16
van de kunstenaars en de belangen van de kunst be
hartigen; wij zijn echt niet de enigen. Maar wij stellen
gewoon een aantal prioriteiten wat anders. Wij vinden,
dat dit een zaak is van zeer hoge prioriteit. Wij zien
mogelijkheden om bezuinigingen aan te brengen in
heel andere sectoren. Wij hebben al zo vaak gezegd
ik herhaal het nog maar eens dat wij het niet
eens zijn met al die dure verkeersvoorzieningen e.d.
Wij hechten zo n hoge prioriteit aan deze zaak, dat
wij, wetende hoe moeilijk de positie is, wetende dat
dit misschien zal stranden bij G.S., toch met deze mo
tie zijn gekomen.
De Voorzitter: Ik dacht, dat deze zaak voldoende
was doorgesproken. Handhaven de indieners de motie?
Ja? We kunnen, dacht ik, wel bij handopsteken stem
men. (De heer Van Haaren: Ja.)
De motie van de heren Van Haaren en Singelsma
wordt bij handopsteken verworpen met 26 tegen 5
stemmen.
Jeugdwerk (volgno. 546).
Stichting Centraal Orgaan Leeuwarden.
De heer Bouma: Ik wil beginnen een paar kant
tekeningen te maken bij het hoofdstuk van de raads-
brief waarbij het gaat om de z.g. streetcornerworker.
U stelt in de raadsbrief, dat verschillende jeugdwerk
instellingen in Leeuwarden in de loop van het seizoen
19721973 bij het uitvoeren van hun activiteiten hin
der hebben ondervonden enz. Het zijn m.n. de jeugd
centra Ruiterskwartier en Het Vliet geweest. Het is
misschien wel goed maar het zal ook wel bekend
zijn om nog even aan te duiden, dat ook het wijk
centrum Nijlan, het wijkcentrum Bilgaard, het buurt
huis Insulinde en de Chr. Jeugdbar met deze proble
matiek zijn geconfronteerd op een niet altijd even pret
tige wijze.
Het tweede punt is, dat de raadsbrief op het punt
van de financiën schijnbaar een beetje een verkeerde
voorstelling van zaken geeft. Er staat n.l., dat de sub
sidiabele lasten op jaarbasis rond f 57.000,bedragen,
waarvoor een rijkssubsidie van f 34.000,en een ge
meentelijk subsidie van f 23.000,wordt gevraagd.
Hier wordt niet, zoals bij andere posten wel is gedaan,
vermeld, dat de Gemeente van het bedrag van f 23.000,
toch minstens 80 pet terug krijgt. Het is zelfs mo
gelijk, dat de subsidiëring in bepaalde situaties nog
gunstiger kan liggen.
In de derde plaats dit. U zegt, dat U er alle begrip
voor heeft, dat de Raad voor Jeugdaangelegenheden
en het C.O.L. de oplossing in het kader van het rijks
subsidie samenlevingsopbouw hebben gezocht en voor
gesteld. Ik mag er hierbij nog even op wijzen, dat ook
de Commissie voor het Opbouwwerk deze aanbeveling
heeft gedaan. Dat het niet Uw voorkeur zou zijn, is
ons eigenlijk niet helemaal duidelijk. Het is n.l. zo, dat
de werkgroep, die aan dit probleem heeft gewerkt
de werkgroep uit de Raja plus een beroepskracht uit
het jongerenwerk; er waren ook contacten met een
aantal andere instellingen tot deze constructie zijn
gekomen op praktische gronden. Die praktische gron
den zijn dan, dat de subsidieregeling onder de titel van
de samenlevingsopbouw de meest gunstige regeling is,
en dat op het moment dat het verzoek werd ingediend
de begrotingspositie bij C.R.M. ten aanzien van het
jeugdwerk zeer slecht zo niet nihil was, terwijl er op
het gebied van de samenlevingsopbouw nog wel moge
lijkheden waren. Dit blijkt ook wel uit het feit, dat
op dit moment het Departement zich nog steeds aan
het beraden is over het al dan niet toewijzen van een
subsidie m.b.t. dit verzoek. De keuze voor samenle
vingsopbouw is ook daarom aantrekkelijk omdat hier
subsidie kan worden gegeven op fifty-fifty basis. Wij
hebben hier ook wel voorbeelden van; ik mag bijv.
