18
lessen; het zijn geen groepslessen. De kosten van de
ensemblelessen moeten we in feite op het individuele
tarief toerekenen. (Mevr. Visser-van den Bos: Dan
wordt het verschil natuurlijk nog groter.) Per leerling
niet; je pakt er dan meer leerlingen bij voor dat ene
lesuur, dat ze anders missen.
Dan nog iets over de buitenleerlingen. Ik kan nu
niet meer praten over wat wij al niet krijgen uit de
Financiële verhoudingswet waarmee wij onze taken
t.o.v. de buitengemeenten zouden kunnen financieren
in Leeuwarden. Het zou trouwens ook een onmogelijk
verhaal worden, want een van de problemen in onze
financiële situatie is, dat de centrumfunctie in de Fi
nanciële verhoudingswet in feite niet wordt gehono
reerd. Leeuwarden loopt in inwonertal achteruit; de
regio Leeuwarden loopt niet in inwonertal achteruit.
Sommige centrale voorzieningen t.a.v. cultuur, ver
keer e.d. moeten meer aandacht hebben, dan wan
neer al die mensen uit de regio in Leeuwarden woon
den en dat vind je helemaal niet terug in de financiële
verhouding Rijk-Gemeente. Ik geloof, dat dat een
apart probleem is; de gemeenten moeten de zaak op
dit punt ook wel aanpakken.
Wij leggen inderdaad geld toe op de buitenleerlin
gen; dat wil ik niet ontkennen. Wij hebben tot nu toe
bij de buitenleerlingen altijd zo gerekend: Wanneer-
wij ongeveer de directe kosten er uit zouden kunnen
krijgen, dan moeten we als Leeuwarden de rest maar
laten, zitten (de kosten van administratie, gebouw e.d.)
want zo'n groot aantal leerlingen leveren de buiten
gemeenten nu ook weer niet. Er moet geconstateerd
worden, dat in feite maar heel weinig buitengemeenten
voor deze leerlingen zijn gaan betalen; ik meen dat
het er maar twee of drie zijn. Voor de andere buiten-
leerlingen worden de extra bedragen door de ouders
of op andere wijze bijeen gebracht. Ik dacht, dat, waar
het niet zo'n groot aantal betreft(Mevr. Visser-
van den Bos: Het zijn er 100.) Ja, maar 100 op de
1200 is dus niet zo veel. (Mevr. Visser-van den Bos:
We moeten van die 1200 de 300 van de A.V.M. af
trekken, want daar leggen we niet op toe. Het gaat
dus om 100 op de 900.) Nee, daarbij gaat het vooral
om groepslessen. Maar het blijft een moeilijk punt in de
hele verhouding met de buitengemeenten. Het gaat in
derdaad om een groot bedrag en in feite zouden dit
soort zaken in evenwicht moeten worden gebracht
door een verhoging van het rijkssubsidie. Want onze
onderhandelingen met de buitengemeenten, en ook
met name die m.b.t. het Muziekinstituut, hebben een
aantal jaren geleden niets maar dan ook niets opge
leverd. Men wil soms nog wel zover gaan, dat men de
redelijkheid erkent, maar men is er niet toe bereid er
geld voor op tafel te leggen. Gezien de situatie op dit
moment geloof ik niet, dat je er nu aan moet knoeien.
In het geheel van het tekort van dit instituut is het
nog niet zo'n groot bedrag. (De heer Vellenga: Met
gewestvorming zou er wat dit betreft misschien wel
muziek in kunnen zitten.) Inderdaad, en m.n. wanneer
een gewest een eigen financieel statuut zou krijgen.
Dan zou je er uit zijn. Maar daarover bestaat tussen
U en mij ook geen verschil van mening, mijnheer Vel
lenga.
