1 Punt 8 (bijlage no. 114). De heer Heidinga: Naar aanleiding van dit punt van de agenda wil ik opmerken, dat er in de raads- brief onjuistheden en hele en halve onwaarheden voor komen. Er staat in het begin van de raadsbrief, dat de Gemeente, voordat er werd overgegaan tot de plaat sing van een hek, de eigenaren hiervan op de hoogte heeft gesteld. Dat is niet waar. Daarna staat er, dat Henny van Duuren sedert 26 november 1970 bezwaar maakt tegen de plaatsing van een hek. Dat is ook on juist. Van Duuren heeft daartegen vanaf de aanvang bezwaar gemaakt. Dan vervolgt de raadsbrief met de constatering, dat Van Duuren reeds sinds 31 oktober 1966 geen zwaar materiaal over het water kon aan voeren omdat toen het Vliet is afgesloten. Ook dit is niet waar. Het Vliet was afgesloten, dat is waar. Maar Van Duuren kon wel zwaar materiaal over het water aanvoeren en dat weet U ook wel. Hij had een aantal pramen en zolderschuiten in datzelfde Vliet liggen. Hij betaalde zelfs elk jaar precario-rechten aan de Gemeente voor het zware betonblok, dat hij tegenover zijn bedrijf, dus aan het Noordvliet, in ge meentegrond had. Dat grote blok beton was nodig voor het hijsblok waarmee hij de zware lasten ver plaatste en zonodig aanvoerde. Dan deelt U mee, dat Van Duuren een uitweg naar de Willem Loréstraat heeft; dat hebt U goed gezien. In vroegere jaren had het bedrijf deze uitgang niet. Toen was, wat nu die toegang is, een opvaart die vanaf het Vliet tot bijna aan de Tweede Kanaalsbrug liep naar een boerderij die daar destijds heeft gestaan. Later is die sloot ge dempt en heeft Van Duuren daar een toegangswegge tje gekregen. Het pand waarin Van Duuren zijn bedrijf uitoefent, is in het verleden één van de bekende molens geweest die aan het Vliet stonden. Zijn werkplaats is het on derstuk van die molen. De oude gebinten zijn er nog in aanwezig en maken dit tot een bijzonder sterk ge bouw, maar ook tot een gebouw van een heel aparte constructie. Ik stip dit even aan omdat U in de raads brief stelt, dat Van Duuren naar Uw oordeel èn naar in de praktijk is gebleken, voor een goede bedrijfsvoe ring voldoende heeft aan de toegang tot de Willem Loréstraat. Nu weegt Uw oordeel in dit geval helemaal niet zwaar. In feite is het natuurlijk anders niets dan een kreet, in het Stadhuis op een gerieflijke manier achter een gerieflijk bureau in een gerieflijke kamer aan het papier toevertrouwd. En dan voegt U er nog aan toe, dat dit ook in de praktijk is gebleken. Dat is weer zo'n gemakkelijk neergeschreven onjuistheid. Wat hebben we daar aan? U kunt n.l. zelf weten, dat het niet waar is. U hebt immers, zeker gedurende 30 jaar, Van Duuren toestemming gegeven om t.b.v. die zware hijsbok dat betonblok in het Noordvliet te hebben Dat had die man nodig voor de aanvoer van zwaar materiaal en zeer in het bijzonder voor zwaar materiaal van grote lengte. En dat verwerkt hij nogal eens in zijn bedrijf. U weet dit allemaal wel. Daarom valt het mij bijzonder tegen, dat de terminologie van de raadsbrief zo tendentieus is. Dat is m.i. beneden het peil waarop het College van B. en W. van de hoofd stad van Friesland staat. Ik kom nog even terug op de werkplaats van Van Duuren; ik heb er zopas ook al iets over gezegd. Als het waar zou zijn, dat Van Duuren voor zijn bedrijfs voering voldoende zou hebben aan de uitgang naar de Willem Loréstraat, dan zou hij van die zijde het lange en zware materiaal naar binnen moeten kunnen bren gen. Dit nu is te enen male onmogelijk. Dan zou hij de constructie van de oude molen zodanig moeten wijzi gen om het materiaal er achterin te kunnen bren gen dat hij het bouwwerk totaal vernielt. Dat kan niet. Hij kan het materiaal slechts van de zijde van het Vliet binnenbrengen, zoals het ook altijd ge beurd is. Wij hebben destijds, toen de demping van het Vliet aan de orde was, aan enige daaraan gevestigde be drijven een schadeloosstelling van ongeveer een half miljoen gulden betaald. Als nu Van Duuren wel ge bruik maakte van het Vliet en dat deed hij zeker dan rijst de vraag: Waarom is Van Duuren niet schadeloos gesteld? En waarom heeft hij geen eis tot schadeloosstelling ingediend? In eerste instantie lijkt dit vreemd, maar het is niet