10 de woningbouwverenigingen; zij zijn gebonden aan de prijs die de Minister straks vaststelt. (De heer Knol: De Gemeente verkoopt toch grond aan de woning bouwverenigingen De Commissie Grondbedrijf heeft uitgerekend, dat die grond f 8.890,zou moeten kos ten.) Dat kan de commissie wel uitrekenen, maar het is maar de vraag welke grondprijs de Minister accep teert voor de woningwetwoningenhet Rijk moet een bijdrage geven. De woningbouwverenigingen hebben f 500,van de grondprijs afgedaan. Zou het zo zijn, dat de f 8.900,waarop de aanvraag bij de Minister berust, wordt aanvaard door de Minister, dan betekent dat, dat de hier genoemde huur met f 10,a f 15, omhoog gaat. Dat is de consequentie. Maar deze be rekeningen, die wel met inschakeling van de afd. V.O.W. in dat opzicht een dienstverlenend orgaan voor de woningbouwverenigingen opgezet zijn en die dus ook ter inzage liggen, berusten uiteindelijk op de exploitatie-opzet die de woningbouwverenigingen menen te moeten opstellen. Er is hier niet verkeerds gedaan. De Raad wil graag een inzicht in de huren; die hebben wij gegeven. Er zit dus inderdaad nog een stukje elasticiteit in. Zou de Minister die f 8.900, niet willen accepteren, zou hij die te hoog vinden en zou hij die op f 8.400,willen brengen dat zou best het geval kunnen zijn dan zou dat... (De heer Knol: Maar dat is dan toch duidelijk van invloed op de ex ploitatie-opzet van Aldlan-oost. Dan mag de Commis sie Grondbedrijf er toch wel iets van weten, dat dat zo gebeurt?) Natuurlijk mag de commissie dat wel weten. Maar we kunnen de woningbouwverenigingen niet binden aan een advies van de Commissie Grond bedrijf. Je kunt natuurlijk m.b.t. de leegstand wel gauw wat cijfers op papier zetten. Maar het probleem van de leegstand heeft meer dan één aspect. De leegstand komt in een heel andere categorie huizen dan in de nieuwbouw. Met de nieuwbouw gaat het wel, maar de gaten vallen vaak op andere plaatsen, bij de goedko pere huizen waar we tot nu toe juist een groot gebrek aan hebben gehad. Daar begint nu een klein beetje meer ruimte in te komen. We houden de vinger wel aan de pols. Wij willen graag wat meer inzicht hebben en daarom hebben we een werkgroep ingesteld. Die moet zich bezig houden met alle aspecten die aan het probleem van de leegstand verbonden zijn. Het is echt niet de opzet dat moet de heer Knol van mij aan nemen dat dit op lange termijn bekeken wordt; het wordt bekeken op korte termijn. Of de nota voor de begroting klaar kan komen, weet ik niet. We zouden dat nog eens moeten bekijken. Maar U kunt er bij de begrotingsbehandeling op terug komen. Wij zijn ermee bezig. Misschien kunnen we er dan wat breedvoeriger over spreken. Het probleem heeft onze aandacht en we moeten dat ben ik met de heer Knol eens wat de leegstand betreft, goed de vinger aan de pols houden. De Voorzitter: Nog een korte aanvulling van Weth. Tiekstra. De heer Tiekstra (weth.): Er moet niet het misver stand ontstaan, dat, na een beslissing een beslissing tussen aanhalingstekens van de Commissie Grond bedrijf de grondprijzen voor de woningwetbouw in Ald lan-oost vastliggen. Uiteindelijk is het de Minister die bepaald welke kavelprijzen berekend mogen worden. Als de Minister gaat zitten beneden de prijzen die wij calculeren, dan betekent dat, dat de exploitatie-opzet met een tekort wordt belast. Z.h.st wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter schorst, om 21.10 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergade ring. Punt 18 (bijlage no. 243). Z.h.st wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19a (bijlage no. 231). aanbeveling: de heer R. van der Meulen te Leeuwarden. Benoemd wordt de aanbevolene met alg. stemmen. Punt 19b (bijlage no. 232). voordracht: mevrouw G. Massolt-Jurgens te Leeuwarden. Benoemd wordt de voorgedragene