7
6
Ik zou nog wel een andere opmerking willen maken.
Ik begrijp dat U graag iets meer inzicht zou willen
hebben wat er uit de discussie over het structuurplan
voor de binnenstad komt, teneinde deze twee plannen
zo goed mogelijk op elkaar te kunnen afstemmen. We
spreken hier natuurlijk maar over de grote lijnen en
ik zou dan nu al op voorhand een beroep op de Raad
willen doen om straks in maart hier wel een beslissing
over te nemen. We zijn zes jaar bezig met het struc
tuurplan - het plan zelf is van 1971 - en U weet dat een
structuurplan binnen tien jaar moet worden herzien.
Vast staat dat we daar binnenkort ook weer over be
ginnen. Maar het is een goede zaak dat we dit struc
tuurplan wel in deze zittingsperiode afwerken, vooral
omdat wij de punten die op dit moment tot grote moei
lijkheden en meningsverschillen aanleiding zouden kun
nen geven, gewoon hebben uitgesteld; we meenden dat
dat zinnig was. Het beperkt zich nu eigenlijk tot het
stramien dat we aan het uitwerken zijn. Ik zou dus
een klemmend beroep op de Raad willen doen om dit
structuurplan, zij het met correcties, in maart wel af
te werken, althans de eerste fase daarvan, want an
ders zou al het werk in feite voor niets zijn geweest.
Ik kan U wel zeggen dat, als U in maart de be
slissing niet neemt en we hiermee straks naar de nieu
we Raad moeten, we dit plan rustig in de kast kun
nen opbergen. Dit zou betekenen dat we in deze zes
jaar geen structuurplan vaststellen, zelfs niet de eerste
fase. We schieten dan, dacht ik, als bestuur toch wel
tekort. Ik meende deze verklaring te moeten afleggen.
(De heer Vellenga: Dat laatste ben ik niet met U
eens.) Goed, maar ik mag mijn mening toch wel zeg
gen. (De heer Vellenga: Ja, natuurlijk.)
Ik stel dus nu voor dit punt van de agenda af te
voeren. Wij zetten dit punt op de agenda van de raads
vergadering in maart, aannemende dat in februari een
beslissing zal worden genomen over het binnenstads
plan.
De heer Vellenga: Ik dacht dat het verstandig zou
zijn dat U dat even voorlegt aan de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening, zodat die het tijdstip kan be
palen. Want als wij eind februari het binnenstadsplan
hebben vastgesteld, willen we natuurlijk nog wel het
een en ander navlooien en nakijken. Wanneer pal na
de vergadering over de binnenstad het structuurplan
opnieuw aan de orde komt, wordt dat moeilijk, maar
als het even met de Commissie voor de Ruimtelijke
Ordening besproken wordt, loopt het wel los.
De heer J. de Jong: Ik zou er toch nog graag een
vraag over willen stellen. Wij zijn het, dacht ik, wel
met elkaar eens, maar we krijgen hier een eerste fase
aangeboden. We zullen deze eerste fase uitstellen tot
een nader vast te stellen datum. Mede in verband met
de gemeentelijke herindeling en de structuurnota 1971
die destijds ook aan de Raad is aangeboden zou
ik de vraag willen stellen: Zou het met verstandig zijn
om inderdaad de stuctuurnota in deze Raad te be
handelen? Dit mede i.v.m. het feit dat, wanneer ons
bestuur wordt geconfronteerd met de gemeentelijke
herindeling, er dan een zienswijze van Leeuwarden op
tafel ligt. Ik vind dit zo half. Het eerste deel is eigen
lijk we kunnen er over praten een zaak die ge
naaid en geknipt is, zonder meer. (De heer Van Haa-
ren: En achterhaald.)
De Voorzitter: Ik stel voor deze verklaring voor
kennisgeving aan te nemen, dit punt nu van de agenda
af te voeren en er in principe in maart op terug te
komen. Wij zullen hierbij graag de procedure volgen
die de heer Vellenga suggereerde; dat is een logische
gang van zaken. Wij zullen niet een nieuwe nota ma
ken, maar wij zullen waarschijnlijk wel een paar kant
tekeningen moeten maken, een zekere aanvulling, re
kening houdende met hetgeen er tussen nu en maart
gebeurt, eventueel met de beslissing die U in februari
over het binnenstadsplan neemt. Stemt U hiermee in?
De Raad stemt in met het voorstel van de Voor
zitter.
Punt 19 (bijlage no. 374).
De heer P. D. van der Wal: Ik zou graag willen
weten wat de reden is dat dit punt op deze overvolle
agenda is geplaatst zonder dat eerst de Commissie
voor de Ruimtelijke Ordening geraadpleegd is. Komen
we anders in de knoei met de termijn voor het in be
roep gaan Als dat niet het geval is, zou ik graag wil
len dat ook dit agendapunt wordt verschoven naar een
volgende raadsvergadering, zodat in de tussentijd de
Commissie voor de Ruimtelijke Ordening er zijn licht
over kan laten schijnen.