zo erg vreemd. Van Duu ren is een heel gewone man die met hard werken een eerlijk stuk brood verdient; hij heeft altijd goede ge dachten over de Gemeente gehad. Het is bij hem zelfs niet opgekomen, dat hij, die altijd het Vliet gebruikt had voor zijn bedrijfstransport en die met zijn pramen en hijsbok juist door het Vliet zijn brood verdiende, straks voor de toegang van zijn bedrijf geen gebruik zou mogen maken van het gedempte Vliet. Dat hij daar recht toe had, was voor hem vanzelfsprekend. Voordeel heeft hij van de demping niet gehad; beslist niet. Maar hij is ervan uit gegaan, dat hij ook na de demping zijn brood nog wel kon verdienen; daarom heeft die man de Gemeente niet lastig gevallen. Maar het is allemaal heel anders uitgepakt dan Van Duuren gedacht had. De Gemeente heeft het nodig geoordeeld het bedrijf van Van Duuren af te sluiten van het Vliet, een bedrijf dat eeuwen aan het Vliet heeft gelegen en dat mee door dat Vliet heeft bestaan. De Gemeente heeft eigenmachtig een hek geplaatst op een plaats die eigenmachtig door de Gemeente is be paald. De bewoners van het pand van Van Duuren en van nog enige huizen ernaast hebben eeuwen lang een voetpad gebruikt, dat evenwijdig aan het Vliet liep en uitkwam op de Poppeweg; dat was de enige uitgang die men had. De Gemeente heeft echter de Poppeweg laten verdwijnen en een beetje meer naar het westen de Franklinstraat aangelegd. De Gemeente heeft ech ter nagelaten het voetpad weer op de Franklinstraat aan te sluiten. Dit was een eeuwenoud recht van de bewoners van dat streekje en dit is zo maar achteloos door de Gemeente van de kaart geveegd. En dan rijst weer de vraag: Waarom heeft Van Duuren zich dan niet verzet tegen een dergelijke behandeling en heeft hij de Gemeente geen proces aangedaan? En het ant woord is weer hetzelfde. Hij heeft gezegd: Als de Ge meente graag van het recht van voet- en kruipad af wil het pad is nu immers zoiets als een parallel weggetje geworden dan heb ik daar geen bezwaar tegen. Ik kan straks immers rechtstreeks op het Vliet komen Van Duuren is tot nu toe in zijn vertrouwen op de Gemeente beschaamd. Er is nog iets. Het pand van Van Duuren en nu bedoel ik speciaal zijn woonhuis, dat naast de werk plaats is gelegen is genummerd Zuidvliet 424; offi cieel heet dat: plaatselijk gequoteerd Zuidvliet 424. Hoe komt zo'n pand en ook de ernaast gelegen panden nu aan zo'n nummering of plaatselijke quo tering? Wel, dat wordt door de Gemeente bepaald. De Gemeente heeft bepaald, dat dit pand ligt aan de straat genaamd Zuidvliet, en heeft aan dat pand het nummer 424 toegekend. Het gevolg hiervan is, dat de post die aan Van Duuren is gericht geadresseerd is: Zuidvliet 424. Maar de Gemeente plaatst een hek tussen de straat en de woning en de post kan het adres hele maal niet bereiken. (De heer lï. P. van der Veen: Daar zijn die groene bussen voor.) Maar die kunnen daar niet staan! Er staat een hek voor! Hier hoef ik niets meer aan toe te voegen. De behandeling die de Gemeente een van de eigen inwoners aandoet, lijkt nergens naar. En als de Ge meente dit doet, dan vraag ik mij af: Waarom? Is er enige reden voor? En als we dan de raadsbrief daar over raadplegen, dan vinden we niets anders dan de opmerking, dat B. en W. nog niet weten wat de toe komstige verkeersfunctie van het Vliet zal zijn en dat daarom uitwegen ongewenst zijn. Dat is de reden waarom de Gemeente deze man al die over last aandoet. Nu wordt hij voorgesteld als de boosdoe ner die gemeente-eigendom beschadigt en wederrech telijk gebruik maakt van gemeentegrond. Maar het is precies andersom. De Gemeente heeft wederrechtelijk een hek geplaatst op grond die niet gemeente-eigen- dom is en weigert de burger toegang tot de straat waaraan hij woont en waarvoor hij nota bene straat- en rioolbelasting betaalt; zo zit het. En de oorzaak van dit handelen van de Gemeente kan niet zijn wat er in de raadsbrief wordt genoemd, want twee bedrij ven verder is de werkplaats van Langenberg en die heeft zonder meer van de Gemeente een uitweg op het Vliet gekregen. Nou, dan vraag ik je. Het lijkt er veel meer op, dat de Gemeente Van Duuren daar van daan wil pesten, hem daar gewoon het leven en het 5 werken