4 De Voorzitter: Ik dacht, dat we de discussie over dit punt nu kunnen afsluiten. Handhaven de indieners de motie? Ja? Dan zullen we die in stemming bren gen. De motie van de heer Meijerhof en mevr. Visscher- Bouwer wordt aangenomen met 25 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen de heren J. ten Brug (weth.), J. Heetla (weth.), S. Hiemstra, H. Jansma, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, W. Miedema, J. Schaafsma, J. Tiekstra (weth.), Mr. B. P. van der Veen en K. Weide (weth). Punten 6 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 237, 227, 234 en 228). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 241). Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Wij willen wel akkoord gaan met de nu vastgestelde huur, zijnde f 4.800, per jaar, voor de bankruimten in de frontbebouwing van de Frieslandhal. Dat de huur daarbij weer voor 5 jaar wordt vastgelegd, lijkt ons niet juist. Wij stellen voor over te gaan tot een jaarlijkse huurverhoging, even groot als de gemiddelde huurverhoging van de woningwetwoningen. Het complex Frieslandhal is voor de Gemeente geen winst opleverende zaak. De bank ruimten liggen goed in de markt en wij zijn van me ning, dat de huur wel jaarlijks kan worden verhoogd. Wij stellen dus voor in het besluit, onder a, b en c ach ter f4.800,per jaar in te voegen: „voor het eerste jaar en voor de volgende jaren daarop een huurverho ging toe te passen welke gelijk is aan de gemiddelde huurverhoging van de woningwetwoningen." De heer Eijgelaar: Wij hebben over dit punt ook even gesproken in onze fractie. Nu is het zo, dat bij be drijfspanden dus ook bij deze kantoorruimten niet als regel de huurverhoging geldt zoals die geldt voor woningen; t.a.v. bedrijfspanden wordt een over eenkomst aangegaan tussen huurder en verhuurder. Nu is een huurverhoging van 20% in 5 jaar achteraf, bepaald niet een enorm grote verhoging. Maar wij hebben, meen ik, de caféruimten daar ook op deze conditie verhuurd en er komt, dacht ik, in deze Raad binnenkort ook nog een voorstel betreffende het win kelcentrum „Heechterp" waarin eenzelfde huurverho ging zal worden toegepast. Wij zijn van mening, dat het onjuist zou zijn, dat de Gemeente voor bepaalde bedrijven wel en voor andere bedrijven niet een jaar lijkse huurverhoging invoert, zodat wij met Uw voor stel wel akkoord gaan en geen behoefte hebben aan het voorstel van mevr. Brandenburg. De heer De Jong (weth.): Ik heb wel een paar kant tekeningen bij het voorstel van mevr. Brandenburg. Zij vergelijkt de nu voorgestelde huurverhoging met de huurverhoging van woningwetwoningen. Nu moet ik zeg gen, dat bij de woningwetwoningen in de huur een element ingebouwd zit, dat betrekking heeft op het inhalen en wegwerken van de rijksbijdrage die op die woningen zit. En dat element bepaalt voor een belangrijk deel het percentage van de huurverhoging. Dat is bij deze bedrijfspanden niet het geval. Bij bedrijfspanden heeft men over het algemeen de regeling, dat de huur wordt vastgesteld in goed overleg tussen huurder en ver huurder. Dat overleg zal in de regel gebaseerd zijn op: wat is in deze situatie gebruikelijk, wat is redelijk wat betreft de marktwaarde van de huur. Vandaar dat wij ook bij panden als het winkelcentrum „Heechterp" -de heer Eijgelaar doelde daar even op de markt waarde bijzonder goed in de gaten gehouden hebben en ons daar in het bijzonder op gericht hebben. Dat is ook bij de verhuur van deze bankruimten in de over wegingen betrokken. De winkelpanden van „Heech terp" brengen per jaar f 65,per m2 op; de kantoor ruimten van Amicitia geven een huuropbrengst van f85,per m2 per jaar; de huurprijs van het kantoor gebouw aan de Tesselschadestraat is door de Raad ge baseerd op f120,per m2 per jaar; de overige kan toren in de Frieslandhal brengen ongeveer f 105,per m2 per jaar op. De ruimten die door de banken in ge bruik zijn, zullen, als dit voorstel wordt aangenomen, per jaar ongeveer f150,per m2 opbrengen. Naar onze mening is dat een