De hear Miedema: Wy hawwe in bislüt fan Dep.
Steaten. Dit hat net yn de Kommisje foar de Romt-
like Oardering west. Mar it antwurd en de binadering
fan it Kolleezje binne m.b.t. de forskillende punten frij
optimistysk. Oangeande it probleem dêr't Dep. Steaten
mei sitte, hwat dat plein oangiet, seit it Kolleezje:
As wy dat ris neijer ütlizze dan komt dat wol klear.
Dat is ek it gefal by punt b. oangeande dy 40 a 50
wenningen per ha; dêroer skriuwt it Kolleezje: „Wan
neer over de vorm van een dergelijke bebouwing meer
duidelijkheid kan worden verstrekt" ensfh., dan sil
dat ek wol klear komme. Dit is dus frij optimistysk
en dêr soene wy dus üt konkludearje kinne dat dit
allegearre wol hwat tafalt. Ik kin op dit momint net
wier meitsje dat it net tafalt, mar dat wy wol hwat
soargen hjiroer hawwe wol ik net forheelje. It liket
üs goed ta ik leau dat wy ek net oars kinne om
dit foar kennisjowing oan to nimmen. Wy soene der as
C.C.P.-fraksje dochs wol oan hechtsje dat dit stik
dochs noch yn de Kommisje foar de Romtlike Oarde
ring oan de oarder komt en dat der yn lytse kring
noch ris oer praet wurdt hoe't dit nou fierder moat
en dat der neijere ynformaesje komt. Wy wolle graech
de tasizzing fan it Kolleezje hawwe dat it noch ris yn
de Kommisje foar de Romtlike Oardering komt.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Even iets over blz.
2, punt b. Daar wordt geschreven over de experimen
tele bouw en ik zou, wanneer dat doorgaat, graag wil
len weten wie dat gaat bouwen. Is het de bedoeling
dat de woningbouwcorporaties dat gaan doen? Zijn het
huurwoningen Zijn het koopwoningen? De uitvoering
hiervan is in handen van B. en W., maar kunnen wij
ook inzage krijgen in het plan?
De heer Spoelstra is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De heer Tiekstra (weth.)De beslissing fan G.S.
m.b.t. de bestemming van Aldlan-west is, zoals te doen
gebruikelijk, op de agenda geplaatst van de vergade
ring van de Gemeenteraad. Dat kan op tweeërlei wijze
gebeuren. De eerste wijze is dat, wat ook gebruikelijk
is als er verder niets aan de hand is, dat stuk op de
mededelingenlijst wordt geplaatst en dat B. en W.
kunnen voorstellen: „Raad, neem dit stuk voor kennis
geving aan. Gelet op de door G.S. ingebrachte bezwa
ren en de bereidheid aan die bezwaren tegemoet te
komen, stellen wij U voor niet in beroep te gaan bij
de Kroon." In dit stuk staat - hoewel het nogal wat
omvangrijk is in feite niet meer dan dat. Maar ik
heb er niet het minste bezwaar tegen om deze proble
matiek nog even in de Commissie voor de Ruimtelijke
Ordening te behandelen, mits ik kan dat uit mijn
blote hoofd niet zeggen wij niet met onherroepelijke
termijnen fout lopen. Ik acht dat niet zo waarschijn
lijk, omdat wij toch ook zelf voorstellen dat besluit
voor kennisgeving aan te nemen. (De heer Van Haa-
ren: Welke zijn die termijnen?) (De Voorzitter: We
weten het niet exact, maar we kijken het na. Het gaat
er op dit moment alleen maar om of wij wel of niet
in beroep gaan.) Het zal ongeveer 3 maanden zijn. (De
heer Van Haaren: Maar als die termijn heel kort is,
dan kan uitstel verkeerd zijn.) Het zal stellig 2 of 3
maanden zijn, maar wij zullen dit even uitzoeken. De
Commissie voor de Ruimtelijke Ordening vergadert in
het begin van januari, dus we kunnen dit wel „op-
heine".
De Voorzitter: Ik stel voor dat we het vandaag
alleen maar voor kennisgeving aannemen en dus ook
niet besluiten of we wel of niet in beroep gaan. Het
komt aan de orde in de Commissie voor de Ruimtehjke
Ordening en daarna in de Raad in behandeling, ook
het punt dat mevr. Brandenburg naar voren brengt.
Het hele probleem komt dan aan de orde; we hoeven
er niet twee keer over te spreken.
