8 b Hij doelt er op dat er bij de Sociale Dienst maat schappelijk werkers in dienst zijn en zegt: Kijk, als die in dienst zouden zijn van een particuliere stichting dan zou het rijk de bewuste 90% subsidie geven en dan blijft er maar 10% over die door de Gemeente bijgepast moet worden. Dat klinkt natuurlijk heel sym pathiek, want wij zoeken steeds maar naar middelen om de gemeentebegroting' wat te ontlasten. Wat dat betrett, lijkt het prachtig. Maar nu moet het nare ant woord komen. Op het ogenblik is er geen sprake van aat je de vrijheid hebt als particuliere stichting om maatschappelijk werkers aan te stellen; dus, afgezien van de vraag of de ambtenaren in dienst bij de So ciale Dienst bereid zouden zijn hun toch bevoorrechte positie als ambtenaar op te geven, kunt U ook nog weten dat het onmogelijk is voor de stichtingen om ze in dienst te nemen; ze krijgen doodgewoon geen vergunning daartoe. Maar dan is er nog de andere vraag waar al lang over gediscussieerd wordt en waar het laatste rapport nog met eens over uitgebracht is, n.l. of het van be lang is dat er bij een Sociale Dienst zelf ambtenaren zijn die maatschappelijk werker zijn of dat men bij de Sociale Dienst zou kunnen volstaan met het lenigen van materiële nood en de mensen zou door verwijzen naar een particuliere stichting voor hulp i.v.m. imma teriële nood. Dat is eigenlijk het hele probleem dat hier op tafel ligt. Ik dacht dat men eerst die discussie moet afmaken voor men verder gaat. Toch zou ik een slot aan mijn betoog willen breien dat voor de Gemeente wel van belang kan zijn. Wan neer men het er over eens zou kunnen worden dat het grootste deel van de hulpverlening aan mensen in nood net zo goed gegeven kan worden door maatschappelijk werkers in dienst van een particuliere stichting, dan zou je er toe kunnen komen dat de Sociale Dienst de afspraak zou maken dat ze in elk geval geen nieuwe maatschappelijk werkers zal aanstellen ik geloof dat er nu elf in dienst zijn en dat kost inderdaad een lief kapitaal dat ze, als er iemand vertrekt, de va- kature niet zal vervullen. Maar hier kunnen en mogen we pas toe over gaan wanneer we allemaal van mening zijn dat de Sociale Dienst zonder maatschappelijk wer kers kan. Dat is eigenlijk het punt waar de discussie om zou moeten draaien. De heer Van Haaren: Ik wil mij graag aansluiten bij hetgeen mevr. Visser hier naar voren heeft ge bracht. Het is heel duidelijk dat er samenwerking moet komen tussen de verschillende vormen van maatschap pelijk werk om een zo goed mogelijke hulpverlening te kunnen bieden aan die mensen die deze hulpverle ning nodig hebben. Maar ik geloof ook en daar ben ik heilig van overtuigd dat er bij iedere Sociale Dienst de noodzaak bestaat aan een eigen afdeling maatschappelijk werk, omdat allerhande mensen zich tot de Sociale Dienst wenden met allerlei materiële problemen, kwesties van bijstand. En als je iets die per op deze problemen ingaat dan blijkt dat het hele maal niet gaat om die financiële kwestie, om die bij standskwestie, maar dat er naast deze materiële moei lijkheden duidelijke, emotionele noden zijn, een duide lijk disfunctioneren van mensen is dat helemaal ligt op het terrein van het maatschappelijk werk. Je hebt te maken met mensen die vragen om een schuldsane ring, je hebt mensen die vragen om een bepaalde uit kering en als je er iets dieper op ingaat dan blijkt dat achter die directe hulpvraag gewoon een duidelijke vraag ligt naar maatschappelijk werk-hulpverlening, naar hulp in hun sociaal functioneren omdat ze niet in staat zijn om allerhande rollen die ze moeten spelen in hun persoonlijke leven, een rol als echtgenoot, als vader, als buurtbewoner, als werknemer en noem maar op, te vervullen, dat ze daarin disfunctioneren en dat die aanvraag voor materiële hulpverlening te maken heeft met heel andere zaken die duidelijk liggen op het terrein van het maatschappelijk werk. En daarom pleit ik er voor dat er bij de Sociale Dienst opgeleide maatschappelijk werkers zijn die niet alleen maar ma teriële hulp verlenen, die niet alleen maar kijken naar materiële bijstand, maar die ook iedere keer kunnen kijken wat er achter zo'n hulpvraag ligt op het terrein van het maatschappelijk werk. Het is niet voldoende dat ze