met alg. stemmen. De heren Hiemstra en Wiersma vormden met de Voorzitter het stembureau. Punt 20 (bijlage no. 244). aanbeveling: 1. de heer Ir. D. A. Visser te Rotterdam; 2. de heer Ir. A. B. J. de Koning te Zwijndrecht; 3. de heer Ir. W. de Jong te Geleen. De heer HeidingaWij staan vanavond voor een moeilijke beslissing. Het benoemen van een hoofd directeur voor de Dienst Stadsontwikkeling is zeer be langrijk. Wij hebben op 8 en 9 januari van dit jaar daarover ook al zeer uitvoerig gesproken i.v.m. het or ganisatie-onderzoek van Twijnstra en Gudde en het voortzetten van dat onderzoek. Er is toen een langdu rige en eigenlijk ook wel wat verwarde discussie ge weest mede omdat er geen duidelijkheid kon worden verkregen over de tweede fase van het onderzoek. Ik dacht, dat één van de zwaarste punten van deze on duidelijkheid wel bleek te zijn: een goed inzicht in de taak en de plaats van de afd. V.O.W. in de nieuwe vorm die de Dienst Stadsontwikkeling zou krijgen. Ik breng maar even in herinnering, dat er toen een motie- Vellenga-Knol is ingediend en overgenomen door het College. Die motie ging over het onderzoek 2e fase en luidde: ,,De Raad van de gemeente Leeuwarden ziet als opdracht 2e fase van het organisatie-onderzoek R.O. in ieder geval het verder uitwerken en concreet vormgeven aan de in het eerste rapport vastgelegde denkbeelden" enz. Enfin, die motie is wel bekend. Het College heeft toen dat was op 9 januari; de tweede avond dat we er over vergaderden punt 5 van de mo tie van mijn fractiegenoot Wiersma overgenomen. Punt 5 van die motie luidde: ,,het bureau Twijnstra en Gudde opdracht te verlenen a. een goede taakstelling en dui delijke omschrijving van verantwoordelijkheden en be voegdheden en b. het huidige bureau van V.O.W. op te splitsen in een secretarie-afdeling en een bureau ruimtelijke ordening ten dienste van de gehele ruimte lijke ordening." Die twee dingen zijn toen door B. en W. overgenomen. Dat punt 5 van de motie van de heer Wiersma werd overgenomen, was toen voor mijn frac tie aanleiding om over de gehele motie geen stemming te vragen, omdat de eerste vier punten toch in grote lijnen al overeenkwamen met het voorstel van B. en W. Maar we zijn nu zeven maanden verder en nu wordt er van ons gevraagd een hoofddirecteur te be noemen, maar de onduidelijkheid lijkt haast nog gro ter te zijn dan die op 9 januari was. Er is geen eens gezindheid in het College over de voordracht. Er zijn drie meningen. Er staat zelfs geen meerderheid van het College achter de voordracht (3 leden staan ach ter de voordracht, 2 leden staan niet achter de voor dracht en 1 lid wil een andere volgorde in de voor dracht). Het is dus niet eens een meerderheidsvoor- stel. (De Voorzitter: Dat is het wel.) Nee. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: De burgemeester telt voor twee.) Is dat zo? Enfin, als ik goed tellen kan, dan is er geen meerderheid. In ieder geval is het duidelijk, dat het eigenlijk een onbevredigende zaak is. Wij zijn zulke voordrachten niet gewend. Bovendien hebben de raadsleden een aparte brief gekregen van de wethou ders Heetla en Weide en voorts hebben we een uitvoe rig schrijven ontvangen van het raadslid De Jong over deze zaak en alle aspecten die er mee samenhangen en de ontwikkeling daarvan; ook hebben we een schrijven gekregen van de werkgroep Axies over deze zaak. Al met al lijkt ons de onduidelijkheid eerder toegenomen dan minder geworden. Dat vinden wij bijzonder jam mer. Wij vinden het ook jammer, dat het College zo lijkt het het niet nodig geoordeeld heeft om te gelijk met deze aanbeveling de Raad volledig in te lichten over deze hele zaak en inzicht te verschaffen in deze zaak en mededeling te doen over de stand van zaken betreffende de tweede fase van het onderzoek. Want daar zou U, dachten