- y
16
17
inkomens steeds slechter. Het zou eigenlijk juist recht
vaardig zijn, zolang dat systeem er nog is, de mensen
met de hogere inkomens meer te laten betalen voor
de diensten van het Muziekinstituut. Ik hoop van har
te, dat bij de voldende wijziging van de tarieven die
toch wel volgend jaar zal moeten plaats vinden met
deze gedachte ook rekening wordt gehouden.
In aansluiting op wat mevr. Visscher heeft gezegd
over de 19-jarigen, zou ik eigenlijk willen pleiten voor
net gewoon hanteren van de tabel. Als het werkende
jongeren betreft, kan hun eigen inkomen uitgangs
punt zijn; desnoods kunt U een minimum invoegen,
want het is ons allemaal bekend, dat werkende jon
geren over het algemeen een vrij behoorlijk salaris
nebben op die leeftijd en dat ze, als het om fuifjes of
om een brommer gaat, heel wat kunnen uitgeven; het
is niet zo erg, dat een jongere die belangstelling heeft
voor muziekonderwijs ook een behoorlijke bijdrage
geeft voor dat onderwijs. Voor een gezin, dat de dub
beltjes moet omkeren om de kinderen middelbaar on
derwijs te laten volgen, kan het inderdaad een zware
belasting zijn, dat, als de kinderen 19 jaar worden,
een veel hoger tarief moet worden betaald. Maar aan
de andere kant pleit ik er voor, dat voor de kinderen
uit gezinnen met een hoog inkomen, ook al zijn die
kinderen nog op school, naar draagkracht wordt be
taald; ik zie niet in waarom dat niet zou gebeuren.
Dan zou U waarschijnlijk bij de 19-jarigen in een nog
hogere tabel terecht kunnen komen. Nu scheelt het
niet eens zoveel met de hoogste tabel. Toch kan ik
voor het pleidooi van mevr. Visscher wel voelen.
Dan nu iets over de opleiding voor harmonie- en
fanfareorkest. Ik zou bijzonder graag een verklaring
hebben voor het berekenen van een zo bijzonder ta
rief, juist omdat in de raadsbrief staat, dat de oplei
ding neerkomt op individuele lessen. Ik heb dat nog
even nagetrokken; ik heb uitstekende inlichtingen ge
kregen. Het komt er inderdaad op neer, dat jonge
mensen een halfuur individueel les krijgen en dan nog
wat blijven om te luisteren naar de volgende leerling.
Dat is op zich geen enkel bezwaar, maar ze nemen
gewoon een halfuur tijd van de leerkracht. Het zal U
ongetwijfeld interesseren, dat ik berekend heb, dat een
lesuur leeraarsalaris neer komt jaarlijks dan op
f 1.380,Bij het hoogste tarief, dat wij in rekening
willen brengen dat is f 690,wordt nog maar
de helft gevraagd van de kosten; bij sommige inko
mens is dat tarief toch een lachertje. Wij willen dus
graag weten waarom er een zo bijzonder tarief wordt
geheven voor de opleiding voor harmonie- en fanfare
orkesten. Men heeft mij vandaag verzekerd, dat dat
komt omdat de orkesten de lessen betalen. Het is dan
een trieste zaak voor de orkesten als we die tarieven
verhogen, maar zoals wij het op het ogenblik doen,
betekent het eigenlijk een verkapt subsidie aan die or
kesten.
Dan iets over de ensemblelessen. Mij is verteld, dat
er 9 groepen zijn waaraan iedereen kan deelnemen
(dus jongelui die individuele lessen volgen en mensen
die zich speciaal voor ensemblelessen opgeven). Maar
voor die 9 groepen komt alleen lesgeld binnen van 9
leerlingen die ingeschreven staan enkel voor de en
semblelessen. Ook daar moeten we weer berekenen,
dat het 9 x f 1.380,kost. En dan zegt U natuurlijk:
Aan die lessen nemen veel meer leerlingen deel, ook
leerlingen van de individuele lessen. Maar ik heb net
al gezegd, dat we nog steeds op elk lesuur per jaar
minstens f 690,tekort komen. Ik vind het prachtig,
dat U voorstelt de ensemblelessen uit te breiden, maar
wie betaald het
Dan krijgen we de kwestie van de buitengemeenten.