directe, acute, materiële nood gaan lenigen, maar ze moeten ook kijken hoe het komt dat die materiële nood is ontstaan, wat daar door een maatschappelijk werker aan kan worden gedaan om te voorkomen dat, als er materiële hulp verstrekt is, die materiële nood opnieuw gaat ontstaan. Daarom ben ik het helemaal met mevr. Visser eens dat er aandacht moet worden gevraagd voor de afdeling maatschappelijk werk bij een Sociale Dienst. Deze afdeling zou gewoon moeten wor den uitgebreid omdat we bij een Sociale Dienst te ma ken hebben met allerhande cliënten die om het vak jargon van het maatschappelijk werk te gebruiken niet gemotiveerd zijn om eigener beweging zich te rich ten tot een instelling voor maatschappelijk werk, ter wijl het mensen zijn die op een verschrikkelijke manier in de knoei zitten. Dat in de knoei zitten wordt alleen maar duidelijk t.a.v. de materiële hulpvraag. Daar komt dan de Sociale Dienst mee in aanraking. Als de Sociale Dienst behoorlijk opgeleide maatschappelijk werkers heeft, dan kunnen die achter die materiële hulpvraag kijken en zien wat er werkelijk aan de hand is, een stuk hulpverlening zelf realiseren en voor zover zij het niet kunnen deze mensen proberen te motiveren voor die hulpverlening van het maatschappelijk werk waar die mensen eigener beweging nooit naar toe zouden zijn gegaan. In dat motiveren kunnen de maatschap pelijk werkers van de Sociale Dienst al een stuk maat schappelijk werk doen; bovendien kunnen ze de men sen op een behoorlijke manier verwijzen naar deze in stellingen. Nogmaals, ik geloof dat het in allerhande vormen van dienstverlening noodzakelijk is voor de dienstverlening om een stuk maaatschappelijk werk houding attitude heet dat met een mooi woord te hebben; daarvoor moet je opgeleide mensen hebben. Je moet dus een eigen afdeling maatschappelijk werk hebben die gewoon een stuk van de directe nood kan lenigen en die in staat is de mensen, die eigener be weging nooit naar het maatschappelijk werk zouden gaan, door te verwijzen naar de geëigende instanties van het maatschappelijk werk. De heer Vellenga: Ik wil een poging doen om te voorkomen dat we, net als bij het vorige onderwerp, alle kanten uitzwabberen en een uur kostbare tijd ver spillen aan een nutteloze discussie. Dat hebben we nu zopas gedaan en ik dacht dat we dat nu niet weer moeten doen. Wat is nu de achtergrond van de vraagstelling? Er ligt sinds maart een aanvraag van een instituut. Ik heb in oktober gevraagd wanneer het College met een preadvies komt over die zaak. Dat was moeilijk te zeggen, misschien zou het in de afdeling voorge kookt en voorbereid kunnen worden, ook wat de finan ciële consequenties betreft. Ijn de afc?elingsvergade- ring hebben de mensen van mijn fractie er op in ge vraagd. Daar lag niets op tafel. Nu dacht ik dat we ons niet weer in een premature discussie moeten stor ten, maar U concreet de vraag moeten stellen: Wan neer komt Uw preadvies op die subsidie-aanvraag? En dan kunnen we ons, dacht ik, wel storten in alle mogelijke discussies die nu aan de orde zijn, maar die op dit moment volmaakt prematuur zijn want de ach tergrond van de vraagstelling is gewoon: Waarom reageert U als gemeentelijke overheid niet wat sneller en adequater op een verzoek van een groep mensen rondom dat algemeen maatschappelijk werk in deze gemeente? Schluss. De Voorzitter: Wij zijn een beetje gehandicapt door de afwezigheid van weth. Heetla; die behandelt dit soort aangelegenheden. Voor zover mij bekend ik ga allereerst even in op de concrete vragen van de heer Vellenga is er in november een compleet nieu we begroting ingediend door de instellingen die trach ten te komen tot één organisatie. Die is op dit ogen blik in behandeling. Ik hoor juist van de heer Koop- mans dat we er op mogen rekenen dat de zaak in het eerste kwartaal van het volgend jaar in de Raad komt. Verder zou ik toch ook een enkel woord willen zeg gen naar aanleiding van de opmerkingen van de an dere sprekers. Wij hebben op dit ogenblik de indruk dat, ook al komt er straks één instelling die het werk zou doen van die particuliere maatschappelijk werk- instellingen en al zou die instelling ook bepaalde taken voor zijn rekening nemen die op het ogenblik door de Sociale Dienst worden verricht dat moet