ben ter voorbereiding van de begrotingsbehandeling.
De heer Van Haaren heeft er zelf herhaaldelijk bij
gezeten. Ik dacht, dat wij in die vergaderingen op de
meest open wijze alle mogelijke punten tot in de de
tails met de Raad doorspreken. Ook in de commissies
en raden gebeurt dit. Overal pogen wij dit zover als
maar enigszins mogelijk is door te voeren.
Als dan de heer Van Haaren zegt, dat dit voorstel een
zoethoudertje is en dat hij spontaan bij het begin van
de vergadering vragen moet kunnen stellen, waarop
direct ingegaan moet worden, dan wil ik ook ten aan
zien hiervan herhalen wat ik in het seniorenconvent
heb gezegd. Dat is in een grote gemeente als de onze
met zoveel problemen een niet zinvolle zaak. Als de
Raad vragen heeft, dan zullen wij steeds proberen die
zo goed mogelijk te beantwoorden, op de wijze zoals
dat tot dusverre gebeurt met schriftelijke vragen, of
tijdens de discussies in de raadsvergaderingen of bij
de begroting. Ook als we de nu voorgestelde procedure
volgen, zullen wij steeds proberen de Raad zo volledig
mogelijk te informeren. De heer Van Haaren moet niet
vergeten, dat de veelheid en gecompliceerdheid van
problemen het onmogelijk maken direct met bevredi
gende antwoorden te komen. Als de heer Van Haaren
komt met alle mogelijke vragen en ik zie hem er
voor aan, dat hij dat zal doen dan is dat heel sim
pel; dat kan een kind. En als je het een beetje handig
inkleedt, dan doet het het ook nog bijzonder goed.
Maar om op die vragen meteen een exact antwoord te
geven neemt U het mij niet kwalijk, maar de heer
Van Haaren zou eerst eens een tijdje aan deze kant
van de tafel moeten zitten om het te ervaren -is het
nodig, dat je eerst in de problematiek duikt, de feiten
nagaat, voordat je een zinvol antwoord kunt geven.
Het is gewoon onmogelijk het anders te doen. Je kunt
op zo korte termijn, tenminste in het gros van de ge
vallen, geen zinvol antwoord geven. Dat is ook de re
den, dat wij in het seniorenconvent hebben moeten con
cluderen, dat het een niet zinvolle zaak is om een der
gelijk systeem te volgen, want dan gaan we, of we
willen of niet, toe naar het vuilnisvat dat de heer De
Vries net noemde. En ik dacht, dat dat voor de Raad
en voor de Gemeente ongewenst is.
Als er bij de Raad behoefte is vragen te stellen, kan
dat. De heer Rijpma heeft gezegd, dat zijn fractie wei
nig belang heeft bij een uitbreiding van het arsenaal
van mogelijkheden. De heer De Vries heeft een ander
geluid laten horen. Wij hebben in het seniorenconvent
gezegd: Als er bij de Raad behoefte zou bestaan om
een nog groter arsenaal van mogelijkheden te hebben
om het College vragen te stellen, hebben wij daar echt
geen bezwaar tegen, mits dat gebeurt op een wijze,
dat het ook voor ons allen zinvol kan worden geacht.
Vandaar dat wij dit voorstel hebben uitgewerkt. Ik
meen dan ook de eerste motie van de heer Van Haaren
met klem te moeten ontraden. De tweede motie houdt
in, dat het vragenuur mogelijk is voorafgaande aan
iedere raadsvergadering. Ik zou willen adviseren
het is toch een experiment eerst na te gaan of er
inderdaad echt behoefte aan blijkt te bestaan. Als zou
blijken, dat dat het geval is, als een groot aantal vra
gen met een grote frequentie op ons af komen, waar
door het zinvol blijkt dit vragenuur voor elke verga
dering van de Raad te houden, dan zal het College er
geen enkel bezwaar tegen hebben met een grotere
frequentie dit vragenuur te houden. Ik dacht, dat wij
het ook zo in het seniorenconvent hebben afgespro
ken. Ik ben daarom ook een beetje verbaasd over de
verhalen van de heer Van Haaren. Ik ontraad dus ook
de tweede motie om de door mij genoemde reden ten
stelligste.
De heer Rijpma heeft gezegd, dat hij weinig belang
heeft bij het vragenuur. Hij vindt het arsenaal al vrij
ruim. Ik heb al gezegd, dat wij het daar eigenlijk wel
mee eens zijn. Maar, nogmaals, als de Raad behoefte
heeft aan een nog wat ruimer arsenaal, dan heeft het
College daar geen bezwaar tegen.