Ik heb mij maar eens laten voorlichten hoeveel wij
eigenlijk krijgen vanwege het feit, dat we centrum
gemeente zijn, wat het scheelt per inwoner. Want als
ik ga zeggen, dat ik niet begrijp waarom de leerlingen
uit de buitengemeenten ook ver beneden de kostprijs
les krijgen, dan verwacht ik eigenlijk, dat U zult zeg
gen: Jawel, maar wij zijn nu eenmaal centrumgemeen
te en daarom moeten we wat doen voor de ons om
ringende dorpen. (De heer Ten I5rug (weth.)U wil
de mij een antwoord ontnemen.) Ja, U hebt altijd een
instantie meer dan wij. (De Voorzitter: Nee, dat is
niet zo.) U hebt altijd het laatste woord. En dat ont
neemt ons meestal de kans om nog iets heel verstan
digs op Uw antwoord te zeggen. (De heer Ten Brug
(weth.)Maar als ik die kant nu niet uit wilde met
mijn antwoord, zit U natuurlijk.) Ja, dat zou jammer
zijn. U komt wel met een ander argument natuurlijk;
dat is U wel toevertrouwd. Die buitengemeenten wor
den o.a. bevolkt door oud-Leeuwarders waar we geen
cent voor krijgen. Ze werken in Leeuwarden, ze ver
dienen hier goede salarissen; wij krijgen geen cent
voor hen, maar we betalen honderden guldens uit onze
algemene middelen voor de muzieklessen aan hun kin
deren. Dat lijkt mij toch wel een vreemde figuur. Ik
heb berekend en heel precies, teneinde U ook wer
kelijk nauwkeurige cijfers te kunnen geven aan de
hand van de verdeling die ik opgekregen heb van de
buitenleerlingen, dat ons dat op het ogenblik per jaar
f50.000,kost; subsidie dus aan de dorpen om ons
heen die onze inwoners trekken. De mensen gaan er
heen vanwege de lagere huren e.d.; maar ons kost het
nogal wat.
Dan nog iets over de door U voorgestelde groeps-
tarieven. Ik heb daar een vraag over. Ik heb destijds
zelf gepleit voor het over gaan op lesgeven aan groep
jes. Maar natuurlijk zitten daar verschillende kanten
aan. Ik kan die niet duidelijk terug vinden in Uw
voorstel. Want wat gebeurt er nu als een ouder zijn
kind komt opgeven voor les voor het een of andere
instrument en zegt, dat het best les kan hebben in een
groep van vijf leerlingen, maar er geen groep te vor
men is of de groep in de loop van het jaar uiteen valt?
Wat gebeurt er dan met het tarief? Dat lijkt mij wel
een interessante vraag.
Tot slot zou ik willen vragen: Is het niet mogelijk,
dat U vanavond toezegt, dat elk jaar zeer tijdig
de tarieven worden aangepast op het moment, dat we
de salarissen van de leerkrachten weer moeten aan
passen in verband met trendontwikkelingen? Ik zou
net bijzonder prettig vinden als U die toezegging zou
kunnen doen. Dan gebeurt niet meer wat al enkele
malen is gebeurd, n.l. dat er een jaar voorbij gaat
waarin de tarieven niet tijdig zijn aangepast, maar we
wel een enorm bedrag aan salarissen meer moeten be
talen waar dan geen enkele verhoging van lesgeld
tegenover staat.
