na druk voor waarschuw, is, dat de binnenstad van Leeu warden zoals die nu functioneert, wil zij haar functie behouden, aangewezen is op een goed verkeerssysteem. Als de binnenstad zoals ik het pleeg te noemen bereikbaar en aanrijdbaar is voor auto's, zijn wij pas in staat de functie van de binnenstad goed in stand te houden. (De hear Singelsma: Mar dat leauwe wy net!) Dat hoege Jimme net to leauwen. Het is een standpunt dat ik een- en andermaal heb verkondigd en dat ik gelijk heb, zal straks ook bij de volgende verwerking van de stof die beschikbaar is voor het nieuwe binnenstadsplan heel erg duidelijk blijken, dacht ik. Hiermee heb ik op dit moment alles over dit stuk binnenstadstangent gezegd; ik meen nog altijd, dat de beslissing die de Raad destijds genomen heeft, juist is en ik sta wat dat betreft, t.b.v. de binnenstad, nog steeds achter die beslissing. Ik kom dan tot het belangrijkste onderdeel van het betoog van de heer Heidinga, n.l. zijn vraag: Hoe zijn de onderhandelingen geweest met de betreffende eige naren? Kunnen we het in wezen wel onderhandelingen noemen? Ik moet de heer Heidinga toegeven, dat het overleg met de betrokkenen niet zo eenvoudig is ge weest. Ik wil de Raad niet onthouden waar dat aan ligt. Wij konden t.a.v. het moment, waarop deze zaak ac tueel zou worden, de betrokkenen geen enkele zeker heid geven. Het was in dat opzicht dus een vrij moei lijke situatie voor de Gemeente. Dit probleem sloot natuurlijk overleg en onderhandelingen niet uit. Ik wijs er echter wel op, dat er enkele eigenaren bij zijn voor wie het ook gaat om verplaatsing van bedrijven e.d.; voor hen heeft een beslissing tot verkoop nogal vérstrekkende gevolgen. Ik wijs er ook nog op, dat er een aantal bejaarde eigenaren zijn die moeilijk zijn te overtuigen van de noodzaak dat zij daar op hun hoge leeftijd nog vandaan moeten. Zo zijn er een aantal din gen die het overleg en de onderhandelingen bemoei lijken. Het is inderdaad gebruikelijk, dat wij over meer onderhandelingsmateriaal beschikken bij onteigening, het is ook gebruikelijk, dat wij onteigening als uiterste middel hanteren, en ik dacht, dat ik de heer Heidinga kan contenteren als ik met de Raad kan afspreken, dat de Raad het gevraagde besluit neemt en dat B. en W. dat niet uitvoeren dan nadat met betrokkenen op reële basis verdere onderhandelingen zijn gevoerd. Als wij tot die afspraak kunnen komen, zijn wij duidelijk een stap verder. Ik zou nog willen opmerken ik wil dat de Raad niet onthouden dat in de loop van de vorige week de subsidiebeschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat is binnengekomen waarin de zinsnede voor komt: „zodat tot aanbesteding van het werk kan wor den overgegaan." Daar zitten natuurlijk nog wel een aantal perikelen aan vast dat geef ik onmiddellijk toe maar ik dacht, dat wij op dit ogenblik zo ver zijn, dat wij de aanvang van de uitvoering van het werk reëel onder ogen kunnen zien. Dat betekent niet meer, dan dat wij de T-aansluiting van Tuinen met Noorderweg klaar maken en een betere verkeerssitua tie scheppen op een punt, waar die situatie nogal moei lijk is. Tenslotte word ik schoolmeesterachtig, maar ik zeg het toch nog maar weer: het wordt geen vierbaans weg; het wordt een vierstrooks weg bestaande uit twee gescheiden rijbanen. De Voorzitter: Ik stel voor, dat we na de koffie pauze eerst dit punt afhandelen, daarna het punt be treffende de huurharmonisatie afwerken en dan de agenda verder afhandelen. De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergade ring. De heer P. D. van der Wal: Als ik het goed be grepen heb, heeft de Wethouder verteld, dat hij er nog steeds volledig achter staat, dat de binnenstadstan genten op deze schaal (2 x 9 m) worden uitgevoerd, en dat hij ook bij de komende discussie over de binnen stad hieraan vast blijft houden. Dat heeft dan tot con sequentie, dat de rest van het oosttangent op dezelfde schaal wordt gerealiseerd en dat er vlakbij de kazerne een brug moet komen. Een weg van 2 x 9 m is op de plaats van de Oosterkade m.i. niet mogelijk. Ik vind het een ramp, dat de Wethouder aan deze plannen blijft vasthouden. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik ben met de heer Van der Wal van mening, dat het jammer is, dat de Wethouder aan het oorspronkelijke plan verder wil werken. De mensen die op de hoorzitting waren, zijn er vanuit gegaan, dat er nog over gepraat kon wor den. Zij hebben toch goed geargumenteerd naar voren gebracht, dat zij er anders over denken! Ik zie niet in waarom wij een hoorzitting hebben gehouden, waar om wij vragen wat de mensen willen als zulke belang rijke dingen, waar weer zoveel belangrijke beslissingen aan vast zitten, al vast liggen. Dan kunnen we maar beter geen hoorzittingen houden. De hear Singelsma: Ik bin it wer folslein mei mefr. Brandenburg iens. Wy halde greate „hearings"; mar as de Wethalder dêr hielendal gjin oandacht oan bi- steget, kinne wy better mei dy hiele apekoal ophaldc. De hiele binnenstêd is yn diskusje, ek dizze saek dus. En nou wurdt der mar gewoan op it gewoane stramyn trochgien. De hear Heidinga seit dêrfoar is hy in goede kalvinist In riedsbislüt moat ütfierd wurde. Dêr sit fansels wol hwat yn, mar op dizze manier bi- steegje wy hielendal gjin oandacht oan hwat der troch de minsken op 'e „hearing" sein is. Ik bin der pür op tsjin en ik winskje der gjin inkele meiwurking oan to forlienen. Mar dat wie ek wol bikend. De heer Buising: Als het tot stemming mocht ko men, ben ik ook van plan tegen te stemmen. De heer Tiekstra (weth.): Ik moet, ter vermijding van misverstanden, nadrukkelijk zeggen, dat op dit ogenblik aan de orde is een voorstel om een verzoek te richten tot de Kroon tot de onteigening van de in dit voorstel genoemde percelen. (De hear Singelsma: Ja, dat wisten wy wol.) Dat wil ik met nadruk vast leggen, omdat vast staat, dat, als dit voorstel niet door de Raad wordt aanvaard, alleen de onteigening niet wordt aanvaard. En dat betekent, dat de door de Raad genomen besluiten m.b.t. de verkeersvoorzienin- gen recht overeind blijven. Dat moeten we heel duide lijk met elkaar afspreken. Ik wil vervolgens zeggen ïi ik heb het, dacht ik, bij een eerdere gelegenheid ook al eens gezegd dat, al liggen hoekpunten vast in het bestaande beleid, dit in het geheel niet impliceert, dat daarmee ook de tracé's tussen de hoekpunten kei hard vast liggen. (De hear Singelsma: Leauwe Jo dat seis?) De hear Singelsma sjocht my wol wreed oan (De hear Singelsma: Ik sjoch freonlik, hear.) As Jo dan nou freonlik sjogge, dat soe ik Jo wol ris sjen wolle as Jo wreed sjogge. (Laitsjen) Ik heb al verschillende keren in de Raad gezegd, dat er een be leid is, dat door de Raad aanvaard is; B. en W. zijn gehouden dat beleid uit te voeren. Dat is, dacht ik, een duidelijke zaak. Of er in de hele nadere discussie, de herbezinning over de binnenstadsproblematiek elemen ten zitten die tot aanpassing van het beleid zullen lei den, zal m.i. straks bij de behandeling van deze proble matiek moeten blijken. Een heel andere zaak is en daarbij heeft een ieder recht op zijn standpunt; dat zal de Raad zich terdege moeten realiseren dat ook in die situatie deze Wethouder zal pleiten voor een goede verkeersaccommodatie t.b.v. onze binnenstad. Hierover mag geen misverstand rijzen. De Voorzitter: Hiermede is de discussie over dit punt afgesloten. Vraagt iemand stemming over het voorstel van B. en W. Ja, dan breng ik het in stem ming. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 24 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, J. Dijkstra-Bethlehem en G. Visscher-Bouwer en de heren S. Bouma, G. Buising, T. H. van Haaren, J. Knol, J. B. Singelsma, K. Spoel- stra, P. van der Veen en P. D. van der Wal. Punt 2, sub O (Voortzetting). De Voorzitter: Voordat ik vraag of er nog raads leden een stemverklaring of iets dergelijks willen af leggen met betrekking tot de motie die door de heer Knol is ingediend, moet ik de Raad er wel op wijzen, dat, wanneer de Raad deze motie aanneemt, die, zoals die nu luidt, niet kan worden uitgevoerd. In de motie wordt B. en W. opgedragen de huurharmonisatie uit te voeren zoals door de Commissie voor het Woning bedrijf is geadviseerd. Wij hebben dat niet te beslis sen. De Minister bepaalt de huren. Wij zijn niet an ders dan een uitvoerende instantie. Ik zegt de Raad dit liever van te voren. Het zou verkeerd zijn het pas te zeggen als de motie zou zijn aangenomen. De heer Vellenga: Ik vind het erg correct en attent van U ons hierop te wijzen. Het kan misschien zin hebben de tekst van de motie nog even nader te be kijken. Dat geeft U de indieners van de motie ook eigenlijk met zoveel woorden in de mond. Dat respec teer ik van mijn kant ten zeerste. Ik zou er, met Uw goedvinden, nog eèn orde-mededeling aan toe willen voegen. U weet, dat de heer Knol op een bepaald mo ment gezegd heeft: Ik hoor nu, dat de betreffende voor stellen al zijn ingediend; ik acht dat onjuist en ik heb er behoefte aan daarover nog even overleg te plegen met mijn fractievoorzitter. Er is in de pauze in de hele fractie overleg gepleegd en dat heeft er toe geleid, dat