2
Maar misschien is deze tweede vraag wel helemaal
overbodig als U de eerste vraag bevredigend zou kun
nen beantwoorden.
De heer Heetla (weth.)De brief aan het College
is inderdaad van 16 mei j.l. Ik wist al dat de brief
zou komen omdat ik contact had gehad met het be
stuur. Toen de brief binnenkwam was ik met vakantie
en toen ik terugkwam brak juist de vakantietijd aan.
Het lag in de bedoeling op 23 augustus te vergaderen.
Ik heb geprobeerd na te gaan waarom die vergade
ring niet doorgegaan is, maar ik weet het niet. Het
kan zijn, dat de ambtenaren van de betreffende afde
ling verhinderd waren. De bespreking heeft plaats ge
vonden op 17 september. Toen had ik een onderhoud
met de vier organisaties. Het is een goed gesprek
geweest. Wij hebben ons zo wordt het vaak ge
zegd positief opgesteld. Zij hebben half september
een brief gestuurd aan de Raad; dat was ongeveer
dezelfde brief als ook het College had gekregen. In
die brief spraken zij er hun teleurstelling over uit,
dat er voor hun niet een bepaald bedrag was opge
nomen in de begroting van 1974. Maar dat kon niet,
dat had ook in mei niet gekund, want toen was de
begroting al klaar. Dit is een nieuw subsidie. Je kunt
niet zeggen: Gooi de subsidies van de vier instellingen
maar bij elkaar en dan is het klaar. Het zal wel iets
meer moeten kosten. Er moet een bureau komen; het
is een volkomen nieuwe opzet waar men ook elders al
mee bezig is. Ik heb daar eens naar geïnformeerd bij
de V.N.G. Er zijn gemeenten waar het heel goed loopt,
er zijn gemeenten waar het niet zo goed loopt. Er is
nog niet zoveel ervaring opgedaan. Hoe het zal moe
ten worden en of de Sociale Dienst er in mee moet
spelen dat is één van de facetten moet nog wor
den bekeken. Wij moeten ook de kosten nog berekenen.
Het ligt wel in de bedoeling, dat deze kwestie in no
vember in het College komt. Wij hopen er dan in ja
nuari bij de aanvullende subsidies mee bij de
Raad te komen.
De heer Vellenga: Nog een kleine reactie van mijn
kant. Ik vind de toelichting van de Wethouder deels
wel bevredigend, niet helemaal. Maar goed, de dingen
zijn gebeurd. Het had mogelijk anders gekund; dat wil
ik wel stipuleren.
De laatste mededeling van de Wethouder is, dat het
College er in november over gaat praten. Dat zou kun
nen betekenen, dat wij er in de begrotingszitting nog
niet zo uitvoerig over kunnen praten, omdat de Wet
houder zegt: in januari misschien op een lijst van aan
vullende subsidies. Nu dacht ik, dat dit een probleem
is, dat nogal diep insnijdt omdat er heel nadrukkelijk
mee verwant zijn de particuliere organisaties op het
terrein van het maatschappelijk werk maar ook de
gemeentelijke overheid die tot nu toe op dit terrein
nogal wat deed. En wil je daar nogal fundamenteel
verandering in brengen, dan dacht ik, dat het ook voor
de Raad prettig zou zijn, dat we zo'n punt diepgaand
zouden kunnen bespreken. En nu heb ik de neiging
om deze suggestie te doen. Op 27 november vergadert
afdeling V. Daar is de heer Heetla dan als wethouder
van Sociale Zaken ook bij. Ik dacht, dat het misschien
te overwegen zou zijn om naast de punten die nu al
zijn aangebracht via de vragen die wij i.v.m. de begro
ting konden stellen eens een eerste verkenning te doen
t.a.v. deze hele problematiek. Dan kan men altijd nog;
zien of men er bij de begrotingszitting of in januari
uitvoeriger en misschien wat diepgaander op terug kan
komen. Maar we zouden dan 27 november een begin
van deze discussie kunnen hebben. Daarmee ben ik
ietwat buiten de orde van Uw voorstel t.a.v. punt F,
maar via de woorden van de Wethouder dacht ik, dat
het haast nog wel toelaatbaar is dat ik deze suggestie
doe.
De Voorzitter: Ik dacht, dat wij zouden kunnen
proberen om inderdaad op 27 november zover te zijn
met onze meningsvorm, dat duidelijk een eerste con
frontatie met een deel van de Raad plaats kan vin
den. Wij zullen daar naar streven.