De heer Ten Brug (weth.): Beide spreeksters heb
ben de kwestie van de tarieven voor leerlingen van 19
jaar en ouder aangesneden. Mevr. Visscher ging voor
het overige akkoord met ons voorstel, maar dit punt
geeft nog enige moeilijkheden. Ik geef toe, dat wc een
behoorlijke sprong maken bij de 19-jarigen. Aanvan
kelijk was het de bedoeling voor hen het maximum
tarief aan te houden, maar in de adviescommissie voor
het Muziekinstituut en in de Onderwijscommissie meen
de men, dat dat toch wel wat te bar was. Zo zijn wc
op f 320,gekomen. Het is wel bijzonder moeilijk om
hier een onderscheid te maken tussen werkende en
studerende jongeren, al geef ik toe, dat in dit opzicht
de werkende jongeren er beter voor lijken te staan
dan de studerende jongeren. Maar men moet niet te
veel blijven vast zitten aan die leeftijd van 19 jaar.
Wij hebben indertijd dat tarief ingevoerd daar is
verschillende keren over gesproken voor de groep
leerlingen van 19 jaar en ouder. Dat is een behoor
lijke uitloop. Er zijn bijv. mensen van 45 jaar bij. Wij
vonden het toch wel bezwaarlijk, waar het hier een
amateurinstituut is, die in die progressieve heffing
mee te laten lopen. De groep leerlingen van 19 jaar
en ouder is niet groot. Dat is ook begrpelijk. Het is
niet de bedoeling, dat iemand zijn hele leven op het
amateurinstituut blijft. Het gaat om de nabloeiers. Het
aantal studerenden in deze groep is zeer gering, het
zijn er hooguit een paar en die vallen onder de voor
opleiding voor de vakopleiding. Daarbij is het een
kwestie van toepassing van de rijksregeling: bij het
maximum salaris het maximum schoolgeldtarief. Vroe
ger was dat ruim f 200,nu zal het in de buurt van
f 450,a f 500,liggen. Maar dat is iets waar wij
geen invloed op hebben. Als het minderjarigen betreft
waarvan de ouders om financiële redenen het lesgeld
niet kunnen opbrengen en het goede leerlingen zijn
waai-van men zegt: „Het zou zonde zijn, dat ze deze
opleiding al is het in de amateursfeer abrupt
beëindigen", dan is er het beroemde ontheffingsarti
kel. Dat wordt ook toegepast, niet alleen voor stude
renden, maar ook voor anderen die door toevallige om
standigheden in moeilijkheden raken. Ik geloof, dat
we helemaal overstag gaan en dat is dan een ant
woord op de opmerking die mevr. Visser maakte
als we zeggen: We gaan voor deze groep het progres
sieve tarief toepassen. Een vorige keer, dat wij over
de tarieven hebben gesproken, hebben we, mee op aan
drang van de Raad, gezegd: Wanneer het om kinde
ren gaat, moet je progressiviteit in de tarieven aan
brengen, maar als het om leerlingen gaat die zo oud
zijn, dat je mag rekenen, dat een zelfstandige beslis
sing een rol speelt en de opleiding eigenlijk niet meer
een onderdeel is van de opvoeding, dan zul je daar
aparte tarieven voor moeten opstellen. Zo zijn wij op
dat tarief van f 320,gekomen. Dat is een benade
ring; principieel zou het juister zijn gezien de opzet
een bedrag van f 345,aan te houden, want dat is
het maximum tarief dat wij menen te moeten han
teren.
Mevr. Visser heeft opgemerkt, dat de verhogingen
niet voor alle groepen gelijk zijn. Dat is inderdaad zo;
dat kan ik niet ontkennen. Wij hebben twee dingen
willen doen. Wij hebben willen zoeken naar een ver
hoging van de tarieven om de f 30.000,- die wij in
de begroting 1973 hebben geraamd eruit te halen en
bij dat zoeken hebben wij gezegd De billijkheid
brengt eigenlijk toch mee, dat wij het aantal groepen
wat gaan uitbreiden. We hebben er een groep bij ge
daan om een redelijke opbouw van de tarieven te krij
gen en zo zijn we tot deze nieuwe tarieven gekomen.
Ik geef toe, dat dat voor de ene groep een wat grotere
verhoging meebrengt dan voor de andere. Je kunt ook
niet altijd de situatie precies schetsen, want het is
natuurlijk niet zo, dat alle mensen in dezelfde groep
hetzelfde verdienen. Sommigen zitten net aan de grens
van een andere groep; voor de een is dat een voordeel
voor de ander een nadeel. Je zult het vanuit het ge
middelde moeten benaderen.
