10 realiseren op de plaats van de marechausseekazerne, maar ook dit terrein te bestemmen voor wonen. Is het niet jammer een zo aantrekkelijke plaats aan de gracht te reserveren voor parkeren? Mocht er op den duur aan de noordkant van de stad een parkeernood ontstaan, ware dan niet te denken aan een parkeerplaats buiten de stads gracht achter Camstraburen? U stelt verder, dat een actief beleid moet worden gevoerd in gebieden die van nature aantrekkelijk zijn voor wonen. In verband hiermee zouden wij er nog een zeer aantrekkelijke plaats voor wonen aan toe willen voegen, n.l. het gevangenisterrein. Zoudt U dit niet een unieke plaats en een plaats van vol doende grootte vinden voor dit doel? Wij denken voor het daardoor ontstane gemis aan parkeerruimte aan de Oosterbuurt. Dan het laatste punt. U schrijft, dat één van de aan trekkelijkheden van de stad de verwevenheid van functies is. Wij zijn het daar volkomen mee eens. Ligt het, om deze diversiteit van functies te behouden en te voorkomen dat er monoculturen ontstaan, in de bedoeling met een functie planning te komen? De heer Janssen: In de nota wordt op blz. 39 de Leeu warder binnenstad groot genoemd, ongeveer 1 km2. In verband hiermee zouden de loopafstanden te lang worden. Op welke onderzoekingen is deze mening gebaseerd? Je loopt in de stad ongemerkt veel verder dan je langs een onbebouwde weg zou doen en een loopafstand van een kwartiertje is best te aanvaarden. U noemt in de nota op blz. 45 een parkeerterrein voor 300 auto's in de buurt Minnemastraat/Stadhuis. Welk terrein staat U voor ogen? En wat zijn hierbij de conse quenties voor de toevoerwegen? Waarop baseert U het aantal van 300 parkeerplaatsen? Weth. Ten Brug wil de parkeervoorzieningen in het genoemde gebied over twee plaatsen verdelen. Zoudt U ook aan kunnen geven aan welke plaatsen de wethouder hierbij gedacht heeft? Op blz. 44 somt U een aantal parkeermogelijkheden op zoals die volgens steeds wisselende delen van Uw College in de binnenstad zouden passen. Gezien in het licht van de door onze fractie gedachte vorm van de tangenten zou ik ook een aantal mogelijkheden op willen noemen. Voor bezoekers vanuit het westen zou het aanbeveling verdienen een parkeergarage te maken op de Oude Vee markt. De mensen die de stad vanuit het zuiden naderen, zouden verwezen kunnen worden naar een voorziening in het gebied Klanderijstraten of Tulpenburg. En de voorziening voor het noordoosten zou moeten liggen op de plaats bij de Energiebedrijven, eventueel met een voetbrug over de gracht om een kortere weg naar de binnenstad te krijgen. Hoe stelt het College zich concreet de exploitatie van parkeergarages voor? Heeft de Gemeente hier een taak, en zo ja, wat is de orde van grootte van het bedrag dat hiervoor beschikbaar gesteld moet worden? Als voorbeeld zou ik de gemeente Haarlem willen noemen die per jaar ƒ700.000,toelegt op de parkeergarages. Denkt U dat het ons ook zoveel zal gaan kosten? En als laatste vraag zou ik U dit voor willen leggen. Is het niet mogelijk de toekomstige parkeerbehoefte te verminderen door werkers van buiten de stad goede parkeervoorzieningen aan de rand van de stad aan te bieden met een goed openbaar vervoer naar de binnenstad? De heer Miedema: De Jeugdgemeenteraad is na 2' uur vergaderen tot de conclusie gekomen, dat er veel tegenstrijdigheden in de nota zaten en heeft hem gelaten voor wat hij was. Het gaat mij ook bijna zo. (De heer Ten Brug (weth.): Ook al na 2x/2 uur.) Wij hebben veel sprekers gehoord over het verkeer. Ik zou daar ook graag nog een paar dingen van willen zeggen. De eerste spreker, de heer Vellenga, was zeer concreet toen hij zei: Over die doorbraak bij het Schoen- makersperk valt met ons niet te praten. Dan weet je tenminste waar je aan toe bent en dan heb je op één punt, wat dat betreft, zekerheid. Maar daar zit ook een tegen strijdigheid in. Want als ik de doeleindennota, schets 5, zie waarop de woongebieden zijn aangegeven, dan is het juist het hele gebied rond het Schoenmakersperk en ik geloof ook, dat dat juist is waarin men de woon functie wil herstellen. Ik dacht, dat er bij de vele onzeker heden in deze nota één ding wel zeker is, n.l. dat de woon gebieden die daar gecreëerd worden echt niet de goed koopste van Leeuwarden worden; óf we gaan restaureren, öf in oude stijl nieuw bouwen óf aanpassen. Maar als