6 meest om verlegen zitten. Deze behoefte aan bejaar- denwoningen is bekend bij de C.C.O.B. De heer Tiekstra (weth)Ik heb gepoogd de in formatie die de heer Heidinga mij vraagt staande dit overleg boven water te halen; ik heb de inhoud van mijn beide mappen nagekeken, maar juist omdat we hier praten over kadastrale percelen is het voor mij niet onmiddellijk vast te stellen of het inderdaad juist is wat de heer Heidinga zegt. Ik kan het op dit ogen blik niet verifiëren. (De heer Heidinga: Nu, dat hin dert niet op dit ogenblik.) Ik ben gaarne bereid dit na te gaan, hoewel ik er haast van overtuigd ben dat de veronderstelling van de heer Heidinga niet juist is; maar ik laat dit in het midden. Als hij gelijk heeft zou het wel een ernstig gebrek zijn aan dit onteigenings- besluit dat heeft de heer Heidinga juist gezegd want dan is het onvolledig geworden. Ik dacht dat dit niet het geval was. Ik herinner mij niet uit het over leg dat gevoerd is dat aan de Willem Sprengerstraat deze moeilijkheden zouden zijn. Ik zeg dit maar even, want de heer Heidinga weet net zo goed als ik dat we al een jaar of drie praten over de bouw van bejaarden woningen op Werkmanslust en dan ontgaat je wel eens wat. Ik hoop dat de heer Heidinga daar begrip voor heeft. (De heer Heidinga: Ja.) Dan heeft mevr. Visscher - terecht naar mijn ge voel de vinger gelegd b(j een wat moeilijk punt voor deze Gemeenteraad, n.l. dat dit een wat unieke onteige ningsprocedure is, in die zin dat er onteigend wordt op voet van een bepaling in de onteigeningswet, op basis van een bouwplan, terwijl de Raad dat bouwplan niet kent. Daar heeft mevr. Visscher volkomen gelijk in. Ik ben evenwel wel van mening dat daarmee niet ge zegd is dat de Raad niet geïnformeerd is omtrent de inhoud van de bouwplannen, maar gedetailleerd kent de Raad de bouwplannen niet. Ik dacht dat het een bekend feit is dat er al een aantal jaren over deze bouwplannen wordt gesproken, dat ze ook specifiek ontwikkeld zijn t.b.v. deze onteigeningsprocedure en ik weet niet precies of op een bepaald ogenblik deze plannen gedetailleerd bij een eerder besluit zijn ge weest, maar ik herhaal: dit kan mij zijn ontgaan. Mevr. Visscher heeft gelijk als zij zegt dat de bouwplannen op deze wijze niet ter goedkeuring bij de Raad zijn ge weest. Er zijn ook bouwplannen die door de woning bouwcorporatie, die natuurlijk primair verantwoorde lijk is voor dit plan, worden ontwikkeld en die straks in de vorm van een vraag om financiële medewerking wel bij de Raad komen. Maar mevr. Visscher heeft ge lijk in die zin dat op dat ogenblik aan het bouwplan niets meer valt te wikken of te wegen, want dan tast je het plan waarop je onteigend hebt aan. Maar ik dacht dat de belangstelling van de Raad voor de ont wikkeling van dit bouwplannetje toch wel zo groot is dan dit geen bezwaar hoeft te zijn. Dan heeft mevr. Visscher een vraag gesteld die, dacht ik, nog zo ver van mijn bed ligt dat ik eigenlijk niet de moed heb daarop een toezegging te doen, om dat ik er van overtuigd ben: a. dat het bestuur van deze corporatie prijs stelt op eigen verantwoordelijk heid wat betreft de toewijzing van zelfstandige wonin gen (het zijn woningen die bedoeld zijn voor zelfstan dige bejaarden) en b. dat, als de noodzaak daartoe aanwezig zou zijn, het bestuur van deze woningbouw corporatie wel zoveel sociaal gevoel heeft om het over leg te voeren dat mevr. Visscher op het oog heeft. Ik kan alleen niet voor dit bestuur gaan spreken en ik kan het College ook niet aan een dergelijke toezegging binden. De Voorzitter: Wat dat laatste punt betreft, ik dacht dat wij mevr. Visscher wel kunnen toezeggen dat wij èn Patrimonium èn de Bejaardenraad zullen vragen overleg over dit probleem te plegen. Ik dacht dat dat een goede zaak zou kunnen zijn. Ik zou ook niet verder willen gaan, want dan zouden wij daarvoor eerst een meer algemene regeling moeten treffen. Er bestaat n.l. een agreement met de instanties die spe cifieke bejaardenhuisvesting bouwen in de zin van ver zorgingstehuizen