Mevr. Visser heeft als ik haar goed begrepen heb
gepleit voor een verhoging van het maximum tarief;
het is niet de eerste keer dat zij daarvoor pleit. Mijn
antwoord is altijd geweest en dat is het nog dat
het de vraag is of dat haalbaar is. Wij komen dan op
een tarief het gaat dan om f 345,per jaar voor
een wekelijks lesuur van 30 minuten van f 690,
per jaar en dan zitten we, dacht ik, duidelijk op of
boven de particuliere tarieven. (Mevr. Visser-van den
Bos: Mag dat dan niet; het Muziekinstituut biedt
toch eerder meer dan minder dan een particuliere
leraar?) Ja, dat mag wel, maar er is ook een markt
situatie. Dan moeten wij er ook rekening mee houden,
dat we uit die groep inkomens een aanmerkelijk aantal
leerlingen minder krijgen. Het is natuurlijk de vraag
of dat volledig rechtvaardig is. Wij leggen op het Mu
ziekinstituut toe. Het heeft een algemene sociale func
tie, niet alleen voor de lagere maar ook voor de hogere
inkomensgroepen. Ik geloof, dat je dan niet kunt stel
len, dat je de hogere inkomensgroepen de kostprijs
moet laten betalen en alleen maar subsidie moet ge
ven aan de lagere inkomensgroepen. Dan pas je mis
schien wel een profijtbeginsel toe ik ben daar niet
zo'n geweldig voorstander van maar dan doe je
het m.i. op de verkeerde wijze. Wij zijn het er in de
Raad uiteindelijk altijd over eens geworden, dat het
tarief dat de K.N.T.V. in rekening brengt, ongeveer
moet worden aangehouden. Zouden we daar belangrijk
onder blijven, dan hebben we weer het probleem, dat
we de particuliere lesgevers beconcurreren door er
extra gemeenschapsgeld tegen aan te gooien. Dat is,
dacht ik, ook niet juist. Wij zullen dus, wat het maxi
mum tarief betreft, ongeveer moeten zitten op het
maximum tarief van de K.N.T.V. en dat ligt naar
mijn informatie tussen f 600,en f 700,Daarbij
moet dan nog opgemerkt worden, dat veel particuliere
lesgevers een lager tarief hanteren.
Dan de harmonie- en fanfarekorpsen. Ik geef mevr.
Visser volledig toe, dat je, dit tarief beziende, kunt
spreken van een subsidiëring van de kosten die de
harmonie- en fanfarekorpsen aan de scholing van hun
leden moeten besteden. Want het is inderdaad waar,
dat de korpsen de lessen betalen. T.o.v. het instituut
zijn het zelfstandige leerlingen, maar de korpsen be
talen veelal de lessen en het is niet goed mogelijk
meer te vragen. Dat is vanaf de start van het insti
tuut zo geweest en het is niet alleen zo bij het insti
tuut van Leeuwarden maar bij alle instituten in Fries
land. Wij krijgen ook daarom een bescheiden subsidie
van de Fryske Kultuerried; ook bij het provinciale
subsidie speelt met name het stimuleren van het les-
nemen door leden van harmonie- en fanfarekorpsen
een rol. Het provinciaal subsidie is f 30,per lesuur;
dat stelt niets voor in de werkelijke kosten die mevr.