vrij forse huur (De heer De Vries: Nee, dat is niet zo.), in ieder geval als je die vergelijkt met de bedragen die ik net heb genoemd. Wij hebben 5 jaar geleden ook een gesprek gehad met de betreffende huurders en toen heeft men gezegd, dat men de motivering van de huurverhoging van toen nader toeglicht zou willen zien, omdat men ook toen de huurverhoging al vrij fors vond. Wij zijn toen van f 3.000,— naar f 4.000,gegaan. Nu is het voorstel om de huur van f 4.000,te brengen op f 4.800,Dit voorstel is ook in de Commissie voor het Markt-, Ha ven- en Slachthuisbedrijf behandeld; die commissie heeft zich akkoord verklaard met het voorstel. Ik zou wel graag willen, dat de Raad ons volgde. De gedach- tengang van mevr. Brandenburg, de huur jaarlijks aan te passen, betekent, dat ieder jaar overleg gevoerd moet worden met de huurders om tot een nieuwe huur prijs te komen. Wij hebben het tot nu toe telkens om de 5 jaar gedaan, juist omdat het in de overlegsfeer getrokken moet worden. Om dit geval er nu alleen tussen uit te lichten, lijkt mij, ook uit een oogpunt van beleid, niet zo sterk. Wij kunnen deze suggestie wel eens in de Commissie voor het Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf bekijken, maar persoonlijk voel ik er bijzonder weinig voor om nu met zo'n enkel voorstel het hele systeem dat wij nu volgen daar zit toch wel terdege een duidelijk beleid achter te laten door kruisen. Ik verzoek daarom de Raad ons voorstel te volgen. Mevr. Brandenhurg-Sjoerdsma: Ik heb niet getornd aan die overeenkomst voor 5 jaar. Ik wil best, dat met die mensen een afspraak wordt gemaakt voor 5 jaar, maar niet 5 jaar op één prijs. Als U zegt, dat de huur verhoging van deze panden niet gekoppeld moet wor den aan de huurverhoging van de woningwetwoningen, goed, laten we die dan ergens anders aan koppelen, b.v. aan de prijsindex. Wij verliezen op het totale complex Frieslandhal. De enige ruimten die goed in de markt liggen, zijn de bankruimten. Die moeten we niet los koppelen van dat complex. Als wij daar meer voor kunnen beuren, dan moeten we zien dat we dat binnen krijgen. Ik vind het helemaal geen onredelijke eis om ieder jaar de huren aan te passen, laten we zeggen aan de hand van de gemiddelde prijsstijgingendat zal minstens 7 a 8% zijn. Ik zie daar geen bezwaar in. De banken kunnen daar goede zaken doen omdat wij daar een Frieslandhal in stand houden waar we dik op verliezen. De heer De Jong (weth.): Ik vind het een beetje moeilijk om nu te gaan zeggen: Wij koppelen het maar aan de prijsindex. Dat is weer een heel andere zaak. In dat geval zouden we toch weer ieder jaar overleg moeten plegen met de betreffende huurders. De huur zal gebaseerd moeten zijn op een goed overleg tussen huurder en verhuurder en het lijkt mij niet juist de huurverhoging bij voorbaat te koppelen aan de prijs index; dan ben je al sterk gebonden als jc in het over leg komt. Wanneer men het niet zou aanvaarden, ko men we toch weer bij de Raad terug. De tweede opmerking van mevr. Brandenburg zou ik toch wel willen bestrijden. Het is niet zo, dat wij op dit deel van de Frieslandhal verlies lijden. Dit stuk is, wat betreft: wat heeft het gekost en wat brengt het op, een goed winstobject. Toen de prijs op f 3.000, werd vastgesteld, was die opgezet op kostprijsbasis. Wij houden nu geld over op deze ruimten en daarom heb ik er geen behoefte aan het voorstel van mevr. Brandenburg te volgen. Ik zou de Raad willen advise ren het voorstel van B. en W. te volgen. De Voorzitter: Wordt er stemming verlangd over dit voorstel? Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik ben zo dom ge weest om niet op tijd een motie in te dienen. Ik kom bij de begroting wel terug op deze zaak. De heer Van Haaren: Ik ben het van harte eens met hetgeen mevr. Brandenburg naar voren heeft gebracht. Ik wil wel graag de aantekening, dat mijn fractie te gen het voorstel van B. en W. is. Het is jammer, dat er geen motie is ingediend. 