men der mei üt moat. En as men nou wit, dat Borsele per jier 100 kilo plutonium hat as öffal hwer't 20 atoombommen a la Hiroshima fan makke wurde kin- ne, dan wit men dus wol, dat wy hjir mei in hiel ge- faerlik öffalprodukt to meitsjen hawwe. Mar it giet hjir net om in thermyske reaktor, it giet hjir om in saneamde „snelle kweekreactor" hwerby folie mear plutonium frij komt; dat is krekt it biroerde. It is in reaktor dy't kuolle wurdt mei floeiber natrium hwer't mear plutonium ütkomt as der yngiet. Dêrfan is der mar ien yn Amerika; yn Europa steane der fjouwer; ien by Parys, ien yn Skotlan, ien yn Ingel&n en noch earne ien. Mar dy steane allegearre fier fan de biwen- ne wrald. Wy sitte as oerheit op it forkearde spoar. De hear Terlouw fan D'66 D'66 hat it findel al strut- sen, mar dy hie dat better fordigenje kinnen is de man fan de keamerkommisje dy't hjir pür op tsjin is; hy is kernfysikus. As ik dy 150 keamerleden sjoch en fiif soene der hwat forstün fan hawwe, dan is Terlouw wol ien fan de meast-deskundige minsken dy't der hwat oer sizze kinne. Hy stiet öfwizend t.o.f. it Kal kar-projekt. Ik fyn dit in gefaerlike üntjowing en ik mien my to herinnerjen, dat ünder it foarige Regear dizze wet ta st&n kommen is en dat de P.v.d.A. tsjin wie. Ik leau seis dat dy partij in moty yntsjinne hat: As wy hwat wolle lit üs dan dy 3% sa fordiele, dat 1% foar it Kalkar-projekt en iy2 foar alternative ener- gy-opwekkingen is. Ik soe my efter sa'n oplossing stelle kinne. Ik wit wol, wy hawwe hjir to meitsjen mei in automatisme. It Regear skriuwt it foar en de legere oerheit hat it mar to dwaen. De hear Van Haaren hat op de helding fan Amsterdam wiisd. Nou wit ik wol, hwat Jupiter tastien is, is de okse noch net tastien ik lit de lytse gemeente dan mar as okse optrede; de greate gemeente doart hwat mear mar ik soe it dochs wol in died fan moed fine as ek de Gemeenteried fan Ljouwert sei: Wy wolle earst ris öfwachtsje hwat it nije Regear hjir oer seit en wy stelle it bislüt oer dit ütstel even lit. Ik soe it prachtich fine as de hear Vellenga hwant hwa bin ik in suggesty yn dy rjoehting dwaen woe; ik soe him tige fan herte stypje wolle. Mevr. Dijkstra-RethlehemIn de betreffende raads- brief wordt met een enkele zin gewezen op de Wet snelle kweekreactor, aangaande de snelle kweekreac tor die gebouwd zal worden in Kalkar, West Duits land. Met deze enkele zin over de eventuele kweek reactor is dit vraagstuk voor de massa van de mensen pertinent onduidelijk. Vandaar dat het mij ook goed lijkt om in deze Raad op het wezen van deze kweek reactor te wijzen. Het gaat hier n.I. niet om het een of ander onderwijsexperiment in Friesland of om een bouw- object in een saneringsbuurt, maar het gaat om een vraagstuk van atoomenergie en voor alles om het atoomgevaar. Het gaat om de bouw van een snelle kweekreactor onmiddellijk over onze grens in West Duitsland bestemd voor de productie van plutonium. De Nederlandse deelname aan dit atoomproject werd voorbereid door de verschillende rechtse regeringen in ons land en het Kabinet Biesheuvel jaste in zijn na dagen in enkele verloren uurtjes van de kamerzittin gen de Nederlandse gebondenheid aan deze onderne ming er door. Atoomwetenschap in dienst van de mens vergt echter garanties. Deze onzalige erfenis van het Biesheuvel-bewind wordt ons nagelaten juist op het moment, dat velen in ons land en ook velen daarbuiten zich er op bezinnen dat talrijke vraagstukken die sa menhangen met de snelle kweekreactoren nog niet zijn opgelost. Sinds het besluit tot deelneming is nog duidelijker geworden, dat, zolang het probleem van de radio-actieve afvalstoffen van juist deze reactoren de opslag, het vervoer en de radio-actieve straling niet geregeld is, de veiligheid van het leefmilieu en de mensen ernstig wordt bedreigd. In Zweden de heer Van Haaren heeft dat ook al gezegd is de bouw van snelle kweekreactoren zelfs stopgezet en in andere landen is de bouw uitgesteld. Dit zijn volgens mij zin nige besluiten, zolang geen waarborgen worden ge geven voor de veiligheid van de mensen. Mede in dit verband acht ik het onjuist, dat de lasten van de stij gende kosten van dit project worden verhaald op de