Hoe kom je met de groepstarieven uit als de groep
kleiner wordt? Dat is natuurlijk een kwestie van gok
ken. Tot nu toe heeft men geprobeerd altijd aan de
lage kant te gokken wat de tarieven betreft er
waren ook niet zoveel groepen, dus dat kon men vrij
gemakkelijk doen omdat de kans, dat de groep gro
ter wordt, groter is dan de kans dat de groep kleiner
wordt. Bij een kleinere groep moet je met een ander
tarief gaan werken. Ik zie ook niet een andere moge
lijkheid. Het wordt eenvoudiger als de groepslessen
goed van de grond komen, want dan is het gemakke
lijker via hergroeperingen weer tot bepaalde stan-
daardgroepen te komen. Maar als je een stuk of 4
groepen hebt, dan kunnen 2 of 3 leerlingen de situa
tie belangrijk wijzigen.
Dan heeft mevr. Visser gevraagd elk jaar de tarie
ven aan te passen aan de trendverhogingen van de
salarissen. Ik dacht, dat wij wel zo ongeveer ieder
jaar met een voorstel tot optrekking van de tarieven
komen en dat die aanpassing daar dan automatisch
in zit. Bij de verhoging die we nu voorstellen, hebben
we gezegd: We moeten er ongeveer f30.000,bij heb
ben; dat hebben we in de begroting voor 1973 ge
pland. De nieuwe tarieven kunnen niet eerder ingaan
dan bij de aanvang van het nieuwe cursusjaar, dus
augustus, en daarom komen we nu met een voorstel.
Natuurlijk komen we een beetje achteraan, maar we
mogen het bedrag op begrotingsbasis voor het hele
jaar ramen en het maakt dus weinig verschil. (Mevr.
Visser-van den Bos: Ik heb berekend, dat we dit jaar-
al weer f 60.000,hebben betaald aan salarisverho
gingen voordat we kunnen denken aan het ontvangen
van deze f 30.000,—-. Dit schooljaar ontvangen we
niets.» Als U zegt: deze verhoging loopt niet gelijk
met de trendverhoging van de salarissen, dan hebt U
gelijk. (Mevr. Visser-van den Bos: Er zitten ook ja
ren tussen, dat er geen cent bij komt.) Ja, maar de
moeilijkheid is, dat het telkenjare aanpassen van de
tarieven niet meevalt. Ik kan U dat ook moeilijk toe
zeggen. Ik wil U wel toezeggen dat heb ik ook ge
daan in de Onderwijscommissie dat er gerekend
kan worden op een geregelde aanpassing van de ta
rieven aan de kostenstijgingen. (Mevr. Visser-van den
Bos: Voor de Dienst Reiniging krijgen we altijd bij
de begroting al een aanpassing; waarom zou dat voor
het Muziekinstituut niet kunnen? U weet toch, dat
de salarissen met de trendontwikkeling omhoog gaan!)
Bij de begroting ramen wij nooit de trendontwikkeling
voor het nieuwe jaar. (De Voorzitter: Mevr. Visser
is nu al bezig aan de zoveelste ronde; de Wethouder
moet toch nu zijn verhaal even afmaken.) (Gelach) Ik
wil nu wel stoppen, dan kan mevr. Visser zo doorgaan.
De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering
voor de tweede koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 23.15 uur, de vergade
ring.
Mevr. Dijkstra-Bethlehem en de heer Knol hebben in
middels de vergadering verlaten.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil nog even kort
reageren op wat de Wethouder heeft gezegd.
In de eerste plaats iets over de verschuiving in de
tarieven. Ik zou net toch bijzonder op prijs stellen als
U dat nog eens zou willen bekijken. Mogelijk kan de
f 60,die je bij een schoolgeldmaatstaf van f 1.500,
ineens meer moet betalen verdeeld worden; in drie op
eenvolgende groepen komt er totaal f70,bij; de ver
deling zou door verschuiving voor de mensen aanne
melijker gemaakt kunnen worden. Het lijkt mij nog
steeds vreemd, dat iemand met een schoolgeldmaatstaf
van f 1.500,tot f 2.000,nu een verhoging krijgt van
f 60,terwijl iemand met een schoolgeldmaatstaf van
f 2.000,tot f 2.500,maar f 10,meer behoeft te
betalen. Maak dan van die f 10,alsjeblieft ook
f 60,De verdeling zoals die nu is, is zeer vreemd.
