.6 n
de Burgemeester van Hoogezand/Sappemeer. Wij hebben
inderdaad de vraag gesteld of het goed zou zijn in die wijk
een bejaardentehuis te bouwen. Deze kwestie speelde
al voor er een Bejaardenraad was. De Stichting wilde
zelf ontzettend graag in die wijk bouwen. Ik heb toen
ook gezegd: aan de ene kant zit je met de vliegbasis
en aan de andere kant met de katholieke begraaf
plaats. Ik vond de plek ook niet zo mooi. Maar men
bleef er bij dat die plaats wel geschikt was. Nu komt
de geluidshinder op het ogenblik hoe langer hoe meer
in de belangstelling.
De Voorzitter: Maar de geluidshinder is vandaag
niet groter dan op het moment dat het overleg over
dit tehuis werd gevoerd. Maar wij kunnen hier duide
lijk over zijn, dit is geen gemeentelijke zaak. De in
stanties die hier bouwen, kennen de situatie; er zijn
twee instanties die in deze wijk een tehuis bouwen.
Als zij tot de conclusie komen dat zij een dergelijk
tehuis in die omgeving kunnen stichten, dan ligt het
niet op onze weg dat zou niet juist zijn pogingen
te doen dat tegen te gaan. Dat doen wij ook niet. Het
zelfde geldt als particulieren daar willen gaan wonen.
Ik kan U trouwens de verzekering geven dat ook des
kundigen m.b.t. de geluidshinder in Leeuwarden heel
andere plekken kunnen aangeven die erger zijn dan
het Westeinde. Deze zaak is van alle kanten bekeken;
wij maken ons er echt geen zorgen over. Wij benaderen
deze zaak positief.
Dan nog even iets over de procedure bij het tot stand
komen van een bejaardentehuis. Mevr. Visscher wilde
concreet weten wat B. en W. zouden doen als er een
instantie zou komen die financieel bereid en in staat
is om hier een inrichting voor psychisch gestoorde be
jaarden tot stand te brengen. Zij wilde weten of daar
een lange procedure aan vast zit. Daar is niet een al
gemeen antwoord op te geven, want de procedure t.a.v.
de vraag of men hier een dergelijke inrichting tot stand
mag brengen, is geen gemeentelijke aangelegenheid.
Daarvoor komt men terecht bij andere instanties, pro
vinciale of eventueel landelijke instanties; dat zal U
zeker bekend zijn. Wij worden geconfronteerd met de
stedebouwkundige aspecten. Als men grond o.i.d. nodig
heeft dan wordt het een aangelegenheid van de Ge
meente. Ook ten aanzien daarvan kan ik geen alge
meen antwoord geven. Er zfln gevallen waarin wij bij
wijze van spreken in een half uur tot een beslissing
kunnen komen, maar er zijn ook gevallen waarin het
moeilijker ligt omdat b.v. een bestemmingsplan zal
moeten worden gewijzigd. (Mevr. Visscher-Bouwer: Je
zou voor de keuze kunnen komen te staan: öf een
vierde poot aan Triotel öf een particuliere instelling
die wel zo'n inrichting wil bouwen. Misschien kan dat
laatste sneller. Hoe zou U dan reageren? Wij zitten
om zo'n inrichting te springen. Het geval zou zich voor
kunnen doen.) Ik zou het zo willen formuleren. Dan is
het de vraag of Triotel toestemming zal krijgen om
een vierde poot toe te voegen ik neem de uitdruk
king van mevr. Visscher maar even over om zo'n
oplossing te krijgen voor deze categorie patiënten, dan
wel dat een ander toestemming krijgt een dergelijke
inrichting te bouwen. Het is niet aan ons te beoordelen
wie dan toestemming krijgt en tot welke omvang men
toestemming krijgt. Wij worden dan wel geconfron
teerd met het beschikbaar stellen van terreinen; bij
Triotel is dat een eenvoudige zaak en kunnen wij de
beslissing bij wijze van spreken binnen vijf minuten
nemen, want die grond is ons eigendom. Als een an
dere instantie een terrein wil kopen, dan is moeilijk
aan te geven op welke termijn een beslissing kan wor
den genomen; het hangt er dan van af welk terrein
men wil hebben. Het is dan ook nog de vraag of dat
terrein beschikbaar is en hoe het planologisch ligt e.d.
Een ander facet waarmee wij wel geconfronteerd wor
den daarover worden op het ogenblik ook gesprek
ken gevoerd betreft de eventuele voordelen die er
aan verbonden zijn voor deze categorie mensen een
voorziening te treffen in samenhang met de voorzie
ningen die er in Triotel al zijn. Wij moeten bekijken of
het voordelen heeft een inrichting onder te brengen
bij Triotel boven het tot stand brengen van een aparte
inrichting. Daarover zijn wij in gesprek met verschil
lende instanties; wij bekijken wat uit dat oogpunt de
voorrang moet hebben. Wij hopen op vrij korte termijn
tot een standpuntbepaling te kunnen komen; dat hoeft
niet lang meer te duren.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben niet bevredigd
door de mededeling dat gevraagd zal worden of weth.
