5
Op pag. 18 staan ook nog een aantal taakstellingen. U
schrijft daarbij o.m.„aanhouden van ruimtelijke reserves
direct grenzend aan de binnenstad". Ik neem aan, dat U
daarbij b.v. het oog heeft op het Rengersparkkwartier en
misschien op Tulpenburg, maar ik dacht, dat het voor de
hand lag, dat U die niet blijvend zult kunnen reserveren.
Dus zoals het hier gesteld is, is het wel leuk, dat we hier en
daar wat ruimten hebben voor kantoren, maar als we er
belangstellenden voor krijgen bebouwen we die en dan zijn
de ruimtelijke reserves, dacht ik, opgesoupeerd.
Op blz. 19 staat o.a.„Daarbij moet wel het voorbehoud
worden gemaakt, dat de overheid niet altijd over de mid
delen beschikt om het proces actief te beïnvloeden. Veel
zal ook afhangen van particuliere initiatieven en van het
geloof van een iedereen in de zaak van de binnenstad."
Gezien de manier waarop we tot nu toe reilen en zeilen,
zou ik toch in alle ernst willen zeggen, dat de overheid het
proces ook lang niet altijd wil beïnvloeden. De overheid
kan het meestal wel; wij kunnen veel meer dan wij denken,
maar wij willen lang niet altijd. En dan speelt natuurlijk
ook de grote diversiteit van de meningen over de binnen
stad mee. Tenslotte zal het voor bepaalde dingen op
stemming uitdraaien.
De pagina's 20 en 21 gaan over de winkels en markten.
De doelen die U hier noemt zijn in het algemeen slechts te
verwezenlijken als de Gemeente zelf als winkelier gaat
optreden op plaatsen waar gaten vallen of waar geen droog
brood kan worden verdiend. Het is in het algemeen zo
gemakkelijk om al deze dingen te stellen: kwaliteitsver
hoging individuele winkels, vorm te bepalen door beloop
baarheid en bereikbaarheid, bevordering van de bereik
baarheid, permanente en meersoortige markten, sterke
specialisatie in zoveel mogelijk verschillende branches enz.
Er zit allemaal wel wat in, maar dit kan de Gemeente nu
juist niet doen; dat is absoluut onmogelijk. Zoals ik al zei:
dan zou de Gemeente zelf moeten optreden als winkelier
en dan speciaal op de plaatsen waar de winkelier geen droog
brood kan verdienen. Dan zouden wij daar toch een win
keltje houden.
Er staat hier ook, dat de plannen om nieuwbouw te
plegen achter de Mercuriusfontein tot gevolg zouden heb
ben, dat de uiteinden van de winkelbanaan afsterven. Dat
onderschrijf ik niet zonder meer. U kunt dat niet bewijzen;
U doet dat ook niet. Het kan, dacht ik, mits goed gepland,
toch wel een stoot in de goede richting zijn. Op deze
pagina's wordt ook geschreven over een koopavond en ik
dacht, dat U wel wist, dat wij ten aanzien daarvan de
nodige reserves hebben. Ook het naar buiten openen van
verkooppunten wordt hier even aangeroerd. Ik moet U
zeggen, dat de Gemeente dat tal van jaren verhinderd en zo
langzamerhand onmogelijk gemaakt heeft. Vroeger, toen
ik nog jong was, waren er tal van winkeliers die uitstal
lingen op de stoepen hadden; ik zou U daarvan nog wel
een heel aantal kunnen noemen. Maar er is eens een keer
door de Raad een verordening aangenomen dat uitstal
lingen op de stoepen niet mochten en de mensen werden
daarvoor dus verbaliseerd en die hebben zich zo zachtjes
aan allemaal binnen hun eigen gevel teruggetrokken. Ik
ken er nog één, Willem Fahner op het Naauw; die heeft
de pui van zijn winkel teruggebracht en heeft de uitstalling
buiten, binnen zijn pand maar toch buiten. Maar de
Gemeente heeft die uitstallingen dus helemaal onmogelijk
gemaakt. Wie zei ook al weer „het kan verkeren". Was het
niet Bredero? (De hear Singelsma: Ja, it wie deselde.)
Ja, dat meende ik al.
