MÉÉ
waar is wat de vragensteller bedoelt. Ik handhaaf op
dit ogenblik echter het antwoord, dat is gegeven een
voudig omdat je ook te maken krijgt met de aard van
het gebruik en de eisen die daarbij gesteld worden en
ik dacht zelfs ook met de eisen die uit een oogpunt
van veiligheid aan de elektrische installatie gesteld
worden.
Ik geloof, dat ik hiermee door de vragen heen ben.
Mevr. Visscher-Bouwer: Ik was helemaal nog niet
klaar met mijn vragen; ik denk, dat ik niet luid ge
noeg praat. Ik heb de Wethouder maar even uit laten
spreken. (De Voorzitter: Stelt U Uw vragen maar.)
In vraag 4 heb ik gevraagd of het niet goed zou zijn
om naast de administratieve begeleiding van de mo
numentenzorg een technisch iemand aan te stellen.
Daar is wel een antwoord op, maar ik dacht, dat je
daarvoor iemand moest hebben die gespecialiseerd is
op het gebied van de Monumentenzorg. De mensen
die in het antwoord worden genoemd die zich hiermee
bemoeien, kunnen zich er maar af en toe mee bemoeien.
En ik dacht, dat het in een stad waar we zoveel moe
ten gaan doen aan monumenten, goed zou zijn dat je
een soort bureau had dat niet alleen bemand was door
een administrateur zoals nu het geval is, de heer Zijl
stra dus, maar dat het heel goed zou zijn, dat er bij de
Stedebouwkundige Dienst iemand zou zijn die zich ge
specialiseerd heeft in monumentenzorg en zich daar
dus misschien niet de hele dag meer mee kan
bezig houden dan nu gebeurt. Ik dacht, dat het goed
zou zijn dit te doen als een tegenkracht tegen de vaak
nogal technocratische benadering van deze dingen;
iemand dus die zich hier erg voor interesseert, die er
echt gevoel voor heeft maar er ook erg kundig in is.
Op vraag 6 wordt geantwoord: „Waar nodig zullen
wij ons beleid aanpassen aan de toenemende belang
stelling en zorg voor historische binnensteden." U
schrijft ook, dat U in grote lijnen achter de beleids
nota van de Commissie Monumentenzorg staat. Nu
vraag ik mij wel af of het alleen een financiële kwes
tie is, dat soms hele kwetsbare hoekpanden bijv. in een
gebied, dat in de nota voorkomt, niet worden aange
kocht. Ik kan er nooit goed achter komen waarom in
een bepaald geval, als iets ter verkoop wordt aangebo
den je hoopt dan dat de Gemeente het zal kopen;
er wordt dan ook in de Monumentencommissie gezegd,
dat een bepaald pand te koop is niet wordt gekocht.
Is dat nu alleen een financiële kwestie of speelt daar
bij nog iets anders een rol? Als je die nota werkelijk
enigszins wilt uitvoeren, dan zul je toch ook bepaalde
initiatieven moeten nemen. Hierbij sluit ook vraag 5
aan, n.l. de vraag welk overleg er moet zijn met de
N.V. Stadsherstel. Ik had ook gedacht, dat daar een
samenwerking mee zou komen om dit soort dingen
met elkaar te bespreken om te kijken welke weg je
wilt gaan bewandelen.
In vraag 8 wordt gevraagd of er plannen klaar zijn
voor volgend jaar als er eventueel weer een mogelijk
heid komt om subsidies te verwerven in het kader van
de werkloosheidsuitkeringen. Daarop antwoordt U, dat
U met plannen bezig bent. Ik had gedacht, dat die
plannen dan nu al moesten worden ingediend als je
voor 1974 in aanmerking zou willen komen voor een
dergelijk subsidie. Ik zou daarover graag iets naders
horen.
De heer Tiekstra (weth.)Eerst iets over punt 4.