memoreren, dat wij een kracht aan het werk hebben
in het Sprengerskwartier die op fifty-fifty basis wordt
gesubsidieerd. Het is daarom aantrekkelijk, omdat je,
dacht ik, m.b.t. deze streetcornerworker waarschijnlijk
niet misschien zelfs helemaal niet hoeft te reke
nen op een bijdrage van welke zijde dan ook; deze
kracht zal dus waarschijnlijk volledig gesubsidieerd
moeten worden. Vandaar, dat de fifty-fifty-regeling
van de samenlevingsopbouw wel aantrekkelijk is. Het
overleg van deze werkgroep heeft bovendien tot de
conclusie geleid, dat niet één van de bestaande jeugd
werkinstellingen zich capabel achtte of in staat was
dit project op zich te nemen. Het vereist ook een heel
specifieke aanpak. De werkgroep is dus met het voor
stel gekomen het C.O.L. deze aanvraag te laten in
dienen, omdat het C.O.L. de mogelijkheid heeft subsi
die aan te vragen in het kader van de samenlevings
opbouw, waar zeker mogelijkheden zijn. Mij is verteld,
dat onder het hoofdstuk „Maatschappelijke achter
stand" nog wel subsidie gegeven zou kunnen worden.
Als nu de Gemeente plotseling komt met de beslissing
om het verzoek van het C.O.L. af te wijzen, dan heeft
een overweging bij het Rijk natuurlijk geen enkele zin
meer. Ik mag er verder nog op wijzen, dat B. en W.
als motivering van de overgang van samenlevingsop
bouw naar jeugdwerk zeggen, dat die overgang mede
zou zijn veroorzaakt of tot stand zou zijn gekomen
door een aantal factoren. De werkgroep heeft vast
gesteld, dat de gepleegde agressieve delicten in geen
enkel verband kunnen staan met het niet kunnen ge
bruiken van de bovenverdieping van Het Vliet, met
het tijdelijk uit de roulatie zijn van de Stins en zeker
niet met het nog niet werkzaam zijn van Hippopota
mus in het nieuwe jeugdhuis. Er is geen enkele relatie
met deze feiten.
Ik zou verder nog willen opmerken, dat het ons heel
vreemd voorkomt, dat in deze overlegsituatie aan de
werkgroep van vaklieden de vaklieden uit deze ge
meente, mag ik wel zeggen nimmer van Collegezijde
is medegedeeld, dat er bij het College andere meningen
heersten, dat er bij het College andere ideeën beston
den, en dat het College van oordeel zou zijn, dat er
een andere regeling zou moeten komen. Het College
wijst het verzoek niet alleen af, het stelt ook geen al
ternatief; het zegt alleen: Je zou met al die instellin
gen eens moeten onderzoeken of het niet beter is een
oplossing te zoeken in het kader van het jeugdwerk.
Zoals ik al zei, wij zien die oplossing beslist niet.
Ik kan eigenlijk wel besluiten met te zeggen, dat
mijn fractie zeker niet achter de afwijzing van het
verzoek staat, integendeel, dat mijn fractie van oordeel
is, dat dit verzoek om subsidie moet worden ingewil
ligd. Wij hebben daartoe ook een voorstel klaar liggen.
Dat luidt als volgt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden, op 24 april
1973 in vergadering bijeen, besluit het in de raadsbrief
bedoelde verzoek van het C.O.L. om subsidiëring van
een door haar aan te stellen z.g. streetcornerworker
toe te kennen."
