iMm De Voorzitter: Ik zou een paar korte opmerkingen willen maken. Gelet op het gegeven, dat het vlieg veld hier is, dacht ik, dat er in Marssum een zinvol en goed overleg is geweest in hoeverre aan een ge luidshinder waar mensen reëel last van hebben, zo veel mogelijk tegemoet kan worden gekomen. Dat is heel duidelijk in dat gesprek gebleken. Ik kan U ook meedelen, dat ik daar met de vertegenwoordigers van de wijk Bilgaard en van de vereniging van dorps belang Lekkum heb afgesproken, dat wij het verdere overleg in dat kader afgesproken, konden afwachten en daar ook met elkaar aan zouden deelnemen; dat is in volledige overeenstemming met elkaar afgesproken. Ik ben het dus eens met de heer Vellenga, dat wij; op dit moment verantwoord kennis nemen van deze brief. Dat houdt niet in, dat wij dit maar over ons heen laten gaan. Ik kan U de verzekering geven, dat ook dit Ge meentebestuur actief zal blijven en mee zal blijven doen om hier in het belang van onze bewoners zoveel mogelijk aan te doen. De heer Van Haaren: Wij hebben dit punt naar voren willen brengen omdat wij gewoon vinden, dat de argumenten die in de brief worden aangevoerd niet juist zijn. De overlast is wel degelijk nader te bepa len; dat heb ik al uiteengezet. Een tweede argument is, dat wij wel vinden, dat je binnen deze Raad ook deze zaak, die zo ingrijpend is voor een heleboel men sen in onze stad, aan de orde moet stellen. Het kan best zijn, dat U het niet eens bent met de manier waarop wij dat doen, maar ik zeg U toe, dat ik voort durend en steeds als ik daartoe de gelegenheid heb, deze zaak aan de orde zal stellen. Ik vind gewoon, dat dat mijn plicht is. En als er dan, terwijl ik dit verhaal vertel, gezegd wordt: Kan je er niet mee ophouden, kan je niet een beetje opschieten enz., laat ik mij niet van mijn stuk brengen. Ik zeg gewoon: Ik vind deze aangelegenheid zo belangrijk voor een heleboel men sen in Leeuwarden, dat ik vind, dat dat hier aan de orde moet worden gesteld omdat wij als gemeentelijke overheid ook een stuk veranttwoordelijkheid op dit punt hebben. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijlage no. 253). De heer P. IJ. van der Wal: De onder 1 genoemde panden, Hoeksterpad 22 en 24 zijn nodig voor de aan leg van een stukje van de binnenstads oosttangent; daar zijn wij tegen. Ik ga daar natuurlijk niet over argumenteren; daarvoor hebben we volgende week tijd genoeg. Wij wensen in ieder geval te worden geacht tegen te hebben gestemd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. met aantekening dat de heren T. H. van Haaren en P. D. van der Wal wensen te worden ge acht tegen punt 1 te hebben gestemd. Punt 4 (bijlage no. 255). De heer Knol: Met de krediet-mutaties als zodanig hebben we weinig moeite. Er wordt een kredietver hoging en een kredietverlaging aangevraagd. De kre dietverhoging is o.a. voor straataanleg, openbaar groen, betuining, riolering en het aanleggen van een pad langs de pastorietuin. Verderop in de raadsbrief wordt ge schreven over het tekort van het bestemmingsplan ten bedrage van f425.700,daarvan is reeds in 1971 een bedrag van f281.000,gedekt uit de algemene reser ve. Er moet derhalve nog een tekort van f144.700, worden gedekt. In de raadsbrief staat dan verder „Onlangs hebben wij van een aantal grondplannen her calculaties ontvangen. Een aantal van die grondplan nen levert overschotten op en een aantal andere tekor ten. Per saldo is er op de exploitatie van de in die her calculatie betrokken plannen een voordelig saldo. In overeenstemming met de Commissie voor het Grond bedrijf menen wij, dat de voordelige exploitatiesaldi van woongebieden in eerste instantie moeten worden aangewend voor het dekken van de voorzienbare te korten op de exploitatie van andere woongebieden." Voordat we nu overgaan tot het besluiten van punt III van het raadsbesluit (het dekken van het exploitatie tekort van f 144.700,ten laste van de exploitatie overschotten op andere woongebieden), zouden wij