heel goed mogelijk zijn dat niet zou kunnen impliceren dat er mensen vrij komen bij de Sociale Dienst, omdat er bij de Sociale Dienst en dat moet ik de heer Van Haaren toegeven; mevr. Visser wees er geloof ik ook op op het ogenblik zoveel onvervulde taken liggen dat de mensen die op het ogenblik die andere taken voor hun rekening moeten nemen, daarvoor ingezet zullen moeten worden. Dat neemt niet weg dat zul len we uit heel andere overwegingen toch al moeten doen dat wij bijzonder zorgvuldig moeten zijn met het aanstellen van nieuw personeel; maar dat is een heel andere zaak. Wij zullen dat zeer kritisch moeten bekijken;, mevr. Visser wees daar ook al op. I.v.m. onze begrotingspositie zullen wij dat in zijn algemeenheid toch al bijzonder kritisch moeten volgen. Als het niet beslist moet, zullen wij uitbreidingen achterwege moe ten laten. Daar waar wij tot enige inkrimping kunnen komen, zullen we dat ook moeten realiseren. Dat is dus een vrij algemeen probleem. Ik hoop dat ik zo concreet mogelijk ben geweest over de opmerkingen die zijn gemaakt. Ik dacht dat we pas spijkers met koppen kunnen slaan op het mo ment dat straks die subsidie-aanvraag van die instel ling in de Raad ter sprake komt. Zullen we dan de discussie vervolgen? Ja? Dan is dit onderwerp nu afge handeld. Volgno. 574. Mevr. Visser-van den Bos: De Centrale Commissie Opnamebeleid Bejaarden doet in onze gemeente uit stekend werk en neemt zo langzamerhand een onmis bare plaats in bij het zo rechtvaardig mogelijk bezet ten van de vrijkomende bedden in de verzorgingshui zen in de stad. Bovendien wordt ook menig plaatsje in verzorgingshuizen elders in de provincie voor Leeu warder bejaarden benut. In 1972 zijn door bemidde ling van deze commissie 125 bejaarden binnen onze gemeente en 62 bejaarden buiten onze gemeente in ver zorgingshuizen geplaatst. Dat er eind november nog een wachtlijst was waarop 358 bejaarden voorkomen oen stijging met 29 personen vergeleken met het begin van dit jaar betekent dat wij dringend wach ten op het gereed komen van het verzorgingshuis van Triotel dat een uitbreiding van de opnamecapaciteit van de verzorgingshuizen in Leeuwarden geeft met 85 bedden. Het is zonder twijfel verdrietig dat zoveel oude mensen ver van hun vertrouwde omgeving moe ten worden ondergebracht en het spreekt dan ook van zelf dat de mensen dit meestal pas accepteren als de nood erg groot geworden is. Wij zijn dan ook blij dat de verwachting is dat binnen een drietal jaren in onze eigen stad voldoende bedden zullen zijn voor de ver zorgingsbehoeftige bejaarden. Wij weten immers dat in drie jaar door de bouw van Erasmushiem en het N.V.V.-huis in het Westeinde tezamen 440 bedden voor verzorgingsbehoeftige bejaarden gerealiseerd zullen worden. Voor wat betreft de verzorgingsbehoeftige be jaarden kunnen wij de zaak nu wel overzien en hebben we er zicht op dat die nood met een paar jaar zijn scherpste kanten verloren zal hebben. Moeilijker ligt het voor de psycho-geriatrische pa tiënten. Zowel in deze gemeente als in de provincie is voor deze groep te weinig opnamemogelijkheid. Onbe vredigend is het ook dat wij voor onze gemeente - en misschien moeten wij hier spreken van de regio Leeuwarden geen afzonderlijke cijfers hebben over de gestoorde bejaarden. Doordat de zorg voor deze groep berust bij de Sociaal Geriatrische Dienst, een provinciaal orgaan, hebben wij als Gemeentebestuur eigenlijk niet het juiste zicht voor bepaling van de nood in onze eigen gemeente met de daarbij behoren de, directe omgeving. Ik weet dat men bij de S.G.D. thans bezig is om het gehele bestand van ingeschreve nen door te lichten en ik hoop dat dan onze Gemeente, naast vele andere gegevens, ook de beschikking krijgt over de werkelijke aantallen psycho-geriatrische pa tiënten in onze regio. Het lijkt mij belangrijk om in de toekomst bij het overlaten van bepaalde taken aan een provinciale dienst te zorgen dat er dusdanige af spraken worden gemaakt dat wij zonder al te veel moeite over de vereiste gegevens kunnen beschikken teneinde in staat te zijn ons eigen beleid te voeren. W Het behoort tenslotte tot onze eigen verantwoordelijk heid en dan graag in samenwerking met anderen de nood te lenigen van de eigen gemeentenaren en van degenen