Er is dus duidelijk sprake van een begeleiding van ver
schillende restauraties in de zin van begeleiding door
de Commissie voor de Monumentenzorg, administratief
en wat de voorbereiding betreft ook bouwkundig. An
derzijds is het zo, dat de afd. Bouwkunde waar nodig
in overleg met de stedebouwkundige op dit ogenblik
nogal sterk bij de restauraties betrokken is en ik dacht
ook, werkelijk ten bate van de uitvoering van deze
restauraties werkt. Ik wijs er alleen al op, dat de
Waag gerestaureerd is onder de directie van de eigen
dienst; hetzelfde geldt voor het Molenaarshuisje. De
bouwkundige afdeling is ook zeer nauw betrokken bij
de restauratie van de Oldehove en de Bierkade. Ik
dacht, dat het goed was, dat wij in de huidige situatie
de beschikking hadden over krachten die zich in het
bijzonder met dit soort werk belasten. In die zin is op
het ogenblik naar mijn mening al voldaan aan de vraag
van mevr. Visscher.
De vragen 5 en 6 neem ik even bij elkaar. Ik moet
U wel zeggen, dat het verwervingsbeleid nogal kritisch
wordt gevolgd en gecontroleerd door G.S. Er moet een
heel duidelijke motivering zijn voor de aankoop van
een monument. Mevr. Visscher weet ook wel, dat we
in enkele gevallen wel tot aankoop zijn overgegaan. Of
die aankoop de goedkeuring van G.S. verwerft, moet
maar worden afgewacht in de huidige financiële situ
atie van de gemeente Leeuwarden. Dat levert daar
van moet mevr. Visscher zich goed bewust zijn nog
al eens moeilijkheden op en dat is zeker het geval
wanneer de vraagprijzen zodanig zijn, dat de Gemeente
eigenlijk redelijkerwijs niet tot aankoop kan besluiten;
dat kan niet tot ieder bedrag, dat zal mevr Visscher
ook wel begrijpen. (De Voorzitter: Daarvoor hebben
wij natuurlijk ook de N.V. Stadsherstel gecreëerd. Wij
verwijzen dergelijke panden ook naar die N.V. We
zeggen steeds tegen de N.V. dat die actief moet wor
den; dat is hij ook, echter nog in het vorborgene.)
(Mevr. Visscher-BouwerIk denk even aan het pandje
dat genoemd werd als voorbeeld toen de N.V. Stads
herstel in oprichting was. Dat was het pandje op de
hoek van de Kleine Kerkstraat en het Oldehoofster
Kerkhof. Dat pandje is nu verkocht en niet gerestau
reerd; het is wel wat verbeterd. Dat vind ik jammer.
Dergelijke dingen spelen door je achterhoofd als je
zulke vragen stelt.) De vraag geformuleerd onder 8
is, dacht ik, een heel andere dan mevr. Visscher nu na
der stelt. Het ging in vraag 8 om het ontwikkelen van
een plan voor het gebied ten noorden van de Grote
Kerk. Op die vraag zijn wij ingegaan. Het is door ons
verstaan als te zijn het ontwikkelen van een stede
bouwkundig plan i c. een rehabilitatieplan.
Een andere vraag is natuurlijk de programmering
van nieuwe restauratie-objecten. Ook daar zijn wij mee
bezig. U weet, mijnheer de Voorzitter, dat wij dat nog
kort geleden gedetailleerd hebben doorgesproken. Ik
heb daarover ook al enig overleg gehad met de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg om tijdig weer over
een programmering te beschikken voor de uitvoering
van restauratieprojecten juist i.v.m. de mogelijkheid
van het beschikbaar komen van aanvullend werk-sub-
sidie. En dan is het antwoord, dacht ik, duidelijk.
(Mevr. Visscher-Bouwer: Nee, het is mij niet duide
lijk. Ik vroeg U of de plannen niet nu klaar moeten
zijn om in 1974 in aanmerking te kunnen komen voor
subsidie. Moeten die plannen niet nu al zijn ingediend?)
(De Voorzitter: Nee, dat is niet zo.) Er heeft een
voorlopige aanmelding plaats gehad van een aantal
projecten die nog helemaal uitgerekend moeten worden.
De Voorzitter: Het werkgelegenheidsprogramma
waar kortgeleden die grote bedragen voor genoemd
zijn, kan iedere dag bekend worden gemaakt. Als
daarvoor geen plannen zijn aangemeld, kunnen ze
niet meer meegenomen worden. Wij gaan er echter
vanuit dat wordt in het antwoord bedoeld dat
dit niet het laatste werkgelegenheidsprogramma is.
Dit stelsel gaat steeds door en we gaan ook door
met het klaar maken van nieuwe plannen en die zul
len volgend jaar in een programma 1974 wel degelijk
ingebracht kunnen worden.