Visser straks heeft genoemd en heeft begroot op ruim
f 1.300,per uur. Dat getal ligt, dacht ik, heel dicht
bij de werkelijkheid. Twee jaar geleden spraken we
over een bedrag tussen f 1.000,en f 1.100,en ge
zien de trendverhoging zitten we nu inderdaad in de
buurt van f 1.300,Wanneer het nu voorgestelde ta
rief wordt doorgevoerd voor de harmonie- en fanfare
korpsen, zal volgens mijn inlichtingen het tarief van
het Leeuwarder Muziekinstituut (f 120,hoger zijn
dan de tarieven van de andere muziekscholen in Fries
land. We zaten met f 80,ongeveer in de midden
moot, nu gaan we duidelijk aan kop. Maar ik dacht,
dat het toch nog wel een verantwoord tarief is. Bij
de opzet van deze lessen is het inderdaad de bedoeling
geweest ook van de Federatie van Muziekscholen
dat de lessen in groepsverband zouden worden ge
geven. In de praktijk is dat tot nu toe schone theorie
gebleken. De praktijk heeft uitgewezen ik meen,
dat men werkt met de diploma's A, B, C en D
dat het met name voor de diploma's C en D helemaal
onmogelijk is om in groepsverband les te geven. Daar
voor zal heel sterk de nadruk moeten liggen op in
dividuele lessen, zij het twee in een uur; een half uur
les en een half uur toeluisteren, waardoor de ene leer
ling van de andere kan leren. Wij zijn met het Mu
ziekinstituut in bespreking niet alleen hierover,
maar ook over andere groepslessen of het toch niet
mogelijk is m.b.t. de diploma's A en B het lesgeven in
groepen nog wat te stimuleren. Het aantal leerlingen
dat aan de groepslessen deelneemt, is bij het Leeu
warder Muziekinstituut niet groot. Er zijn instituten
in Friesland waar dit een veel grotere vlucht heeft
genomen dan hier. Ik meen ook, dat wij daar meer
aandacht aan moeten besteden. Mevr. Visser zal wel
zeggen ik wil proberen een opmerking van haar
kant te voorkomen dat ik dit wel eerder in deze
Raad heb gezegd, maar U weet ook, dat wij een direc
tiewisseling hebben gehad en dat het ons niet gelukt
is wij hebben een tweede oproep moeten doen
om een adjunct-directeur aan te trekken; die zal zich
m.n. met de amateurafdeling moeten bemoeien. De
directie had dit jaar haar tijd meer dan nodig voor de
uitbouw van het vakinstituut tot muziekpedagogische
academie; ze zal zeker behoorlijk achter adem zijn
als de eisen die er allemaal worden gesteld in sep
tember zijn gehaald. Wij zullen op de kwestie van de
groepslessen zeker onze aandacht moeten richten, al
moeten wij ons wel realiseren, dat dat dat is in
ieder geval mijn mening zeer verantwoord zal moe
ten gebeuren, want het is hier en daar ook wel ge
bleken, dat groepsonderwijs soms een wijze van lesge
ven is die niet aan de redelijk te stellen eisen kan vol
doen. Wanneer in een groepje van 8 leerlingen de vor
deringen nogal wat uiteen lopen, dan is het onmoge
lijk op een goede wijze les te geven. Het betekent dan
vaak, dat een kind de beste dan vaak maar 5
minuten les krijgt (en dus veel te weinig voor het be
taalde lesgeld) of dat gestimuleerd wordt, dat de ach
terblijvers de groep verlaten. Beide dingen zijn on
juist. Het gaat bij het Muziekinstituut bij het on
derwijs zijn we nog niet zo ver niet alleen om de
prestaties maar ook om een stuk plezier, dat men aan
deze wijze van expressie kan hebben.
Ik heb begrepen, dat mevr. Visser heeft geconsta
teerd, dat wij 9 ensembles hebben; daarop heeft zij
een berekening opgesteld. (Mevr. Visser-van den
Bos: Men heeft mij verteld, dat er 9 leerlingen zijn
die 9 groepjes vormen.) Er zijn maar 9 leerlingen en
die kunnen nooit 9 ensembles vormen; dan zouden ze
individueel les krijgen. (Mevr. Visser-van den Bos:
Maar de individuele leerlingen mogen ook deelnemen
aan het ensemblespel en daardoor zijn er 9 groepen.)
Maar in feite zijn er maar 9 leerlingen. Wij hebben
wat in de tarieven willen veranderen om de ensemble
lessen in sterke mate te kunnen stimuleren. De en
semblelessen vormen een onderdeel van de individuele