duidelijk vragen om een toezegging, dat er tevoren een
onderzoek van deskundigen op het gebied van bomen
en planten komt. Op die concrete vraag is geen enkel
concreet antwoord gegeven. (De heer Tiekstra (weth.):
Dat heb ik toegezegd.) Dat heb ik dan zeker gemist;
ik word ook al wat ouder. Ik wil inderdaad die toe
zegging, want die toezegging houdt in, dat U ook ner
gens mee begint en dat we deze zaak ook niet goed
keuren zolang dat onderzoek niet heeft plaats gehad.
Want uit dat onderzoek moet duidelijk worden of er
overlevingskansen zijn. En als die er niet zijn, dan
gaat het hele plannetje niet door. Als U dat onderzoek
toezegt, dan moeten we vanavond als Raad besluiten
om deze zaak aan te houden totdat de resultaten van
dat onderzoek voor ons op tafel liggen. Dat is voor mij
zonder meer de consequentie.
Ik ben met de heer De Jong eens, dat er over dit
voorstel gestemd moet worden. Ik hoop, dat de Raad
dit voorstel af zal stemmen.
De heer Heidinga Ik ben het met de Wethouder
eens, dat voor het verkeer dat nu over de Troelstra-
weg gaat de huidige wegconstructie te licht is. Ik
dacht ik kan mij vergissen, maar ik geloof niet dat
ik dat doe; ik gebruik die weg geregeld dat er in
de afgelopen jaren meerdere malen in het lengtepro
fiel van de weg scheuren zijn ontstaan die met het
kleine walsje van de Gemeente met koud asfalt ge
dicht zijn; ik moet mij toch raar vergissen als dat
niet zo is. (De heer J. de Jong: Dan heeft dat toch
geld gekost.) Ja, dat zal wel. Ik meen zeker te weten,
dat ik dat heb gezien. Wij hebben indertijd vorig
jaar, geloof ik hetzelfde verschijnsel gehad in de Nij-
lansdyk; daar reden betonwagens langs. Daar kwamen
ook lengtescheuren in de weg. Ik durf er geen eed op
te doen, maar ik meen me beslist te herinneren, dat
de Troelstraweg dat verschijnsel ook nu en dan ver
toont. Dus voor mij persoonlijk is het duidelijk, dat de
fundering van deze weg, zoals die er op het ogenblik
ligt, voor het verkeer dat er gebruik van maakt, te
licht is.
Het tweede punt is: Doen we er verstandig aan om
nu, in de omstandigheden waarin deze Gemeente ver
keert, te besluiten dat wegdek te verbeteren. Theore
tisch zou je van het standpunt uit kunnen gaan, dat,
als we deze f 500.000,niet voor deze weg besteden,
we er bijv. een Harmonie voor kunnen bouwen of een
Kinderdagverblijf. Maar bij mijn weten ligt de zaak
niet zo. Ik dacht, dat dat helemaal geen punt was.
Ik dacht, dat we zo zachtjes aan allemaal wel wisten,
dat dat niet het geval is. Als het Rijk uit een bepaalde
pot voor deze verbetering geld toestaat, wel, dan heb
ben we dat. Maar als we de verbetering niet aanbren
gen, krijgen we het geld, dacht ik, helemaal niet. Dat
is de praktijk.
