15
14
past.) Ja, dat heb ik ook wel begrepen, heel goed be
grepen zelfs; de woorden zijn duidelijk. Maar ik heb
het woord „vorm" gebruikt. Het gaat mij om de vorm
waarin; daar zou ik n.l. wel wat vraagtekens bij willen
zetten. En als ik daar dus op doorga en Uw woorden,
mijnheer de Voorzitter, erbij betrek, dan betekent het
dus, dat er nu een bepaalde heffing wordt vastgelegd
die geldt tot 1 januari. Tussen vandaag en 1 januari
kan men eventueel nog gaan nadenken en dubben over
mogelijke alternatieven. Is het nu niet veel verstandi
ger om dat eerst te doen en voordat je gaat experi
menteren met bepaalde tariefsvormen je duidelijkheid
te verschaffen wat mogelijk de beste vorm zou zijn?
Dan weten de mensen ook beter waar ze aan toe zijn,
dan betalen ze niet eerst een bepaald bedrag tot 1
januari, dat daarna misschien weer gewijzigd wordt,
enz. enz. Ik ben dus erkentelijk voor de manier waar
op de Wethouder de suggestie heeft willen overnemen,
maar niet helemaal tevreden met de uitwerking die
hij daaraan heeft gegeven. Ik zou liever zien, dat we
eerst, via de Commissie Electriciteitsbedrijf, ons als
Raad zekerheid verschaffen over de vraag: Wat is de
beste methodiek Dat kan over zoveel tijd hier best
plaats vinden; daar is helemaal geen pijn aan. Dan
weten èn wij èn de burgers waar ze aan toe zijn, niet
alleen voor een bepaalde periode maar voor een veel
langere tijd. Dat is mijn eerste opmerking.
Mijn tweede opmerking is, dat ik met de heer Visser
zoals uit diens interruptie bleek niet helemaal
content ben met de wijze waarop de Wethouder de toe
te voegen zin heeft willen verdedigen. Ik vind die zin
wat rekbaar, ik kan daar de consequenties gewoonweg
niet van overzien en ik zou het op prijs stellen, dat het
Gemeentebestuur van zijn kant daarover toch nog
eens met de betrokken instanties overleg gaat plegen
opdat we een wat sluitender formulering krijgen. Want
zoals het er nu staat: „met alle daarop drukkende be
lastingen en door de overheid opgelegde heffingen", ik
weet niet of we daar helemaal content mee kunnen
zijn.
Mijn derde opmerking is deze. Het is aan alles dui
delijk, dat het ook voor het College wat haastwerk is
geweest. De hele zaak viel inderdaad voor een deel in
de vakantietijd. Het is niet zo, dat deze zaak er in de
Kamer in ledige uren is doorgejast; er is vrij uitvoe
rig over gepraat, pro en contra, vanuit de Kamer en
ook wat het Kabinet betreft, dat ik niet hoef te ver
dedigen natuurlijk, maar dat toch wel zijn best heeft
gedaan om alle bezwaren zo goed mogelijk te weer
leggen en alle voordelen zo goed mogelijk op te som
men; Minister Langman heeft zich daarvoor enorm
uitgesloofd en dat heeft op een groot deel van de Ka
mer ook veel indruk gemaakt, ook op degenen die uit
eindelijk toch tegen gestemd hebben. Dus dat doorjas-
sen is grote flauwe kul, het is heel goed en uitvoerig
behandeld; en nu ligt die wet daar. Nu krijgen de ge
meentebesturen en de consumenten daarmee te maken.