onmogelijk wil maken. Ik zeg dit niet zo maar. Toen de plannen voor de demping van het Vliet des tijds in de Commissie Openbare Werken zijn behan deld, is vanwege de Dienst Openbare Werken altijd gesteld, dat de eigenaren van de aanliggende bedrij ven geen recht van uitweg op het gedempte Vliet zou den krijgen. Dan moesten ze daar eerst maar eens voor betalen. Ik heb deze mening altijd bestreden. Maar zelfs al zou dit zo zijn, dan kan de dienst daar niet over beslissen, dan kan zelfs het College daar niet over beslissen, dan zal de Gemeenteraad van Leeu warden een baatbelasting moeten instellen voor alle aanwonenden en voor alle aanliggende bedrijven. Een dergelijke beslissing is nooit door de Raad genomen. En dan is het uit een oogpunt van de rechtszekerheid voor de burger onaanvaardbaar, dat niet iedereen die aan het Vliet was gevestigd, onbelemmerd van de nieuwe weg gebruik mag maken, doch dat dit een stuk of zes bedrijven en woonhuizen waaronder van Van Duuren wordt verboden; de overige ik denk, meer dan 100 woningen en bedrijven kunnen onge stoord hun gang gaan. Ik moet dan ook wel conclude ren, dat het optreden van de Gemeente in dit geval volkomen willekeurig is en dat er met dit optreden geen redelijk aanwijsbaar belang van de Gemeente wordt gediend. En dan wil ik ook nog even opmerken, dat bij de stukken wel een aantal brieven van de Gemeente aan Van Duuren liggen, maar dat de brieven die Van Duu ren aan de Gemeente heeft geschreven er niet bij lig gen. Die behoren de Raad ook ter inzage te worden gegeven. Ten slotte dit. We hebben in Leeuwarden eerder een soortgelijk geval gehad; ik dacht, omstreeks 1935. Toen heeft de Gemeente een hoog hek van prikkel draad geplaatst voor een blok van ongeveer acht wo ningen aan de Lekkumerweg, thans Verzetsstraat. De Gemeente stelde ook toen, dat de betreffende bewoners geen recht hadden om vanuit hun huizen langs een tegelpad op de Lekkumerweg te komen. Door de plaat sing van dat grote hek maakte de Gemeente dat ook volstrekt onmogelijk. Dat is toen ook voor de rechter gekomen. En de rechter heeft de Gemeente gelast ogenblikkelijk dat hek te verwijderen. In die tijd ver scheen in Leeuwarden het Leeuwarder Nieuwsblad, een dagblad, dat door Hepkema werd uitgegeven. Daar stonden geregeld spotprentjes in. (U zult misschien wel weten, dat er een sprookje is, dat vertelt over Ljouwertsje, een vrouw in Friese kledij, met een gou den oorijzer op; ze stond op de Zeedijk toen daar een groot koolblad aan kwam drijven waarop de Oldehove stond. Ljouwertsje zag dat en riep: „Aide ho." En het koolblad landde en de toren staat nog steeds op de Middelzeedijk en heet ook nog steeds ,,Alde ho".) Nu was het de gewoonte, dat in de spotprentjes van het Leeuwarder Nieuwsblad Ljouwertsje altijd ten tonele werd gevoerd naar aanleiding van raadsbesluiten of andere dingen die zich in de stad voordeden. Welnu, toen de Gemeente veroordeeld werd om het hek voor de woningen aan de Lekkumerweg ogenblikkelijk te verwijderen, kwam er een prent in het Leeuwarder Nieuwsblad waarop te zien was, dat de rechter die destijds een zeer bekend persoon was in Leeuwarden Ljouwertsje over de knie had en haar een best pak voor haar achterwerk gaf. Als wij nu graag willen, dat wij als Gemeente het landelijke nieuws of de tele visie bereiken, dan moeten we zulke dingen doen als we met Van Duuren gedaan hebben en dat ook nog voor de rechter gaan uitvechten. Als ons echter iets aan onze goede naam gelegen is, dan wordt dit voor stel door het College ingetrokken; dan houdt U de eer aan U zelf. Doet U dat niet, dan adviseer ik de Raad, in aanmerking nemende wat ik gezegd heb: Verwerp dit voorstel en spreek daarmee tevens uit, dat Van Duuren wel gebruik mag maken van het Vliet. De heer Tiekstra (weth.): Ik zal na het betoog van de heer Heidinga trachten daar zoveel mogelijk een antwoord op te geven, hoewel het uiteraard, gegeven de stof die de heer Heidinga aanvoert, niet zo een voudig zal zijn. De heer Heidinga heeft gelijk, wanneer hij stelt, dat de kwestie Van Duuren al ouder is dan uit deze corres pondentie blijkt; dat is juist. De kwestie Van Duuren is allereerst aan de orde gekomen, toen, i.v.m. de wijzi ging