De heer Tiekstra (weth.)Ik vind het heel merk
waardig het is mij bij het lezen van de vraag ook
ontgaan maar in de vraag gaat het om civiel-tech-
nische werken en niet specifiek over restauraties. Zo
zal het echter wel niet bedoeld zijn.
De Voorzitter: Ik geloof, dat we er door zijn. Zijn
er geen vragen meer die betrekking hebben op deze
afdeling? Nee? Dan zijn we klaar. Ik dank U harte
lijk voor Uw medewerking.
De Voorzitter sluit, om 22.20 uur, de vergadering.
Verslag van de vergadering op dinsdag 20 november 1973 van de afdeling III van de gemeenteraad
ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1974.
Aanwezig van de afdeling de heren J. ten Brug
(weth.), G. Buising, H. Jansma, J. Schaafsma, J. B.
Singelsma, G. de Vries (tot de koffiepauze) en L.
Visser.
Aanwezige overige raadsleden: mevr. E. Branden-
burg-Sjoerdsma (vanaf 21.00 uur) en de heren G. F.
Eijgelaar, T. H. van Haaren, J. Tiekstra (weth.) (van
21.00 uur tot 21.45 uur), P. van der Veen, F. van der
Wal en J. Wiersma (tot 20.00 uur).
Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester.
Voorts zijn aanwezig de heren P. P. de Jong, Secre
taris, P. Bonnema, Directeur van de Dienst voor de
Gezondheidszorg (tot 20.30 uur), H. B. Beuckens, adj.
Hoofd van de afdeling Onderwijs c.a., J. Dekker, Eco
nomisch Directeur van de Dienst voor de Volksgezond
heid (tot 20.30 uur), D. J. Smit, Directeur van de Ge
meentelijke Gezondheidsdienst (tot de koffiepauze),
J. Terpstra, adj. Directeur van de Gemeentelijke Ge
zondheidsdienst (tot de koffiepauze), Mr. H. J. Win
kelman, Hoofd van de afdeling Kabinet en Algemene
Zaken (tot de koffiepauze) en C. IJsbrandij, Hoofd
van de afdeling Financiën en Belastingen.
Te behandelen punten
Gemeentelijke Gezondheidsdienst.
Dienst voor Gezondheidszorg.
Algemene Dienst
Hoofdstuk IV
Volksgezondheid.
Hoofdstuk VIII
Onderwijs, Algemeen.
Hoofdstuk VIII, par. la
Openbaar Kleuteronderwijs.
Hoofdstuk VIII, par. 2a
Openbaar basisonderwijs.
Hoofdstuk VIII, par. 3a
Openbaar buitengewoon onderwijs.
Hoofdstuk Vin, par. 3b
Bijzonder buitengewoon onderwijs.
Hoofdstuk VIII, par. 4a
Openbaar voortgezet onderwijs.
Hoofdstuk VIII, par. 4b
Bijzonder voortgezet onderwijs.
Hoofdstuk VIII, par. 5
Wetenschappelijk onderwijs.
Hoofdstuk VIII, par. 6
Diversen.
De Voorzitter: Hartelijk welkom op de vergade
ring van de Ilïe afdeling. Wij bespreken vandaag de
problemen die samenhangen met de portefeuille die be
heerd wordt door weth. Ten Brug.
Ik zal voor de goede orde nog twee opmerkingen
maken over de gang van zaken. Wij zijn al aardig in
gespeeld op deze procedure; dat is in de twee voor
gaande afdelingsvergaderingen al gebleken. In af
wijking van de gang van zaken in de Raad discussiëren
we in de afdelingen in één instantie. Ik doe een be
roep op u daar zoveel mogelijk de hand aan te hou
den. Na de beantwoording van Uw vragen en opmer
kingen door de Wethouder kunt U problemen die U
in de plenaire zitting apart aan de orde wilt stellen,
claimen. Ik verzoek U wel dan duidelijk aan te geven
welk onderwerp U wilt claimen en de reden waarom.
Gebleken is de afgelopen jaren, dat het een goede
werkwijze is, dat wij proberen alle punten die kunnen
worden opgelost door een gedachtenwisseling in de
afdelingen, af te werken in de afdelingsvergaderingen
zodat de plenaire zitting beperkt kan blijven tot be
spreking van de principiële problemen.