Ik kan mij voorstellen, dat gezegd wordt, dat dit een
harde en moeilijke wet is, want er zijn zoveel mensen
die er tegen zijn. Hoeveel dat er zijn met kennis van
zaken, is moeilijk uit te maken. Ook de deskundigen
die zich wel in deze zaak hebben verdiept, denken er
verschillend over. Sommigen, net als de door de heer
Singelsma terecht genoemde en gewaardeerde heer
Terlouw en ook wel mensen uit de kamerfractie van
mijn eigen partij, hebben er duidelijke opvattingen
over, andere deskundigen ook wel van hetzelfde niveau
kijken er weer heel anders tegen aan; dat is een punt
dat je moeilijk in een Gemeenteraad als die van Leeu
warden precies zou kunnen uitkienen; daar moeten we
ons ook niet in begeven. Maar waar ik wel aan heb
zitten denken, is dit. Als U bereid zou zijn om mijn
suggestie over te nemen om voorlopig eerst af te wach
ten tot wij de alternatieven in de commissie en daarna
in de Raad hebben gehad, dan winnen we daarmee
tijd. U zou zich in die periode, dacht ik de gemeente
Amsterdam heeft in die richting iets willen doen
eens kunnen wenden tot de V.N.G. omdat ook de Wet
houder zelf gezegd heeft, dat het waarschijnlijk is
maar het is zelfs zeker dat meer gemeenten hier
moeite mee hebben, meer gemeenteraden hiertegen
steigeren. En wat let ons om gewoon een stuk bezwaar,
dat hier ook in deze Raad leeft in verschillende
nuanceringen op die manier via U eens ter kennis
te brengen van de V.N.G. met het verzoek: Neem dit
nog eens op met het Kabinet dat er nu zit. Ik dacht,
dat we die periode van tijdwinst wat de alternatieven
betreft, zouden kunnen benutten om dat te doen, om
dus ook voor alle raadsleden en ook voor de burgers
in deze gemeente tot een constructie te komen die be
vredigender kan zijn dan die op dit moment is. U
hebt het in haast moeten doen het was vakantietijd,
de commissie is niet geraadpleegd, er worden nogal
wat bezwaren tegenin gebracht en waarom zou een
gemeentebestuur als het onze via het aangewezen or
gaan daarvoor die bezwaren niet eens verder kunnen
brengen? Het is in zekere zin een novum, misschien
dat het gebeurt, maar ik kan mij voorstellen, dat juist
in dit geval een gemeentebestuur zich daartoe geroe
pen kan achten omdat die belasting inderdaad drukt
op de consumenten waarvoor wij hier met elkaar ver
antwoordelijk zijn.
Dus heel concreet; le Niets besluiten vanavond. Dat
houdt in: neem dit voorstel even terug. 2e Bekijk in
de Commissie Electriciteitsbedrijf bepaalde alternatie
ven. 3e Over zoveel tijd komen die alternatieven in de
Raad terug; dan weet de Raad ook precies wat hij wel
of niet wil of kan besluiten. 4e Benut de tijdwinst om
via de V.N.G. deze zaak nog een aan te dragen en door
te praten met de mogelijkheid, dat we misschien toch
ook nog weer een ander zicht op deze hele kwestie
krijgen. 5e Wat de formulering van de toegevoegde
zin betreft, bespreek die nog eens, exerceer die nog eens
door om tot een sluitender en beter formulering te
kunnen komen.
De heer Van Haaren; Uit de beantwoording van
Weth. De Jong van de punten die ik naar voren heb
gebracht, blijkt heel duidelijk ons verschil van stand
punt. De heer De Jong zegt: Het is een heffing die
ons is opgelegd door de landelijke overheid; wet is
wet, we zitten daarmee en moeten die uitvoeren. Als
we er helemaal niet onderuit kunnen, dan hoeft dit
voorstel niet aan ons te worden voorgelegd. Het feit,
dat dit voorstel ons wordt voorgelegd, betekent, dat
we nee moeten kunnen zeggen. Mijn advies is t.a.v.
dit voorstel dan ook inderdaad nee te zeggen. (De
Voorzitter: Maar dat heeft tot consequentie dat
moet U wel even incalculeren dat wij het bedrag
wel moeten betalen. U kunt als Raad inderdaad nee
zeggen, maar dan komt het bedrag ten laste van de
Gemeente.) Dat nee zeggen bedoel ik dan ook als een
duidelijke principiële stellingname, net zoals je t.a.v.