Dit voorstel is behalve door mij ook ondertekend
door de heren Klomp en Van Haaren.
Ik zou dus nogmaals met klem aan het College wil
len verzoeken dit subsidie toe te kennen. Mocht het
College daartoe niet bereid zijn, dan ligt er dus dit
voorstel.
Mevr. Visser-van den Bos: Wanneer wij hier in de
stad de mogelijkheid zouden kunnen scheppen om iets
te doen aan de agressiviteit die ons allemaal nogal
verontrust heeft, zouden wij die gelegenheid beslist
niet voorbij mogen laten gaan. Ik zou alleen bijzonder
graag wat inlichtingen willen hebben over de wijze
van werken van een streetcornerworker. Ik had daar
misschien van te voren naar kunnen vragen, maar
dat heb ik niet gedaan. Aangezien ik in onz? fractie
ook graag medestanders zou vinden voor het voorstel,
zou ik toch wel iets meer willen weten over de wijze
van werken van de streetcornerworker. Misschien kan
iemand daar iets over vertellen.
De heer Van Haaren: Ik sluit mij in de eerste
plaats graag aan bij de woorden van de heer Bouma.
Ik zit een beetje met de moeilijkheid, dat veel van
hetgeen ik had willen zeggen, al door hem is gezegd.
Ik zal proberen niet in herhalingen te vallen.
De heer Bouma heeft allereerst gezegd, dat de hin
der van de jongeren niet alleen voelbaar was bij de
activiteiten van het Ruiterskwartier en Het Vliet. Hij
heeft een aantal andere instellingen opgenoemd. Ik
wil er nog aan toevoegen, dat de hinder vooral ook
bijzonder hard aankwam bij een aantal mensen die
zonder enige aanwijsbare reden stomweg in elkaar
werden geslagen in onze stad. Bij andere manifesta-
17
ties, zoals in de Landbuurten, zag bijv. mijn fractie
genoot Piet van der Wal, dat zijn hele huisraad ver
nield werd door een dergelijke groep jonge mensen.
Ik heb al eerder in de Raad ook in de afdelings
vergaderingen voor de begroting erop gewezen, dat
het fenomeen van het optreden van jongeren-knok
ploegen niet iets nieuws is voor Leeuwarden. Wij heb
ben eerder te maken met een met de regelmaat van
de klok steeds opnieuw te voorschijn komend ver
schijnsel. Tot nu toe hebben wij gefaald dit verschijnsel
goed aan te pakken, want het heeft weinig zin deze
jongeren in de vorm van vrijheidsstraffen keihard te
rug te slaan en daarna de justitiële kinderbescher
ming of de reclassering te gaan gebruiken als een
soort e.h.b.o. om bij deze strafrechtelijke reacties door
jongeren opgelopen kwetsuren te spalken en te ver
binden. De meest recente, door onverantwoorde pers-
publikaties aangewakkerde, uitingen van agressief op
treden van een groep jongeren, die zelf nergens bij
horen en altijd in de hoek zitten waar de klappen val
len, hebben ertoe geleid, dat jeugdwerkers, kinderbe
schermers en reclasseerders hebben aangedrongen op
een. andere wijze van benadering van deze jongeren
die van huis uit zo weinig hebben meegekregen om in
de maatschappij hun draai te vinden, dat zij alleen
maar letterlijk en figuurlijk overal tegenaan kunnen
schoppen en niet kunnen verdragen, dat een veel te
mooi ingericht Ruiterskwartier een thuis kan bieden
aan groepen studerende jongeren die zo geheel anders
zijn dan zij, geheel anders leven, geheel anders denken
dan deze underdogs van onze welvaartsmaatschappij.
