AStb.
12
ningverbetering keurig op tijd is en in de pas loopt
met de hele actie t.a.v. de woningverbetering die in de
Transvaalwijk plaats vindt. Zoals U weet, is de „Bouw
keet" geopend door Weth. Tiekstra en is men inmid
dels met de verbouw van een aantal woningen begon
nen. Maar er is toch in de Transvaalwijk, waar deze
regeling dus een gunstige werking zal hebben, enige
ongerustheid. Men vraagt zich n.l. af, of alles wel
op tijd komt; er is nog steeds geen bestemmings
plan voor de Transvaalwijk. Ik zou toch wel graag
willen weten wanneer dat bestemmingsplan in de Raad
komt. Ik vraag het bij deze gelegenheid, omdat de tijd
dringt. Wij hebben een voorbereidingsbesluit genomen
en dat is al een keer verlengd. Naar mijn informatie
kan zo'n besluit maar één keer verlengd worden en
dus in totaal voor twee jaar gelden. Ik meen te weten,
dat de verlenging in juli afloopt. Er is dus niet zo
gek veel tijd meer om dit bestemmingsplan in de Raad
te brengen, goed te keuren en dan zijn verdere loop te
doen hebben. Ik zou dus erg graag weten of deze za
ken tijdig hun beslag zullen krijgen. Wanneer kan de
Raad het plan verwachten?
De heer Meijerhof: Ik wilde graag een opmerking
maken over de redactie van het besluit en met name
van art. 2, sub e. Art. 2, sub e begint als volgt; „De
kredietnemer zal door bemiddeling van de kredietgever
de betreffende woning" enz. Wij hebben daar ook al
een wijziging op gekregen. Bij het lezen van de oor
spronkelijke tekst bekruipt je het gevoel, dat hier spra
ke is van een gedwongen winkelnering. Deze gedwon
gen winkelnering zal ook de bedoeling van het College
niet zijn geweest. Vandaar ook, dat er een wijziging is
aangebracht. De schrijver van het stuk heeft vermoe
delijk op zijn bureau ook een stuk gehad waarin de
voorwaarden van een geldlening vermeld staan; zo
doende is, dacht ik, dit in de tekst gekomen. De ver
betering die men heeft proberen aan te brengen, is de
toevoeging: „overigens met volledige vrijheid van keu
ze van de verzekeringsmaatschappij". Ik dacht, dat we
het veel eenvoudiger konden doen door de nagezonden
wijziging te vergeten en in de oorspronkelijke tekst de
woorden „door bemiddeling van de kredietgever" door
te halen. Ik kan mij voorstellen, dat de kredietgever
die zijn winst zal moeten halen door geld uit te zetten,
daarnaast probeert ook nog een graantje mee te pikken
in de provisie voor de verzekeringen. Dat is begrijpelijk
en het is, dacht ik, ook een goed koopmansgebruik. De
branchevervaging neemt in elke branche toe, dus ook
bij het bankwezen of de kredietgevers. Maar ik dacht,
dat het niet op de weg van de Gemeente lag om ex
pliciet aan te geven, dat de kredietnemer de brandver
zekering via de kredietgever moet afsluiten. Volgens
mij heeft de Gemeente er als borg wel belang bij, dat
het betreffende pand goed is verzekerd. Maar dat dat
in deze bewoordingen in het besluit moet worden vast
gelegd, betwijfel ik en ik zou U dan ook in overweging
willen geven de woorden „door bemiddeling van de
kredietgever" door te halen. De correctie die U op sub
e hebt aangebracht kan dan vervallen.
De heer Tiekstra (weth.): De vraag van de heer
Bouma overvalt mij. Het is een vraag die m.i. volko
men buiten de orde is. Ik moet dus improviserend ant
woorden. Naar mijn mening wordt toepassing van de
betrekkelijke regelingen op dit plan niet belemmerd
door de procedure-kwestie die de heer Bouma aanroert.
Er is n.l. een goed functionerend overleg met het De
partement van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde
ning, in het bijzonder met de betreffende afdeling, over
de subsidiëring.
