X< 'r~r*r m&f V W Verslag van de vergadering op donderdag 22 november 1973 van de afdeling IV van de gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1974. Aanwezig van deze afdeling: de dames E. Branden- burg-Sjoerdsma (vanaf 20.10 uur) en M. M. Th. Visser van den Bos en de heren K. J. de Jong (weth.) en W. Miedema (vanaf 19.55 uur). Afwezig de heren T. H. van Haaren en J. Knol. Aanwezige overige raadsleden: mevr. G. Visscher-Bou- wer (vanaf 21.25 uur) en de heren G. F. Eijgelaar, H. Meijerhof, K. Spoelstra, L. Visser en F. van der Wal. Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. P. de Jong, Secre taris, Mr. W. J. G. Reumer, loco-Secretaris, W. Braak- sma, adj. Hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie, Drs. A. J. Burger, ambtenaar van de afdeling Beleidsplanning, Economi sche Zaken en Organisatie, S. van der Knoop, ambte naar van de afdeling Volkshuisvesting en Openbare Werken, Ir. J. van Rooijen, Directeur van de Dienst Reiniging en Brandweer, H. Surink, Directeur van de 'N.V. Frigas, J. van der Veen, Directeur van het Woningbedrijf, G. A. de Vries, ambtenaar van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Orga nisatie en C. IJsbrandij, Hoofd van de afdeling Finan ciën en Belastingen. Te behandelen punten: Financiële beschouwingen. Gemeentelijke diensten en bedrijven. Algemene Dienst: Hoofdstuk II Automatisering. Personeelsaangelegenheden. Hoofdstuk V Volkshuisvesting. Hoofdstuk X Stadsautobusdienst. De Voorzitter: Mevrouw, mijne heren, ik stel voor, dat wij met onze werkzaameden beginnen. Het lijkt er op, dat wij in Leeuwarden niet al te veel financiële perikelen hebben, maar dat is natuurlijk alleen maar schijn. Het kan ook zijn, dat de raadsleden dermate geschrokken zijn van de financiële puzzels die we onder ogen moeten zien, dat ze de voorkeur geven aan bin nenstadsproblemen ik neem aan dat verscheidene raadsleden op het ogenblik in Zalen Schaaf aanwezig zijn bij de hearing die inderdaad ook belangrijk is. Mevr. Visser, U bent het enige lid van de afdeling dat aanwezig is. De heer Van Haaren heeft gezegd dat hij niet aanwezig kon zijn omdat hij naar de hearing ging; de heer Knol is ziek zoals U weet. Mevr. Bran denburg en de heer Miedema hebben bericht, dat zij iets later ter vergadering zullen komen. Er is dus nog assistentie in aantocht. Ik stel voor, dat wij toch maar beginnen. Er zijn wel enige raadsleden, niet-afdelingsleden, aanwezig om mevr. Visser te assisteren. FINANCIËLE BESCHOUWINGEN. Mevr. Visser-van den Bos: Eerst een algemene vraag. We kunnen op het ogenblik nog niet verwach ten, dat er met de lange termijnplanning gelijk ook al plannen op tafel komen om aan te geven op welke wijze wij straks de aanvulling zullen vinden die er toch nodig zal zijn wanneer van de kant van het Rijk een extra bijdrage aan onze Gemeente verleend is. Toch hoop ik en dat zal ook wel zo zijn dat men er intussen binnenskamers al nijver naar zal zoeken, want ik denk niet, dat men kan wachten tot men precies de cijfers van het Ministerie heeft. Wij hebben er nog maar ontzettend weinig zicht op en ik heb eens ergens geopperd of de afdelingen van de Secretarie en de diensten niet veel meer ingeschakeld moeten worden bij het opstellen van plannen om eventueel tot een be zuinigingsplan te komen. Ondanks alle informatie die wij als raadsleden krijgen, kunnen wij er nooit zoveel zicht op hebben als de mensen die bij een betreffende dienst of op een afdeling werken. Ik hoop van harte, dat wij ook eens een stuk op tafel krijgen waarin staat wat elke dienst er zelf van verwacht. Het is toch zo, dat iemand die elke dag met bepaalde dingen gecon fronteerd wordt ook echt wel eens de gedachte kan hebben: Dit