Het verzoek wordt in handen van B. en W. gesteld
om preadvies.
Sub G.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub H.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: U stelt voor deze
brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruim
telijke Ordening voor kennisgeving aan te nemen. Nu
kan ik mij dat voorstellen waar het het eerste deel van
het antwoord betreft, dat betrekking heeft op de door
stromingsregeling. Wij hebben gevraagd de grens van
f 160,per maand huur van de woning die wordt ver
laten te verhogen tot f 200,of in ieder geval die
grens ieder jaar op te trekken met de huurverhoging
van 6 pet. De Minister voelt daar niet voor.
Maar in het tweede deel wordt geantwoord op onze
vraag naar toepassing van de regeling in gevallen
waarin mensen buiten hun schuld van de regeling wor
den uitgesloten omdat het huis dat door hen verla
ten is nogal in huur wordt verhoogd. Het antwoord
van de Minister daarop luidt: „Dezerzijds bestaat de
bereidheid een ruimer standpunt in te nemen in een
incidenteel geval waarin de aanvraag om de bijdrage
voor de verhuizing bij de Gemeente is ingediend en de
woning op het tijdstip van de aanvraag naar huurhoog-
te en kwaliteit voldeed aan de eisen die de regeling
daarvoor stelt. Indien U meent, dat in het geval van
de door U genoemde belanghebbende sprake is van een
omstandigheid als hierboven bedoeld en Uw College op
grond daarvan bereid is een tegemoetkoming te ver
strekken, dan kunt U er op rekenen, dat in dit geval
van rijkswege financieel medewerking zal worden ver
leend." Het initiatief voor het afwikkelen van deze ge
vallen wordt dus naar B. en W. verschoven en ik zou
graag van U willen weten wat U van plan bent te
doen.
De heer De Jong (weth.)Ik kan kort zijn. Wij zijn
van plan de betreffende aanvraag in behandeling te
nemen en op grond van de toezegging van de Minister
deze man alsnog in het genot te stellen van de bij
drage die gold op het moment waarop hij de aanvraag
deed. Daartoe heeft het Ministerie zich ook bereid
verklaard. Ik dacht ook, dat deze man er recht op
heeft. Wij zullen de zaak zo snel mogelijk afwikkelen.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Er zijn meer geval
len geweest dan dit. Er waren ook gevallen waarin
het huis later werd verkocht terwijl de bewoner dat
niet wist. Kunt U bij de administratie nagaan hoeveel
gevallen dat geweest zijn en bent U ook van plan om
uit te zoeken hoeveel dergelijke gevallen er geweest
zijn? Er waren beslist meer dan deze ene.
De heer De Jong (weth.)Voordat deze brief bin
nenkwam, was het vrij duidelijk dat het niet kon. Er
is nu voor het eerst meegedeeld, dat er een ruimer
standpunt ingenomen wordt; dat gebeurde in antwoord
op onze brief en er werd aansluiting gezocht bij de
vragen die de heer Kombrink destijds in de Tweede
Kamer gesteld heeft. Dit ruimere standpunt gold tot
nu toe niet. Om nu op grond hiervan te stellen, dat
alle gevallen die onder dezelfde noemer vallen precies
zo behandeld worden, dat vind ik toch wel bezwaarlijk.
Het lijkt mij, dat wij, nu we het nieuwe standpunt ken
nen, in soortgelijke gevallen zullen trachten alsnog een
uitspraak van de Minister te krijgen of hij daarmee
net zo zal handelen als nu. Het lijkt mij bezwaarlijk
met terugwerkende kracht soortgelijke gevallen te be
handelen.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub I.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Sub J.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
3
Sub K.
Het beroepschrift wordt in handen gesteld van de
Commissie van Advies inzake Beroepschriften inge
volge de Bouwverordening voor het uitbrengen van
sen preadvies.
Punt 3 (bijlage no. 274).
Mevr. Visscher-Bouwer: In de raadsbrief over de
aankoop van diverse percelen wordt o.a. voorgesteld
een aantal woningen aan te kopen aan het Oldegalileën.
