8 9 mij denken aan het verhaal van die Belgische spoorweg technici die het opviel dat bij een bepaald aantal trein ongelukken de laatste wagens altijd het zwaarst werden beschadigd en dat daarin ook de meeste slachtoffers vielen. Nou, zeiden ze, dan laten we die er in het vervolg maar achter weg. Ik blijf nog even bij de „functies" en kom dan bij „III Kantoren en dienstverlenende instellingen", object- doel 2.1-1 Passieve kantoorruimte aan de Lange Markt straat (pag. 8). Ik heb daar zonet al wat bezwaren tegen genoemd; die zal ik niet herhalen. Maar ik zou U wel willen vragen of dit inderdaad bebouwing van de Oude Veemarkt inhoudt. Zo ja, dan kom ik er t.z.t. wel op terug en zo nee, wat verstaat er dan onder? De kans bestaat dat ik het verkeerd lees, maar dat hoor ik dan graag. Dan nog iets over „V Cultuur, recreatie, onderwijs", objectdoel 1.3-3 en 1.3-4 (pag. 10): Inrichten t.b.v. de pleziervaart. U noemt daar „Uitmonding gracht tussen Willemskaden op westelijke stadsgracht en langs de Prinsentuin." Ik mis daarbij eigenlijk de Oostergracht. Hoort die er misschien niet bij? Waarom dan niet? Dat wil ik graag van U weten. (De heer Heidinga: Die dempen we.) Nee, dempen doen we niet meer; dat zijn we afgewend. Richtdoel 2.3 op pag. 9 gaat over speelgelegenheden in woonbuurten en voetgangersgebieden. Op pag. 10 wordt dat gespecificeerd in de objectdoelen 2.3-1 t.e.m. 2.3-4: bij de Grote Kerk, bij de Westerkerk, bij de Bonifatius- kerk en achter de Kanselarij. Ik hoop niet dat dat de enige punten zijn die U voor speelgelegenheid voor kinderen reserveert of geschikt wilt maken. Er zijn toch zeker meer mogelijkheden. Of is het richtdoel 1-8 onder „wonen" (pag. 11): voldoende beschermde speelgelegenheid in woongebieden, een garantie dat er meer dan deze vier gelegenheden zullen komen? Ten slotte nog één opmerking over „wonen" op pag. 11; het gaat om de objectdoelen 1.2-1 t.e.m. 1.4-12. Rechts van de streep vindt U een apart nummer 2 „Behoud woonfunctie huizen Oosterkade" en 6a „Veel meer accent op woonfunctie ten noorden van Nieuwestad-Voorstreek". Dat hele geval van die objectdoelen maakt op mij wat een onsamenhangende indruk. Misschien kunt U het mij duidelijker maken. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde beginnen met enkele opmerkingen over de tangenten en daarbij eerst zo maar even de hele stad rondgaan. De aansluiting van het noordtangent op het west tangent lijkt ons nog steeds het beste te realiseren via de bestaande Vrouwenpoortsbrug. Deze brug vormt een goede garantie voor het niet ontstaan van de stroomfunctie op het noordtangent (de Groeneweg), die toch eigenlijk al een veel te zware belasting is voor de noordkant van de binnenstad. De aansluiting van de Troelstraweg op het westtangent, waardoor men langs de stad wordt geleid i.p.v. er naar toe, lijkt een goede oplossing. Wel zouden wij erg voorzichtig willen zijn met eventuele afbraak t.b.v. deze aansluiting. Deze voorkeur houdt in dat wij de oplossing, zoals genoemd in het voorstel van de heren De Jong en Schaafsma, niet onderschrijven; zij willen n.l. een nieuwe brug in het verlengde van de Groeneweg. De aanleg van de brug over de Westersingel bij de Har monie is volgens ons in strijd met het richtdoel: geen aan tasting van het straten- en grachtenpratroon en ook met de door de Raad aangenomen motie betreffende het aan wijzen van de binnenstad tot beschermd stadsgezicht, met inbegrip van de bebouwing langs de