verbruikers van elektriciteit en dat juist in een perio de, dat de bestrijding van de inflatie van het grootste gewicht is voor de werkende bevolking en elke maat regel die de inflatie kan bevorderen achterwege dient te blijven. Ik meen, dat de heffing van 3% als zodanig die ons hier gepresenteerd wordt, een onding is. Het betreft een belasting op een algemeen goed voor een zeer spe ciaal project een soort bestemmingsheffing het welk, dacht ik, vrijwel ongekend is in Nederland. Dat ik niet de enige ben die op dit standpunt staat, is wel gebleken bij de behandeling van dit vraagstuk in de Tweede Kamer; ook de meerderheid van de Gemeente raad van Amsterdam besloot de beslissing over de doorvoering van deze heffing op te schorten. Bij dit alles komt nog, dat deze heffing komt boven op de prijsstijging van de elektriciteit van de afgelopen ja ren. De B.T.W. op de elektriciteit is het afgelopen jaar verhoogd van 4 naar 14% en dit jaar verder verhoogd naar 16 Het zal U duidelijk zijn, dat ik deze lastenverzwaring pertinent afwijs op grond van de door mij genoemde redenen. De heer Visser: Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog en de visie van de heer Vellenga m.b.t. dit vraagstuk. Ik ben van mening de heer Vellenga heeft daar ook over gesproken dat wij hier te maken hebben met de uitvoering van een wet; Leeuwarden zal er niet aan ontkomen om deze heffing te betalen. De vraag is of deze heffing verhaald moet worden op de verbruikei's van elektriciteit. Financieel gezien ligt de zaak, dacht ik, heel duidelijk. De rentabiliteit van ons Electriciteitsbedrijf is niet zodanig, dat het bedrijf deze heffing zal kunnen betalen; dat heeft tot gevolg, dat de verbruiker hiervoor belast zal moeten worden. De heer Vellenga heeft op een gegeven moment nog ge suggereerd om van de zijde van het College met even tuele alternatieven te komen. Dat is natuurlijk altijd mogelijk; je kunt altijd met alternatieven komen, hoe dan ook. Persoonlijk zie ik het echter niet zitten, want elk alternatief betekent een belasting van het bedrijf. De heer De Jong (weth.): Do heer Vellenga heeft een beschouwing gehouden over de achtergrond van dit voorstel; ik heb daar met belangstelling naar ge luisterd. Hij heeft in een andere functie ook met deze zaak te maken gehad. Dit is een zaak dat is door verschillende sprekers gezegd die ons opgelegd wordt door de landelijke overheid. Voor dit probleem staan we. Pas in de loop van juni wisten wij, dat we deze hef fing opgelegd zouden krijgen; de wet zou per 1 juli ingaan. Er was daarom geen mogelijkheid meer deze zaak in de Commissie Electriciteitsbedrijf aan de orde te stellen. Het financiële vraagstuk is dusdanig groot, dat wij de normwinst nu al moeilijk kunnen halen; als wij nu ook nog een fors bedrag uit het bedrijf moeten halen i.v.m. deze heffing wordt de zaak nog moeilijker; wij kunnen deze last eigenlijk niet dragen. Vandaar dat wij hebben gemeend, dat, als het goed zal zijn, wij deze heffing het is een heffing die ons door het Rijk wordt opgelegd door moeten berekenen in de bestaande tarieven. Ik ben het eigenlijk wel met de heer Vellenga eens, dat dit ergens een haastgeval is geweest. Wij hebben i.v.m. de vakantie geen tijd ge had om hierover de Commissie Electriciteitsbedrijf te raadplegen. Maar omdat het een heffing is, willen wij deze graag op de tarieven leggen. Wij hebben lande lijk overleg gepleegd met de Vereniging van exploi tanten van elektriciteitsbedrijven in Nederland. Van daar ook de zin die in het raadsbesluit staat. Er is ons geadviseerd deze formulering te gebruiken. Het punt is de heer Vellenga heeft dat ook al gezegd dat er geld op het kleed moet komen. Nu kan ik me best voorstellen, dat de heer Vellenga zegt, dat hij daar begrip voor heeft, dat hij daar niet de meeste moeite mee heeft, ook al heeft hij met Kalkar zelf wel moeite. Maar het feit, dat de landelijke over heid ons hier iets oplegt, betekent, dat wij eigenlijk dit niet, als bedrijf, voor onze rekening kunnen ne men, dus zal het wel doorberekend moeten worden in t- Tï - 13 de tarieven. Het komt er echter wel op aan hoe het doorberekend wordt. Dat is inderdaad een zaak die ongetwijfeld beter nog