die daarbij gerekend moeten worden, door dat zij aangewezen zijn op ons verzorgingsgebied. Het is daarom bijzonder jammer dat voor de plannen om in Leeuwarden een dependance te stichten van Nieuw Toutenburg met een capaciteit van 200 bedden geen vergunning gekregen is en dat in Sneek slechts een dependance gebouwd wordt van 140 bedden, terwijl ook daar op een capaciteit van 200 bedden gerekend werd. Ondanks de heel moeilijke toestand waarin wij nu in onze Gemeente verkeren, zullen we toch met elkaar een oplossing moeten vinden. Op de eerste plaats heeft de gestoorde mens, bejaard of niet, er recht op in de voor hem meest ideale omgeving te verblijven; daar naast kan de gestoorde bejaarde een ontzettende druk leggen op zijn naaste omgeving, zowel op het gezin waarin de man of vrouw verblijft als op het verzor gingshuis waar hij of zij een voortdurende bedreiging vormt voor de rust en de sfeer. Als wij geen enkele suggestie zouden doen t.a.v. een mogelijke oplossing van het probleem, dan zou U waarschijnlijk niets an ders kunnen doen dan zeggen dat de hele zaak bij U bekend is en dat er op gestudeerd wordt. Wij wilien echter meedenken in deze zaak en daarom een aantal ideeën bij U inbrengen; tegelijkertijd vragen wij van U om alle mogelijkheden ernstig te laten bestuderen en ons over een aantal maanden de resultaten van Uw onderzoek te willen mededelen. Eerst noem ik de mogelijkheid die is reeds van diverse kanten naar voren gebracht om de Hania- steeg open te houden en er die voorzieningen in aan te brengen die nodig zijn om het huis tijdelijk bruik baar te maken of te houden voor het verzorgen van gestoorde bejaarden. Behalve voor die bejaarden die door hun gestoordheid niet in het verzorgingshuis van Triotel kunnen worden ondergebracht, kan er ook nog een kleine afdeling blijven voor die oude mensen die de overplaatsing van Haniasteeg naar Triotel zullen ondergaan als een losgescheurd worden van het plekje in de stad waaraan ze hun hart verpand hebben. Voor die mensen is de eenvoudige omgeving en bovendien de binnenstad hun leven. Een ingezonden stukje in de Leeuwarder Courant met het kopje „Dan liever naar het Schapendijkje" mag overtrokken genoemd worden, doch geeft wel weer hoe de mensen de aanstaande verplaatsing zien. Is het nu niet ontzettend jammer om ruimte in het verzorgingshuis Triotel te gebruiken om mensen te plaatsen die dat als een groot leed zul len ondergaan, die onwennig zullen zitten in de mooie appartementjes die daar gecreëerd worden Daarte genover zijn er op de wachtlijst zo ontzettend veel oude mensen die niets liever willen dan een plaats in het verzorgingshuis Triotel. De aanvragen voor een plaats aldaar zijn zo overstelpend dat de Opnamecommissie dringend verzocht heeft om alle bejaarden te vertel len dat alle plaatsen in het huis al meer dan bezet zijn. Van Uw kant moet U misschien tegenwerpen dat U geen toestemming hebt kunnen krijgen om de Hania steeg open te houden. Maar is daar nu werkelijk alles aan gedaan? Is deze kwestie tot bij de hoogste instan tie aanhangig gemaakt? Moet daarvoor niet een dui delijke lijst gemaakt worden met volledige omschrij ving van de noodgevallen onder de psycho-geriatrische patiënten die aan de bevoegde organen duidelijk moet maken dat nood wetten breekt en dat het niet verant woord is om onze aanvraag af te wijzen? Misschien moet ook bij het onderzoek betrokken worden dat er waarschijnlijk in onze gemeente een groot aantal hoog bejaarden zijn; ik dacht dat dat aantal boven het lan delijk gemiddelde uitgaat. Ik heb vaak gelezen dat er in deze groep naar verhouding veel gestoorde mensen voorkomen. Toen wij een paar jaar geleden hebben ge pleit om in de barakken aan de Boerhaavestraat een opvang te creëren voor noodgevallen, werd ons o.a. te gengeworpen dat je in een dergelijk oud huis geen perso neel zou kunnen krijgen. Misschien wordt dit zelfde argument nu gehanteerd voor de Haniasteeg. Ik waag een dergelijke uitspraak te betwijfelen. Er is eerder kans op werkloosheid onder ziekenverzorgsters en be jaardenverzorgsters. Waar een goede sfeer heerst, wil men graag werken en het oude gebouw wordt dan op de koop toe genomen. Als wij inderdaad, na alles te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 12