buitenkanten van de grachten. Wij zien de noodzaak van deze brug niet in. Over het zuidtangent zou ik het volgende willen zeggen. Als er een doorbraak komt door de Van Swietenstraat, krijgen we dan niet het interwijkverkeer west-oost op deze weg? Kan het Zuiderplein ook dienen als drempel om dit tegen te gaan? Het tracé van het zuidtangent (2 rijstroken) langs de Zuidergrachtswal is o.i. in strijd met de al door mij genoemde motie (beschermd stadsgezicht), want handhaving van de bebouwing lijkt ons dan niet mogelijk. Wat zijn de voor- en nadelen van een tracé Klanderij buurt- Tulpenburg of van een tracé langs de spoorlijn? Uit kaart 3 blijkt dat U alle verkeer uit de Schrans via de Stationsweg wilt leiden. Waarom kan het deel van het verkeer met een meer oostelijke bestemming niet langs het Zuiderplein over de Wirdumerpoort? Betreffende het oosttangent zou ik willen vragen: Hoe wilt U de stroom functie op het oosttangent tegengaan als de Oostergoweg hier regelrecht op wordt aangesloten? Is het ook mogelijk om de brug over de Zuidergracht bij de gevangenis westelijker te situeren? De bocht van de gracht wordt dan niet aangetast en groenbeplanting langs de gracht wordt mogelijk. O.i. is het ook een minder grote aan tasting van het aanzicht op de stad. Wat de aansluiting van het oosttangent op het noordtangent betreft, die zou ook kunnen worden verlegd naar het westen, ongeveer op dezelfde plaats als nu, natuurlijk met de noodzakelijke aanpassingen; dan kan het oude bolwerk dat nu de parkeerplaats is bij de gasfabriek worden hersteld. Nieuwe mogelijkheden voor parkeren zien wij dan op het terrein van de Frigas en langs de Oostersingel aan de overkant van het water dus verbonden met de binnen stad via een voetgangersbrug en een looproute over het terrein van de Bonifatiuskerk. Wat de lussen betreft, wij blijven er voorstanders van om daar zo weinig mogelijk kortsluitingen tussen te maken, omdat wij anders toch veel verkeer door de stad zien zweven. Wij zouden graag iets willen weten over de nadelen die zijn verbonden aan het ontsluiten van de Voorstreek via de Nieuweburen. Dan iets over het openbaar vervoer. Wanneer het mo gelijk zou zijn het interlokale busverkeer en ook de particuliere auto's te laten rijden over het Groot Schavernek en niet langs de Westerplantage, zou het groen van de Westerplantage weer hersteld kunnen wor den tot dicht bij de huizen; het kruispunt Westerplantage- Nieuwestad zou dan veel eenvoudiger worden. Misschien kan dit nog eens worden overwogen. M.b.t. het parkeren zou ik willen vragen: Ziet U moge lijkheden om parkeergarages, ondergronds zowel als bovengronds, te exploiteren zonder dat daarin gemeen schapsgelden worden gestoken? Kunt U ook iets zeggen over tarieven? Blijft er genoeg ruimte over om de woon functie een kans te geven op het terrein van de gevangenis, als U daar denkt aan 850 parkeerplaatsen? De door U genoemde parkeergarage aan de Minnemastraat is o.i. een aantasting van de terpbebouwing en dus in strijd met het vastgestelde richtdoel. Die strijdigheid wordt voor ons nog verhoogd doordat wij grote consequenties verwachten voor de aanvoerwegen. Op pag. 39 noemt U alleen de bereikbaarheid via de Voorstreek een nadeel. U denkt aan kortsluitingen naar de Tweebaksmarkt. Wij vragen ons dan af wat er overblijft van de verbindingen over de pijpen tussen de Voorstreek en de Tweebaksmarkt. Deze nota eindigt met het hoofdstuk „verdere stappen" en de heer Vellenga