De heer De Vries heeft gevraagd aan welke periode
wij denken. Ik dacht aan een periode van ongeveer
een jaar. Daarna moeten wij ons beraden of we al dan
niet hiermee door moeten gaan, al dan niet in een ge
wijzigde vorm.
De heer Van Haaren: U vindt het grote onzin wat
ik op dit punt naar voren heb gebracht. Nou ja, ik
vind het grote onzin, dat het Heerenveense systeem in
Leeuwarden niet kan worden ingevoerd. Daar kan je
natuurlijk nog ontzettend lang over van mening ver
schillen. De verschillende meningen zijn heel duidelijk
en vandaar dat wij zijn gekomen met een motie waar
in wij vragen om invoering van het Heerenveense
systeem, niet om allerhande vragen te kunnen spuien
niet om er een soort vuilnisvat van te maken, maar
om de raadsleden de mogelijkheid te geven om direct,
n.a.v. actuele zaken, een gedachtenwisseling te kun
nen aangaan met het College van B. en W.
De heer B. P. van der Veen: Nu er toch over het
Heerenveense systeem gesproken wordt, als ik goed
geïnformeerd ben en ik dacht, dat ik dat ben
dan komt daar bijzonder weinig uit. Dat is geen
systeem waar de heer Van Haaren zoveel plezier aan
zou beleven.
Onze fractie heeft geen behoefte aan het voorstel
van B. en W. en ook niet aan de voorstellen van de
heer Van Haaren. Wij zijn het met de heer Rijpma
eens, dat een raadslid voldoende mogelijkheden heeft
om geïnformeerd te raken. Iemand die privé iets op
zijn lever heeft, kan zich tot elke wethouder wenden
en kan er zeker van zijn, dat hij de inlichtingen krijgt
die hij wil hebben. Het enige wat hij dan niet krijgt,
is datgene wat blijkbaar toch nagestreefd wordt, n.l.
publiciteit hier en in de pers. Wij dachten, dat we niet
met alle mogelijke wissewasjes bij de publieke tribune
terecht behoefden te komen.
Wat de rest betreft, ik geloof, dat het wel te over
wegen zou zijn dit vragenuur niet eens in de negen
weken, maar elke vergadering te houden. Des te gau
wer zal blijken hoe weinig behoefte eraan bestaat.
(Gelach)
De VoorzitterIk heb er weinig behoefte aan om
in tweede instantie diep op deze punten in te gaan
Ik blijf de moties van de heer Van Haaren ontraden;
dat is eigenlijk het enige. Ik laat de beslissing over
dit raadsvoorstel graag over aan de Raad.
De heer De Jong (weth.)Ik heb er graag aan mee
gewerkt dit voorstel in de Raad te brengen omdat dit
uit het seniorenconvent kwam. Maar in het College
heb ik mijn bezwaren tegen dit voorstel al kenbaar
gemaakt. De heer Heetla en ik zijn het eens met de
opmerkingen van de heer Rijpma. Wij hebben geen
behoefte aan deze uitbreiding van de mogelijkheden
Daarom zullen wij tegen dit voorstel stemmen.
De heer Weide (weth.): Ik sluit mij aan bij dc
woorden van Weth. De Jong.
De Voorzitter: Handhaven de indieners de eerste
motie
De heer Van Haaren: Ja. We kunnen, dacht ik, wel
bij handopsteken stemmen.
De eerste motie van de heren T. H. van Haaren, J.
B. Singelsma en P. D. van der Wal wordt bij handop
steken verworpen met 28 tegen 3 stemmen.
De Voorzitter: Handhaven de indieners dc tweede
motie? Ja? Daarover kunnen we ook wel bij hand
opsteken stemmen.
De tweede motie van de heren T. H. van Haaren, J.
B. Singelsma en P. D. van der Wal wordt bij hand
opsteken verworpen met 26 tegen 5 stemmen.
De Voorzitter: Ik stel voor, dat we nu stemmen
over het voorstel van B. en W., inclusief de redac
tionele wijziging die ik aan het begin van de discussie
heb genoemd.
Het voorstel van B. en W. wordt verworpen met 16
tegen 15 stemmen. Voor stemmen de dames E. Bran-
denburg-Sjoerdsma en G. Visscher-Bouwer en de he
ren S. Bouma, J. ten Brug (weth.), G. Buising, T. H.
van Haaren, H. Meijerhof, J. B. Singelsma, K. Spoel-
stra, J. Tiekstra (weth.), P. van der Veen, J. T. Vel-
lenga, G. de Vries, F. van der Wal en P. D. van der
Wal.