Ik ben dus van mening, dat deze weg wel moet wor
den verbeterd en ik geloof ook, dat we er verstandig
aan doen het geld er voor uit te trekken. Maar de
bomen wegen voor mij wel zwaar. Ik vind het eigenlijk
een beetje stom van mijzelf, dat ik er in de vergadering
van de Commissie Openbare Werken niet opgekomen
ben. Enfin, dat is nu eenmaal zo. Ik heb er toen niet
aan gedacht. Er staan daar linden die, dacht ik, na de
oorlog zijn geplant. Nu heb ik niet zoveel verstand van
bomen hoewel ik er veel van houd maar ik dacht,
dat de linde een zijwaartse wortelgroei had, net als de
populier; er zijn ook bomen waarvan de wortels recht
naar beneden groeien, maar dat is bij de linde niet het
geval. En persoonlijk vraag ik me af hoe het met de
wortels van deze linden zal komen bij de uitvoering
van het werk. Maar ik ben het met de Wethouder
eens: ik hecht ook bijzonder veel waarde aan het oor
deel van het hoofd van onze Plantsoenendienst. Ik
denk er geen moment over, dat die daar geen verstand
van heeft en daaraan niet de nodige aandacht besteed.
Maar in de ventwegen is riolering gekomen en wel vrij
diep. Daarbij moeten de wortels beschadigd zijn. Ik
heb de tekeningen die bij dit voorstel ter inzage lagen
gestudeerd en ik heb gezien, dat men het bij de dienst
nodig acht het zandbed, de hoogovenslakken en wat
er nog nog meer op komt, een zijdelingse steun te
geven. Want er zit tussen de ventweg en de hoofdweg
een kleiberm van plm. 1 meter. Als straks dat zware
verkeer weer over de hoofdrijbaan gaat, dan heeft het
zand nog de neiging in die klei op te persen. Dus op
de tekeningen staat, dat men nog iets wil doen om de
zijdelingse druk op te vangen. En dan maak ik mij
echt zorgen over de bomen. Dus wat dat betreft, sluit
ik mij graag aan bij wat al gezegd is; ik zou wel graag
willen, dat dit heel serieus werd bekeken.
De hear Singelsma: Ik freegje my öf oft it net for-
stanniger is earst ris it rapport fan de deskundigen óf
to wachtsjen. Dan witte wy hwer't wy oer prate. Wy
prate nou mar yn foründerstellingen en sahwat. Mar
as wy nou witte, dat der oerweegjende biswieren binne
fan in kommisje fan dendrologen... (De hear Tiekstra:
It binne linebeammenJa, ik moat ek altiten as
skoalmaster optrede. (Laitsjen) Dendrology bitsjut
beamkunde, dus dendrologen ik mei ek wolris in
frjemd wurd brüke; Jo prate altiten oer renovaesje en
sahwat moatte de saek fan dizze beammen bistu-
dearje. As wy it der oer iens binne, dat dy linen üs sa
nei oan it hert lizze ik bin bliid, dat der yn dizze
seal mear leafhawwers binne; ik foründerstelde ek
net oars is it dan net forstannich earst ris it rap
port öf to wachtsjen oer hwat der mei dy beammen
barre sil? Dan kinne wy der deskundiger oer prate
as nou. Hwant nou is it in spultsje fan: wy prate mar
in ein fuort sünder dat wy der hwat fan witte.
De heer Vellenga: Niet dat ik daartoe geroepen ben,
maar ik heb wel de neiging om de heer Heidinga een
handvol troost aan te bieden in die zin, dat hij niet de
enige is die misschien wat stom of dom geweest is.