we onze stad willen bewaren en toch woongebieden wilien maken dan worden het dure woongebieden. En ik dacht, dat dan één van de eisen is, dat ook die woongebieden per auto bereikbaar zijn. En dan ben ik wel met de heer Vellenga van mening, dat daar niet een grote doorbraak moet komen. Maar ik dacht, dat, toen over deze door braak geschreven was, er ook alternatieven geweest waren, het zou zo kunnen, maar het zou ook zo kunnen. Maar dit alternatief is uiteindelijk door de opstellers van de nota gekozen en ik ben dus wel benieuwd welke mogelijk heden er nog meer zijn. We hebben nu ook de deskundigen in ons midden; ik zou graag willen, dat dit punt straks eens naar voren wordt gehaald en dat verteld wordt wat de mogelijkheden zijn. Het hoeft geen brede doorbraak te worden; er kan misschien door het bestaande tracé aan te passen, op een hoek wat meer uitzicht te creëren, toch een redelijke verkeersmogelijkheid gemaakt worden. De hele wijk afsluiten voor verkeer lijkt mij onmogelijk; dan kan je m.i. ook de woonfunctie wel vergeten. De heer Singelsma heeft gezegd ik heb mij daar wat aan gestoten dat hij bang was, dat het College onder druk stond van de centrumwinkeliers. Ik ben van mening, dat de functie die de centrumwinkeliers in Leeu warden vervullen, bijzonder groot is en dat we aan de centrumwinkeliers hebben te danken, dat de binnenstad van Leeuwarden niet een groter puinhoop is dan die is. Ik dacht, dat wij, ook als Gemeentebestuur, werkelijk rekening hebben te houden met deze belangrijke groep in onze samenleving, die ook de fleur en de activiteit in onze binnenstad nog op peil houdt. Op pag. 35 wordt bij verkeer (algemeen) geschreven, dat het verkeer beperkt moet worden m.n. om de mensen zover te krijgen, dat ze hun auto thuis laten zonder dat zij de binnenstad gaan mijden. Maar ik dacht, dat de winkelfunctie van Leeuwarden een veel en veel grotere was dan alleen voor de bewoners van Leeuwarden. En i.v.m. die hele verzorgende functie die de stad Leeuwar den heeft, kun je al die mensen van buiten niet vragen hun auto thuis te laten. Zullen deze mensen ook in de toekomst in Leeuwarden blijven winkelen en Leeuwarden als koopstad blijven prefereren, dan zullen zij hun auto kwijt moeten kunnen op een redelijke afstand van de winkelfunctie. Ik dacht, dat, bij alles wat wij doen en bij alles wat wij laten, wij daar een open oog voor moeten hebben. De heer Rijpma: Doordat er al heel veel opmerkingen gemaakt zijn, is het niet zinvol alles te herhalen. Vandaar dat ik wat fragmentarisch te werk moet gaan. Er is voortdurend gezegd, dat de binnenstad een ver wevenheid van functies moet hebben; het moet een ecologisch systeem zijn. Nu dacht ik, dat het aan de ene kant aantrekkelijk is om verschillende functies in de binnenstad te hebben; aan de andere kant, als we over een woongebied gaan praten, dan zullen de toekomstige be woners van dat gebied eisen gaan stellen. Als wij niet aan die eisen kunnen voldoen, dan zal die bewoning niet tot stand komen. En nu is mijn vraag: Is niet één van de dingen die een bewoner wil, dat hij een zekere rust om zich heen heeft? Als je een rustig woongebied wilt hebben, is het dan wel zaak om de woongebieden over de binnen stad te spreiden? Moeten we dan niet eerder komen tot een concentratie van de woonfuncties? Dan is het op die plek wat een monocultuur, maar ik ben zo bang, dat, als je het uitgaande leven te dicht brengt bij de woonwijk, dat in het algemeen in de nachtelijke uren door de be woners niet op prijs gesteld zal worden. Als je teveel verkeer leidt door een woongebied, dan dacht ik, dat dat niet bevorderlijk was om het wonen daar aantrekkelijk te maken. Daarom is mijn vraag: Is dat woongebied rondom Grote Kerk/Grote Kerkstraat eigenlijk wel uitgebreid genoeg? Moet je dat gebied in wezen niet maximaliseren? Als je dat doet, kun je dan bijv. niet, als het autobezit voor die bewoners een wezenskenmerk van hun leven is, in het randgebied van zo'n woongebied een beperkte parkeer accommodatie maken die alleen toegankelijk is voor de bewoners van die wijk? (De heer Vellenga: Is dat ook een antwoord aan de heer Miedema?) Ik hoef de lieer Miedema niet te antwoorden; ik stel vragen. (De heer Vellenga: Het leken mij wat verschillende geluiden uit één fractie.) Het is vanzelfsprekend, dat er in onze fractie II op dit gebied hier en daar