rmm oanhellingstekens letterlik opnommen is yn it Friesch Dagblad „Als de Hemrik straks klaar is en er komt een bedrijf voor 500 laag-geschoolden dat zich daar wil vestigen, zullen we het dat bedrijf wel moei lijk maken.", zo beloofde de heer Brandsma." (Ik haw foar mysels dat „wel moeilijk" efkes ünderstrepe, hwant dêr giet it aenst om.) „Ik moat dêrüt bigripe, dat dit sa letterlik sein is. (De Voorzitter: Dat is een drukfout in het Friesch Dagblad; dat moet „mo gelijk maken" zijn.) Dat is wol in hiel great forskil. (De Voorzitter: Naar ik meen, heeft de afdeling Voorlichting er zelfs met het Friesch Dagblad over gebeld, met het verzoek dat in hun eigen belang te corrigeren, maar dat hebben ze kennelijk niet in hun eigen belang gevonden.)" Oant sa fier dit sitaet. Nou haw ik it forslach fan de gearkomste fan öf- dieling I fan 14 novimber dêr waerd hjir op yn- heakke der op neilêzen en dêr stiet: „niet gemak kelijk maken". Nou, ik tocht, dat „niet gemakke lijk" en „wel moeilijk" üngefear itselde is; it is yn elts gefal hiel hwat oars as „mogelijk maken". Yn forban mei in goede forslachjowing is myn fraech: Hwat moat it nou eins wêze? Mooglik is it antwurd ienfaldich, mar wy hellen der efkes üs skouders oer op. De Foarsitter: Yn öfdieling I is „niet gemakke lijk" sein. Ik tocht dat de diskusje yn öfdieling I west hat, sa't yn it forslach stiet. Yn öfdieling I is it dus hwat oars gien as ik yn öfdieling VI sitearre haw. De hear Jansma: Dat bitsjut dus, dat it forslach fan öfdieling I goed is en dat de diskusje ek goed yn it forslach werjown is. Allinne de diskusje deroer hat bitizing brocht. De Foarsitter: Sa is it yndied. Ik haw der ck mei de redakteur fan it Friesch Dagblad in bisprek oer hawn. De opmerking dy't ik makke haw, hie bitrek king op in oar Onderwerp dan oan de oarder wie. Dat haw ik ek sein tsjinoer it Friesch Dagblad. Har ren treft net in inkele blaem, dat hja hwat net korri- gearre of net opnommen hawwe. Dat wol ik dus by dizze gelegenheid ek wol graech yn it iepenbier sizze. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Punt 2. De Voorzitter: Weth. Heetla is al met vakantie. Hij gaat meestal in juni met vakantie. Vandaar, dat hij vanavond niet achter de collegetafel zit. De heer P. P. de Jong (secr.)Er is bericht van verhindering ontvangen van mevr. Dijkstra en de he ren Van Haaren, Hemstra en De Jong. Rondgezonden mededelingen. Sub A en B. De berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub C. De heer Ilouma: Even iets over het bericht onder C I. In de stukken staat: „Nu de Raad in principe be sloot tot deelname aan de gemeenschappelijke rege ling, was er niet langer bezwaar tegen het raads besluit." Dat zeggen G.S. er dus van. Ik zou U willen vragen: Als de Raad niet in principe had besloten deel te nemen aan de gemeenschappelijke regeling, wat zou er dan zijn gebeurd en wat waren daarvan dan de gevolgen geweest? Dan heb ik nog een tweede punt. Met toepassing van art. 19 van het Besluit Woonwagencentra hebben we nu ontheffing van de nakoming van de bepalingen van dit besluit. In de stukken staat: „Een en ander geldt tot het tijdstip waarop het regionale centrum in Dracht- stercompagnie in gebruik wordt genomen." Het gaat hier dus om een tijdelijk besluit. Wat gebeurt er, als het regionale centrum in Drachtstercompagnie in ge bruik wordt genomen, met het kamp in Leeuwarden Er staat uitdrukkelijk, dat deze beslissing geldt tot dat tijdstip. V-T ér* De Voorzitter: Wat het eerste punt betreft, kan ik U meedelen, dat wij er