van het koelwatercircuit van het P.E.B., het Vliet werd afgesloten en wij de vaarwegenperikelen kregen die oudere raadsleden zich nog zullen herinneren. Bij die gelegenheid is gebleken, dat er bij dit geval geen schade van de afsluiting van het Vliet was te ver wachten. Een volgend punt is, dat de heer Heidinga wel spreekt over het betonblok aan de overzijde van het Vliet, maar niet spreekt over het feit, dat aan de zuid zijde van het Vliet, ook destijds reeds op de zuidoever eigendom van de Gemeente een bok stond van dezelfde aard. Dat strookje grond is al van ouds eigen dom van de Gemeente en daarachter begint de eigen dom van de heer Van Duuren. Het onttrekt zich op dit moment aan mijn waarne ming in welke mate overleg is gepleegd met de eige naren voor wat betreft het plaatsen van het hek. Ik kan volstaan met de mededeling, dat en de heer Heidinga weet dat heel goed geprobeerd is dit hek te plaatsen op gemeente-eigendom, niet eens onder alle omstandigheden op de kadastrale grens; ergens moest er nog een „uitspringertje" worden gemaakt omdat wij ons hadden vergrepen aan andermans eigendom; dat weet de heer Heidinga ook. Het gaat nu om een vrij belangrijke juridische vraag, n.l. deze: of de functie van de oever van het Vliet bij de vroegere bedrijfsvoering van de heer Van Duuren ook leidt tot een recht op uitweg op het gedempte Vliet. Dat is de kernvraag. En de heer Heidinga weet net zo goed als ik, dat een uitspraak van de Gemeente raad ten gunste van Van Duuren ogenblikkelijk conse quenties heeft, resp. precedent zal zijn voor andere aan ditzelfde Vliet gelegen percelen. Uitweg verlenen aan Van Duuren, zoals de heer Heidinga wil, impliceert, dat er ook uitweg wordt verleend aan percelen die nu geen uitweg hebben op het Vliet. (De hear Miedema: Hoefolle binne dat Dat zijn er uit het hoofd ge zegd een stuk of zes, zeven. Het betekent tegelijker tijd, dat de Gemeente, voor wat betreft de hele her verkaveling ter plaatse daarover wordt overleg ge pleegd zowel met de oostelijke als met de westelijke eigenarenook wordt getracht dat met inbreng van de gemeentelijke eigendom te doen in de onmoge lijkheid komt te verkeren om de kosten die dit allemaal voor de Gemeente met zich meebrengt op een andere wijze te verhalen. De heer Heidinga maakt er zich ge makkelijk af. Die zegt: Dan heft U maar een baatbe lasting. Maar wat is een baatbelasting anders dan een in jaarlijkse termijnen uitgedrukte bijdrage in de kos ten van de uitweg op het Vliet? Een baatbelasting is in principe precies hetzelfde als een kapitaalbijdrage voor het verlenen van recht van uitweg. Als de Raad van avond zonder meer aan Van Duuren toestaat om de uitweg te verwerven, dan is elke grond voor het hef fen van een baatbelasting weggevallen. Ik geloof, dat het verstandig is ik zeg niet bij voorbaat wie gelijk heeft dit twistpunt voor te leg gen aan de onafhankelijke rechter opdat die zegt wie gelijk heeft. Dat is voor Van Duuren belangrijk, dat is ook voor de Gemeente belangrijk. Als dan, in hoogste instantie mijnentwege, de rechter uitspraak heeft ge daan, weet de Raad ook wat de rechtspositie van de Gemeente met betrekking tot dit probleem is. En ik geloof, dat het dus zonder meer verlenen van recht van uitweg aan Van Duuren op het Vliet voor de Ge meente zeer ernstige consequenties zal kunnen hebben. Ik ontraad dat dus nadrukkelijk. De heer Heidinga.: De Wethouder maakt zich er nu, dacht ik, wel heel gemakkelijk af. De zuidzijde is eigendom van de Gemeente, zei hij; goed, maar wat maakt dat uit? Het is de vraag of Van Duuren recht van uitweg heeft of niet. De Wethouder zegt: Als de Raad nu beslist, dat Van Duuren daar wel recht op heeft, is een baatbelasting onmogelijk. Ik zou dan met evenveel recht kunnen vragen: Bent U dan ooit van plan geweest om een baatbelasting in te stellen? (De heer Tiekstra (weth.): Nee, die suggestie was van U; U moet de zaak niet omkeren.Nee, die suggestie komt niet van mij. Ik zeg alleen maai, dat de burgers die daar wonen recht hebben op gelijkheid van behan deling. En als er dan meer dan 100 aanwonenden en een groot aantal bedrijven vrij van het Vliet gebruik

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 3