Ten Brug misschien die cijfers wil geven. Ik dacht dat
de raadsleden recht hadden op een antwoord op de
bewuste vraag. Het gaat er niet om of weth. Ten Brug
dit wil. Het zit mij ontzettend hoog dat we met een
provinciale commissie te doen hebben waardoor de
Leeuwarder bejaarden op een bepaald moment, als ze
een bepaalde indicatie hebben, buiten het gezichtsveld
van de Leeuwarder Raad vallen. Ik weet niet bij welke
afdeling ik dit moet claimen. Ik wil op deze vraag een
bevredigend antwoord, anders wil ik het punt in de
begrotingszitting aan de orde te stellen. Ik dacht dat
er nu eindelijk eens een antwoord op zou moeten ko
men. Ik ben nu al een paar keer van het kastje naar
de muur gestuurd met het antwoord dat het hier om
een provinciale commissie gaat en dat wij er daarom
niets over hoeven te weten. Ik zeg dat het gaat om
Leeuwarder bejaarden en dat de Leeuwarder overheid
daarvoor de verantwoording draagt. Je kunt niet zeg
gen dat de provinciale commissie zich er wel mee redt.
Ik vind dit een zeer onbevredigende zaak. Ik begrijp
het verkeerd of het is steeds verkeerd gezegd.
De Voorzitter: Ik weet niet of wij die cijfers ken
nen. Misschien weet de heer Heetla of de heer Koop-
mans dat. Als wij_over die cijfers beschikken dan is Uw
vraag volkomen duidelijk. Maar ik heb, toen wij in B.
en W. dit antwoord formuleerden, begrepen dat wij
niet over die gegevens beschikken. En als wij ze niet
hebben, kunnen we ze U ook niet geven.
Mevr. Visser-van den Bos: Als er een Leeuwarder
bejaarde wordt aangemeld bij de opnamecommissie
zo is de procedure dan wordt door die commis
sie uitgemaakt of het iemand is die via de commissie
in een verzorgingstehuis geplaatst moet worden of dat
het iemand is die door de provinciale commissie moet
worden geplaatst. Dan heeft men toch meteen op een
lijst staan dat een Leeuwarder bejaarde buiten Leeu
warden geplaatst wordt; dat moet bekend zijn bij het
Bevolkingsregister en bij de Sociale Dienst en noem
maar op. Dat staat genoteerd, want er zal betaald
moeten worden. Het is onaannemelijk dat een Leeu
warder bejaarde, omdat hij naar een inrichting buiten
Leeuwarden moet, niet meer bekend is. Dat is onmo
gelijk. Voor mij is dit een groot probleem. Ik wil weten
hoe de planning zou moeten zijn en in verband daar
mee hoeveel mensen er buiten Leeuwarden geplaatst
zijn.
De Voorzitter: Wat U wilt weten is heel duidelijk.
Maar ik weet niet of wij die cijfers kennen. Kan de
Wethouder hier iets over zeggen?
De heer Heetla (weth.)De cijfers zijn niet bekend,
maar wij hebben er we) om gevraagd. Ik heb ook niet
gezegd dit om misverstanden te voorkomen dat
wij die cijfers niet willen verstrekken. Men heeft ge
zegd dat het ontzettend veel werk is de gegevens op
te stellen; die veranderen iedere dag. Het is voor hun
ondoenlijk op korte termijn deze gegevens te ver
strekken. Dat is alles wat ik er van weet.
De Voorzitter: Wij kunnen U op dit moment alleen
toezeggen dat wij nogmaals na zullen gaan of wij die
cijfers kunnen krijgen. Wij zullen die cijfers niet ge
heim houden. Als wij de gegevens hebben, kunt U ze
direct krijgen. Het is niet zo simpel als U stelt, want
dan zouden wij de cijfers zelf kunnen opstellen. Als het
uitsluitend ging om de opnamecommissie dan was het
geen probleem; daar hebben wij heel exacte cijfers
van. Maar het materiaal dat wij bij de opnamecom
missie hebben, betreft alleen degenen die in verzor
gingstehuizen geplaatst zijn. Het gebeurt wel dat men
sen eerst bij die commissie worden aangemeld, maar
niet te plaatsen zijn in een verzorgingstehuis in Leeu
warden. Via bemiddeling van de S.G.D. worden ze dan
alsnog geplaatst in een tehuis in een andere plaats in
Friesland en dan onttrekt het zich verder aan onze
waarneming. Wij weten dan alleen dat die mensen zijn
doorgegeven aan de S.G.D. met het verzoek de geval
len over te nemen, omdat ze horen tot de categorie
van psychisch gestoorde bejaaarden en wij ze niet in
één van onze verzorgingstehuizen kunnen plaatsen.