eens in de Commissie Electri citeitsbedrijf bekeken kan worden. Ik ben dat volko men met de heer Vellenga eens. Ik zou van mijn kant deze suggestie willen doen. Kunnen we vanavond niet besluiten het zo te probe ren? Dan kunnen we per 1 juli de heffing van 3% doorberekenen. In de loop van deze herfst kunnen we dan nog eens bekijken in hoeverre het nodig is al of niet enige variatie in de heffing op de verschillende tarieven toe te passen. Ik weet niet of dat nodig is, maar dat punt kan dan in ieder geval duidelijker en beter bekeken worden dan op dit moment mogelijk is. We kunnen dan bekijken of per 1 januari 1974 cor recties op de nu voorgestelde heffing moeten worden aangebracht. Ik kan U nu echter wel enige gegevens verstrek ken; dan weet U toch beter waar het om gaat wat de tarieven betreft. De gemiddelde prijs per kWh voor de grootverbruikersverlichting bedraagt 7,81 cent, voor de industrie 5,84 cent; het gemiddelde grootverbruik is 634, het kleinverbruik 10,74. (De heer Knol: Zijn dat cijfers over 1972?) Dat zijn cijfers van 1971. Alle prijselementen zijn hierbij inbegrepen. De kosten per kWh liggen dus ongeveer tussen 6 en 11 cent. De hef fing bedraagt 3% en dus bedraagt de stijging zo ongeveer 0,2 tot 0,3 cent. Als je daarbij nog zou willen differentiëren dan gaat het dus om fracties van cen ten. U weet dus, dat het, ook wanneer we dit nog eens nader in de Commissie Electriciteitsbedrijf bekijken, niet gaat om dusdanig grote bedragen, dat je kunt spreken over een enorme lastenverzwaring voor de een of andere groep. Ik zou graag willen, dat de heer Vellenga ermee akkoord gaat, dat wij deze zaak in de loop van de herfst nog eens gaan bekijken. Gaat de commissie dan akkoord met het voorstel zoals het nu gedaan wordt (3% heffing over de hele linie), dan blijft het zo, maar heeft de commissie er bezwaar te gen, dan komen we voor 1 januari bij de Raad terug met een nader uitgewerkt voorstel. Dan is de Com missie Electriciteitsbedrijf ingeschakeld; het is ons ook niet naar de zin dat wij, uit financiële overwegingen, er nu eigenlijk geen tijd voor hadden; ik had het liever anders gedaan. Als de wet wat eerder was gekomen, dan had het misschien nog gekund, maar nu die pas eind juni af kwam en de heffing per 1 juli in moest gaan, moesten we wel zo handelen. Ik dacht, dat mijn toezegging wel min of meer lag in de lijn van hetgeen de heer Vellenga wil. Het had anders gekund als de wet eerder gekomen was of als de ingangsdatum op een later tijdstip was gevallen. Maar uit financiële overwegingen kunnen wij die heffing eigenlijk niet missen. Dan kom ik bij het betoog van de heer Van Haaren. Hij wil eigenlijk helemaal af van de financiële conse quenties van de kweekreactor. Maar dat is een punt waarover wij niet hebben te beslissen. Het is ons door de landelijke overheid opgelegd. Wil men bezwaren indienen ik heb het idee, dat die er ook wel zullen komen vanuit de verschillende groeperingen die hier mee te maken hebben dan moet men bij het Rijk zijn. Er zou best nog eens een wijziging kunnen ko men. En zodra op landelijk niveau de wet zodanig ge wijzigd wordt, dan zullen wij uiteraard de correcties door kunnen laten werken in de opstelling van de ta rieven. Het is voor ons nu dus zuiver een kwestie van uitvoering van hetgeen ons door de landelijke overheid wordt opgelegd. Hoe wij er over denken, doet, dacht ik, hier niet zoveel terzake. Wij moeten de ons opge legde lasten zien te verwerken. Berekenen we ze niet door in de tarieven, dan komen ze ten laste van het bedrijf en wordt de normwinst gedrukt; dan zitten we financieel nog erger in de perikelen dan nu al het ge val is. Wij kunnen niet terugkomen op die wet; dat is een zaak voor het Rijk. Als er wijzigingen komen, zul len we daar rekening mee kunnen houden. De hear Singelsma hat frege hwat dat Kalkar-pro jekt eins ynhaldt, mar hy is sa freonlik west seis al in ütliz to jaen; hy hat dêr in hiele bisköging oer jown. It giet om it probleem fan de elektrisiteitit forbrük nimt oanhaldend ta. Der wurdt forwachte, dat sa om 2000 hinne it elektrisiteitsforbrük seis kear sa great wêze sil as nou. De foarrieden fossile br&nstoffen dy't foar de opwekking fan