e.d. dat zij alleen de medewerking van de Gemeente kunnen krijgen nadat zo schriftelijk ver klaard hebben dat ze uitsluitend op advies van de Op namecommissie Bejaarden zullen opnemen. Dit agree ment is tot dusverre niet getroffen voor andere, meer normale bejaardenwoningen. Ik dacht wel dat het zin vol zou kunnen zijn dat wij een moedige poging doen om Bejaardenraad en Patrimonium om de tafel te krijgen en te trachten hier de draden bij elkaar te krijgen. Zou mevr. Visscher daar op dit moment ge noegen mee willen nemen? Mevr. Visscher-BouwerIk heb nog wel een vraag die niet beantwoord is n.l. waarom deze plannen die er toch al een hele tijd lagen, niet in de Bejaardenraad zijn geweest voor overleg met Patrimonium. Men had ze dan eens kunnen beoordelen. Ik dacht ook niet dat dat de procedure op zou houden. De Voorzitter: Ik denk dat ik het antwoord daar op schuldig moet blijven. (De hear Micdema: Hjir sit ien dy't der wol hwat fan sizze wol.) De heer Eijgelaar: Ik wil er wel even iets van zeggen. Het zijn natuurlijk zelfstandige bejaardenwo ninkjes, die als zodanig niet onder de regeling vallen die U genoemd hebt. Maar het is voor Patrimonium bepaald geen punt. Natuurlijk wil Patrimonium over leggen, want waar worden deze woningen voor ge bouwd? Ze worden gebouwd voor de mensen die ze nodig hebben en Patrimonium wil daarover met ieder een overleg plegen die dat wenst. Dit is helemaal geen punt en die toezegging kan ik U dan wel doen. De Voorzitter: Dat geeft perspectief en wij zullen zorgen, mevr. Visscher, dat wij de band leggen tussen Patrimonium en de Bejaardenraad. Deze toezegging biedt het perspectief dat het ook resultaat zal hebben. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 2). De heer Schaafsma: Bij het doorlezen van de raads- brief heb ik de 15e zin van boven met verbazing enkele malen opnieuw gelezen. Ik citeer: „In de afgelopen maanden is meerdere malen gebleken, dat de periode, welke ligt tussen het tijdstip van het bereiken van overeenstemming over de verkoop van een perceel aan de Gemeente en het moment van het passeren van de definitieve koopakte, te lang is." Na al die jaren van soortgelijke transacties, blijkt dat eerst nu. Of is hier misschien iets anders aan de hand In de raadsbrief gaat U dan verder met het noemen van de tijd die de overheid nodig heeft om tot de definitieve passering van de koopakte en de uitbetaling te komen. Duidelijk wordt dan wel dat G.S. die tijd in maanden rekenen en de Gemeente in weken. Hoeveel weken er exact door Uw voorstel aan de Raad, om de Commissie voor het Grondbedrijf buiten spel te zetten, worden bespaard, noemt U niet. U zegt letterlijk: „Op deze wijze kan de aankoopprocedure met een aantal weken worden be kort." De Commissie voor het Grondbedrijf vergadert eens per drie weken en naar mijn berekening kan die tijdwinst dus maximaal drie weken bedragen en dat tegenover de maanden die G.S. kunnen nemen voordat daar de beslissing afkomt. Wat mij in Uw voorstel echter het meest verbaast, is dat U de aankoop van zo'n 77 panden in de Transvaalwijk een formaliteit noemt en daarom hier tot deze versnelde ik zou liever zeggen minder trage gang van zaken wenst te komen. Als U in andere saneringswijken koopt, is dat dan geen formaliteit? Is het moreel gezien eerlijk om in andere gevallen de bestaande procedure te hand haven en er in dit geval van af te wijken? Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het noemen van het woord Transvaalwijk bij enkele van U emoties doet losbreken, die tot dit soort voorstellen aanleiding geven. (De heer Tiekstra (weth.): Blijkbaar wel, ja.) Ik ben tegen dit voorstel, omdat het de bewoners van Leeu warden ongelijk behandelt. Ik zie geen enkel verschil in aankopen als in b.v. de Landbuurt, Werkmanslust aan de ene kant en aankopen in de Transvaalwijk aan de andere kant. De heer Tiekstra kennelijk wel, gezien zijn reactie. Ik ben daarom benieuwd naar andere ar gumenten betreffende de slechts enkele weken tijd winst en als U niet aannemelijk