Dan ontfermt de S.G.D. zich over deze gevallen en
onttrekt zich de verdere gang van zaken aan het ge
meentelijk apparaat. Wij kunnen hen dus alleen vra
gen ons een opgave te verstrekken van de mensen uit
Leeuwarden die de laatste tijd door hun buiten Leeu
warden zijn geplaatst. Wij zullen dat nog een keer
vragen. Als wij de gegevens hebben, krijgt U ze ook.
Meer kunnen wij niet doen.
Mevr. Visser-van den Bos: Als men wil onderzoeken
of er in Leeuwarden behoefte bestaat aan een tehuis
voor psychisch gestoorde bejaarden, dan zal men een
planning moeten maken. Dan zal het Gemeentebestuur
zeker verlangen dat bekend is hoeveel van dit soort
mensen in de afgelopen jaren buiten Leeuwarden ge
plaatst zijn. (De Voorzitter: Dat zullen we aan de
S.G.D. moeten vragen. We zullen proberen die gege
vens te krijgen.) Ik wil dit punt toch wel claimen voor
het geval die cijfers er bij de begrotingszitting nog
niet zijn. (De Voorzitter: Ik kan U bij deze wel zeg
gen welk antwoord U dan krijgt. Zodra de gegevens
er zijn, geven we ze door aan de Raad. Ik wil het wel
op de lijst van geclaimde punten zetten, maar dit is
een heel simpel probleem. Wij vragen de gegevens en
zodra we ze hebben, krijgt U ze.) Ik til hier zwaar
aan, omdat ik niet goed begrijp dat U mij niet be
grijpt. Ik stel een heel simpele vraag.
De Voorzitter: Nee, nu moeten we geen misverstan
den krijgen. Wij begrijpen U heel goed. Ik geloof dat
U U niet eigen kunt maken dat deze problematiek
zich onttrekt aan het gemeentelijk apparaat; duide
lijker kan ik het niet zeggen. Wij hebben de cijfers
gewoon niet. Wij weten niet of het systeem van de
S.G.D. zodanig is dat zij op simpele wijze op korte ter
mijn na kunnen gaan hoeveel bejaarden uit Leeuwar
den zij geplaatst hebben. Wij hebben die mensen niet
aan een touwtje; wij hebben niet de competentie de
S.G.D. te bevelen ons de cijfers te geven. Dat kunnen
wij doen als het een secretarie-afdeling of een dienst
betreft. Maar tegen een instantie buiten ons apparaat
kunnen wij niet zeggen: Kom op met die cijfers want
anders bent U in gebreke, want mevr. Visser wil die
gegevens hebben. Wij kunnen alleen maar vragen om
die gegevens teneinde die aan U door te kunnen geven.
Wij begrijpen dus echt goed wat U bedoelt.
Mevr. Visser-van den Bos: U stelt de zaak formeel
en dat zal ik ook doen. Als de zaak zo is als U die
voorstelt ik zou het niet in mijn hoofd halen om uit
spraken te doen als: „we hebben die mensen niet aan
een touwtje" dan moet de gemeente Leeuwarden
maar niets meer aan provinciale commissies in handen
geven als dat tegelijkertijd betekent dat de zaak zich
verder aan ons toezicht onttrekt. Daarvan moet de
Raad zich misschien eens goed bewust worden.
De Voorzitter: Ik vind het jammer dat dit gesprek
deze richting uitgaat. U meent dat wij U onereus be
handelen, maar dat is niet waar. U maakt vrij scherpe
opmerkingen omdat U meent dat wij U niet begrijpen.
En dan dwingt U mij wel om te zeggen, dat wij U wel
begrijpen, maar U ons niet. Ik heb duidelijk gezegd,
dat wij nogmaals aan de S.G.D. zullen vragen ik
begrijp ook niet waarom de S.G.D. niet met de cijfers
komt, maar ik ken de reden niet om de gegevens.
Wij zeggen U toe dat wij de S.G.D. zullen vragen ons
te laten weten hoeveel mensen uit Leeuwarden de laat
ste twee jaar geplaatst zijn en waar zij geplaatst zijn.
Wij zeggen U ook toe dat U de cijfers beslist zult krij
gen zodra wij ze hebben. (Mevr. Visser-van den Bos:
Ik denk dat we elkaar verkeerd begrijpen, hoewel we
het allebei goed bedoelen. Ik vind dit een erg belang
rijke zaak.) Maar daar zijn we het ook wel over eens.
Wij zijn nu gekomen aan het einde van deze afde
lingsvergadering. Ik dank U allen voor Uw bijdrage aan
de discussie.
De Voorzitter sluit, om 20.35 uur, de vergadering.