Uit het overleg van de Raad voor Jeugdaangelegen
heden met de leiding van de jeugdcentra t.a.v. deze
jongerenproblematiek is tenslotte naar voren gekomen
een subsidie-aanvraag van het C.O.L. voor de aanstel
ling van een z.g. straathoekwerker, een gespecialiseer
de maatschappelijk werker die moet trachten de kort
sluiting van deze jongeren met onze samenleving
enigszins op te vangen. In een bij de stukken aanwe
zig schrijven van het C.O.L. van 22 november 1972
wordt in dit verband het volgende gesteld. De bestaan
de jongerencentra zijn niet in staat deze jongeren vol
doende bij te staan en te helpen en constructief invloed
uit te oefenen op hun leefomstandigheden. Dit wordt
met een heleboel overwegingen nader gestaafd. Het
tijdelijke experimentele project „Leeuwarden-centrum"
stelt zich ten doel de relatie-opbouw te ontwikkelen
tussen een sterk geïsoleerde groep jongeren en allerlei
sectoren van de Leeuwarder samenleving, zoals over
heidsinstituten, ambtelijke diensten en politie, institu
ten voor maatschappelijke dienstverlening en vrije
tijdsbesteding, bedrijven, enz. Daarbij wordt de iden
titeit van deze jongeren tot uitgangspunt gekozen. Het
ontwikkelen van relaties tussen deze jongeren en aller
lei maatschappelijke instituten betekent tegelijkertijd,
dat het tijdelijke project geen doeleinden nastreeft als
het bieden van bijv. vrijetijdsvoorzieningen, maar wel
het bieden van begeleiding en advies aan deze catego
rie jongeren t.b.v. hun deelname aan het maatschap
pelijk verkeer nastreeft. Deze en andere gegevens
vindt U in de brief van het C.O.L. die bij de stukken
lag; er was ook nog iets in geschreven over de werk
methode van de streetcornerworker. Ik kan daarover
wel iets zeggen, maar ik ben er van overtuigd, dat de
Wethouder het beter kan dan ik.
Uit hetgeen ik gezegd heb, blijkt m.i. reeds duide
lijk, dat een straathoekwerker geen, al dan niet am
bulante, functionaris dient te zijn bij een der gepro
fessionaliseerde jeugdinstellingen, omdat zo'n man of
vrouw dan meteen al weer in een bepaalde hoek zit.
Hij of zij gaat dan meteen al weer behoren tot die be
paalde instelling. Ook de in het overleg betrokken
jeugdinstellingen zijn deze mening toegedaan.
Op welke gronden de voorkeur van het College ge
baseerd is voor de subsidieregeling jeugd- en jongeren
werk, wordt de heer Bouma heeft daar al op ge
wezen in de stukken helemaal niet nader uiteenge
zet. Het C.O.L. stelt wel, dat de keus niet principieel
doch pragmatisch is.
De kosten van dit project kunnen voor 80% worden
terug ontvangen via de uitkering uit het Gemeente
fonds, maar dat is misschien voor iedereen vanzelf
sprekend.
Verschillende instanties heben gunstig geadviseerd;
de Commissie voor het Opbouwwerk bijv. was unaniem
voor het voorstel van het C.O.L., de commissie inclu
sief Weth. Weide.
Samenvattend zou ik kunnen zeggen, dat het er om
gaat, dat op het gebied van de begeleiding van een
aantal ongrijpbare, niet door bestaande instellingen
aan te haken, agressieve jongeren iets moet gebeuren;
en het moet zo spoedig mogelijk gebeuren. Het ver
zoek van het C.O.L. kan daarom niet worden afgewe
zen om de hele procedure van onderzoek, overleg en
subsidie-aanvraag weer eens opnieuw te beginnen. De
subsidiëring kan en moet naar de mening van mijn
fractie voorlopig geschieden op basis van de rijksrege
ling samenlevingsopbouw, een regeling die dan in dit
geval als een soort kapstok kan dienen. In een later
stadium, als het experiment loopt, kan nog altijd wor
den nagegaan of het mogelijk en wenselijk is dit sub
sidie naar het jeugdwerk over te hevelen. Nu moet
het subsidieverzoek daar worden ingediend waar mo
gelijkheden voor een snelle start van het experiment
aanwezig zijn. Nogmaals, wij vragen: Start U nu, dan
zal straks het experiment kunnen worden geëvalueerd
en kunnen de mogelijkheden en de resultaten van dit
straathoekwerk nader worden bekeken. Een nader on
derzoek, zoals U nu voorstelt, is naar onze mening
alleen maar een vorm van droogzwemmen.