graag willen, dat de Raad mededeling kreeg van het totaal van het bedrag, dat er aan voordelige saldi op de diverse woongebieden is. De heer Tiekstra (weth.): Het gaat, dacht ik, in het bijzonder om de laatste vraag van de heer Knol. Op die vraag kan wel een zeer voorlopig antwoord worden gegeven. Het zijn allemaal nog voorlopige af sluitingen en het zijn dus ook nog allemaal geraamde bedragen. Ik kan niet meer doen dan voorlopige cij fers geven en met dergelijke cijfers moet je, dacht ik, zo behoedzaam mogelijk zijn. Ik kan uit het blote hoofd wel een orde van grootte aangeven, maar als het straks ongunstiger uitpakt dat zeg ik nu reeds nadrukkelijk dan wil ik niet worden aangesproken op het bedrag, dat ik nu in de Raad noem. Ik zeg dat met nadruk omdat ik weet, dat zo mogelijk binnen de eerstkomende maanden die hele afsluiting van al die bestemmingsplannen nog in de Raad aan de orde komt en dat wij daarbij uiteraard met exacter cijfers, ook voor een deel op veronderstellingen gebaseerd, zullen kunnen komen. Op dit ogenblik zeg ik, dè.t naar schat ting, als we alle plussen en minnen nemen d.w.z. woongebieden en industriegebieden tezamen we mo gelijk een overschot hebben in de orde van grootte van 1(4 a 2 miljoen. Dat cijfer noem ik onder het voorbe houd dat ik zoeven heb genoemd. Dat zal de heer Knol van mij willen aanvaarden omdat hij weet in welke si tuatie ik dit antwoord geef. De heer Knol: Nog een korte opmerking. Dat be tekent dus, dat, als het allemaal uitkomt zoals we nu veronderstellen, we een potje hebben van 2 miljoen waaruit we kunnen putten wat betreft voorzienbare tekorten aangaande de exploitatie van woongebieden. Het gaat dus niet om onvoorziene tekorten, maar om voorzienbare tekorten. De heer Rijpma: Ik wil hieraan nog graag een vraag koppelen. Wanneer hier wordt gesproken over een overschot van 1(4 a 2 miljoen, is daarbij dan re kening gehouden met de voorzienbare verliezen die er op het moment al zijn? Ik denk bijv. aan de voor zienbare verliezen van Lekkumerend, de voorzienbare verliezen van het Aldlan e.d. Of moeten die verliezen straks uit deze overschotten gedekt worden? Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wil nog graag weten waar de overschotten en waar de verliezen zit ten. Zitten de overschotten bij de woongebieden en de verliezen bij de industriegebieden Misschien kan de Wethouder daar ook nog een antwoord op geven. De hear Miedema: Ik haw der dochs wol hwat bi- swier tsjin, dat dit op dizze wize bihannele wurdt. Ik leau, as wy sa trochgeane, dan wit strak net ien noch hwer't er it oer hat. As wy sa oer de tafel oer al dy bidragen oangeande al dy plannen ynformearre wur- de, dan kinne wy üs strak wolris ryk rekkenje wylst Wy earm binne. De hear Knol seit, dat hy de bislissing' oer punt III ütstelle wol oant hy wit hoe't it leit; dat is syn goed rjocht. (De heer Knol: Ik heb dat niet gezegd.) Hy hat yn earste ynstansje frege dat punt III üt to stellen oant de Ried wit hoe't it der mei de foardielige en neidielige saldi foarstiet. Ik haw der gjin biswier tsjin der oer to praten mar ik haw dan dochs earst bihoefte oan in bihoarlike riedsbrief fan it Kolleezje hwer't yn stiet hoe't it sit. Dan hawwe wy de sifers op in rychje. Om op dizze wize oer dizze matearje to diskussiearjen en op sa'n diskusje in bi slissing to nimmen, dêr haw ik dochs wol hwat bi swier tsjin. De heer Tiekstra (weth)Het gaat bij de bespre king van die zeer voorlopige cijfers, door de heer Knol met grote vrijmoedigheid aangeduid als „een potje", over bestemmingsplannen die volledig gereali seerd zijn en deswege financieel afgesloten moeten worden. Daarop volgen natuurlijk bestemmingsplan nen die nog afgesloten moeten worden en waarvan een zeker financieel overzicht op het ogenblik al gemaakt zou kunnen worden en wat dan straks misschien valt onder die kwalificatie van voorzienbare tekorten. Dat 5 kan inderdaad betrekking hebben op Lekkumerend-oost resp. Aldlan-oost; wij weten dat op