kunt maken waarom 7 juist hier moet worden afgeweken van de normale pro cedure, blijf ik tegen dit voorstel. Ik voel niets voor een opdeling van de gemeente Leeuwarden in Trans- vaalwijk-bewoners en niet-Transvaalwijk-bewoners. Ik voel alles voor Uw idee de tijd tussen overeenstemming en definitieve passering van de koopakte te bekorten, maar dan voor iedereen. Voor de overheid behoort te gelden dat hij iedereen gelijk behandelt en niet de een meel' gelijk dan de ander. De heer Tiekstra (weth.)Ik heb geen enkel be zwaar tegen de laatste suggestie van de heer Schaaf- sma, n.l. dat B. en W. een algemene delegatie-bevoegd heid krijgen voor het verwervingsbeleid van deze in houd. (De heer Kijpma: Machtigingswetten zijn erg populair op het ogenblik.) Ik heb er geen bezwaar te gen, maar ik heb alleen gedacht dat het in dit geval beter en duidelijker gemotiveerd was. In dit geval doen we het omdat juist in de Transvaalwijk, vooral ook wanneer men een herhuisvesting nodig heeft, dit pro bleem van een termijn die nodig is om tot het verwer ven door de Gemeente te komen zo belangrijk is. Ik dacht dat de klacht dat de termijn soms onredelijk lang is, ook echt niet onbekend is bij de Raad. Bovendien meen ik dat de bijdrage die bij deze delegatie-bevoegd heid gegeven wordt, kan oplopen tot een besparing van vijf weken. Ik zeg met opzet vijf weken, omdat drie plus twee vijf is en dat zit er in de hele procedure, daar de Raad en de commissie eens per drie weken vergaderen, echt op een bepaald ogenblik duidelijk in. Daarom hébben wij gemeend dat, omdat hier een dui delijk motief voor de Transvaalwijk aanwezig was omdat telkens opnieuw dat probleem van de herhuis vesting speelt we de mensen een dienst bewezen door in dit specifieke geval wel de bevoegdheid te vra gen. En wij doen dat dan in dit geval ook op basis van een bestemmingsplan dat al in zodanig vergevorderde staat is dat het zeer binnenkort hopelijk althans ter visie kan worden gelegd. Dan is het een afgerond gebied en kunnen wij sneller werken. Wij winnen daar enige tijd en dat is juist de tijd die ik de heer Schaaf- sma heb genoemd. Als de Raad dit niet wil, dan hoor ik het vanzelf, maar het College heeft gemeend deze poging toch bij de Raad te moeten doen in het belang van deze groep burgers. Dat heeft met emoties natuur lijk niets te maken. Ik heb alleen even gedacht dat de heer Schaafsma voor zichzelf sprak op dat ogenblik. De heer P. D. van der Wal heeft inmiddels de ver gadering verlaten. De heer Schaafsma: Het voornaamste punt waar het mij om gaat, is dat hier toch een vorm van onge lijkheid gaat ontstaan, die ik niet kan accepteren. Ik zie geen verschil tussen het gemeentelijk beleid voor Landbuurt of Huizum-Dorp en dat voor de Transvaal wijk. Het zijn toch allemaal dezelfde belangen waar we hier voor opkomen? Het geldt toch voor iedereen, voor ieder mens die door de Gemeente uitgekocht wordt en dezelfde huisvestingsmoeilijkheden heeft? Waarom lig gen die hier dan anders dan anders? Dan had ik graag een andere argumentatie gehad, b.v.: Wij willen vlugger opschieten, zo kunnen we vlugger opschieten. Dan kan ik het tenminste begrijpen. Maar er wordt hier op het ogenblik iets met redenen omkleed, die klaarblijkelijk geen redenen zijn. De heer Heidinga: Ik zou de volgende opmerking willen maken. Als je het principieel gaat stellen, zoals de heer Schaafsma dat kennelijk doet, dan ben ik het voor een groot deel met hem eens. Als er een bepaalde bevolkingsgroep wordt bevoordeeld, dan vind ik dat de anderen ook recht hebben op die voordelen. Maar dat heeft de heer Schaafsma naar mijn idee niet aange toond. Het stuk van B. en W. culmineert hierin dat we vlotter werken, dat we kunnen opschieten en het zal wel aangenaam zijn voor die buurt dat er eens een keer wat schot in komt. Maar om dat nu in een be paald voordeel uit te drukken, dat men dus zou kun nen zeggen: Andere buurten worden gediscrimineerd t.o.v. de Transvaalwijk, dat zie ik niet. De heer Tiekstra (weth.): Het College heeft in dit