wij, toch wel iets over kun nen vertellen. Hoe ontwikkelt het zich, in welk sta dium is het en welke richting gaat het uit? Dan had U o.i. de keuze van Uw aanbeveling enigszins kunnen motiveren. Het gaat die en die kant uit en daar passen deze mensen in of daar past die man in. Wij vinden het bijzonder jammer, dat U dat niet gedaan hebt. Had U het wel gedaan dan zou ook meteen de positie van de afd. V.O.W. op de proppen zijn gekomen; daar zou U dan niet onderuit hebben gekund, ook gezien het door U overgenomen punt 5 van de motie-Wier sma. Nu B. en W. dat niet gedaan hebben U hebt het kennelijk niet nodig geoordeeld om de Raad daar over volledige inlichtingen te verschaffen lijkt het naar de mening van het merendeel van mijn fractie, dat er nu over deze benoeming eigenlijk niet kan wor den beslist. De Raad moet meer van de achtergronden weten en die moet weten of, in het gehele ontwikke lingsproces, dit de man is die we moeten hebben op grond van die en die kwaliteiten; daar weten we nu niets van. Daarom dien ik namens mijn fractie een voorstel in en dat luidt als volgt ,,De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 27 augustus 1973, besluit, dat de Raad vol ledig dient te worden geïnformeerd over de stand van het onderzoek Twijnstra en Gudde en ook volledig op de hoogte dient te worden gesteld betreffende de plaats die de afd. V.O.W. zal houden of deels afge spietst opnieuw zal verkrijgen als R.O.-afdelingsbureau en b. aangezien het hoofd van de afd. V.O.W. gesolli citeerd heeft naar de betrekking van hoofddirecteur van de D.S.O., aan de Raad ter beschikking gesteld moet worden de volledige informatie betreffende deze sollicitant, geheel zoals die over de drie voorgedrage nen beschikbaar is en stelt daarom de beslissing op het voorstel tot benoeming van een hoofddirecteur voor de D.S.O. drie weken uit." Hier laat ik het eerst maar bij. De Voorzitter: Ik stel voor, dat deze motie van de heer Heidinga meteen onderdeel van de discussie vormt. De heer Vellenga: Mag ik eerst een opmerking ma ken over de orde en een vraag daarover stellen aan Uw adres, mijnheer de Voorzitter? Ik zou mij kunnen voorstellen, dat het zinnig kan zijn, dat de Raad zich eerst uitspreekt over deze motie van de heer Heidinga en de andere ondertekenaar van wie ik de naam niet weet, maar het is natuurlijk een goeie want hij zit aan die kant. (De heer Heidinga: Er staat hele maal niets onder. Zelfs mijn naam niet.) Nu, dan praat ik op voorschot, dat er twee namen onder ko men. Wat ik dus wilde zeggen, is dit. Wanneer dat voorstel zou worden aangenomen, heeft het weinig zin, dat vanuit de fracties hele verhalen, wel of niet in een besloten zitting, over deze zaak worden gehouden. Ik dacht, dat het zinnig kon zijn over dit ordevoorstel eerst te spreken en een beslissing te nemen en van de uitslag van de stemming te laten afhangen wat we verder vanavond wel of niet doen. Dc Voorzitter: Ik vind dit wel een logisch voorstel. Het lijkt inderdaad het beste eerst het voorstel van de heer Heidinga af te werken. De heer Heidinga: Nee, dat zal niet gaan. Het zou n.l. kunnen zijn, dat U de inlichtingen waar mijn frac tie om vraagt nu hier wel kunt geven. En dan moet U dat doen. Daarvoor zijn wij hier bijelkaar. (De heer Ten Brug (weth.): Dan bent U wat haastig met het voorstel.) (De heer B.. P. van der Veen: Haastige spoed is zelden goed.Haastige spoed is helemaal niet zelden goed. Deze motie ligt al op tafel, maar als B. en W. zo knap zijn, dat zij ons de gevraagde inlichtin gen allemaal geven, dan kan die altijd nog worden in getrokken. Maar het is al meerdere malen voorgeko men, dat de Voorzitter van deze vergadering vaak terecht zegt: U hebt Uw motie niet op tijd inge diend. Dan is hij meestal wel zo geschikt om ons daar toe nog de gelegenheid te geven. Ik heb