dit moment nog niet. Ik zeg dit zo nadrukkelijk omdat ik ben in eer ste instantie duidelijk voorzichtig geweest het on juist zou zijn als we al te lichtvaardig tot de conclusie zouden komen: „O, wij hebben wel wat centen beschik baar; die kunnen we nu wel even hanteren." Als dat zo is, dan wens ik de Raad alleen maar geluk, maar als het niet zo uitkomt dan hebben we ons inderdaad „ryk rekkene en telle wy üs strak earm". De overschotten en tekorten zijn verdeeld over woon- en industriegebieden, maar ik zeg er nadrukkelijk bij, dat de industriegebieden vermoedelijk alleen maar te korten opleveren; wij zullen dat in de rapportering nog wel duidelijk uit de doeken kunnen doen. Ik zeg nogmaals, dat het zeer voorbarig is over dit soort gegevens te praten. Wij kunnen dat beter doen wanneer het totaal-overzicht ter tafel ligt. Anders is het „prematuur", zoals men dat pleegt te noemen; ik zeg: „het is te voorbarig". Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5 (bijlage no. 250). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5a (bijlage no. 258). De heer Heidinga: Dit punt is later aan de agenda toegevoegd en ik heb er dus niet zoveel studie van kunnen maken. Ik zou toch eigenlijk wel graag iets willen weten. Er is n.l. door de Raad een krediet be schikbaar gesteld van 5(4 miljoen. Nu blijkt achteraf, dat het aardig voordeliger is uitgevallen. Daarom wordt er nu voorgesteld om alsnog iets anders te doen. Nu begrijp ik eigenlijk van de financiering niets meer. Er is eerst door C.R.M. 6 ton beschikbaar ge steld, daarna nog eens bijna 4 miljoen, totaal dus ruim 4% miljoen. Die 4% miljoen is eigenlijk 75 pet. van die 5(4 miljoen, is het niet zo? Dus moet ik van de veronderstelling uitgaan, dat wij een volledig sub sidie van 4(4 miljoen hebben. Van die 4(4 miljoen is nog een bedrag over en er wordt dus nu voorgesteld om daar f 262.000,van te besteden. Zo lees ik dit ten minste in de raadsbrief, maar ik kan het natuurlijk ver keerd lezen. C.R.M. subsidieert maar voor 75%; de Ge meente moet zelf voor 25% zorgen. Wij zitten dus hier met het hele gunstige geval, dat die 75% subsidie de volledige kosten dekt en dat de Gemeente dus hele maal niet hoeft bij te dragen. Dat komt voor de be groting natuurlijk prachtig uit, want ik maak mij al lang zorgen over de grote bedragen die wij zelf aan het Groene Sterplan moeten betalen en die doorlopend een zware last vormen; die last wordt steeds groter op onze begrotingen, zodat de Gemeente die eigenlijk haast niet meer kan dragen. Daarom zou ik dit nog wel eens duidelijk uit de verf willen zien komen. Ver zwaard dit nu de lasten van de Gemeente of zitten we hier nu, doordat dit zoveel voordeliger is uitgevoerd, werkelijk op rozen en kunnen we rustig verder gaan en deze f 262.000,beschikbaar stellen De heer Tiekstra (weth.)Er zijn twee lijnen in deze procedure. De eerste lijn is duidelijk de lijn van de kredietverstrekking voor bepaalde projecten door de Raad. Die kredietverstrekking vindt plaats op basis van de bruto-kosten van uitvoering, dus zonder reke ning te houden met de subsidiëring. Als dat eenmaal op gang is, krijgen we subsidiebeschikkingen op basis van die ramingen tot een bedrag van 75 pet. van de uitvoeringskosten. Dat betekent, dat, als de uitvoe ringskosten bijv. 5(4 miljoen min 4 ton zouden zijn, het subsidiebedrag 75 pet. van het aldus berekende bedrag wordt. Dat betekent dus niet, dat voor de uitvoering van het werk 4(4 miljoen subsidie beschikbaar is. Als de kosten van de nu uitgevoerde werken aanmerkelijk minder bedragen, dan wordt ook het subsidie-aandeel van het Rijk daarin lager. En dat is nu precies het punt De kredieten van deze projecten zijn in onze algemene dienst helemaal geregeld. Wij kunnen dus door gebruik te maken van de 75%-regeling nog een ander terrein gereed maken zonder dat wij laat ik het zo zeggen daarvoor meer geld van het Rijk hoe ven te vragen. Dat betekent tegelijkertijd dat daarin ook die 75%-subsidiëring gewoon