Dat is ook wel vaker voorgekomen en wij hebben daar
nu al een heel aantal woningen in ons bezit. Ik wilde
graag weten welke motivering aan deze aankopen ten
grondslag ligt. In de raadsbrief worden diverse moti
veringen voor de aankopen genoemd: sanering, realise
ring van een (toekomstig) bestemmingsplan of aan
leggen of verbreden van een weg. Welke van de drie
motieven geldt voor de door mij genoemde aankopen?
Ik dacht dat de weg over de Gemeentewerf geen rol
meer speelde. Men is in deze wijk druk bezig met
enquêtes i.v.m. een toekomstig bestemmingsplan. De
westelijke straatwand van het Oldegalileën is, dacht
ik, bepalend voor het karakter van deze straat en
het zou m.i. jammer zijn indien deze verdween. Kan
de Wethouder ook zeggen wanneer het bestemmings
plan Oldegalileën in de Raad zal komen? Zou het niet
zinvol zijn om tot dat tijdstip een afwachtend aankoop
beleid te voeren? Er staan thans ook enige huizen
leeg. Doet men pogingen om deze weer te verhuren?
In dit verband denk ik ook even aan de raadsbrief (bij
lage no. 279) betreffende het instandhouden van wo
ningen daar waar nog geen zekerheid is omtrent de
bestemmingsregeling, punt 14 van de agenda van van
avond. Misschien zou het mogelijk zijn in de periode
tussen nu en het tijdstip van de totstandkoming van
het bestemmingsplan voor het Oldegalileën deze rege
ling toe te passen opdat geen verdere verkrotting plaats
vindt. Deze regeling gaat toch juist om het inhalen
van achterstallig onderhoud en herstellen van gebre
ken zodat er weer tijdelijk gewoond kan worden. Wij
zouden misschien zo lang het bestemmingsplan nog
niet rond is, maatregelen kunnen treffen om o.a. de
straatwand waarover ik sprak, in stand te houden.
De heer Van Haaren: Ik wil mij graag aansluiten
bij de woorden van mevr. Visscher. Verder zou ik
graag willen weten wat de bedoeling is van de aan
koop van het pand Achter de Hoven 74.
De heer ïiekstra (weth.)De in de raadsbrief ge
noemde motivering heeft uiteraard betrekking op het
totale pakket van voorstellen en dat betekent dus
tegelijkertijd, dat bij het ene geval wel het ene motief
aan de orde kan zijn en bij het andere geval niet of
omgekeerd. Uit deze motivering valt niet af te leiden,
dat die specifiek betrekking zou hebben op de door
mevr. Visscher genoemde panden; dat is in dit geval
ook niet zo. Ze zijn gelegen in een te saneren stads
wijk. Als de Raad tot verwerving besluit vanavond
zullen deze panden, als ze nog niet weer in verhuur
zijn gegeven, voor zover mogelijk weer in verhuur
worden gegeven op de bekende wijze die ik niet nader
hoef uiteen te zetten; de Raad is daarmee volledig
bekend.
Ik zou nog wel de opmerking willen maken, dat,
wanneer de Gemeente een aantal jaren het is niet
de eerste keer, dat ik dit in de Raad zeg in bepaalde
gebieden een welbewust verwervingsbeleid voert en
ik verwijs alleen maar naar de nota m.b.t. de verwer
ving die destijds in de Raad in behandeling is geweest
dat in deze buurten een bekend feit is. En dat be
tekent, dat, wanneer panden vrij komen in deze gebie
den en verkocht zullen worden er op de markt in feite
maar één koper is en dat is de Gemeente. Derden zul
len zich wel wachten om deze panden te kopen. Ik ge
loof dus, dat een suggestie om een vertraging aan te
brengen in het verwervingsbeleid ten nadele zou wer
ken van de positie van de eigenaren in die gebieden.
Ik geloof, dat deze onzekerheid niet op de schouders
van deze eigenaren mag worden gelegd. Dit te minder
zolang de onzekerheid in het beleid m.b.t. deze gebie
den bij de Gemeente blijft voortduren. En dat brengt
mij tot het volgende antwoord. De onder punt 14 van
de agenda voorgestelde medewerking aan de regeling
van het Ministerie betekent juist een pogen om bij het
voortbestaan van de onzekerheid in deze gebieden te
voorkomen dat woningen tot verpaupering en verkrot
ting geraken. Daar heeft de Staatssecretaris een hand
vol geld voor over. Ik dacht, dat de regeling ook in dit
gebied kan gelden. Of deze panden daaronder zullen
vallen, staat op dit moment natuurlijk helemaal nog
niet vast, juist omdat we in dit gebied in overleg zijn
m.b.t. andere complexen. Maar het is uiteraard niet bij
voorbaat uitgesloten, dat incidentele, door de Gemeen
te aangekochte panden ook onder deze regeling zouden
kunnen worden gebracht.