Hetzelfde vreemde verschil doet zich voor bij de twee
volgende groepen. Bij een schoolgeldmaatstaf van
f 2.500,tot f 3.000,moet men f 70,meer betalen
en bij een maatstaf van f 3.000,tot f 4.000,is de
verhoging f 20,Mag ik U vragen dit nog even te
bekijken en de tarieven aan te passen, zodat het ten
minste voor de betrokkenen redelijk lijkt.
Ik vraag mij n.a.v. hetgeen de Wethouder gezegd
heeft over de harmonie- en fanfarekorpsen af of het
toch niet zinvol zou zijn eens te onderzoeken uit welke
inkomensgroepen deze kinderen komen. Als blijkt, dat
ze uit de lagere inkomensgroepen komen, dan lijkt het
acceptabel de orkesten te steunen; het is voor veel
kinderen bijzonder fijn aan zo'n orkest te mogen deel
nemen. Maar waarom zou je die zaak zo zwaar sub
sidiëren als het kinderen uit de hogere inkomensgroe
pen betreft. Ik dacht, dat dit een zaak is die U voor
een volgende wijziging heel goed zou kunnen laten
nagaan.
Dan iets over de buitengemeenten. Ik vraag U drin
gend in contact te treden met de buitengemeenten van
waaruit kinderen ons instituut bezoeken om te vragen
het lesgeld aan te vullen tot 100 pet. kostendekking
bereikt is. De Wethouder heeft gezegd, dat hij tevreden
was als de vaste lasten gedekt werden; de administra
tiekosten e.d. wilde hij wel cadeau geven. Daar kan ik
mij best in vinden. Maar de vaste lasten zijn toch de
lerarensalarissen en ik heb berekend, dat die op
Vi
19
f 1.380,per uur komen. Wanneer wij aan de buiten
leerlingen tarieven berekenen met een opslag van 50
pet. zowel op de laagste als op de hoogste tarie
ven dan komen we zelfs bij het hoogste tarief nog
honderden guldens tekort. Ik heb een voorstel ge
maakt waarin ik voorstel om aan de buitengemeenten
de kostprijs van de muzieklessen in rekening te bren
gen en anders doodgewoon een eind te maken aan
het aannemen van buitenleerlingen. Er is mij meege
deeld, dat wij een wachtlijst hebben van 50 kinderen.
Wij hebben 100 kinderen uit buitengemeenten en het
zou wel interessant zijn te bekijken of wij niet beter
kinderen uit onze eigen gemeente kunnen plaatsen.
Dat lijkt mij toch wel erg redelijk. Het voorstel luidt:
„De Raad, op 2 april 1973 is vergadering bijeen; be
raadslagende over stuk 16, inhoudende een wijziging
van de lesgeldtarieven aan de afd. amateuropleiding
van het Gemeentelijk Muziekinstituut; besluit om aan
de buitenleerlingen de kostende prijs van het muziek-
onderricht in rekening te brengen en zulks aan de
betreffende gemeentebesturen mede te delen."
Het voorstel is behalve door mij ondertekend door
de heer Rijpma.
Dan nog een ander punt. De 'Wethouder kon niet
verder gaan dan te zeggen, dat hij het wel redelijk
vindt om elk jaar de tarieven te verhogen, fk zie niet
in waarom het niet zou kunnen tegelijk met het ge
bruikelijke lijstje van personele belasting, reinigings
rechten enz. dat we elk jaar bij de begrotingsvoor
stellen krijgen. Evengoed als die andere heffingen
kunt U ook jaarlijks de lesgeldtarieven herzien. Kan
het niet tegelijk met de begroting dan kan het een
maand later misschien. Ik heb ook t.a.v. dit punt een
voorstel gemaakt. Het luidt:
„De Raad bijeen in de vergadering d.d. 2 april 1973
en beraadslagende over de lesgeldtarieven aan de af
deling amateuropleiding van het Gemeentelijk Muziek
instituut, stuk no. 16, besluit om de betreffende ta
rieven ieder jaar tegelijk met de salarisverhogingen
tengevolge van trendontwikkelingen aan te passen.