van verschillende meningen sprake zal zijn; ik geloof niet, dat dat een functieverlies is. Monoculturen wijzen op een zekere éénzijdigheid; het ecologisch systeem moet in een fractie ook tot gelding komen. (Gelach) (De heer Ten Brug (weth.): Het duurt wel lang om dit goed te praten.) T.a.v. de scheiding van functies vraag ik mij af of ook de winkelfunctie niet tot op zekere hoogte geconcentreerd moet worden. Vanuit het zuiden van onze stad zijn er een aantal mogelijkheden om dicht bij het winkelcentrum te komen. In het zuidelijk deel van onze stad zijn ook een aantal mogelijkheden om parkeervoorzieningen te treffen zonder al te grote schade aan het karakter van de stad aan te brengen. Is het niet de taak van het Gemeentebestuur om duidelijk te zeggen: Wij staan op het standpunt, dat wij de winkelfunctie in een bepaald gebied moeten con centreren? Dat hoeft niet te betekenen, dat alles in een ander gebied verboden moet worden. Maar toch zou naar een concentratie gestreefd moeten worden. Is het dan niet wenselijk om in dat randgebied ik denk aan het gebied rond de spoorlijn mogelijkheden te scheppen zodat, als er winkelfuncties bij komen, die zich daar kunnen vestigen? Als er in Scharnegoutum een zuivelfabriek vrij komt ook al ligt er dan geen winkelfunctie op die fabriek dan blijkt dat het Gemeentebestuur gemak kelijk bereid is ter wille van de leefbaarheid van het dorp daar een winkelcentrum te maken. Ik ben bang, dat, als wij niet bereid zijn om tegen de binnenstad aan mogelijk heden te geven voor showrooms en winkelbedrijven, wij dan ondanks onszelf geconfronteerd zullen worden met concentraties van winkels in randdorpen en dat wij daar door meewerken aan het functieverlies van onze stad. Dus ik denk aan concentratie van de winkelfunctie in het zuidelijk deel van de stad en aan het scheppen van de mogelijkheid aan het eind van de Schrans, aan het eind van de Oostergoweg of op het terrein van Leeuwarden- laag de druk als die zich voordoet, op te vangen. Maar dat betekent automatisch, dat je voor de versmalde banaan kiest. Mijn laatste opmerking betreft het plan van de heren De Jong en Schaafsma. Hebt U dat plan al zo goed bekeken, dat U er een oordeel over kunt geven? Ik dacht, dat die conceptie een aantal mogelijkheden inhield. Ik vrees dat, als Camminghaburen nog eens gebouwd zal moeten worden, dan in Uw conceptie het verkeer zich af gaat wikkelen via de Emmakade en zijn concentratiepunt vindt bij de le Kanaalbrug. Ik dacht, dat je dat punt beter iets verder naar het zuiden kunt verleggen. Wanneer je de spoorlijn tevens gebruikt voor het ontsluiten van het oosten van de stad, dan verleg je het knooppunt naar de zuiden. Dan zou het plan De Jong-Schaafsma aan vaardbaar kunnen zijn omdat je ook een aantal andere oplossingen meeneemt. De heer Eijgelaar: Ik kan heel kort zijn, m.n. na het geen de heer Miedema heeft gezegd. Het is jammer het zit me nogal hoog dat hier gezegd is, dat de centrumwinkeliers misschien wat over gewaardeerd worden. Want als wij het hebben over de leefbaarheid van de binnenstad dan moet ik toch con stateren, dat deze leefbaarheid voor een zeer belangrijk deel door de middenstand tot stand gebracht wordt. Het is een illusie om te denken ik ben het met Uw constatering op pag. 35 wel eens dat het winkelend publiek, m.n. van buiten de stad, een lange loopafstand zal aanvaarden naar het koopcentrum en het is m.i. ook onjuist om te zeggen, dat wij dan op verschillende andere plaatsen maar winkelcentra moeten creëren. Als wij niet oppassen het is bepaald geen dreigement dan zal binnen afzienbare tijd een x-aantal belangrijke midden standszaken het centrum gaan verlaten; die zullen dan in een dorp buiten Leeuwarden mogelijk tot het stichten van een gezamenlijk warenhuis of iets van dien aard overgaan. Dit ziet U gebeuren in Scharnegoutum dat is zopas al gezegd en dit gaat ook, als we niet oppassen, waarschijnlijk ten koste van Leeuwarden gebeuren. Er is hier gezegd, dat er ondergronds geparkeerd moet, gaat of kan worden op het Wilhelminaplein. De heren centrumwinkeliers hebben deze mogelijkheid eigenlijk verworpen i.v.m. de belangrijk hogere kosten t.o.v. boven gronds parkeren. Mijn vraag is ik heb dat bij geruchte gehoord of het waar is, dat Defensie mogelijk in de kosten van ondergronds parkeren wil bijdragen en daar door deze kosten verhogende