Wanneer het bestemmingsplan in de Raad komt, kan
ik mevr. Visscher echt niet zeggen. Een consequentie
van, het gevoerde overleg in de wijk, gelet ook op het
onderzoek dat de wijk zelf doet met behulp van de
projectgroep, is, dat wij nog niet voldoende informatie
hebben om tot een bestemmingsplan te komen. Het is
mevr. Visscher ook stellig niet ontgaan, dat nog in
deze maand door het projectbureau een onderzoek
wordt ingesteld naar de verkeersproblematiek in de
wijk. En uiteraard zal ook die informatie beschikbaar
moeten zijn voor wij tot een ontwerp-bestemmingsplan
zullen kunnen komen. Wij zouden stellig al een plan
hebben gehad als het overleg met de wijk niet was
ontstaan; ik werp daarmee geen schuldvraag op en
steek geen beschuldigende vinger op, ik verklaar al
leen waarom het plan er nog niet is. Misschien kan het
overleg straks zo vlot verlopen, dat het wat sneller
kan. Als het overleg met de wijk in december van dit
jaar tot overeenstemming zou leiden, dan taxeer ik,
dat het aan de Raad ter vaststelling aanbieden nog
wel eens een jaar op zich kan laten wachten. Dat zit
nu eenmaal in de aard van de procedure.
De heer Van Haaien heeft gevraagd naar het mo
tief van de aankoop van het pand Achter de Hoven 74.
Deze verwerving is noodzakelijk i.v.m. de aanleg van
een weg, n.l. de bekende Oostergoweg vanuit het zui
den. Ook in dit gebied is al jarenlang; verwerving ge
pleegd. Ook deze eigenaar wist al jarenlang van
deze verwerving af. Er is voortdurend contact met be
trokkene geweest. Maar de verwerving kon niet sla
gen dan nadat betrokkene met zijn bedrijf elders een
plaats had gevonden. Dat is nu gerealiseerd. En op
basis van die verplaatsing wordt nu dit voorstel ge
daan. Dat is de eenvoudige verklaring voor de plaat
sing van dit voorstel op deze agenda.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 4 (bijlage no. 269).
De hear Singelsma: Ik haw mei niget lezen, dat
de Gemeente wer eigner wurden is fan in stik groun
yn it saneamde folkstunekompleks Goutum. Ik siz it
,,9aneamde folkstunekompleks" omdat der yn Gou
tum lju binne dy't. dêr wolris oan twifelje. Oant nou
ta hawwe de folkstünkeis in soarte fan boerearbeiders
west dy't elk jier ünderweis wiene fan boer ta boer
en nea hüssittend. Yn maeije bigoun ornaris de greate
trek en dy herhelle him elk jier wer. En mei de folks-
tünkers is dat krekt sa'n gefal. Men sjocht hyltyd
wer de daeljes opbloeijen tusken de öfbrutsen kassen
en de pünheapen hjir yn Ljouwert. Myn fraech is: Sil
de tsjintwurdige generaesje folkstünkers nochris yn-
gean yn it unthjitten lan Goutum of sil it in „fata
morgana" wêze dy't him hyltyd wer werom lukt nei
de mate men der tichter by komt? (De Foarsitter:
Jo hawwe gjin biswier tsjin dizze oankeap?) Ik haw
der gjin biswier tsjin. Mar ik wol wol graech in
antwurd op myn fraech. (De Foarsitter: Jo brüke
dit punt even om hwat to witen to kommen.) Ja, ik
brük it as kapstok om hwat neijer ynformearre to
wurden.
De hear Tiekstra (weth.): De hear Singelsma wit
tige goed hoe't it kommen is, dat wy net fierder
reizge binne mei it folkstunekompleks. By it fêst-
stellen fan it plan foar it bütengebiet fan de gemeente
Ljouwert hat it trasé fan de dyk oan de oarder west.
Dy dyk roun krekt oer dit kompleks groun hinne.
Yn dy situaesje wie der net safolle niget oan dit pro-
jekt fierder to üntwikkeljen. Sadwaende moasten wy