Deze aanpassing zal zo tijdig aan de Raad worden
voorgelegd dat bij het nieuwe schooljaar de gewijzigde
tarieven kunnen worden berekend."
Ook dit voorstel is mede-ondertekend door de heer
Rijpma.
Dan tot slot nog iets over de bewuste groepstarie
ven. Ik zou een beroep op U willen doen om met de
school af te spreken, dat t.a.v. de nieuwe voorstellen
over aanzienlijke reducties voor groepen goed bekeken
wordt of die in plaats van verhoging van het lesgeld
niet tot gevolg kunnen hebben dat wc zelfs een terug
lopen van de lesgeldopbrengsten krijgen. Wanneer de
groepjes die er nu al zijn de aanzienlijke kortingen
krijgen die nu worden voorgesteld, dan ontvangen we,
in plaats van meer, minder geld. Ik dacht, dat deze
kwestie echt nog wel eens door de financiële afdeling
en het Muziekinstituut bekeken moest worden. Daar
wil ik dan ook graag op vertrouwen.
De heer Visser: In de commissie waarin dit voor
stel behandeld is, ben ik, zij het met enige reserve,
akkoord gegaan met dit voorstel. Maar op grond van
gewijzigde inzichten met betrekking tot de materie ten
aanzien van de buitenleerlingen ben ik bereid de mo
tie van mevr. Visser-van den Bos te steunen. (De heer
Ten Brug (weth.)U hebt de motie mede-onderte
kend, dus zult U ook wel moeten.) (De Voorzitter:
Nee, de motie is mede-ondertekend door de heer Rijp
ma.) (De heer Ten Brug (weth.): O, dan heb ik me
vergist.) (De heer Heidinga: Je kunt een motie ook
ondertekenen terwijl je het er niet mee eens bent; dat
is hier wel eens gebeurd!) (Gelach)
Dan is er nog een tweede punt, n.l. een eventuele
jaarlijkse aanpassing van de tarieven. Ik dacht, dat
deze ook zou passen in een middellange termijnplan
ning; het budget van het Muziekinstituut zal daar stel
lig onderdeel van uitmaken.
De heer Vellenga: Ik meen, dat mevr. Visser-van
den Bos er recht op heeft, dat wij even reageren op de
beide voorstellen die zij heeft ingediend. Het is wat
moeilijk stellig voor mijn fracte om de conse
quenties van die voorstellen helemaal te overzien.
Als we de eerste motie aannemen, zouden we van
avond zonder meer besluiten om de kosten aan de
buitenleerlingen in rekening te brengen en de rekening
te presenteren op de betreffende gemeentehuizen.
(Mevr. Visser-van den Bos: Nee.) U wilde de betref
fende gemeenten toch de kosten in rekening brengen?
(Mevr. Visser-van den Bos: Ik wilde de leerlingen la
ten betalen en de gemeenten vertellen dat we dat doen.
Dat is niet hetzelfde als wat U nu zegt.) Het was een
vrije vertaling, maar misschien vindt U die iets te vrij.
Nu weet ik niet of het verantwoord is tegenover het
leerlingenbestand althans tegenover dit deel van
het leerlingenbestand vanavond zonder meer een der
gelijk besluit te nemen. Ik dacht, dat het, wat dat be
treft, verstandiger zou zijn om aan het College te vra
gen daarover overleg te openen met de betreffende
gemeentebesturen om eens te zien hoe die daarop re
ageren. Anders kunnen ze echt het gevoel hebben, dat
wij ze als Raad zonder meer voor een fait accompli
plaatsen. Dat zou de sfeer en het klimaat aanzienlijk
kunnen bederven. Nu zou je kunnen zeggen: Goed,
als het een principiële zaak is, heb ik dat er voor over.