Afgezien van de vraag of verlenging van het voor
bereidingsbesluit mogelijk is ik meen van wel
valt niet aan te nemen, dat rekening houdende met
de procedure die bij bestemmingsplannen gebruikelijk
is het bestemmingsplan voor de Transvaalwijk nog
voor 1 juli bij de Raad kan komen ter vaststelling. Het
voorgeschreven overleg moet n.l. nog plaats vinden;
er moet eerst nog overeenstemming zijn met de be
trokkenen. Ik dacht, dat redelijkerwijs mag worden
aangenomen, dat dit plan nog dit jaar ter vaststelling
bij de Raad kan komen. Maar ik zeg „redelijkerwijs
mag worden aangenomen", omdat niemand weet hoe
veel tijd het voorgeschreven overleg terzake vergt. Als
uit het overleg een aantal bemerkingen komen die
aanpassingen nodig maken zowel van de ontwerp-voor-
schriften als van het ontwerp-plan, dan ben je zo maar
weer een halfjaar kwijt. Ik geloof dus, dat ik mag zeg
gen a. dat de beletselen die de heer Bouma veronder
stelt wegens het ontbreken van een plan, er niet zijn;
dat zeg ik zeer categorisch en b. dat hij de moeilijk
heden die bij het tot stand komen van bestemmings
plannen nu eenmaal kunnen bestaan, niet moet onder
schatten; het tot stand brengen van het plan kan wel
eens meer tijd vergen, dan hij veronderstelt. Wij zullen
wel tijdig als er geen wettelijk beletsel is weer
een nieuw voorbereidingsbesluit vragen. Dat staat uit
voering van bouwplannen uiteraard niet in de weg,
want die kan met toepassing van art. 19 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening altijd plaats vinden.
De heer De Jong (weth.): De door de heer Meijer
hof bedoelde clausule geeft, dacht ik, een nadere pre
cisering van de wijze waarop het College deze zaak
wil regelen. In het overleg met de bankinstellingen
hebben de bankinstellingen aangeboden de kwestie van
de verzekering te controleren. Maar ik ben met de
heer Meijerhof van mening, dat de door hem genoem
de woorden niet in art. 2e voor behoeven te komen.
Er mag nooit de indruk gewekt worden, dat het ge
dwongen winkelnering is. Wij moeten nog maar eens
nagaan hoe wij deze zaak met de banken kunnen
regelen; misschien zullen wij zelf moeten gaan con
troleren. Wij nemen de suggestie van de heer Meijer
hof over. Ik heb U alleen even willen zeggen hoe die
woorden erin gekomen zijn.
De heer BoumaIk neem aan, dat ik binnen de
orde ben, want U, mijnheer de Voorzitter, hebt geen
bezwaar gemaakt toen ik in eerste instantie het woord
voerde. (De Voorzitter: Nou, U was wel buiten de
orde, maar(Gelach) Ik wilde alleen nog dit op
merken. Als het zo is als de Wethouder zegt, dat het
nog zolang moet duren voor er een bestemmingsplan
is, hoop ik, dat ik de kans krijg op een gepast mo
ment en bij een goede gelegenheid hierop terug te
komen, want ik vind het heel erg, dat het nog langer
dan een halfjaar zal duren voor het bestemmingsplan
in de Raad komt; er komt dus geen plan binnen de
termijn van het lopende voorbereidingsbesluit. Ik wil
mij er nog wel eens over beraden en ik zal t.z.t. als ik
de kans krijg hierop terug komen.
De Voorzitter: De door de heer Meijerhof voorge
stelde correctie wordt aangebracht. Bovendien zal in
art. 2, sub g de correctie worden aangebracht die U
bij brief van 16 februari (als aanvulling op de raads-
brief) is medegedeeld.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het monde
ling door de Voorzitter gecorrigeerde voorstel van
B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 51).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 60).
De heer J. de Jong: Er wordt ons het voorstel voor
gelegd de Dienst voor Stadsontwikkeling zo spoedig
mogelijk te laten functioneren en directeuren te be
noemen; ook wordt ons voorgesteld over te gaan tot
het aantrekken van een hoofd-directeur. Nu hebben
wij in een vorige raadsvergadering deze zaak ruim
uitgesponnen; ik geloof niet, dat we er weer over
hoeven te beginnen. Maar ik heb toch wel een vraag.
In de raadsbrief staat o.a.: „Teneinde dit te kunnen
verwezenlijken moet de Dienst Stadsontwikkeling for
meel worden aangewezen als tak van dienst, overeen
komstig art. 252 van de Gemeentewet. Deze aanwijzing
is onderworpen aan goedkeuring van Gedeputeerde
Staten." Nu komt straks het benoemen van drie direc
teuren aan de orde. Ik vraag mij af, of het eigenlijk
wel juist is als dit voorstel is aangenomen om
straks over te gaan tot het benoemen van drie direc
teuren. Moeten we niet eerst eens afwachten hoe er
op gereageerd wordt. Krijgen we aanstonds wel een
13
hoofd-directeur? We krijgen straks in deze dienst een
vrij zware top; we hebben daar met elkaar toe beslo
ten. Maar om nu eerst drie directeuren te benoemen
en dan eens te gaan kijken of we een hoofd-directeur
krijgen? Hoe staan G.S. hier tegenover? Ik zou niet
graag geconfronteerd worden met de beslissing van
G.S.: Jullie hebben nu drie directeuren in plaats van
drie adjunct-directeuren; het is altijd goed gegaan, jul
lie moeten het hier maar mee doen. Ik wil hier wel
graag een antwoord op hebben.