factor zou kunnen weg nemen. Als dat niet zo is, dan lijkt het mij een zaak waar aan wij eigenlijk niet behoeven te beginnen. Als wij van het Wilhelminaplein een ondergrondse parkeerplaats gaan maken, die driemaal zo duur gaat worden dan andere parkeergelegenheden en het gaat twee jaar duren voordat dat gerealiseerd is, dan hoeft het m.i. niet meer, want dan zijn reeds zoveel middenstandszaken uit het centrum naar elders vertrokken of opgehouden te bestaan, dat het weinig zin heeft om over een grote parkeergelegenheid op het Wilhelminaplein te beschikken. Dan nog iets over hetgeen U schrijft op de pagina's 20 en 21 m.b.t. het instellen van een koopavond. Ik dacht, dat dat nu typisch een kwestie was die de midden stand zelf zou moeten uitmaken. Want wij kunnen wel besluiten om een koopavond in te stellen, maar de lasten die dit voor de middenstanders meebrengt, moeten door hen worden opgebracht. En als het nu zo is het is in het verleden enkele malen gebleken dat zij dit bepaald afwijzen, dan geloof ik, dat het een illusie is. Ik wil dus graag antwoord op de vraag: Wat zijn bij het realiseren van een ondergrondse parkeergelegenheid op het Wilhelminaplein de alternatieven om in de over bruggingsperiode van twee jaar een behoorlijke parkeer gelegenheid te creëren? T.a.v. de koopavond zou ik graag van U horen of U niet vindt, dat de instelling daarvan tot de competentie van de middenstand zelf behoort. De heer P. D. van der Wal: Ik geloof, dat ik in deze ronde de laatste spreker van de Raad ben. Over de inhoud van de nota is al zoveel gezegd, dat ik daar nauwelijks nog een zinnig woord over kan zeggen; alle vragen die gesteld konden worden, zijn al gesteld. Ik wilde alleen nog wat nadere informatie over de procedure die U zich voorstelt na deze vergadering. Op pag. 1 van de nota staat hoe U zich de gang van zaken voorstelt. Na de informatieve vergadering van vandaag over de doeleinden komt dan op 24 september 1973: raadsvergadering ter vaststelling van de doeleinden (standaarddoelen, richtdoelen en een deel van de object doelen). Nu vloeien de objectdoelen die in de nota worden genoemd allemaal voort uit de keuze die B. en W. voor zichzelf hebben gemaakt t.a.v. de richtdoelen. Als de Raad andere richtdoelen vaststelt, komen ze dus in de knoop met de objectdoelen. Dan zullen er onmiddellijk andere objectdoelen gemaakt moeten worden. Ik wilde dan ook voorstellen om ons op 24 september te beperken tot de standaard- en de richtdoelen, daarna de burgerij de gelegenheid te geven in de hoorzitting over de object doelen en de taakstellingen hun zegje te zeggen en met hun ideeën te komen, waarna we dan op 21 januari 1974 inderdaad een informatieve raadsvergadering kunnen houden. Ik wil graag een duidelijke uitspraak van U over wat wij op 24 september gaan vaststellen. Dan wil ik het nog even hebben over de enorme nadruk die het verkeer gekregen heeft in deze vergadering; het is misschien ook wel logisch, dat dat gebeurd is. Maar het fietsverkeer is er ontzettend bekaaid afgekomen. Ik wilde toch wel pleiten voor een totaalplan en dan niet alleen voor de binnenstad, maar voor de hele gemeente om doorgaande fietsroutes te creëren die het aantrekkelijk moeten maken voor de mensen om over te stappen van hun auto naar de fiets of de bromfiets. Ik wil dan ook van harte de conclusie die de heer Bonnema in zijn bijdrage trekt, onderschrijven. Als wij van de stad blijvend een levend centrum willen maken, met een totaliteit van functies en eigenschappen, en als wij tevens onze histori sche nederzetting gaaf willen houden, dan is hier voor de auto op den duur geen plaats. De Voorzitter: We hebben hiermee de eerste ronde afgewerkt. Ik zou meteen willen starten met het ingaan op de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen. Van mijn kant wil ik reageren op een vraag van de heer Vellenga. Hij heeft gevraagd of het mogelijk is voor de septembervergadering te beschikken over het verslag van de informatieve raadsvergadering van vandaag. Wij zullen ons uiterste best doen dat te realiseren. Ik dacht, dat wij voorrang moesten geven aan het verslag van deze ver gadering boven de verslagen van andere raadsvergaderin gen, want ik ben het met de heer Vellenga eens, dat het voor U allen, maar ook voor ons, een goede zaak is, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 6