stellig bij G.S. op zouden hebben aangedrongen het besluit alsnog goed te keu ren. Of ze dat dan al dan niet gedaan zouden hebben, weet ik niet. De beslissing was verdaagd in afwachting yan deze regeling. Nu hebben ze het raadsbesluit goed gekeurd. U vroeg mij concreet wat wij zouden hebben gedaan als Uw Raad niet het principebesluit zou heb ben genomen. Nu, wij zouden er dan weer op hebben aangedrongen alsnog het betreffende besluit goed te keuren. Want dat besluit hield in, dat er in Leeuwar den plaats zou zijn voor een aantal woonwagens. Wij menen, dat die er moeten zijn. Maar het is een acade mische vraag. De heer Bouma: Wij hebben, dacht ik, de verbete ringen in het kamp voor eigen rekening genomen. De Minister heeft ook gezegd, dat daar geen enkele fi nanciële vergoeding tegenover staat. (De Voorzitter: Maar dat staat los van de vraag die U stelde. U stelde de exacte vraag: Wat zou U gedaan hebben als het niet was goedgekeurdNee, ik vroeg: Wat zou er dan gebeurd zijn? (De heer Ten B,rug (weth.): Dat weet je nooit.) De Voorzitter: Nee, dat kunnen we niet weten. Maar ik stel voor daar verder niet over te discussiëren. Het geval doet zich niet voor. (De heer Bouma: Ik proefde er een dreiging uit, maar ik zie het dreige ment niet.) Dat weet ik niet. Ik vind het niet zo belangrijk, want het is ondertussen goedgekeurd. De heer Weide (weth.): Wat gebeurt er met ons kamp als het regionale kamp in gebruik wordt geno men? Zoals U weet, zijn in de gemeenschappelijke re geling een aantal sub-kampen opgenomen. De Raad heeft daar in principe zijn goedkeuring aan gegeven. Als de gemeenschappelijke regeling in werking treedt, wordt het kamp volledig ondergebracht in de gemeen schappelijke regeling, in het openbaar lichaam Regio naal Woonwagencentrum Drachten. Dan is het de taak van de gemeentelijke vertegenwoordigers in het open baar lichaam te pleiten voor de woonwagenbewoners van het kamp in Leeuwarden. De heer Bouma: Ik dacht, dat het laatste wat U zegt dan opnieuw op losse schroeven zou komen te staan. De heer Weide (weth.): In de vergadering van de Raad waarin de gemeenschappelijke regeling aan de orde is geweest, hebben wij gezegd, dat er gesprek ken zullen komen met de bewoners van het woon wagenkamp en dat wij nauw contact zullen houden over alles wat er gebeurt m.b.t. het kamp. Alles zal gebeuren in overleg met de bewoners. Ik dacht, dat de positie van de woonwagenbewoners van het kamp in Leeuwarden in de gemeenschappelijke regeling goed geregeld is. De Voorzitter: Ik zie het als een formaliteit dat G.S. hebben geschreven, dat het besluit is goedge keurd tot een bepaald tijdstip. Dan wordt het gecon tinueerd in het kader van de gemeenschappelijke re geling. Er wijzigt dan in de praktijk niets. De berichten worden voor kennisgeving aangeno- Sub D. Het rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. ub E. Het verzoek wordt in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub G. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub H. Het rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijlage no. 154). De heer P. D. van der Wal: Wij hebben, zoals U weet, grote bezwaren tegen de oostelijke binnenstads tangent. Vandaar dat wij zijn tegen de aankoop van de onder 1 genoemde panden in de Baljeebuurt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. met aantekening, dat de heer P. D. van der Wal wenst te worden geacht te heben gestemd te gen post 1. Punten 4 en 5 (bijlagen nos. 157 en 158). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 6 (bijlage no. 147). De Voorzitter: Zoals U reeds schriftelijk is mede gedeeld, is dit punt van de agenda afgevoerd. Punten 7 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 156, 145 en 148). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 161). De heer P. D. van der Wal: Ik zou van deze gele genheid gebruik willen maken een opmerking te ma ken over de op dit ogenblik in volle gang zijnde z.g. restauratie van de Bierkade waar deze drie kelders bij horen. (De Voorzitter: Het gaat slechts over deze aankopen. De restauratie van de Bierkade is niet in discussie.) ïk wil iets zeggen over de aankoojj van de kelders en over wat er mee gaat gebeuren. Op zich hebben wij natuurlijk niets tegen het door de Gemeente overnemen van deze kelders. Maar de bewerking die deze kelders ondertussen hebben onder gaan, is ronduit rampzalig voor deze samen met die in Utrecht voor Nederland unieke gewelven. Uw antwoord is natuurlijk, dat dit door de Gemeenteraad is besloten op 11 december 1972 en dat toen zelfs nie mand heeft tegen gestemd. Dat is ook zo. Ik wil daar dan van zeggen, dat ik en, naar ik gehoord heb, ook andere gemeenteraadsleden zich die restauratie wel anders hadden voorgesteld. Ik had uit contacten hier over met de betreffende secretarie-afdeling begrepen, dat een totaal-restauratieplan van Bierkade en Kelders te duur uitkwam en dat men daarom volstond met de restauratie van de kademuren en deuren en dat de kel ders zelf waaronder deze drie dus volgestort zou den worden met schoon zand zodat voor latere genera ties die daar het geld voor over zouden hebben, het altijd mogelijk zou zijn alsnog de keldergewelven te restaureren. Aldus ingelicht hebben wij daar verder geen punt van gemaakt. Maar wat blijkt nu tijdens de uitvoering van het werk? De pneumatische hamer werd er in gezet en van de keldergewelven is niets meer over. Zelfs de twee linksgelegen kelders (nos. 3 en 5) waarvoor een nieuwe bestemming is gevonden in één daarvan kwam een nogal bijzonder kruisgewelf voor zijn zonder pardon gesloopt. Daarvoor in de plaats komt dan straks een nieuw betonnen gewelf, dat natuurlijk weinig met het originele te maken heeft. Zijn er eigenlijk wel tekeningen en foto's gemaakt die het mogelijk moeten maken de keldergewelven te re construeren Al met al vinden wij het een zeer te betreuren gang van zaken. Ik heb mijzelf daarbij ook wel enige ver wijten gemaakt, dat ik de zaak destijds niet beter heb onderzocht. Maar je denkt toch nog te gauw: Het is door ten minste twee commissies behandeld, dus het is wel goed bekeken. Achteraf hoor je dan, dat de eisen van de afd. Weg- en Waterbouw zo zwaar waren, dat de restauratie van de keldergewelven te duur zou wor den; zoiets van een ton per kelder extra. Ik vraag mij toch af of de eisen van Openbare Werken altijd wel zo'n zwaar stempel op dit soort plannen moeten blijven drukken. Het is hen daar nooit breed, sterk en hoog genoeg. Maar hierdoor zijn wel de kelders naar de knoppen, ook voor het nageslacht. Dat vinden wij een jammerlijke zaak. De hear Singelsma: Ik sil it net hawwe oer de amovaesje fan de kelders. Ik konstatearje allinnich, dat yn it riedsbrief in hwat frjemde sin stiet. Yn de earste alinea stiet „de kelderruimten, welke zijn ge legen". Dat moat wêze: „waren gelegen". Der wurdt hwat snüsterich omsprongen mei de tiden fan it „verbum". Dan konstatearje ik noch hwat. Ek de oare eigners binne ré harren kelders oer to dwaen foar de restau raesje. Dat is hwat in forsêftsjende ütdrukking; in „eufemisme" hyt dan yn de