DIENST VOOR DE GEZONDHEIDSZORG.
De heer De Vries: In de beantwoording van de
vraag over de besprekingen in de beleidsgroep van de
drie Leeuwarder ziekenhuizen (vraag 1) is het wel in
teressant te vernemen hoe het College zich de verdere
gang van zaken voorstelt. U zegt, dat er in de eerste
nelft van 1974 een eindrapport zal komen, dat ter be
spreking aan de diverse besturen der Leeuwarder zie
kenhuizen kan worden voorgelegd. Hoe kunnen we de
gang van zaken dan verder zien? Wanneer zijn we
zover, dat er één rechtspersoon zal kunnen ontstaan
die dan eventueel het beheer van de drie ziekenhuizen
op zich kan nemen?
Vraag 2 heeft betrekking op de sociaal geriatrische
zorg. Ik wil graag eerst even verwijzen naar blz. 73
van het Verslag van de Commissie van Rapporteurs
waar vraag 3 ook verband mee heeft. In het antwoord
op die vraag staat o.a. dat ten aanzien van de door de
Sociaal Geriatrische Dienst geplaatste bejaarden niet be
kend is hoeveel mensen uit Leeuwarden afkomstig zijn.
U zegt dat die cijfers moeilijk te geven zijn, aangezien
de plaatsingen door de S.G.D. de gehele provincie om
vatten. Ik stel mij echter voor, dat men toch nauw
lettend en nauwkeurig registreert uit welke plaatsen
de patiënten afkomstig zijn. Er wordt ons door
deskundigen steeds voorgehouden, dat er op het ter
rein van de sociaal geriatrische zorg in onze gemeen
te sprake is van een noodsituatie. Als dat zo is, dan
rijst toch wel onmiddellijk de vraag: Nemen we wel
voldoende aangepaste maatregelen om te zorgen, dat
aan deze noodsituatie het hoofd wordt geboden? Als
je dan nadenkt over de vraag wat er te doen valt, kom
je terug bij de situatie t.a.v. Triotel, met name de mo
gelijkheid van uitbreiding van het verpleeghuis. Wij
menen, dat die uitbreiding op zich een goede zaak is.
Maar U stelt in Uw antwoord, dat U op korte termijn
nog besprekingen zult voeren en dat U dan beleids
beslissingen wilt nemen. Kunt U ons nadere medede
lingen doen over de vraag of deze besprekingen in
middels hebben plaats gevonden en, zo ja, wat die be
sprekingen hebben opgeleverd? Misschien zijn er be
halve Triotel ook nog wel andere mogelijkheden. Wij
zien die op dit moment niet en wij zouden er eigenlijk
toch wel bijzonder op gesteld zijn, dat de mogelijkhe
den die er t.a.v. Triotel zijn, gerealiseerd worden, om
dat wij eigenlijk het gevoel hebben, dat, mede gelet
op de constellatie waarin het ziekenhuiswezen en de
bouw van ziekenhuisvoorzieningen zich bevindt, juist
deze mogelijkheid misschien nog het snelst te realise
ren is. Wanneer dat zo mocht zijn, dan zouden wij van
onze kant toch op bijzonder grote spoed aan willen
dringen.
De heer Wiersma: Ik zou ook een opmerking wil
len maken over vraag 2. Er is verschillende keren
ook in de Commissie voor de Gezondheidszorg ge
sproken over de zorg voor psycho-geriatrische patiën
ten. Nu zijn er in de omgeving van Leeuwarden voor
deze mensen een aantal inrichtingen; het grootste deel
van deze patiënten is daar ondergebracht. De heer De
Vries heeft zonet ook al gezegd, dat deze patiënten
praktisch allemaal buiten Leeuwarden moeten worden
ondergebracht, omdat er in Leeuwarden weinig of geen
mogelijkheden zijn. Er wordt over gesproken om in
Sneek een groot aantal bedden voor dit soort patiënten
te stichten. Er is ook sprake van optie op grond in
Goutum. Dit alles roept bij mij enkele vragen op. Ik
zou graag willen weten waarom die optie in Goutum
is verleend als men dat is uit het antwoord op vraag
2 op te maken er aan denkt een afdeling voor
psycho-geriatrische patiënten in te richten bij Triotel.