doorloopt. Deze gang van zaken kan dus nooit inhouden en dat is het antwoord op de vraag van de heer Heidinga dat wij, als wij dit niet zouden doen, 4(4 miljoen krijgen en daarmee een hoger subsidiepercentage van het Rijk zouden krijgen. Ik hoop, dat ik duidelijk ben geweest. Ik wil tenslotte nog opmerken, dat in het overleg over de art. 12-situatie twee elementen spelen; de heer De Jong wil mij wel ten goede houden, dat ik dat even zeg. Het eerste element is, dat bij de erkenning van de gemeente Leeuwarden als art. 12-gemeente het subsi diepercentage omhoog kan gaan naar 90 het tweede element is, dat de kosten van dit totale project als in- frastructuurverstorend element bij het overleg over de art. 12-situatie een zeer grote rol zullen spelen. Ik hoop, dat ik nu in mijn beantwoording zo volledig mogelijk ben geweest en ik beveel de Raad dringend aan dit voorstel wel aan te nemen, omdat we hier in derdaad wat snel moeten beslissen om te zorgen, dat we dit project nog dit jaar klaar kunnen krijgen. De Voorzitter: Ik wil er nog aan toevoegen, dat dit voorstel de begrotingspositie, zoals die aan de Raad is voorgelegd, niet aantast. Dat is dus heel duidelijk. Als wij dit niet doen dat is, dacht ik, een kernpunt zouden wij een subsidiebedrag gaan missen. De fi nanciële consequenties voor de Gemeente zijn opgeno men in de reeds door U vastgestelde begroting in het kader van het ongewijzigd beleid. Vandaar dat wij met enige vrijmoedigheid, niettegenstaande onze zorgelijke financiële positie, dit voorstel aan U menen te hebben mogen doen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 6 (bijlage no.229). De Voorzitter: Over dit voorstel hebben we in de vorige raadsvergadering al uitvoerig gediscü|Ssieerd. De stemmen staakten toen. Wij zullen dit punt nu op nieuw in stemming moeten brengen om na te gaan wat de mening van Uw Raad is. (Mevr. Brandenburg- Sjoerdsma: Kunnen de besprekingen niet worden heropend Als U daar behoefte aan hebt, kan ik helaas niet nee zeggen. (Gelach) Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Als de stemming nu weer 1818 is, is dat voldoende, maar je weet het in de Raad nooit. Ik zou het mezelf later kwalijk ne men als ik niet een laatste poging gewaagd had. Bo vendien wil ik nog wel graag wat meer mensen over de streep trekken. Maar ik zal het niet zo lang maken. Ik kom alleen met nieuwe argumenten. Allereerst dat „potje" waar bij een vorig voorstel over gesproken is. Ik heb in mijn aantekeningen een bedrag van 2,7 miljoen staan, maar het is al geslonken tot 2 miljoen. Bij sommigen was dit potje de vorige keer ook wel be kend, maar er is toen niet over gesproken. Waarom in Wirdum wel en in Aldlan geen pad daarvan bekostigd, dacht ik in mijn onnozelheid. Maar ik weet nu, dat het zó is: Aldlan is nieuw en dan moet je komen met een sluitende opzet; Wirdum is oud en heeft een tekort en dan mag je wel wat uit de reserves halen. Ik kom van zulke redeneringen nooit zo onder de indruk. Je kunt bezuinigen op verschillende dingen. Bezui nigen is kiezen en kiezen in deze raadszaal is een poli tieke bezigheid. B. en W. willen bezuinigen op het pad. Waartussen is gekozen, weten wij niet; dat is ons ook niet verteld. Een paar mogelijkheden laten zich raden. Er is door de Energiebedrijven een plan opgesteld voor de verlichting van Aldlan-oost. De Commissie voor het Grondbedrijf vond dat plan veel te duur en heeft om een ander plan gevraagd. Dat nieuwe plan is er nooit gekomen de dienst blijft staan achter haar eerste plan. De strook van 30 meter die langs de wegen ligt die het plan omsluiten, is toegerekend aan het plan. Je zou die ook toe kunnen rekenen aan die wegen want die wegen maken die strook noodzakelijk. Toerekenen aan de wegen of toerekenen aan het plan? De Provin cie, het Rijk of het Grondbedrijf of alle drie; dat weet ik niet wil de strook toerekenen aan het plan. Geen verwrikken aan blijkbaar. Dan maar het pad.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 9