tael. Hja krije dêr in f 5.000,foar. Mar dêr giet it my nou net om. Wy komme hjir joun fansels byinoar om dêroer to bislu- ten. Mar ik haw der ris efkes west. De kelders moatte oerdroegen wurde, mar dy binne al fol smiten. Ik freegje my öf hwat ik hjir eins doch. Wy kinne al linne noch goedkarre. Wy wurde foar in „voldongen feit" steld. Ik soe eins mar foarstelle wolle: Lit dy lju de kelders mar halde. Dat soe de ienige oplossing wêze. De Ried krijt de kans net him hjir oer üt to sprekken. Dat fyn ik in spitige konstatearring. De heer Tiekstra (weth.): Op de door de heer Van der Wal genoemde datum is in deze Raad het plan aan genomen tot restauratie van de gevels en de deuren van de Bierkade, tot herstel van de weg van de Kel ders en tot het aanleggen van een riolering in die weg. Dat is in deze Raad behandeld en door deze Raad be sloten. Op dat moment was ook in deze Raad bekend, dat dit tot consequentie zou hebben, dat volledige res tauratie van de van ouds aanwezige kelders daardoor uitgesloten was. Wel hebben B. en W. getracht om in middels, voor zover mogelijk, daarvoor in aanmerking komende kelders nog te herstellen en een functie te geven. Dat is het hele verhaal. Ik moat der noch wol by sizze, dat de hear Singel sma hiel frijmoedich sitearret. Hwant hy sitearret de oanrin fan it riedsbrief, dy't seit en ik sitearje folslein „De gemeente heeft in het verleden met het oog op het behoud van het ter plaatse karakte ristieke stadsgezicht de eigendom verworven van de kelderruimten welke gelegen zijn vóór en behorende bij de panden Kelders 3, 5, 7, 15 en 17. Ook de eigenaren van de percelen Kelders 9, 11 en 13 hebben zich thans bereid verklaard de daarbij behorende kelders om niet aan de gemeente in eigendom over te dragen. Deze kelders zijn op de ter inzage gelegde tekeningen rood gekleurd aangegeven." Dit is yn gjin inkel opsjoch ek mar in forsluijerjende ynformaesje. It stiet der krekt sa't it west hat en sa't it gong is. It is maklik foar de hear Singelsma op dizze wize altiten hwat snüs terich to praten oer B. en W., mar nei myn bitinken past dat net yn dizze Ried. Fierder hoech ik net oer dit foarstel to praten. De konsekwinsje fan it oan- nimmen fan it foarstel fan desimber 1972 is, dat mooglik twa kelders foar in part restaurearre wurde kinne en dat dy dan miskien ek noch in ridlike funk- sje krije kinne. Dêr binne wy meiinoar tige oer dwaen- de; wy bisykje dat klear to krijen. De heer P. D. van der Wal: De Wethouder heeft een vraag van mij nog niet beantwoord. Ik wil graag weten of er tekeningen of foto's zijn gemaakt van de gewelven zodat ze later eventueel nog gereconstrueerd zouden kunnen worden. De hear Singelsma: Ik soe de Wethalder freegje wolle oft hy it fatsoenlik fynt, nou't de kelders al ticht binne, to kommen mei in foarstel sa't dat hjir leit. Ik tocht, dat it wurk efkes ütsteld wurden moatten hie oant wy dizze kelders yn eigendom hiene. De heer Tiekstra (weth.): Ik weet niet of van de kelders opnamen zijn gemaakt. Over het algemeen wor den er wel opnamen gemaakt van dit soort objecten om ze voor de historie vast te houden. Maar ik kan op die vraag geen expliciet antwoord geven. It antwurd op de fraech fan de hear Singelsma dy't blykber wer mei fatsoen to meitsjen hat is Hwannear't wy it iens binne mei de eigners en de eig ners jowe meiwurking oan it folstoarten, dan tocht ik, dat wy fatsoenlik binne as wy it ta de ütfiering fan in troch de Ried nommen bislüt sa biwurkstelligje. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 2