13
Punt 21 (bijlage no. 125).
De Voorzitter: Ik wilde deze subsidienota maar bij
gedeelten behandelen; anders springen we te veel van
de hak op de tak. Ik zal de onderwerpen zoveel moge
lijk per volgnummer aan de orde stellen.
Muziek, zang en toneel (volgno. 524).
Frysk Orkest.
Mevr. Visser-van den Hos: Een zin in dit voorstel
is mij niet duidelijk. Er staat (op blz. 3): „De kosten
van de structurele salarisverbeteringen heeft het Rijk
nagenoeg geheel voor zijn rekening genomen." Nu
zou ik willen vragen of deze zin betekent, dat er een
wijziging is gekomen in de verhouding waarin het
Rijk, de Provincie en de Gemeente het Frysk Orkest
betalen. Want als U zegt, dat het Rijk deze kosten
nagenoeg helemaal voor zijn rekening heeft genomen,
dan zou dat betekenen, dat er een verhoging moet
komen in de blijvende bijdrage van het Rijk.
Dan heb ik nog een vraag ik spreek niet namens
mijn fractie; wij hebben hierover geen overleg ge
pleegd; de vragen die ik stel zijn bij mij persoonlijk
opgekomen die mij steeds weer bezig houdt. Moe
ten we niet op een bepaald moment eens zeggen: Tot
zover en niet verder? Wij gaan nu op de begroting,
die al aangepast is met 10%, nog eens weer een verho
ging bijschrijven van f 71.000,Ik zou echt wel eens
villen weten wanneer we zeggen: Voor dit of dat cul
turele onderdeel hebben we zoveel geld over en daar
mee stoppen we. Het lijkt mij, dat we op deze wijze
niet door kunnen gaan.
De heer Weide (weth.)De zin waarop mevr. Vis
ser doelde, houdt niet in, dat er een wijziging in de
subsidieverhouding is opgetreden. Men is op het ogen
blik intern bezig met het inpassen in de salarisschalen;
dat is beslist geen eenvoudige zaak, want men wil de
salarissen van de leden van de orkesten op één lijn
gaan stellen. Daardoor zullen enige aanpassingen moe
ten plaats vinden.
Ik dacht, dat wij de discussie over de vraag: Wan
neer zeggen wij: Tot hier en niet verder, wel kunnen
houden bij de behandeling van de begroting voor 1974.
Ik kan mevr. Visser zeggen, dat dit probleem op het
ogenblik landelijk in discussie is. Op initiatief van
C.R.M. is het orkestenbestel weer in beweging. Volgen
de week zal het tweede overleg plaats vinden en ik
neem aan, dat er in de nabije toekomst hoewel het
geen eenvoudige zaak Is wel de nodige wijzigingen
zullen komen in het landelijke orkestenbestel.
De Voorzitter: Wat het algemene punt betreft, ik
zou inderdaad graag willen, dat die discussie gevoerd
wordt bij de begroting 1974. Misschien kan het zelfs
al als we de begroting 1973 nog eens onder de loep ne
men. Wij zijn nu duidelijk doorgegaan op het beleid,
dat wij hebben gevolgd bij het vaststellen van de be
groting 1973. Dit zijn de consequenties van dat beleid.
Wij kunnen over onderdeeltjes natuurlijk wel van me
ning verschillen, maar wij zijn doorgegaan op het be
leid dat door de Raad is vastgesteld. Ik neem aan,
dat U daarmee wel akkoord kunt gaan.
Mevr. V'sser-van den Bos: Daar zal ik dan ook
niet op terug komen. Maar ik heb nog wel iets over
die andere vraag. Ik ben helemaal niet tevreden ge
steld door het antwoord van de Wethouder. Wat is de
betekenis van de zin die ik zopas citeerde Of kan
ik die gewoon doorstrepen? Het gaat om kosten van
structurele salarisverbeteringen die door het Rijk voor
zijn rekening worden genomen. Wat betekent dat Die
zin moet toch iets betekenen. Als het nu gewoon be
tekent, dat er salarissen van musici verbeterd zijn en
dat de verhouding van subsidiëring tussen Rijk, Pro
vincie en Gemeente is zoals die altijd was, dan kan ik
die zin doorstrepen. Ik zou zo graag die zin begrijpen.
De heer Weide (weth.): Het is niet alleen een ver
betering van de huidige salarissen, maar het is ook een
inpassing in de diverse schalen. Zo kan het voorkomen,
dat een bepaald lid van het orkest in een andere schaal
zal moeten worden opgenomen om de salarissen van
de orkestleden landelijk zo gelijk mogelijk te houden.