Ik ben n.l. van twee vooronderstellingen uitgegaan:
In de eerste plaats ben ik ervan uitgegaan, dat dit ob
ject zeer onlangs in deze vorm in de Commissie Open
bare Werken behandeld, besproken, doorgepraat is
dat schijnt niet zo te wezen, dus dat was mijn eerste
fout als zodanig. (De heer Heidinga: Het is wel ge
beurd.) O, is het wel gebeurd; ik hoorde, dat het in
1971 besproken is. (De heer Tiekstra (weth.): Ja, in
augustus 1971.) De grote weg? (De heer Tiekstra
(weth.): Ja.) Maar waar praten we dan nu over. (De
heer Heidinga: Dat ging over het stuk vanaf de Span
jaardslaan tot de gemeentegrens.) Ja, maar we praten
nu toch over het stuk tussen Leeuwerikplein en Valerius-
plein? (De heer Heidinga: Dat was een klein stukje
van het plan.) Dus hebben we wat dat betreft, beide
gelijk. (Stem: Nee.) Het gaat mij om de vraag of het
stuk weg waar we vanavond telkens over praten of dit
zodanige object zeer onlangs in de Commissie Openbare
Werken aan de orde is geweest. (De heer Tiekstra
weth.Het is op 5 augustus 1971 in de Commissie
Openbare Werken behandeld.) Maar dat noem ik niet
zeer onlangs. Dat is dus mijn fout. Het is niet onlangs
behandeld. (De heer Tiekstra (weth.): Dat heb ik ook
niet gezegd.) Nee, maar het werd mij door de heer
Heidinga bestreden. Het is dus niet zeer onlangs in de
commissie behandeld. Het is vandaag 6 augustus 1973
er\ het is dus op 5 augustus 1971 behandeld. Dit vast
gesteld hebbende, zou je je kunnen voorstellen, dat de
mensen die nu in de commissie tegen dit project aan
kijken mogelijk andere beschouwingen hadden kunnen
geven en daarover hun zegje kunnen zeggen. Die had
den dan misschien ook en dat is dan het tweede
punt waaraan ik niet (de heer Heidinga ook niet) ge
dacht heb toen ik de stukken las meer aandacht
kunnen schenken aan de bomen. Ik weet niet of het
zo is, maar daar ga ik nu maar even van uit. Nu is
het natuurlijk moeilijk na te gaan wat de precieze
functie is van dit stukje weg. Die is natuurlijk wel
veranderd sinds we de rondweg hebben en sinds daar
een aantal andere mogelijkheden zijn geschapen. Dat
neemt natuurlijk niet weg, dat ook dit stukje weg een
heel duidelijke ader is in het totaal-verkeer vanuit het
noorden naar het centrum van de stad. Je kunt na
tuurlijk zeggen: Laten we het langs andere wegen lei
den; daar zit iets in. Maar daar geef ik niet het aller
meeste voor omdat je toch ook wel een bepaalde door
stoot wilt hebben naar bepaalde andere stadsdelen, an
ders zou je een hele omtrekkende beweging krijgen.
Wat mij het meest intrigeert is dit. Waarom zou het
niet mogelijk zijn dit project gewoon aan te melden
voor het openbare werken-program waar geregeld naar
gevraagd wordt aan de Friese gemeenten en dat men
9
nog eens op zijn merites gaat bekijken: Is het dit
waard, is er over die lagen te praten? Weet ik veel,
ik heb daar de ballen verstand van, dat wil ik wel
eerlijk bekennen. Nu, als we daar enige tijd en ruimte
voor hebben dan nemen we vanavond gewoon het prin
cipe-besluit om de Troelstraweg aan te melden voor
dit bedrag, we laten de mensen nog eens kijken naar
de fundering en de financiering die er eventueel mee
gemoeid is dan is het dus hoogstens een maximum
bedrag waar we vanavond over praten en we laten
de heer Van Essen en de zijnen nog eens over de lin
den praten. Nu, dan zijn we, dacht ik, helemaal uit de
brand. Dan bindt niemand zich zonder meer aan de
bedragen die hier genoemd worden, alleen aan de ver
betering van het plan, het plaatsen op het werken-
bestand. Dan kunnen we er t.z.t. nog eens over praten
als dat nodig is.