elektrisiteit brükt wurde, bin- ne tamelik biheind. In kernenergysintrale makket ge- brük fan in hiel oare foarm fan waermteproduksje dêrby is gjin fossile branstof nedich; de waermte wurdt produsearre mei bihelp fan splytstof, t.w. uranium, dat yn de natuer foarkomt. Mar ek de foarried uranium is biheind. Boppedat is mar in lyts part fan it ura nium, dat yn de natuer foun wurdt, splytber. De foar ried dy't bikend is, soe yn üngefear 30 jier op wêze as men mei de oant nou ta brükte kernsintrales wurket. It net splytbere uranium hwer't mear fan biskikber is, kin yn de saneamde „snelle kweekreactor" omset wurde yn in nije splytbere stof, ntl. plutonium, dat net yn de natuer foarkomt. It is dêrom fan great bilang to kom men ta ekonomysk to eksploi tear jen kweekreaktoren. Dat is eins yn it koart de eftergroun fan dizze hiele saek fan it Kalkar-projekt. Ik tocht, dat ik hjirmei wol foldien hie oan de fraech fan de hear Singelsma. Mevr. Dijkstra heeft bezwaren tegen het Kalkar project en zij vindt de heffing een onding. Ik kan mij dat wel voorstellen. Maar zij geeft niet aan hoe deze last wel gedragen moet worden. Wij krijgen een last opgelegd en die moet gedekt worden. Die last mag als heffing doorberekend worden aan de consumenten zonder dat we met de prijscalculatiebeschikking in con flict komen. De meest normale gang van zaken is, dat we dat ook doen. Het is het goed recht van mevr. Dijkstra, dat zij tegen de heffing is, maar ik zou dan ook graag van haar willen horen hoe wij deze last dan wel moeten dekken zonder dat wij onze begrotingspo sitie in gevaar brengen. Daarmee is zij in gebreke ge bleven. (Mevr. Dijkstra-BethlehemWe kunnen de hele zaak afwijzen.) Wij moeten die heffing betalen. Dat is het probleem. Ik vind het een beetje goedkoop om alleen te zeggen: ik wijs het af. De heffing moet toch betaald worden en ik zou dan toch graag willen weten waar we dan het geld vandaan moeten halen. De heer Visser heeft er ook op gewezen, dat het hier gaat om de uitvoering van een wet; hij ziet de alternatieven niet zitten. Ik zie die eigenlijk ook niet. De doorberekening van de heffing betekent geen grote prijsverhoging. (Natuurlijk is het mogelijk de alterna tieven te bekijken. Omdat de verschillen niet zo verschrikkelijk groot zijn, zou ik de heer Vellenga willen vragen ermee ak koord te gaan, dat deze zaak in de loop van de ko mende maanden nog eens bekeken wordt. Dan kun nen we hiermee een halfjaar proefstomen; we komen er vanzelf op terug. De heer Visser: De heer Vellenga heeft een concrete vraag gesteld over de formulering van het ontwerp besluit. Dat vind ik ook nogal een belangrijk punt. De heer De Jong (weth.)Ik heb al gezegd, dat het wat een vage zin is. Wij hebben die zin opgenomen in overleg met de Vereniging van exploitanten van elek triciteitsbedrijven in Nederland. Als in het besluit een algemeen geformuleerde zin staat i.v.m. deze heffin gen, dan kunnen wij, wanneer er heffingen komen, die op deze wijze volgens de gebruiksbepalingen toepassen. Ik dacht, dat dat vrij reëel was. Als er heffingen ko men, dan zullen die, ondanks deze zin, nooit zonder inschakeling van de Commissie Electriciteitsbedrijf worden toegepast. Daar hoeft, dacht ik, niet zoveel bezwaar tegen te bestaan. (De heer Visser: Ik dacht, dat de elasticiteit dan toch wel erg groot werd.) Wan neer men dit gelijk stelt met de normale heffing, zoals ook met de B.T.W. en de omzetbelasting het geval is deze heffing wordt ons opgelegd dan zou ik niet weten waarom die zin niet zo geformuleerd mag wor den. Ik zie dit niet zo als een probleem; ik heb hier niet zoveel moeite mee. De heer Vellenga: Ik ben de Wethouder wel erken telijk voor het feit, dat hij zo positief heeft willen in gaan op een suggestie die ik had gedaan. Alleen, het is me niet helemaal duidelijk in welke vorm hij zich dat precies indenkt. Hij zegt: Laten we maar op deze manier starten, dan kunnen we(De Voorzitter: Misschien mag ik U even onderbreken. De Wethouder stelt in eoncreto voor tot 1 januari een heffing van 3% toe te passen en in de tussentijd te bekijken of er misschien een andere verdeling moet worden toege-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 7