De heer Vellenga: Ik kan U wel zeggen, dat soort
gelijke overwegingen als die de heer De Jong op dit
moment verwoordt, ook in onze fractie hebben geleefd.
Ik dacht, dat het om twee formele en materiële dingen
ging: a. hoe staat het met de goedkeuring van G.S.
van dit raadsbesluit? en b. hoe zal het op Binnenlandse
Zaken komen met de nieuw voorgestelde formatie van
deze belangrijke gemeentelijke dienst? Wij kenden die
formatie tot nu toe in deze Gemeente niet als zodanig
en U weet, dat ook wel in het verleden van tijd tot tijd
bij minder belangrijke formatie-wijzigingen altijd op
nieuw met Binnenlandse Zaken moest worden gecon
fereerd en onderhandeld. Ik zou mij dus kunnen voor
stellen, dat je uit hoofde van belangenbewaking van de
betrokken mensen aan deze beide aspecten toch wel
enige aandacht gaat besteden, te meer, omdat je jc
ook nog zou kunnen voorstellen, dat de Raad van
avond alleen maar besluit tot het instellen van deze
Dienst voor Stadsontwikkeling en dat samen met het
oproepen van een hoofd-directeur ook gewoon directeu
ren worden opgeroepende mensen die al in dienst
zijn zouden dan ook kunnen solliciteren. Als je het
volgens het boekje doet, zou het op die manier moe
ten. Nu heeft mijn fractie er alle begrip voor, dat je
in deze zeer bijzondere omstandigheden, waar je weet,
dat je met bepaalde functionarissen te maken hebt en
wij in al onze beschouwingen over dit vraagstuk ook
altijd van hun aanwezigheid zijn uitgegaan, over dat
bezwaar heen stapt. Maar ik dacht, dat het alleen maar
geaccentueerd wordt wanneer we nu op stel en sprong
in één raadsvergadering beide besluiten waar ook
de heer De Jong over sprak gaan nemen. Ik heb
er ook wel behoefte aan zonder dat ik al een defini
tief standpunt inneem namens mijn fractie eerst
eens even Uw reactie af te wachten op deze formele
tegenwerpingen, zowel naar de kant van G.S. als van
Binnenlandse Zaken.
De Voorzitter: Weth. Tiekstra zal stellig wel het
een en ander hierover willen zeggen. Ik zou van mijn
kant alleen iets willen zeggen over de kwestie van
Binnenlandse Zaken. Wij mogen ervan uitgaan, dat
wy met dit voorstel, zoals het thans wordt gedaan,
geen problemen krijgen met Binnenlandse Zaken. Op
Binnenlandse Zaken is in het verleden alleen aan de
orde geweest het salaris van de eerste man. Daarvoor
zijn Weth. De Jong en ik destijds bij de Staatssecreta-
i is geweest en daarover hebben wij overeenstemming
bereikt. Ons voorstel is om de nieuw aan te stellen
hoofd-directeur op dezelfde wijze te salariëren als de
oude directeur Openbare Werken, zodat we dus op
grond daarvan de nieuwe dienst krijgt een bredere
strekking ervan uit mogen gaan, dat we met Bin
nenlandse Zaken geen problemen zullen krijgen t.a.v.
de voorstellen die wij nu aan de Raad hebben gedaan.
Wat betreft het nu al voorleggen van de betreffen
de voorstellen, geef ik het woord aan Weth. Tiekstra.
De heer Tiekstra (weth.): Ik houd mij liever bui
ten de discussie over de formele kant. Ik kan mij voor
stellen, dat men de instelling van de dienst los koppelt
van de gevolgen van die instelling, d.w.z. in die situatie
los koppelt van het verlenen van ontslag aan de hui
dige functionarissen en het benoemen van de toekom
stige functionarissen. Een ander punt is ik zit dan
toch even in die formele sfeer, maar laat ik het ma
terieel gaan bekijken dat ik moet bevestigen, dat
dit materieel geen verschil uitmaakt. En ik dacht, dat
het op zich genomen verstandig was om de besluiten
die nu kunnen worden genomen, ook inderdaad te ne
men, opdat de directie al is die dan incompleet
ook feitelijk als directie kan functioneren. De oproep
voor de vacature waarin voorzien wordt want meer
is dat niet zal eind deze week in de verschillende
media verschijnen; die procedure gaat dus lopen. Dit
is op het ogenblik mijn bijdrage tot de discussie.