Maar een groep tegenwoordige leerlingen wordt daar
de dupe van. Je zou die regeling misschien kunnen
toepassen voor toekomstige leerlingen; die hebben nog
geen verworven rechten. Maar om die op de tegen
woordige leerlingen toe te passen, lijkt mij een iets
te forse stap. Wat dat betreft, zou ik dus liever heb
ben, dat de gedachten die in dit voorstel zijn neergelegd
door het College tot zich genomen worden om eens te
overwegen en te zien: Kunnen wij daarvoor een vorm
van overleg vinden.
Wat de tweede motie betreft, is het zo, dat de ge
dachte als zodanig ons wel aanspreekt. Ik dacht, dat
ook in het verleden mijn fractiegenoot De Vries wel
eens mogelijk zelfs bij dit zelfde onderwerp, maar
in ieder geval bij andere onderwerpen, o.a. bij de ta
rieven voor sportterreinen en zwembaden dezelfde
gedachte naar voren heeft gebracht. Nu leert de prak
tijk op andere gebieden, dat een techniek van indexe
ring niet zo eenvoudig te maken is. Je moet met zo
veel factoren min en plus rekening houden, dat dat
niet zo maar in het vat te gieten is. Nu zouden we
dus, als we dit voorstel aannemen, ineens zeggen:
Zo moet het. Het is een soort opdracht aan B. en W.
om voortaan het op deze manier te gaan doen. Ook
hiervan zeg ik: Laat het College deze gedachten eens
tot zich nemen, eens denken over mogelijkheden van
indexering op dit gebied en dat mogelijk in een be
paalde vorm aan ons voorleggen wanneer men tot
een bevredigende opzet, eventueel een paar alterna
tieve opzetten, is gekomen.
Dus in deze situatie is het voor de meeste leden
van mijn fractie wat moeilijk om zonder meer te stem
men voor de voorstellen. Aan de andere kant bestaat
er bij ons zoveel waardering voor alle denk- en eijfer-
werk van de kant van mevr. Visser, dat ik ze ook niet
zo maar van de tafel zou willen vegen. Vandaar dus
de suggestie die ik doe: Laten B. en W.. zonder dat
wij zonder meer een uitspraak doen over dingen waar
van we de consequenties niet kunnen overzien, deze
gedachten eens tot zich nemen, nader bestuderen en
op een bepaald moment nog eens aan ons als Ge
meenteraad voorleggen.
De heer B. P. van der Veen: In mijn fractie heerst
eigenlijk dezelfde twijfel als waaraan de heer Vellenga
zopas zo welsprekend uitdrukking gaf. Wij weten ook
niet wat de consequenties van deze ons vrij plotseling
overvallende voorstellen zijn.
Op zichzelf is de gedachte om de buitenleerlingen
de echte kostprijs in rekening te brengen natuurlijk
bijzonder sympathiek; het profijtbeginsel doet zo lang
zamerhand overal opgeld. Aan de andere kant zitten
wij dan toch weer even met de moeilijkheid: waarom
datzelfde beginsel niet toe te passen op onze eigen
leerlingen? Maar dat doen we dan weer niet; dat mis
ik eigenlijk ook als consequentie in het voorstel van
mevr. Visser. Maar het is in elk geval de moeite waard,
dat het College ziet wat het met deze gedachte kan
beginnen. Ik deel de mening van de heer Vellenga,
dat het werk dat mevr. Visser gedaan heeft, niet zo
maar van de tafel geveegd moet worden. Maar het is
voor ons moeilijk om nu achter de motie te gaan staan.
Wat de andere motie betreft, zijn wij het met de