geval gewoon gemeend dat in deze omstandigheden t.o.v. de Transvaalwijk deze delegatie-bevoegdheid ge motiveerd was en het heeft zich dan ook nadrukkelijk beperkt tot deze wijk. Ik kan mij een situatie voor stellen waarbij in de toekomst de Raad, ook m.b.t. andere gebieden, tot hetzelfde besluit komt. Er zijn in den lande ook wel gemeenten die een dergelijke dele gatie-bevoegdheid aan het College van B. en W. heb ben verleend. Maar ik zie nog niet dat de Gemeente raad van Leeuwarden zo'n soort algemene bevoegdheid aan B. en W. zou gaan verstrekken. (De hear Miede- ma: Foar septimber seker net.) Né, foar septimber net. Ik dacht dat dit precies een goede afsluiting was van mijn antwoord in tweede instantie. De Voorzitter: Ik zou nog wel even iets willen aan vullen, want er mag ook geen meningsverschil over zijn. Aansluitend aan hetgeen de heer Tiekstra gezegd heeft, kan ik U nog meedelen dat ook in het College van B. en W. gezegd is dat de problematiek van de aankopen ik dacht ook terecht gezien de problemen waar we voor staan geweldig leeft in de Raad maar ook in de Commissie voor het Grondbedrijf. Als College geloven wij ook dat het juist is dat als algemene lijn deze problemen worden behandeld in de Commissie voor het Grondbedrijf; ook voordat de beslissing wordt genomen, hetzij hier hetzij in het College. Het ging in dit geval om een bestemde groep, waar de problema tiek in feite voor allemaal dezelfde was. Dit is ook in de Commissie voor het Grondbedrijf al besproken en ik dacht dat daarom ook de Commissie voor het Grondbedrijf geen bezwaar heeft om voor deze groep gevallen deze uitzondering te maken. De Raad weet in dit geval immers exact wat hij doet; het gaat alleen om dit aantal percelen in de Transvaalwijk, waar de problematiek overal dezelfde mee is. Ik geloof niet dat er met twee maten wordt gemeten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 7). De hear Buising: Yn it foarste plak soe ik üt nam- me fan myn fraksje wurdearring ütsprekke wolle foar de wize wêrop dizze skoallebou opset is. Hjir stiket in stik gearwurking efter fan de forskate libbensskögings dy't wol unyk neamd wurde mei yn Ljouwert. As men de stikken dy't hjiroer foarhannen binne neisneupt, dan komt men ta de konklüzje dat alle blsprekkingen, gearkomsten ensfh. fierd binne mei de düdlik oanwêzige wii om gear to wurkjen. Sa'n réwilligens moat jin deugd dwaen. Dér komt noch by dat it resultaet dêr- neffens is. As it krekt sa slagget as it op de tekening stiet, dan wurdt it in fijn gebou hwer't al dy dingen yn dien wurde kinne dy't hjoed-de-dei as bitingsten foar goed ünderwiis jilde. Om dér ien wichtige saek fan to neamen: De fierder geande yntegraesje fan it beuker- en basisünderwiis wurdt yn dit plan praktysk mooglik makke. Dus om koart to kriemen: alle lof dêrfoar. Fan de léste gearkomste fan de Kommisje Ünder wiis mien ik my to herinnerjen dat der noch hwat swierrichheden wiene mei in strookje groun, as ik my net forsin, oan de noardkant fan it bouplan. Wit de ynterim-Wethalder dér hwat fan? Op side twa fan it riedsbrief stiet boppeoan dat it plan wol foar herheljen fetber is, ü.m. yn Aldlan-east. By de prognoses fan de oantallen skoallebern wurdt efkes fierderop op side 2 rekken halden mei in biskate oerrin üt Aldlan-east. Dat sadwaende soe ik ta bislüt freegje wolle: As it yndied takomt oan de skoallebou yn Aldlan-east, soene dan de prognoses foar Aldlan- west, sa't wy dy nou kinne, ek noch üngunstich bi- ynfloede wurde kinne De Voorzitter: Wethouder Tiekstra zal een moe dige poging doen om als wethouder ad interim op te treden. De heer Tiekstra (weth.)Allereerst wil ik zeggen dat ik de heer Buising zeer erkentelijk ben voor zijn waar dering voor dit voorstel en ik neem die dan ook in dank van hem aan. Wel moet Ik er bij zeggen dat in de tijd dat deze wethouder ik zeg dat er maar even voor mijn eigen genoegdoening bij wethouder van onder wijs was, in het Bilgaard dezelfde procedure is gevolgd,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 4