een subsidie(De Voorzitter: Een principiële stel
lingname die ons geld kost!) Ja, dat weet ik. Het is
een principiële stellingname tegen een volkomen ver
keerd beleid van deze overheid. Ik geloof, dat dat heel
duidelijk is. Dit is bijzonder principieel en dat nee moe
ten we kunnen zeggen; het zou onjuist zijn als we geen
nee konden zeggen. Ik zou het Amsterdamse stand
punt willen volgen en wel middels een motie die voor
stelt deze heffing op te schorten en de Regering te
wijzen op de wenselijkheid van intrekking van de Wet
financiering snelle kweekreactor. Ik geloof, dat wat
Amsterdam doet een zinnige zaak is. We moeten niet
passief aanvaarden, dat we deze heffing moeten beta
len, zoals Weth. De Jong als een soort noodzakelijk
kwaad voorstelt.
Ik zou dus eigenlijk verder willen gaan dan de heer
Vellenga voorstelt, hoewel ik graag zijn zienswijze zou
willen steunen als de motie die ik in wil dienen geen
meerderheid vindt in deze Raad. De motie, die mede-
ondertekend is door de heer Singelsma en mevr. Dijk
stra, luidt als volgt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden, op 6 augustus
1973 in vergadering bijeen, besluit de heffing op elek
trische energie op te schorten en de Regering te wij
zen op de wenselijkheid van intrekking van de Wet
financiering snelle kweekreactor."
Mevr. Dijkstra-BethlehemEven een heel korte op
merking. De Wethouder heeft gezegd, dat wij ons bij
een besluit van de Regering neer moeten leggen. (De
heer Heidinga: Daar heeft U voor gezworen.) Ik ben
van mening, dat, wanneer er in onze ogen dan
verkeerde besluiten worden genomen, wij ons daar niet
+JT-
iQ
bij neer moeten leggen; wij kunnen daar wel tegen in
gaan. Wanneer hij mij vraagt hoe het geld er moet
komen als we de tarieven niet verhogen, dan is mijn ant
woord: geen kweekreactor, dan hoeven we ook geen
geld te betalen.
De heer Visser: Ik ben wel content met de toezeg
ging die de Wethouder gedaan heeft. Ik zou verder
nog even willen ingaan op de woorden van de heer
Vellenga, die duidelijk boter bij de vis wil in dit geval.
Het probleem zou, dacht ik, veel gemakkelijker zijn
wanneer de wet op 1 januari 1974 in werking zou tre
den. Want in de gedachtengang van de heer Vellenga
betekent uitstel natuurlijk wel, dat een gedeelte ten
laste van de algemene middelen komt, want de heffing
gaat 1 juli 1973 in. (De heer Vellenga: Dat hang ervan
af wanneer de kwitantie wordt aangeboden.) Die zal
ongetwijfeld komen. (De heer Knol: We werken het
hele jaar door met voorschotten.)
De hear Singelsma: It feit, dat üs hjir in fraech
foarlein wurdt, haldt fansels ek yn, dat wy né sizze
kinne. Hwarnear't de hear Heidinga seit: „Daar heeft
U voor gezworen", dan leit hy de saek hwat al to sim
pel üt. Wy hawwe, as üs in ütstel dien wurdt, it rjocht
om né to sizzen.