In grote lijnen ben ik akkoord met hetgeen staat op de
pagina's 22 en 23. Maar, nogmaals, ik zie geen over
wegende bezwaren tegen kantoortjes e.d. op de hoek van
het Zaailand en de Wirdumerdijk.
Op de pagina's 24 en 25 spreekt U er over (speciaal op
pag. 25) dat er nauwelijks sprake is van de aanwezigheid
van storende bedrijven in de binnenstad. U hebt het toch
in deze doeleindennota nogal vaak over storende bedrijven;
in verband daarmee kan men daar geen woonfunctie heb
ben enz. Maar als we geen storende bedrijven hebben, dan
vraag ik mij af waarom U als richtdoel opneemt, dat die
storende bedrijven verplaatst moeten worden ook i.v.m. de
woonfunctie, omdat in de buurt van storende bedrijven
de woonfunctie niet kan worden bevorderd. Mochten die
storende bedrijven er wel zijn dan zou ik het wel graag van
U vernemen.
De pagina's 26 en 27 gaan over cultuur, recreatie en
onderwijs. Bovenaan pag. 27 staat: „Bij ons standaarddoel
„bevordering van een grote verscheidenheid van voor
zieningen in deze sector" denken wij niet alleen aan
schouwburg, concertgebouw, expositieruimten, ruimten
voor creatieve vrijetijdsbesteding, bibliotheek, hotels en
restaurants, maar ook aan kleine bioscopen, een vestzak
theater, musea, kunstenaarsateliers, antiquariaten, kunst
handels, gespecialiseerde eethuisjes, wijnkelders en bars."
(Gelach) Ik neem aan, dat U niet voorstelt, dat de Ge
meente dit allemaal voor eigen rekening zal doen. Ik zou
willen vragen hoe U eigenlijk denkt te bereiken, dat men
in deze richting werkt. Dat is eigenlijk een mentaliteits
beïnvloeding die van de kant van het Gemeentebestuur m.i,
niet mogelijk is.
Dan kom ik nu bij de bladzijden 30 en 31; die gaan over
het wonen. Ze zitten me eigenlijk wel een beetje dwars;
vooral de zinsnede waarin U stelt, dat B. en W. geen beeld
hebben van de bestaande woningvoorraad. U begint met
te zeggen „Het wonen moet mogelijk blijven in de binnen
stad. Zelfs moet het mogelijk zijn, dat er straks weer meer
mensen in de Leeuwarder binnenstad wonen." Maar
verderop zegt U koudweg: „Wij hebben op dit moment
geen goed beeld van wat de bestaande woningvoorraad
eigenlijk inhoudt en evenmin wat we er in de naaste toe
komst van mogen verwachten." Nu, dat is nogal wat. Ik
wil ook nog wel zover gaan, dat dit ruiterlijk bekennen,
dat U er niets van weet, U siert. We kunnen er natuurlijk
best omheen draaien en zeggen: Het zal wel zus of het zal
wel zo zijn. Dan vind ik het veel beter dat we maar zeggen:
Ik weet het niet. Maar dan wil ik U toch ook zeggen, dat U
m.i. dan toch schromelijk tekort geschoten bent (de
Gemeente dan). De binnenstadsproblematiek is in de Raad
reeds zo lang en zo vaak aan de orde geweest. We hebben
gepraat over bestemmingsplannen en over van alles en nog
wat. Ik hoef het niet weer nader uiteen te zetten. Er is zo
vaak aandacht aan besteed en er is zo vaak indringend over
gesproken, dat het eigenlijk, dacht ik, voor ons bijzonder
moeilijk te verteren is, dat nu hier koudweg erkent, dat
er nog nooit iets gedaan is aan die woningvoorraad. Dat
de binnenstad totaal ontvolkt is juist een van de punten
waar de stad aan kapot gaat. Dat we met de inventarisatie
gewacht hebben tot we uitgerekend art. 12-gemeente zijn
geworden, nou, dat is niet best.
Wat Uw suggestie betreft aangaande een binnenstads-
bewonersvereniging, akkoord; ik hoop, dat U initiatieven
in die richting zult willen nemen.
Dan hebt in Uw toelichting een aantal factoren ge
noemd waaraan de bebouwing van de binnenstad eigenlijk
zou moeten voldoen, ook een eventuele nieuwe bebouwing.