De hear Klomp: Ik kin my alhiel oanslute by de
liear Bouma. Ik fyn it ek tige spitich, dat B. en W.
foarstelle de subsydzje-oanfraech öf to wizen. Dit
eksperimint moast oars al trochgean. Der is wier wol
hwat mei dizze jonges en famkes to birikken. Ik wyt
dat fan tichteby. Boppedat hoecht dit eksperimint mar
in bytsje to kost jen. As it eksperimint mar yn in pear
gefallen fortuten dwaen soe, dan is it jild al mear as
goed bistege. Ik soe graech sjen, dat de Ried it foar-
stel fan B. en W. öfwiist opdat it noch op koarte
termyn mooglik wêze kin om mei it eksperiment
ütein to setten.
De heer Weide (weth N Het probleem van de agres
sieve jeugd heeft ons in Leeuwarden de laatste maan
den wel bezig gehouden. Ik dacht, en daar zijn we het
allemaal wel over eens, dat dit een moeilijk en zeer in
gewikkeld probleem is. Heel veel instellingen en or
ganisaties hebben zich hier de laatste tijd mee bezig
gehouden. Er is m.i. zeer duidelijk gebleken, dat deze
vorm van onaangepast gedrag niet aangeboren is; het
is iets dat in latere jaren groeit. Ik geloof, dat de oor
zaken van het optreden van deze jongelui bepaald die
per liggen, dan sommigen wel eens denken. Wij heb
ben ons met deze zaak bijzonder intensief bezig gehou
den; ik heb ook talloze gesprekken gevoerd met di
verse instanties. Gebleken is, dat dit soort problemen
meestal voorkomen in steden met 100.000 of meer in
woners. In de wat kleinere steden komen ze in ge
ringere mate voor. Dat ze in Leeuwarden voorkomen,
stemt ons wel tot nadenken.
De verschillende sprekers hebben al naar voren ge
bracht, dat er met het C.O.L. vrij uitvoerig over deze
zaak is gesproken. Wij hebben een gesprek gehad met
de Jeugdraad. De zaak is ook behandeld in de Com
missie voor het Opbouwwerk. Persoonlijk heb ik met
een aantal andere instanties een bespreking gehad.
De heer Bouma zei, dat het niet specifiek een pro
bleem was van de diverse jongerencentra. Dat is ook
wel bekend. Het is een meer algemeen probleem. Wii
hebben in de raadsbrief Ruiterskwartier en Het
Vliet met name genoemd, maar het is wel bekend, dat
men in de diverse wijken ook met het probleem te
kampen heeft. Vorige week moest de Cambuuravond
in de Beurs vroegtijdig worden gesloten omdat er een
groep agressieve jongeren aanwezig was.
Dat in het overleg in eerste instantie is gekozen
voor een aanvraag via het C.O.L. was in dat stadium
wel een begrijpelijke keus, in die zin, dat in het kader
van de samenlevingsopbouw het aan die kapstok zou
kunnen worden opgehangen en om zo snel mogelijk
tot realisering te kunnen komen.
Bij al onze gesprekken speelde ook steeds de kwestie
van art. 12 een rol. Wij vroegen ons af: Hoe kunnen
we in de bestaande situatie toch tot een snelle oplossing
komen. Wij hebben de mogelijkheden vrij uitvoerig be-