zouden we eenvoudiger kunnen doen of dit zouden we met minder mensen kunnen doen. Het kan de mensen toch best duidelijk gemaakt worden dat er geen enkele dreiging voor iemand in behoeft te zitten als hij met plannen voor vereenvoudiging van werkzaamheden aan zou komen. In het antwoord op vraag 27 stelt U, dat het aan het College is om de financieringsmiddelen aan te trekken. Ik geloof ook niet, dat de raadsleden daar enige zeg genschap over zouden willen hebben; ik denk niet, dat ze zouden weten hoe ze er aan zouden moeten komen. Maar met die vraag heb ik iets anders bedoeld. Nu er een lange lijst is van werken die op uitvoering wachten en de financieringsmiddelen vrij langzaam beschikbaar komen, zou ik me kunnen voorstellen, dat de Raad wel eens gekend zou willen worden in de volgorde van de uit te voeren werken en dat dat niet helemaal een Collegezaak is. Dat is hetgeen ik met deze vraag be doelde. De heer Visser: Allereerst iets over Uw antwoor den op de vragen 1 t.e.m. 4. Met betrekking tot het treffen van eigen maatregelen ter verbetering van de begrotingspositie merkt U op, dat die maatregelen niet in één of twee jaar het beoogde financiële effect zullen kunnen sorteren. Moet ik dat zo vertalen, dat, wanneer straks voor 1973 de bijdrage verleend zal worden die zal niet toereikend zijn om het begro tingstekort te dekken het ontbrekende deel gedekt zal moeten worden uit de algemene reserve? Vraag 9 gaat over de bekende limiet van f 21, betreffende de uitkering uit het Gemeentefonds, onder deel kadastrale opbrengst van de gebouwde eigendom men. U meent, dat er een herverdeling zal moeten komen in ons land. Heeft U enige verwachting van het regeringsberaad Zou het niet zo zijn, dat, wanneer Leeuwarden de vlag zou uitsteken, andere gemeenten misschien de gordijnen ingaan, wanneer het over een herverdeling gaat? Heeft U daar enige verwachting van Dan nog iets over vraag 15 betreffende de honden belasting. Ik heb in die vraag gesteld, dat naar mijn mening het aantal honden in de gemeente de laatste jaren nogal is toegenomen en ik meen ook, dat de op brengst van de hondenbelasting niet in overeenstem ming is met de toename van het aantal honden. Ook U kunt zich niet aan de indruk onttrekken, dat het aantal is toegenomen, schrijft U in Uw antwoord. Een tweede punt, dat hier annex mee is, is natuurlijk de controle. Ik ben mij ervan bewust, dat de controle op de belasting op honden moeilijk is. U onderschrijft dit ook. En dan komt er meteen een ander punt naar voren. Is het juist, dat een gemeente een verordening voor belasting op honden hanteert terwijl ze eigenlijk erkent, dat de controle daarop onvoldoende is Komt hier een gelijke behandeling van de burger niet in het gedrang? Het spijt mij, dat ik deze zaak eigen lijk niet eerder gezien heb; ik heb mij daarvan zelf een verwijt gemaakt. Ik ben van mening, dat we een ver ordening in deze situatie niet kunnen handhaven. U gaat in Uw antwoord meteen even in op eventuele ge volgen bij afschaffing van zo'n verordening, n.l. het financiële aspect dat hieraan verbonden is. De Ge meente kan zeker in de huidige omstandigheden de opbrengst niet missen; dat onderschrijf ik volkomen. U weet, dat ik nogal gevoelig ben voor die dingen; dat heb ik in het verleden wel eens laten blijken. Maar niettemin ben ik toch van mening, dat wij ons zul len moeten bezinnen op de vraag of wij deze belasting in deze situatie zullen kunnen handhaven. Ik zou daar graag het antwoord van de Wethouder op willen horen. Dan kom ik bij Uw antwoord op de vragen 19 t.e.m. 23. Deze kwestie is maandagavond ook al even ter sprake gekomen. Ik zou er dit nog over willen vragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 1