Ik kin my foarstelle, dat it Kolleezje mei dit pro
bleem sit: Der is in wet en dy moat ütfierd wurde;
wy moatte oan dy heffing foldwaen. Dat kin ik my
foarstellen en dêr haw ik ek bigryp foar. Allinnc, ik
gean der fanüt, dat wy op it forkearde spoar sitte mei
dit Kalkar-projekt to stypjen. Wy binne forantwurd-
lik net allinne foar dizze gemeente, mar ek foar alle
minsken op ierde as it der op oan komt. Wy hawwe
yn de Ried problemen hawn as de Angola-kofje en
mear soksoarte saken. As ik dus mei in hwat great
gebaer siz: Wij hawwe ek de plicht foar alle minsken
op ierde to soargjen ek as kristenen, nou? dan
fal ik hielendal net üt de toan. Ik bin fan miening,
dat wy hjir forkeard oan dogge. As ik sjoch, dat yn
Amerika dizze hiele saek stopset is, dat der mar ien
reaktor aktyf is, dan leau ik, dat der hjir prestiizje-
oerwegingen yn it spul binne dêr't wy net oan mei
dwaen moatte. Ik soe my yntinke kinne hwat de
P.v.d.A. yn de Twadde Keamer ütsteld hat, ntl. de
helte foar dit en de helte foar alternitive energyfoar-
sjenningen. (De hear Vellenga: Dan stypje Jo likegoed
it Kalkar-projekt.) Dan stypje ik yndied likegoed it
Kalkar-projekt, mar dan byn ik my net fêst op dy
iene réaktor dy't nou yn diskusje is. Ik soe my der
yn fine kinne, dat socht waerd nei in alternative üt-
wykmooglikheit.
Wy hawwe dus it ütstel dien de saek üt to stellen.
Weth. De Jong is och sa moedich; hy seit: As der
oaren komme, dan wolle wy dy wol stypje. Dat fyn ik
fansels in halding fan neat. Wy moatte ek de foarstap
doarre to dwaen, lyk as Amsterdam. Wy moatte sizze
doarre: Wy binne hjir op tsjin. De konsekwinsje is
fansels, dat it jild üt it bidriuw komme moat; dat bisef
ik hiel goed. Nou, dan komt it mar üt it bidriuw. Wy
meije wol in prinsipieel protest hearre litte, dat üs
miskien jild kostje kin. Om dy reden hawwe wy dus
dizze moty yntsjinne en ik hoopje, dat dy oannommen
wurdt.
De heer Rijpma: Er zijn in deze discussie een paar
aspecten naar voren gekomen die niet meer gaan over
3% meer of 3% minder. Ik geloof persoonlijk, dat onze
deskundigheid om hier te beoordelen of een kweek
reactor wel of niet moet draaien, niet zo bijzonder
groot is. Wanneer in de Tweede Kamer daar uitvoerig
over gediscussieerd is en wanneer deskundigen van
divers kaliber erover met elkaar van gedachten heb
ben gewisseld, dan geloof ik niet, dat het een simpele
zaak is van een paar raadsleden die ook wel eens een
stuk lezen om te zeggen: Dit moet afgewenteld wor
den. Dat kan ik niet beoordelen. (De hear Singelsma:
Ik bin dat net mei Jo iens.) Het is bekend, dat wij
steeds meer energie gaan gebruiken en dat er op de
een of andere manier een oplossing zal moeten worden
gevonden voor dat meerdere energiegebruik, tenzij de
heer Singelsma en alle anderen die hier in de zaal zit
ten de Gemeente kunnen bewegen om minder energie
te gebruiken. (Stem: Voorstel van mevr. Branden
burg.) Maar, iedereen draait er juist een lampje bij. Ik
geloof, dat wij rustig moeten zoeken naar nieuwe vor
men van energie. Maar ik kan niet beoordelen of de
kweekreactor daartoe een bijdrage levert of niet. Ik
kan voor en ik kan tegen zijn, maar mijn deskundig
heid op dit gebied is niet groot genoeg. Ik dacht, dat
er andere wegen waren om, wanneer er nieuwe gege
vens tot onze beschikking staan, de Tweede Kamer te
benaderen om dit probleem opnieuw te bezien. Ik ge
loof niet, dat het de taak is van deze ondeskundige
Raad om nu maar eens aan de Regering te laten we
ten: Zo en zo liggen de zaken.