wij, onverwacht voor het feit gesteld, nog een tweede motie hebben waarin wij de procedure die U gevolgd hebt, menen te moeten afkeuren. En ik zou dus van U graag de vrijheid will envragen voor twee dingen: le om de redactie van de eerste motie nog even te bezien en 2e om de heer Knol de gelegenheid te geven de andere motie waar ik op doelde, alsnog in te dienen. De Voorzitter: Ik stel voor, dat U het overleg over de redactie van de motie voert in de tweede koffie pauze; mochten we voor de tweede pauze klaar zijn, dan kunnen we de vergadering wel even schorsen. Na het beraad kunnen we dan de moties afwerken. (De lieer Vellenga: Ik heb het gevoel, dat we niet aan die pauze toekomen, maar misschien ben ik te opti mistisch. Ik ga akkoord met Uw voorstel.) Goed, dan gaan we nu verder met de ons nog resterende punten. Punt 10 (bijlage no. 40). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 65). De heer Schaafsma: Tegen de overdracht als zo danig kan ik weinig inbrengen. Het lijkt mij in het belang van alle betrokkenen, dat de overdracht plaats heeft. In 1964 kon de Ver. tot Bescherming van Dieren het quarantainegebouw niet naast het toenmalige asiel op het Kalverdijkje plaatsen; dat kan nu gelukkig wel. Als ik nu bekijk wat wij de Dierenbescherming toe denken, dan lijkt het in eerste instantie wel royaal. We zijn n.l. bereid om in het vervoer onze medewer king te verlenen en we zijn van plan om het subsidie te verhogen. Maar bij dat laatste is er iets dat ik niet helemaal begrijp. Als er n.l. een restant is, zijnde een kostenverschil van f 6.800,wat is dan eigenlijk de motivering om de verhoging van het subsidie vast te stellen op f6.000,Als ik het zo lees, dan zou ik zeggen, dat U toch ten minste op f 6.800,zou hebben moeten uitkomen. De heer De Jong (weth.): Het verschil waar de heer Schaafsma naar vraagt, zit hem in de tijd die de directeur van het Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf tot nu toe ten dienste van het quarantinegebouw be steedde. Die tijd blijft ten laste van de Gemeente; dat is geen besparing. De tijd die werd besteed aan toe zicht houden en dienstverlening door de Gemeente valt weg en wordt niet meer toegerekend. Daar zit de kostenbesparing in. De kostenbesparing hebben we in subsidie omgezet. Vandaar het verschil. De heer Schaafsma: Dit argument spreekt mij wel aan. Maar ik heb een ander argument. Je kunt ook zeggen: Laten we royaal zijn. Wij krijgen n.l. een stuk grond vrij op het terrein van het Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf; dat stuk grond zullen we in de toe komst hopelijk wel weer kunnen gebruiken. In de eer ste plaats is het zo, dat, als wij nu een subsidie vast stellen van f 6.000,dat een verrekening op salaris is. Ik ben er zo bang voor, dat, als wij aan het eind van het jaar zijn gekomen, de salarispost bij elk bedrijf met 8 a 9% verhoogd zal zijn. Dat is dus al een eerste aanwijsbare schade voor de Dierenbescherming. Wij verrekenen op dit moment, terwijl wij aan voelen ko men, dat we binnen een jaar als we dan hadden moeten verrekenen een hoger bedrag zouden heb ben moeten geven. Ik vind eerlijk gezegd, dat we, ge zien de financiële situatie van de Dierenbescherming, een hoger subsidiebedrag toch ook wel zouden kunnen verantwoorden tegenover G.S. Wij zouden het subsidie m.i. een beetje royaal moeten schatten en moeten vast stellen op f 6.800,Kunt U dat niet in overweging nemen? Ik vraag dit met het oog op de stijgende sa lariskosten. De heer De Jong (weth.)De financiën zijn juist het probleem. Gelet op onze financiële positie kunnen wij geen subsidieverhoging toestaan. Hier gaat het om een post waarop we besparen tegenover een subsidie verhoging. Wij hebben de Dierenbescherming niets toe gezegd. Men rekent er dus van die kant niet op. Ik dacht, dat men met een bedrag van f 6.000,bijzonder blij was. Om er nu nog een bedrag bij te doen waar geen kostenbesparing tegenover staat, lijkt mij niet juist. Dan komen wij in de moeilijke sfeer van art. 12; nu kunnen we daar buiten blijven. Vandaar het voor stel zoals het voor U ligt. Het is jammer, maar wij kunnen moeilijk anders. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 12 t.e.ni. 18 (bijlagen nos. 49, 48, 62, 52, 47, 57 en 61). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 64). De Voorzitter: Ik stel dit voorstel aan de orde, in clusief de daarop voorgestelde correcties die U zijn uitgereikt. De heer Bouma: Het verheugt mij, dat de Gemeen te met deze financiële regeling tot steun voor wo-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 6