Ik zou daar graag bij willen hebben: toetreding van licht
en lucht en privacy. Want die drie dingen spelen in de
bewoning van de binnenstad een bijzonder grote rol en die
moeten beslist meespelen in de eventuele herbewoning van
de binnenstad, zeker zoveel als de factor woonomgeving
die ik ook zeer belangrijk vind. Want het wonen in de
binnenstad is, dacht ik, één van de belangrijkste zo niet de
allerbelangrijkste peiler die het behoud en het herstel zal
moeten dragen. Ik heb bij de algemene beschouwingen wel
eens gezegd: Probeer de mening van de burgerij te peilen
over het wonen in de stad. Zou het niet mogelijk zijn dat
we onder de inwoners van onze gemeente een enquête
houden? Wie wil er in de binnenstad wonen en wat voor
eisen stelt hij dan aan bewoning en outillage? Dan weten
we iets. We kunnen heel gemakkelijk zeggen dat doen
we ook; ik heb er ook geen bezwaar tegen Er moeten
mensen in de binnenstad komen. Maar wij zullen dan toch
aan bepaalde minimum eisen voor de bewoning moeten
kunnen voldoen. Anders krijgen we die mensen gewoon
niet.
Ik heb nu al een hele tijd gepraat en ik sla maar wat
bladzijden over en kom bij het verkeer. Dat is, dacht ik,
eigenlijk wel het allermoeilijkste punt van deze hele doel-
eindennota. Want juist de ontwikkeling van het moderne
verkeer heeft de grote binnenstadsproblemen voor een
groot deel mede veroorzaakt. Immers, als de auto er niet
was of niet binnen het bereik was van brede lagen van de
bevolking, dan zouden vele problemen niet zijn ontstaan.
Wij hebben er echter rekening mee te houden, dat die auto
er is en dat de auto aan de mensen een geweldige vrijheid
geeft, bijv. voor het kiezen van zijn woonplaats. Hij kan
immers zijn woonplaats altijd zo kiezen, dat hij zijn werk
op een bevredigende manier kan bereiken. Hij kan ook de
natuur in om zich te recreëren, hij kan wat van de wereld
zien. En dat kan allemaal juist door middel van die auto.
Nu kunnen we wel tegen het autoverkeer aanschoppen
en dat doen we dan meestal ook nog tegen de auto van
onze buurman of tegen het gebruik dat een ander van de
auto maakt; wij zelf zijn over het algemeen nette rijders en
nette parkeerders maar dat doet aan de feitelijkheden
niets af. De auto is er en we moeten er mee leven. Ik ben
dan ook van mening, dat er geen sprake van is, dat wij de
hele binnenstad voor auto's zouden kunnen afsluiten. (Als
we de stad werkelijk ten dode willen opschrijven, dan
moeten we het doen.) Maar dat neemt niet weg, dat we hier
wel ordenend en regulerend moeten optreden. Het mag
evenmin zo zijn, dat de stad, bij wijze van spreken, door
de auto wordt opgevreten. Daarom ik wind er helemaal
geen doekjes om ben ik nog altijd de mening toegedaan,
dat dit vraagstuk op de beste manier wordt aangepakt door
de aanleg van de binnenstadsring, een systeem van wegen
die men veelal uitscheldt voor tangenten. Ik zeg niet, dat
dit de alleenzaligmakende oplossing is, doch wel, dat nog
niemand in al de jaren dat er nu over gesproken wordt een
betere oplossing aan de hand gedaan heeft of zelfs maar
deze oplossing heeft benaderd. Dat wil niet zeggen, dat
we nu dat plan niet moeten aanpassen aan de gewijzigde
omstandigheden en aan de voortschrijdende wetenschap;
dat moeten we natuurlijk wel doen. Maar als er iemand is
die een betere oplossing kan vinden dan zou ik dat wel
graag eens willen weten.