De heer Tiekstra (weth.): Ik moet eerst even ingaan
op de behandeling van dit onderwerp in de Commissie
Openbare Werken. Ik heb hier het verslag van de ver
gadering van 5 augustus 1971. Op punt 3 van de agen
da stond: verbeteren rijbaan Mr. P. J. Troelstraweg
tussen Leeuwerikplein en Valeriusplein. De tekst van
het verslag luidt als volgt: „Na bestudering van het
plan, dat een aanvulling of afronding betekent van het
eerder door de Raad vastgestelde plan tot het aanleg
gen van parallelwegen langs dit weggedeelte" enz. Het
verslag vervolgt dan met de opmerking over de vraag
van de heer De Jong hoe het zit met de inrit van het
St. Bonifatius Hospitaal. Hij vroeg of die niet iets rui
mer kon zijn. Dat was dus dit onderwerp en het was
die opmerking m.b.t. dit onderwerp, i.e. de rijbaan van
de Troelstraweg.
In de tweede plaats wil ik opmerken, dat juist van
uit de diensten een plan-opzet gemaakt is, die ervan
uitgaat dat er geen enkele boom sneuvelt (De hear
Miedema: Yn theory!) Er is dus vanuit gegaan, dat
het bomenbestand gehandhaafd kan blijven.
Ik bin gjin dendrolooch, ik haw gjin forstan fan
beammen, mar ik haw in tige yntensive ynstruksje
hawn m.b.t. linebeammen. Wy hawwe hjir ntl. in line-
beam stean by it stêdhüs. Ik haw fan de hear Van
Essen leard, dat de greate, de foarm, it model fan it
woartelgestel fan in linebeam üngefear lyk is as fan
syn krün. (De hear Singelsma: Dat is normael.) Dat
kin wol normael wêze, mar ja, hwa is der normael?
Net ien, gjin beam en ek gjin minske is normael. As
ik ütgean fan itjinge ik fan de hear Van Essen leard
haw, dan bitsjut dat, dat men de situaesje hweryn de
beam stiet op datselde plak frij knap fêststelle kin en
dat men ünder dy omstannichheden ek wier wol it
maksimum dwaen kin opdat dizze beammen bihalden
biiuwe kinnen. (De heer Vellenga: Als ik nu ondeu
gend zou mogen wezen, dan zou ik zeggen, dat U dat
in die twee jaar natuurlijk machtig mooi hebt kunnen
laten garanderen door de deskundigen. Maar ik wil
niet ondeugend zijn, dus heb ik het niet gezegd.) Ik
kan de Raad rustig zeggen, dat dit plan niet tot uit
voering kon worden gebracht dan nadat de ventwe
gen zijn aangelegd. Het is de Raad nu, dacht ik, wel
duidelijk, dat de uitvoering van de aanleg van de vent
wegen enige jaren in procedure is geweest. En het is
de Raad eveneens duidelijk, dat deze kredietaanvraag,
in het bijzonder de subsidie-aanvraag ook nog wel
eens enige tijd in procedure kan zijn. Maar belangrijk
is dat de aanvraag gesteund wordt door de beslissing
die de Raad heeft genomen. Ik zou de Raad wel wil
len toezeggen, dat wij uiteraard in overleg met de
Commissie Openbare Werken de hele problematiek
van het behoud van de bomen langs de Troelstraweg
nog eens aan de hand van een afzonderlijk deskundig
rapport zullen bespreken. Ik haw yn earste ynstansje
al sein, dat de hear Van Essen great genöch is om der
mear-deskundigen by to heljen dan hy himsels as des
kundige achtet. En it siert de minske as hy dêrta
ré is.
Ik doe dus die toezegging wat de bomen betreft en
wij vinden stellig de gelegenheid daar nog eens nader
over te praten. Maar ik dring er nu toch wel op aan,
dat de Raad vanavond besluit zoals wij aan de Raad
hebben voorgesteld.
De Voorzitter: Dat betekent dus, dat, als U het voor
stel aanneemt, het stellig niet wordt uitgevoerd dan
nadat er een grotere zekerheid is over de problematiek
van de bomen. Ten aanzien daarvan moet er een posi
tief resultaat te voorschijn komen alvorens dit object
zal worden uitgevoerd. Dat houdt de mededeling van
de Wethouder in. (De heer De Vries: Dat gaat wel
ver.) U kunt dan alsnog een beslissing nemen. De
Raad kan dan alsnog beslissen het plan wel uit te voe
ren. Maar daar oordeelt de Raad zelf over.