De heer Tiekstra (weth.)Het besluit van G.S. is
van 11 oktober en het is wel belangrijk om even na
te gaan wat de beroep-termijn is. Wat de geconcen
treerde bebouwing betreft onder b(De heer B. P.
van der Veen: Als de termijn 2 maanden is, moeten
we vandaag in beroep gaan.) Maar dat wordt niet
voorgesteld. Er wordt voorgesteld het besluit voor
kennisgeving aan te nemen. Maar het is helemaal geen
probleem, hoor. Dan wordt het bestemmingsplan ge
wijzigd en opnieuw bij G.S. ingebracht. Dat is heel
eenvoudig, dan komt er een voorbereidingsbesluit enz.
enz. (De hear Miedema: Dat is üs biswier krekt. Wy
fine dat jimme it to ienfaldieh sjogge.) Maar zo een
voudig ligt die zaak. (De Voorzitter: Laten we dit
wel even serieus afhandelen.) Ja, dat probeer ik tel
kens, maar het gelukt blijkbaar niet. (Gelach) (De
Voorzitter: Bent U nu klaar?) Nee. Ik moet dc vraag
van mevr. Brandenburg nog wel even beantwoorden.
In de raadsbrief staat dat de Minister van Volkshuis
vesting en Ruimtelijke Ordening bereid is het predi
kaat „experimenteel" aan dit soort experimenten te
geven. Dit betekent, dacht ik, dat er een bouwplan be
schikbaar is en het betekent ook dat er met een extra
bijdrage gewerkt moet worden. Dit zal dus waarschijn
lijk betekenen dat het corporatie-bouw betreft. Als het
corporatie-bouw is dan komt het i.v.m. de financiering
toch weer bij de Raad terecht.
De Voorzitter: Dit punt komt dus weer in de Raad
terug. (De heer Vellenga: Stellen we het uit?) We
nemen het op dit moment voor kennisgeving aan, maar
het komt in de Raad terug, want we zullen alsnog
antwoord moeten geven op de vraag of we wel of niet
in beroep gaan. Daartoe moet de Raad besluiten. (De
heer Van Haaren: Maar als de beroep-termijn dan
verlopen is?) Dat wordt nagegaan; ik neem even aan
dat dat niet het geval is. (De heer Van Haaren: Kan
niet iemand, b.v. de Secretaris, nu even nagaan wat
die beroep-termijn is?) Ik zeg toch dat het nagegaan
wordt op dit moment. (De heer Van Haaren: O.k.)
Z.h.st. wordt besldten het besluit van G.S. voor
kennisgeving aan te nemen, met aantekening dat de
kwestie in de Raad terug komt na behandeling in de
Commissie voor de Ruimtelijke Ordening.
Punten 20 t.e.m. 23 (bijlagen nos. 362, 348, 339 en 367).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 24 (bijlage no. 352).
De hear P. van der Veen: Graech soe ik üt namme
fan myn fraksje in pear opmerkings pleatse wolle by
dit riedsbrief oer de subsydzjeregeling foar jeugd- en
jongerenwurk. Wy binne bliid dat yn in goed oerliz it
foarstel fan de Raja yn greate trekken troch it Kol
leezje oernommen is en nou by de Ried kaem is foar
goedkarring. Ek wy binne fan bitinken dat binammen
it frijwilligerswurk oant nou ta hwat meager bihan-
nele is, wylst binammen yn dit part jeugdwurk it mei
inoar oparbeidzjen fan lieding en jeugd sa great is.
De forhaldingen lizze ek oars as by it biropsmjittich
jeugdwurk. De fordieling fan it subsydzje by it bi
ropsmjittich jeugdwurk, sa't dy yn de nota foarkomt,
is yndied wizige dat skriuwe Jo ek al yn it rieds
brief en dat is eat dêr't wy allinne mar bliid mei
wêze kinne. Jo wize op de ynfestearringsregeling sa't
dy hjir wurket, ntl. 25% a fonds perdu oant in
maksimum fan f 60.000,hoenear tinke Jo dat lyk
skeakelje to kinnen mei C.R.M. dy't 25% oanjowt
foar f 100.000,Jo prate yn it riedsbrief oer in yn
festearringsregeling; moat dat net „ynfestearringsfor-
oardering" wêze? It foarstel fan de Raja om ek de
hüsfêstingskosten to subsidiearjen spriek üs wol oan.