er dus be zwaar tegen, dat de andere leden van de Raad niet de gelegenheid krijgen over het voorstel van B. en W. te spreken. De Voorzitter: De heer Vellenga heeft een punt van orde gesteld. Ik wil graag weten of hij er een voorstel van maakt, gesecundeerd door ten minste twee andere raadsleden. De heer Vellenga: Het punt is even of de heer Hei dinga wel of niet zijn voorstel indient. Als het voor stel wel wordt ingediend, dan wil ik in verband met de orde van de vergadering over die motie praten. Dat is een mondelinge suggestie aan Uw adres, mijnheer de Voorzitter. Die kunt U aan de Raad voorleggen, daarvoor hoef ik niet een schriftelijk voorstel in te dienen. Dan kunnen we eens zien wat de Raad daar verder van maakt. Het leek mij beter het zo te doen. De Voorzitter: Ik moet dus eerst van de heer Hei dinga weten of het voorstel wordt ingediend. De heer Heidinga: Ik zal dit voorstel indienen als ik daar aanstonds de noodzaak van inzie. De Voorzitter: De heer Heidinga heeft dus alleen aangekondigd, dat hij overweegt een voorstel in te dienen in de loop van de discussie. Dan zetten we dus nu de discussie voort over het voorstel van B. en W. De heer Knol: Onze hele fractie gaat akkoord met de volgorde van de aanbeveling inzake de benoeming- van een hoofddirecteur van de Dienst Stadsontwikke ling zoals die nu in deze raadsbrief wordt voorgesteld. Wij hebben bij onze standpuntbepaling mede betrok ken de voorkeur van het bureau Twijnstra en Gudde, de mening van personeel en directie van de Dienst Stadsontwikkeling, de uitkomst van de testrapporten en de conclusie van de begeleidingscommissie. Deze volgorde hebben wij bewust gekozen, omdat wij van oordeel zijn, dat speciaal aan de mening van een ge renommeerd bureau als dat van Twijnstra en Gudde alsmede aan die van personeel en directie grote waar de gehecht moet worden. Ook de selectieprocedure kan onze instemming wel hebben al zijn hier en daar wat schoonheidsfoutjes gemaakt. De man die vanavond benoemd zal worden tot hoofddirecteur van de Dienst Stadsontwikkeling of het gebeurt moet nog afge wacht worden wacht een zware doch bijzonder boeiende taak; m.n. zal het laten functioneren van de in te voeren projectorganisatie en het managements- aspect veel voldoening kunnen geven. Vooral van een goed functionerende projectorganisatie verwachten wij een snellere realisering van bestemmingsplannen. Wij hebben n.a.v. dit raadsvoorstel een drietal brie ven gekregen waarin de huidige positie en werkzaam heden van de afd. V.O.W. in verband worden gebracht met de benoeming van de hoofddirecteur. Dit verband is ons niet helemaal duidelijk omdat het hier van avond o.i. gaat om het invullen van een naam in een hokje op de mooie tekening van mijnheer Wiersma. Wel hebben wij in januari via een motie duidelijk ge vraagd wie wat gaat doen op het gebied van het overall-management en om een duidelijke afbakening van het afdelings-management verzocht. Wij verwach ten dan ook, dat bij de afsluiting van de tweede fase van het organisatie-onderzoek duidelijke taal gespro ken wordt, waarbij ook de positie van V.O.W. duidelijk dient te worden vastgesteld. Misschien zijn de afzen ders van de brieven alsnog bereid een en ander toe te lichten, zodat wij in tweede instantie daarop wellicht in kunnen haken. De heer J. de Jong: Graag eerst even een punt van orde. Hoezeer het mij ook spijt, ik kom er niet om heen, dat ik over personen zal spreken. (De Voorzitter: Dan zal ik over moeten gaan tot een besloten zitting.) Ik kan er niets aan doen. Er wordt hier een zaak aan de orde gesteld waarbij wij niet om het spreken over personen heen kunnen. Ik ben van plan recht op mijn doel af te gaan zodat men weet wat mijn uitgangspun ten zijn. Ik stel dit voor de goede orde.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 13