Nu een opmerking betreffende het voorstel. Ik ge
loof, dat de heer Vellenga gelijk heeft wanneer hij
stelt, dat de formulering van de bewuste zin te ruim
is. Ik geloof, dat de Wethouder eens rustig met de
V.N.G. moet bekijken of deze formulering nu wel de
juiste is. Ik geloof, dat niets ons belet dat te doen.
In de tweede plaats nog iets over de heffing op zich.
De Raad heeft het recht hierover te beslissen. Als de
Raad besluit, dat er eerst gediscussieerd moet worden
over de vraag hoe deze verhoging wordt toegepast,
dan betekent dat, dat er misschien een verlies geleden
wordt. Maar als er een heffing achteraf gepleegd wordt
omdat er toch voorheffingen gedaan worden dan
is het ook mogelijk om, zonder dat de Gemeente er
een cent bij doet in de Commissie Electriciteitsbe
drijf de zaak nog eens even rustig te bekijken. Ik ge
loof, dat de prijzenswaardige haast die hier betracht
is toch nog wel even teruggeschroefd kan worden.
We kunnen over drie of over zes weken de zaak nog
wel eens bekijken. We werken met voorheffingen;
wanneer iemand teveel verbruikt heeft kunnen we
zelfs nog naheffen. Wij hebben daar uitvoerig over ge
discussieerd. Als de naheffing erg hoog is, dan kunnen
we die in termijnen spreiden. Ik geloof dus persoon
lijk, dat in een uitstel van drie tot zes weken de pijn
niet zit. Ik weet niet of er veel uit het overleg zal ko
men; 3% van 7 cent of 3% van 10 cent is natuurlijk
het grootste bedrag niet; het bijdraaien van een lamp
je is misschien duurder.
De Voorzitter schorst, om 22.20 uur, de vergadering
voor overleg in het College.
De Voorzitter heropent, om 22.30 uur, de vergade
ring.
De Voorzitter: Wij hadden, ook i.v.m. de vakantie,
de behoefte even met elkaar van gedachten te wisse
len. Ik dacht, dat wij nu via de Wethouder een duide
lijk standpunt aan U kunnen meedelen.
De heer De Jong (weth.): De heer Vellenga vindt,
dat ik hem al een heel eind tegemoet gekomen ben,
maar hij wil toch liever, dat, voordat de heffing wordt
ingepast, er nog eens overleg wordt gepleegd in de
commissie; dan kan met de heffing worden begonnen
per 1 januari 1974. Dat vindt hij een betere oplossing,
dan eerst beginnen en t.z.t. maar eens zien wat er uit
het overleg komt. Ook vindt hij die zin in het raads
besluit te algemeen geformuleerd.
Wij hebben die kwestie van die formulering nog eens
bekeken, maar ik geloof, dat er op zichzelf niet zoveel
bezwaar tegen is. We kunnen met lid 1 weinig doen
wanneer niet in lid 2 staat, dat dit in onze „Bepalin
gen energielevering 1965" ingepast is. Wij zouden die
laatste zin: „Deze bedragen worden verhoogd met alle
daarop drukkende belastingen en door de overheid op
gelegde heffingen" wel kunnen veranderen en dan
kom ik de heer Vellenga een heel eind tegemoet in:
„Deze bedragen worden verhoogd met de heffing als
in lid 1 bedoeld." Dan gaat het alleen maar om deze
heffing. Dan kunnen we t.z.t. wel eens bekijken of de
formulering toch nog moet worden gewijzigd. (De
Voorzitter: Als het nog nodig is.) Dan is de vaagheid
eruit en dan is toch deze heffing opgenomen.
Een ander punt is het financiële probleem; dat weegt
ons bijzonder zwaar. Deze heffing kost ons 3 ton op
jaarbasis. Wanneer wij in het kader van onze bespre
kingen met de Inspecteur van de Rijksfinanciën zou
den zeggen: Wij laten deze heffing maar een halfjaar
lopen, wij laten deze onbenut, dan vind ik dat in de