Ommers, dit soarte fan frijwilligerswurk ik neamde
dit al wurdt, yn tsjinstelling mei byg. de sport dy't
goede terreinen en oare akkommodaesjes hat, och sa
koart halden. Lykwols hawwe wy der bigryp foar dat
op dit stuit de Gemeente net by steat is dizze kosten
op to bringen. Ik mien to witten dat yn de „meerja
renraming 19751978" in post foarkomt fan f 5.000,
foar hüsfêstingskosten. Stel dat soks nou ris 5%
fan de 80% wie dy't de Raja foarstelt, dan soe dat
in earste oanset wêze. As it bidrach lykwols gelyk
bliuwt, sil dat in jier letter mar 4% wêze fan de
kosten en dat soe in efterütbuorkjen wêze. Wy soene
leaver sjen dat de bidragen yn elts gefal mei de kos-
tenstiging meigiene. Om to foarkommen dat dit sub
sydzje it jeugdwurk net to'n goede komme soe, is it
sinnich yn de formulieren dy't de forienings krije foar
it oanfreegjen fan subsydzje in tekst op to nimmen
oer de aerd fan harren hüsfêsting is dy goed of
foldocht dy net oan de to stellen easken? en de
hichte fan de nou to biteljen hier. Sa krijt men in yn-
sjoch yn de winsken en de hierprizen en kinne dizze
beide gegevens brükt wurde by it fêststellen fan it to
subsidiearjen hierpersintaezje yn de takomst. 1 janne-
waris 1974 soe neffens üs dan de earste oanset wurde
moatte. Wy binne yn elts gefal bliid dat de post hüs
fêsting bineamd is en Jo kinne der neffens my wis
fan wêze dat de Raja hjir jierliks op werom komme
sil. Art. 23, hanneljend oer it yn wurking stellen fan
de foroardering, soene wy as it kin wol hwat konkreti-
searre hawwe wolle. It stekt üs net op in wike, mar
it soe wol aerdich wêze to witten oft der bigjin takom
jier al hwat barre kin.
De heer De Leeuw: De heer Van der Veen heeft,
zoals te doen gebruikelijk, uitstekend de kritische vra
gen die in het stuk voorkomen geformuleerd; ik wil
om der wille van de tijd liever niet in herhaling vallen.
En als ik af en toe het boze gezicht van de Voorzitter
zie, dan denk ik: we moeten allemaal vreselijk vlug
vanavond; niet dat wij ons daar altijd iets van aan
trekken, hoor. Ik wilde toch als ik die seconden nog
nemen mag uitspreken dat van de zijde van mijn
fractie bijzondere waardering bestaat voor het feit dat
U de vrijwilligersgedachte, die ook tot uitdrukking
komt in het rapport dat straks behandeld zal worden,
met een adequate financieringsregeling wilt ondersteu
nen. Wij hebben ook al eerder gezegd dat dit naar ons
gevoelen een van de zeer wezenlijke elementen is waar
in de overheid inspanningen van de burger op zake
lijke en doeltreffende wijze tegemoet kan komen. Ik
neem aan dat, wanneer er antwoorden gegeven worden
op de vragen van de heer Van der Veen, tegelijk ook
zal worden meegedeeld wanneer U denkt dat het be
raad m.b.t. die huisvestingsaangelegenheden zal wor
den afgesloten en wanneer U denkt dat van de zijde
van het Ministerie bericht binnenkomt over mogelijke
hogere percentages dan op dit moment kunnen worden
toebedeeld.
De heer P. D. van der Wal: Wij kunnen in grote
lijnen wel akkoord gaan met de door U voorgestelde
subsidieregeling jeugd- en jongerenwerk. Ook met Uw
motivering van de veranderingen ten opzichte van de
dooi de Raad voor Jeugdaangelegenheaen voorgestelde
subsidieregeling kunnen wij het wel eens zijn, uitge
zonderd Uw afwijzing van het door de Raja voorge
stelde jeugdfonds. U stelt dat voor het verwezenlijken
van incidentele activiteiten wel een beroep kan worden
gedaan op het bestaande fonds voor bijzondere activi
teiten. Uit het ter inzage gelegde overzicht van dit
fonds blijkt dat hieruit vooral gelden komen voor vo
lièreverenigingen, pluimvee- en konijnenfokverenigin
gen, „Nut en Sport", Friese sierduivenclub, Friese
studentenvereniging en V.V.V. De enige keer die ik
mij kan herinneren dat er een bijdrage werd gevraagd
uit dit fonds voor een incidentele activiteit op het ge
bied van het jeugdwerk, was een aanvraag om een
kleine f 2.000,voor het organiseren van een free
popfestival in het Groene Stergebied; die aanvraag is
door het College zonder meer van de tafel geveegd.
U zult zich dat nog wel herinneren. Het was een niet
zo bemoedigende ervaring voor mensen die zich inzet
ten voor het jeugdwerk. Wat U verder stelt over ex
perimenten die volgens de Raja ook uit het jeugdfonds
bekostigd zouden moeten worden, bevredigt ons hele
maal niet. Ik heb daarom een motie gemaakt die als
volgt luidt:
„De Raad, in vergadering bijeen op 10 december
1973, besluit dat in het kader van de subsidieregeling
jeugd- en jongerenwerk een jeugdfonds wordt inge
steld als bedoeld in art. 17 van de ontwerp-regeling