Ik zal nu niet in detail ingaan op de plannen en de
alternatieven betreffende het verkeer. In grote lijnen sta ik
in eerste instantie achter de doeleinden en richtdoelen van
deze doeleindennota. Maar ik heb dit gehele vraagstuk niet
voldoende kunnen bestuderen omdat wij in de laatste
weken van U nog een boekje van het Ingenieursbureau voor
Verkeerskunde hebben ontvangen over voorzieningen voor
motorvoertuigen in de binnenstad; verder hebben we nog
een vrij lijvig rapport met bijlagen over de stadsautobus
dienst ontvangen. Ik durf nu nog niet die hele problematiek
hier uitvoerig te behandelen; ik moet er nog even nader in
duiken; daar heb ik een beetje meer tijd voor nodig.
Ik wil nu alleen nog even een aantal vragen stellen. Wat
heeft bij U eigenlijk t.a.v. de tracering van de zuidtangent
de voorkeur, die langs de Willemskade of die langs de
Lange Marktstraat door de Van Swietenstraat en dan via
een doorbraak door het Zuiderplein? In het laatste geval
zou het voormalige hotel Spoorzicht gedeeltelijk moeten
sneuvelen. Voor mijn gevoel komt niet duidelijk uit de
verf wat Uw voorkeur heeft.
In de tweede plaats vraag ikZou het niet wenselijk zijn
de westtangent alleen langs de Westersingel te voeren en
niet langs de Westerkade? We zouden die dan buiten de
grachten houden.
Voorts zou ik graag willen weten of U nog steeds blijft
geporteerd voor een grote brug of een dam vlak voor de
kazerne. Zou het niet beter zijn het prachtige stuk water
dat daar ligt in tact te laten? Ik dacht, dat dat toch mogelijk
moest zijn. Daarbij aansluitend vraag ik of U nog altijd
uitgaat van een rechtdoorgaande aansluiting van het ge
dempte Vliet op de Tuinen. Ik vind dat toch wel bijzonder
zorgvuldig zal moeten worden bezien of het verkeer vanaf
het vrij brede Vliet zo de Tuinen op kan vliegen.
Volgens de tekeningen blijft U voorstaan het verkeer in
twee richtingen te voeren vanaf het kruispunt bij de
Kanaalstraat (le Kanaalsbrug) langs de beide Emmakaden
naar het nieuwe Camminghaburen. Ik heb destijds eens
gevraagd of U wilde laten onderzoeken of het mogelijk was
deze wegverbinding langs het gedempte Vliet te laten
lopen. U hebt dat toen wel toegezegd en het kan
natuurlijk nog wel komen maar ik heb er nog nooit weer
wat van gehoord. Dus ik verwacht alleen maar dat ik daar
nog eens iets over hoor.
Ik heb op geen enkele tekening de tunnel van de
Schrans kunnen vinden. De Raad heeft reeds lang geleden
besloten, dat die moest worden aangelegd en heeft daar
ook een krediet voor uitgetrokken. Maar misschien is dat
krediet wel in de drassige grond van Leeuwarden verzon
ken.
Wat kan de invloed van het plan-De Jong-Schaafsma
zijn op het tracé van de zuidtangent, op de toegangsweg
naar Camminghaburen? Ik dacht, dat dat van een gewel
dige invloed zou kunnen zijn. Kunt U hierover iets mee
delen of gaat U er gewoon vanuit: dit plan is toch niet
haalbaar; we maken ons er maar niet druk over?
Mijn laatste vragen. Bent U bereid te bevorderen dat
het doorgaand verkeer op de een of andere manier be
moeilijkt wordt gebruik te maken van de binnenstads-
verkeersring? Het zou dus zo moeten, dat dat verkeer per
se om de stad heen wordt geleid en niet door de stad,
(bijv. de Groningerstraatweg, roets, rechtuit de Groeneweg
langs en de Harlingerstraatweg op); men zou in dit geval
per se bij het Vrijheidsplein de rondweg op moeten draaien
en om de stad heen moeten rijden. Bent U bereid daartoe
maatregelen te beramen? Hebt U overwogen of wilt U over
wegen om langs de gehele binnenstadsring als die klaar
is of gedeeltelijk klaar is eenrichtingsverkeer in te stel
len en het verkeer reeds op de toevoerwegen hier duidelijk
op te wijzen? Dan hoeven de tangenten niet zo groot te
worden. Het zou natuurlijk nader moeten worden bezien,
maar ik dacht, dat daarvan een goede werking zou kunnen
uitgaan.