Verlangt iemand stemming
De heer J. de Jong: Ik verlang stemming over het
punt of de Raad bereid is f 500.000,aan dit werk te
besteden. Ik ben van mening, dat er geen aanleiding
toe is.
De heer Van Haaren: Ik verlang stemming omdat
wij helemaal geen zekerheid hebben gekregen.
De hear Klomp: Kin der nou net in düdlik antwurd
jown wurde op de fraech dy't de hear De Jong steld
hat? Is it nou wier hwat yn it riedsbrief stiet, ja of
né? Binne der al of net regelmjittich reparaesjes oan
dy wei ütfierd? Dêr is net op yngien. Fan it antwurd
op dy fraech hinget myn stim ek öf.
De heer Tiekstra (weth.): Ik heb in eerste instantie
reeds gezegd, dat het in de voorbereiding van plannen
voor vernieuwing of reconstructie op zich niet onlo
gisch is, dat in dat vooruitzicht in de afgelopen jaren
aan het onderhoud van de Troelstraweg minder is ge
daan dan daarvoor het geval kan zijn geweest. Ik wil
er nu nog aan toevoegen, dat niet altijd alle onderhoud
op het specifieke object komt te drukken omdat er
totaal klein onderhoud is van allerhande aard, dat één
grote verzamelpot is. Ik kan dus niet beoordelen of
de informatie van de heer De Jong juist is.
De Voorzitter: Thans gaan we over tot stemming
over het voorstel, inclusief de conclusie die ik heb ge
trokken n.a.v. de discussie.
Het mondeling door de Voorzitter aangevulde voor
stel van B. en W. wordt aangenomen met 26 tegen 6
stemmen. Tegen stemmen de heren T. H. van Haaren,
W. Hemstra, S. Hiemstra, J. de Jong, J. B. Singelsma
en K. Spoelstra.
Punt 9 (bijlage no. 209).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 10 (bijlage no. 220).
De hear Singelsma: Ik haw bigrepen, dat de her-
sjenning fan in bistimmingsplan in langere prosedure
is dan in „voorbereidingsbesluit". Mar mei sa'n bislüt
is it fansels wol sa, dat it Kolleezje en Dep. Steaten
de saek eins yn hannen hawwe. Men kin allinne mei
tapassing fan art. 19 efteröf fêststelle, dat it üt'e han
roun is. (De hear Tiekstra (weth.): Of dat it goed
kommen is!) Wy hawwe as Ried dus eins neat mear
to sizzen. As art. 19 ienkear tapast is, dan stiet de
Ried der büten. Ik wit wol, dit artikel wurdt mear
tapast. Ik wol graech, dat it bliuwt by hwat yn de
riedsbrief krekt omskreaun stiet. It spyt my, dat de
Kommisje Romtlike Oardening hjir net yn kend is,
mar dat sil wol oan de fakansje lizze en dêr haw ik
dus wol ienich bigryp foar.
De hear Tiekstra (weth.): Dit is wol hast in histo-
rysk momint. Ik moat ntl. sizze, dat de hear Singel
sma hwat syn bisköging oangiet, alhiel gelyk hat.
(Laitsjen) Ik woe dêr wol even by stil stean. Ik wol
de hear Singelsma wol tasizze, dat, hwat de fierdere
prosedure oangiet, yn elts gefal de Kommisje Romt
like Oardering der by bilutsen wurde sil. Wy sille fan
üs kant alles dwaen om to birikken, dat it hjir ek by
bliuwt. Mar jo witte it mei architekten fansels nea.
De heer Heidinga: Dan wil ik toch nog eens duide
lijk zeggen, dat deze hele rotzooi rond de Wet op de
Ruimtelijke Ordening de schuld is van de wetgever.