Daarover wordt op dit ogenblik nog koortsachtig over
leg gepleegd. (Mevr. Visser-van den Bos: Het is mij
niet duidelijk.)
De Voorzitter: Het is inderdaad geen concreet ant
woord op Uw vraag, maar misschien kan de Secreta
ris U een concreet antwoord geven.
De heer P. P. de Jong (secr.): Het Rijk betaalt 50
pet. van de salarissen van de orkestleden; maar dat
geldt niet voor de salarissen van de dirigenten, het
administratief personeel en nog een enkele functiona
ris. Dat is de betekenis van het woord „nagenoeg".
Nu nog het punt van de structurele salarisverbete
ringen. Een aantal musici is in andere groepen ge
rangschikt door het Rijk; hetzelfde geldt voor enkele
andere functionarissen. Niet voor al die mensen be
taalt het Rijk 50 pet. van de salarisverbetering. (Mevr.
Visser-van den Bos: Dus het Rijk bezorgt ons extra
kosten door die structurele salarisverbeteringen.) Het
Rijk neemt nooit van ieder die in dienst is van het
Frysk Orkest 50 pet. van de kosten van salaris op zich.
(Mevr. Visser-van den Bos: En doet het Rijk dat nu
wel?) Nee. (De hear Miedema: Hwat is der dan for-
oare?) Er is een aantal mensen in dienst van het
Frysk Orkest van wie de salarissen zijn gewijzigd. Die
mensen zijn in andere schalen ingepast. Maar niet voor
al die mensen betaalt het Rijk 50 pet. subsidie, nu niet,
en ook in het verleden niet. (Mevr. Visser-van den
Bos: Dan neemt het Rijk toch niet meer dan voor
heen voor zijn rekening Alleen voor een deel van
de mensen die hoger ingeschaald zijn betaalt het Rijk
meer.
De Voorzitter: Nu is de zaak, dacht ik, voldoende
doorgesproken. (Stemmen: Nou?) (Gelach) Ik heb
niet gezegd, dat iedereen het begrepen heeft. (Mevr.
Visser-van den Bos: Ik in ieder geval niet.)
Bibliotheken (volgno. 536).
De hear Buising: By dit folchnümer wurdt der
skreaun oer de gearwurking tusken de O.B. en de
C.B.D. dy't hwat langer hwat mear stal krijt. Dat is
in goed ding, ek al omt dé nije Wet op it Bibleteek-
wêzen dy kant wol üt skynt to gean. Oer de gearwur
king tusken de O.B. en de R.K.O.B. wurdt lykwols yn
alle talen swijd. En dat wie nou krekt in puntsje dêr't
wy by de foarlêste bigreating sa aerdich meiinoar
oer diskussiearre hawwe. Dêrom muoit it my nam-
mersto mear, dat der by dizze gelegenheit neat oer yn
it riedsbrief to finen is. Men soe hast tinke, dat der
faeks net safolle fan op 'e hispel kommen is. Dat soe
dan wol yn striid wêze mei hwat de Wethalder doe-
destiids oer dit gefal to fortellen hie. Hwant as ik it
my goed herinnerje, stelde dy him doe nochal posityf
op. Mar faekes kin hy myn üngerêstheit wer del-
bêdzje.
De heer Weide (weth.): De R.K.O.B. is bij dit
raadsvoorstel niet in discussie. Het gaat alleen om de
samenwerking tussen O.B. en C.B.D. met betrekking
tot de bibliobus en m.b.t. de waarneming van de di
rectie. Maar het tast in geen geval de samenwerking,
waarover U in de vorige rapporten hebt kunnen lezen,
tussen O.B. en R.K.O.B. aan. De R.K.O.B. staat hele
maal buiten dit voorstel
Wat er in de toekomst zal gebeuren, loop ik nu
maar niet op vooruit.
Jeugdwerk (volgno. 546).
De hear P. van der Veen: Ik soe graech fornimme
wolle oft de Provinsje al goedkarring jown hat oan
de forheging foar de personiele lésten fan 45 op 47
pst. en de forheging fan de hüsfêstingslêsten fan 40
op 60 pst. Hjir forbyn ik de fraech oan hwannear de
üntwerp-subsydzjeregeling fan de Raja yn syn totali
teit ütfierd wurde sil, binammen foar hwat it ünder-
diel frijwilligerswurk oangiet.
De heer Weide (weth.): Ik moet helaas meedelen,
dat G.S. de betreffende subsidieregelingen nog niet
heeft goedgekeurd. De besluiten betreffende de verho-