Tenslotte wil ik nog even zeggen, dat ik van mening ben,
dat wij met deze hele business, praatstuk, doeleindennota
en straks bestemmingsplannen voor de binnenstad, er goed
op bedacht moeten zijn, dat we van ons stadje geen museum
maken, maar dat er geleefd en gewerkt moet worden en dat
we ons hier plezierig moeten voelen.
De heer B. P. van der Veen: Wij dachten, dat dit een
informatieve vergadering was die nuttig was om ons de
informatie te geven die wij behoeven voordat wij ons in
staat achten om een flauwe notie te hebben over wat er
gebeuren moet. Wij zijn nog niet rijp voor een beslissing
of een vast omlijnd plan; dat zien wij eenvoudig nog niet.
Wij aarzelen op alle punten. Wij hebben met belangstelling
kennis genomen van de doeleindennota, maar wij zijn er
nog niet uit. Wij zijn wel van mening, dat je de binnenstad
zelf niet los kunt zien van de rest van de stad. Dit is een
hap uit het geheel en ik geloof, dat die in het kader van het
geheel bekeken moet worden.
De overweg bij de Schrans is, zoals U weet, zolang wij
ons kunnen herinneren een probleem. Wij hebben een
suggestie gekregen de heer Heidinga heeft die zopas
ook genoemd om daar een oplossing voor te vinden. Dat
zou toch ook weer andere aspecten aan de zaak geven en ik
dacht, dat we de mogelijkheden daar wat te doen een
voudig in de rekening mee moeten nemen.
Een punt waar we het, dacht ik, op dit moment allemaal
over eens zijn, is, dat we de waarde die de binnenstad,
ondanks alle schade die er zo voor en na aan is toegebracht,
heeft, moeten behouden. De heer Vellenga is daar ook een
groot voorstander van, heb ik begrepen en ik dacht, dat
het er op neer kwam, dat we in de eerste plaats moeten
letten op de schaal van de binnenstad en dat we die schaal
niet moeten bederven. Dat hebben we al gedaan; we heb
ben er de I.W.G.L. neergezet, we hebben er Amicitia neer
gezet, we hebben dingen gedaan die eenvoudig niet hadden
mogen gebeuren. Het gebouw van Amicitia detoneert daar,
is buiten proporties en had er naar mijn mening niet mogen
komen. De I.W.G.L. staat daar, heeft meegeholpen om het
Wilhelminaplein, dat altijd een dood plein geweest is, dood
te laten blijven. Dat gebouw had evengoed, zelfs beter,
ergens anders neergezet kunnen worden. Zo gaat het met
die dingen. Dit zijn fouten die begaan zijn; die kunnen we
niet meer terugdraaien.
Ik weet niet of het tangentensysteem of de stadsrond-
weg of de binnenstadsring hoe noemde de heer Hei
dinga het ook al weer de ideale oplossing is. Ik geloof,
dat we er toch nog een keer opnieuw over moeten denken
of dat eigenlijk wel de oplossing voor de verkeersproblemen
is, want het gaat eeuwig en altijd over het verkeer. We
hebben de Tuinen nog niet gedempt dat komt nog
maar we hebben het Vliet wel gedempt om het verkeer
maar vooral in de stad te kunnen krijgen. Ik heb altijd het
standpunt ingenomen dat heb ik vaak genoeg tegen U
gezegd dat de toegang nooit de moeilijkheid geweest is.
Dat verkeer komt er wel. De moeilijkheid is altijd geweest:
Waar laat je het verkeer, dat in de stad wil zijn als het zijn
eindpunt bereikt heeft. Het is niet de smalle weg die narig
heid geeft, het is het gebrek aan parkeerplaatsen.
Er zijn in de loop der tijden een hoop dingen gebeurd
die misschien beter niet hadden kunnen gebeuren; wij
moeten nu zien dat we een oplossing vinden voor de pro
blemen waar we mee zitten. En die problemen zijn in de
eerste plaats veroorzaakt door het verkeer. Nu ben ik er
heilig van overtuigd, dat, als we de auto niet kunnen
gebruiken in de binnenstad ik deel volkomen de mening
die de heer Heidinga ten aanzien hiervan verkondigt
de binnenstad eenvoudig verder zal afsterven. Iemand die