De Voorzitter: Ik wil er nog graag aan toevoegen,
dat wij het, ook in verband met de hele gang van za
ken bij de dienst, bijzonder op prijs stellen zo spoedig
mogelijk, ook ten aanzien van degenen die deze dienst
moeten runnen, met duidelijkheid te komen. Wij heb
ben er overleg over gepleegd met het bureau Twijnstra
en Gudde, dat met het onderzoek bezig is. Weth. Tiek
stra en ik hebben er ook met de huidige directie over
gesproken. Ik kan U de verzekering geven, dat er al
gemene overeenstemming over bestaat om de stappen
te zetten die nu worden voorgesteld. Ik dacht, dat die
ook in overeenstemming waren met hetgeen wij in de
begeleidingscommissie, waarin ook een aantal raads
leden zitten, hebben besproken.
De heer J. de Jong: U moet niet uit mijn woorden
opmaken, dat ik de zaak wil ophouden. Zoals het in
de raadsbrief staat, geeft het mij toch wel echt te den
ken. Stel je voor, dat G.S. zeggen: We onthouden U
de goedkeuring. Hierop heb ik nog geen antwoord ge
kregen. Wij lopen, dacht ik, een beetje op de zaken
vooruit. Ik zag persoonlijk liever, dat we dit besluit
vanavond nemen, en dat we daaraan de benoeming van
een hoofd-directeur vast koppelen. Zoals de heer Vel-
lenga zegt: We plaatsen dan een oproep voor een
hoofd-directeur en drie directeuren voor deze nieuwe
dienst. Voor mij staat dan wel vast, dat er geen enkel
bezwaar tegen is de drie mensen die op dit ogenblik al
werkzaam zijn te benoemen; dat is helemaal geen pro
bleem. En als het eventueel een zaak van optrekken
van salarissen moet zijn, zal het bij de Raad ook geen
enkele tegenwerking ondervinden om dat met terug
werkende kracht te doen plaats vinden, dacht ik. Er
zit voor mij toch ergens wel een vraagteken in.
De heer Vellenga: Ik heb er toch wel behoefte aan
een mogelijk misverstand, dat bij de heer De Jong
leeft, weg te nemen. Ik heb gezegd: Als we volgens
het boekje zouden handelen, zouden we niet alleen een
hoofd-directeur, maar ook drie directeuren op moeten
roepen, met een vrije sollicitatie van wie dan ook, dus
ook van de drie al bij de dienst werkzame mensen.
Ik heb gezegd: Ik heb zoveel begrip voor de situatie
waarin we leven, na alle discussies die we erover heb
ben gevoerd, dat dat van mijn fractie niet hoeft. Er
zou m.i. volstaan kunnen worden met het oproepen
van een hoofd-directeur. Dan zouden dus inderdaad,
ook naar ons gevoelen, deze drie mensen benoemd kun
nen worden. Maar ik heb daar dus een paar dingen
over willen zeggen om deze mensen zoveel mogelijk,
wat hun positie betreft, te sauveren en zekerheid te
geven. Nu zal waarschijnlijk de zaak van de goed
keuring van G.S. min of meer een formele zaak zijn,
zoals te doen gebruikelijk is t.a.v. dit soort dingen.
Maar dan blijven toch over twee andere dingen. Ie
Wat die formatie betreft, hoeft de goedkeuring natuur
lijk niet automatisch samen te vallen met het wel ak
koord willen gaan met de salarisniveaus; dat is niet
iets dat onlosmakelijk aan elkaar vast hoeft te zitten.
2e Bij het volgende punt van de agenda gaan wij de
Bezoldigingsverordening pas weer opnieuw wijzigen en
ook daar moet nog een goedkeuring voor komen. Nu
hebben we, dacht ik, de keus uit twee dingen. Of wij
nemen dit voorstel wel aan en benoemen vanavond nog
niet in afwachting vanöf wij zeggen: Goed, de
zaak moet voortgang vinden; de mensen moeten eni
germate weten waar ze aan toe zijn en wij benoemen
wel, maar U deelt hen mee, dat er mogelijk formele
beletselen zouden kunnen zijn en dat zij daar ernstig
rekening mee moeten houden. Ik dacht, dat de mensen
dan met open ogen de benoeming accepteren en wg
toch met deze zaak verder kunnen gaan.
De heer B. P. van der Veen: Het is mij niet hele
maal duidelijk welk bezwaar er zou kunnen zijn om
dit punt èn het punt dat er aan vast zit aan te houden
tot de benoeming van de hoofd-directeur ook kan
plaats vinden. Als die oproeping, praktisch gesproken,
al onderweg is, dan kan dat al vrij snel gebeuren. Welk
bezwaar is daar tegen?