5 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. met aantekening, dat de heren T. H. van Haaren en P. D. van der Wal wensen te worden ge acht tegen te hebben gestemd. Punt 11 (bijlage no. 238). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 242). De heer Heidinga: Met de strekking van de raads- brief ben ik het eens, dus met het voorstel:„Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging op het verzoek van adressanten afwijzend te beschik ken." Toch vind ik het een heel gek geval. Wij hadden ons natuurlijk al deze moeite van het maken van stuk ken enz. op de Secretarie kunnen besparen, want de zaak ligt al jarenlang in het woeste en ledige en de chaos is groot. Dan komt er nog bij, dat in diverse commissies en ook in deze Raad er al enige malen is gevraagd: Waarom leggen we dat pad niet aan? De aanlegkosten van het pad zijn begrepen in de totale kosten van het bestemmingsplan. De betreffende hoek van het bestemmingsplan is helemaal volgebouwd. Ik zou haast denken ik zeg het uit het hoofd dat ik bij de laatste begrotingsbehandeling nog een hele preek heb gehouden over het bruggetje dat we daar lieten verrotten. Ik zei toen: Laten we dat bruggetje in ieder geval onderhouden, want het heeft nog heel waardevolle bestanddelen. Dat hebben we natuurlijk niet gedaan. Niettegenstaande dat dus vanuit de Raad en in de commissies het College er diverse malen op is gewezen, dat dat pad behoorde te worden aangelegd, is het niet gebeurd. Het College zegt: Jullie hebben wel gelijk zover gaat het wel -maar het College geeft geen opdracht aan de dienst om het plan voor uitvoering gereed te maken. Ik heb n.l. even bij de dienst geïnformeerd of er ooit een opdracht/ van het College was gekomen om een schetsje te maken en het voor uitvoering gereed te maken, maar die op dracht is er niet. De zaak is dus gewoon blijven liggen. Niemand doet er wat aan. Als het hier of in een com missie wordt besproken, zegt men: Ja, het is wel zo. Maar daar blijft het bij. Daar is een mooie uitdruk king voor, maar die zal ik maar niet noemen. Maar als wij nu besluiten overeenkomstig het voor stel van het College ik heb al gezegd, dat ik ak koord ga met dat voorstel om op het verzoek van deze adressanten afwijzend te beschikken, dan mogen die mensen in redelijkheid van ons verwachten, dat het pad ook wordt aangelegd, en ook, dat het binnen afzienbare tijd wordt aangelegd. Want er is wel geld voor; de kosten drukken op het bestemmingsplan. Een tweede punt is, dat in de Wirdumervaart waarover dat befaamde mooie bruggetje ligt de blubber, de drek bijna boven het water komt. De vaart is totaal vervuild. Dus als we toch dat pad aanleggen en het bruggetje opknappen, dan moet dat vaartje ge baggerd worden; het is ook nog een zekere waterlos sing van het Aldlan en Nieuw Rapenburg. Dat moet ook meteen meegenomen worden. Als de Wethouder in deze een toezegging zou kunnen doen, zou ik dat bij zonder op prijs stellen. De heer Tiekstra (weth.): Als de Gemeenteraad van avond besluit conform dit preadvies, dan kan ik de heer Heidinga, en ook de Gemeenteraad, toezeggen, dat de opdracht met de inhoud zoals de heer Heidinga hier luisterrijk heeft omschreven, morgen de deur uit gaat. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 229). De hear Miedema: Kuijerpaden skynt in net sa mak lik ünderwerp to wêzen. Wy hawwe krekt ek in eintsje paed bisprutsen; dat wie mar in 100 m en hjir giet it om 800 m. As de swierrichheden dér neffens binne, is it net sa bést. Wy hawwe forline jier yn dizze Ried in moty oer dit paed oannimmen, praktysk mei algemiene stimmen. Nou moat it oars. Nou komt it Kolleezje mei it for- hael: Dit kin eins net. It gekke is, dat ik it wol mei it Kolleezje iens bin, dat it net sa kin, mar net op de grounen dy't it Kolleezje oanfiert. Hwant as jo dit stik léze, dan hat it Kolleezje hielendal net gelyk, dan hoecht it net oars. Mar it moat wol oars. Hjir wurdt steld: As wy dat paed oanlizze, dan krije wy in to- koart fan f 157.000,It blykt net üt it riedsbrief, mar it giet om in eintsje fan it paed. Der leine twa sketskes yn'e map en as jo dér de maet fan nimme dan giet it om in eintsje fan 200 m by it kanael lans de to tale lingte fan Drachtsterbrêge nei Froskepölle is ün- gefear 800 meter. Nou wurdt hjir praet oer de parti- kuliere kavels en dat binne yndied dy beide stikjes dy op dy sketskes steane. Mar as jo nou de situaesje hjoed-de-dei stéboukundich bisjogge, dan blykt, dat it Sosiael Füns syn perselen oan it kanael forkeapje wol; dus dat wurde ek partikuliere kavels. Dér njon- ken komme de stikjes groun dy't op de sketskes stea ne, dêr njonken komt in bilizzer dy't syn perselen miskien ek forkeapet en dêr njonken komme wer par tikuliere kavels. En as wy nou it foarstel oannimme dan soe it Kolleezje mei de ütspraek, dat it paed by partikuliere kavels net by it kanael lans moat, it hiele paed forfalle litte kinne. Mar op groun fan dy skets kes moatte wy wol oannimme, dat dat net barre sil. Fierder wurdt der steld, dat dy 200 meter üs 180 m2 paed en 1600 m2 plantsoen skilt. Dêrüt haw ik birekkene, dat it paed 90 cm breed wurdt. Dat haldt dus yn, dat, as dat paed yn gebrük is, der ek altiten in forkearspolysje wêze moat om de problemen op to lossen as byg. twa lju mei in bernewein inoar foarby moatte. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Dat is hele maal niet nodig want die mensen maken daar geen probleem van.) (De hear Singelsma: Der komme üt- wykmooglikheden.Sa'n smel paed is gjin oplossing. As de Ried om in kuijerpaed freget en der komt dan in paed fan 90 cm, dan fyn ik dat net reéel. (De heer Bouma: Misschien komen cr ongelijkvloerse kruisin gen.) Ik haw joun noch even it paed yn it Nijlan met ten en dat is 2,75 m breed. Ik haw mei in pear lju dêr praet en dy seine, dat it ek net smeller moast; dit kin krekt. Dêr komt by, dat it plantsoen njonken dat paed fan 90 cm, 8 m breed wurdt. Hwerom? Ik tocht, dat 8 m plantsoen dêr gjin inkele bitsjutting hat. Leit it plantsoen oan de rjochterkant fan it paed (rekkene fanöf de Drachtsterbrêge), dan hat dat stikje plant soen gjin sin hwant de minsken komme dêr net om it plantsoen mar om de wiide fierten to sjen. Leit it oan de oare kant( fan it paed, dan kin men like goed nei de partikuliere tunen sjen. Dat alles wie noch net sa slim as dit paed ek net bi sprutsen wie yn de Kommisje Grounbidriuw. Dy kom- misje hat trije moarnen ekstra praet oer ditselde plan Aldlan-east en dy is ta de konklüzje kommen, dat dat plan eins hwat to djür wurdt; doe is der in ienriedich advys nei B. en W. gien: Der moat hjir en dêr bisunige wurde. Oer de oare punten wol ik nou net prate hwant dy binne net oan de oarder, mar ien fan de punten dy't de kommisje oanjown hat, wie: As jo fan it wet ter öfrekkenje, dan is der earst in stik fan fiif meter fan de Provinsje. (Mefr. Brandenburg-Sjoerdsma: Trije.) Yn it Nijlan is dy strook, mien ik, fiif meter en dêr slüt it paed op oan. De strook tusken paed en ka nael is dus gjin eigendom fan'e Gemeente. Dat bitsjut dus ek gjin ünderhald. De kommisje hat sein: Liz it paed oanslutend oan de groun fan de Provinsje en lit de partikuliere timen trochrinne oan it paed ta. Der soe ek nochris bisjoen wurde kinne oft, krekt as yn Nijlan, it perfoarst needsaeklik is der strjitforljoch- ting oan to bringen. Dat kin de kommisje net bioar- dielje, mar bisjoch it ris. Kom dan mei it hiele kom- pleks yn de Ried werom. En nou wurdt der yn dizze riedsbrief sein, dat it üs 180 m2 paed en 1600 m2 plant soen skilt. Ik fyn dit net reéel. Ik bin earlik net yn steat in moty yn to tsjinjen hoe't it wol moat. It paed moat breder, dat is in ding dat seker is. Mar as it nou 1,75 m of 2 m wurde moat, ik leau, dêr moat de tsjinst mar ris oer prakkesearje. Mar dat it sa net kin, is, tocht ik, wol seker. As wy op dit paed bisunigje hwat de breedte oangiet, dan jildt dat net foar dy 200 m mar foar de hiele lingte. En ik leau, dat de kwestje hwat it plantsoen oangiet, oerdreaun wurdt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 16