heeft naar aanleiding daarvan gespro ken over een sloopverbod; maar ik wilde even een ander facet aansnijden. Terwijl wij bezig zijn met het maken van de deel-bestemmingsplannen, gaan allerlei ontwikke lingen door die we liever niet zien en dan bedoel ik in dit geval de uitbreiding van de bars en andere bedrijven in de horeca-sector in straten waar wij die liever niet zouden zien. Kortgeleden hebt U weer een vergunning af moeten geven voor het pland Kleine Hoogstraat 10, terwijl de Kleine Hoogstraat wordt genoemd als een straat waarin wij het wonen willen bevorderen. Er was geen enkele mogelijkheid die vergunning te weigeren en die moest dus worden afgegeven. Mijn vraag is nu: Is wel eens overwogen de gemeentelijke drank- en horecaverorde- ning uit te breiden met de mogelijkheden die art. 18 van de Drank- en horecawet bieden? Men kan n.l. in bepaalde straten of stadsdelen maxima stellen, met een bevoegdheid aan B. en W. voor een onthefïingsstelsel. De gemeente Harlingen heeft in november 1973 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt; daarop zou ik U attent willen maken. De heer Bouma: Enkele woorden Uwerzijds, mijnheer de Voorzitter, over de samenwerking tussen gemeente en C.O.L. m.b.t. het wonen in de binnenstad geven mij aanleiding nog enkele opmerkingen daaromtrent te maken. Op 26 oktober 1973 heeft het dagelijks bestuur van het C.O.L. een bespreking gehad met de wethouders Tiekstra en Weide. Na een uitvoerige bespreking werden o.a. over het wonen in de binnenstad de volgende drie punten vastgesteld: a. Het C.O.L. zal met spoed subsidie aan vragen bij C.R.M. b. Een initiatief-groep bewoners noor delijk deel binnenstad zal worden opgericht, c. Het C.O.L. zal aan B. en W. vragen om vaststelling van een gebied in het noordelijk deel van de binnenstad voor rehabilitatie van de woonfunctie. Inmiddels is het sub sidie aangevraagd en het C.O.L. heeft een mondelinge principe-toezegging van C.R.M. gekregen. De subsidie aanvraag wordt binnenkort in de Commissie voor het Opbouwwerk behandeld. Betreffende punt b kan ik U meedelen dat er inmiddels een werkgroep binnenstads bewoners is opgericht en dat deze reeds contacten heeft gehad met o.a. gemeentelijke diensten, het C.O.L., N.V. Stadsherstel en de universiteit van Groningen. M.b.t. het laatste punt, het vragen aan B. en W. om vaststelling van een gebied voor rehabilitatie van de woonfunctie, is ook een schrijven uitgegaan, maar daarop is nog geen antwoord ontvangen. Misschien dat U ten aanzien van dit laatste punt nog nadere mededelingen zou kunnen doen. De heer P. D. van der Wal: In het ontwerp-plan (pag. 26) schrijft U onder „historische waarden": „Er wordt zoals het standaarddoel „handhaving historische structuur" aangeeft grote waarde toegekend aan het behoud van de historische waarden, met name aan de structuur van de oude stad. De kenmerken daarvan zijn aanwezig in de gevelwanden, de vorm, het beloop van de straten en de grachten." Met deze interpretatie van het standaarddoel zijn wij het volledig eens. Dit standaarddoel is voor ons een zeer belangrijke richtlijn voor de beoor deling van andere voorstellen die U in dit ontwerp- structuurplan doet. Ik licht enkele richtdoelen die bij dit standaarddoel horen er even uit: „geen aantasting van het stratenpatroon", „handhaven van de terpbebouwing", „handhaving van de historische toegangen" en „hand having van het grachtenbeloop". De objectdoelen die hier bij staan zijn wel heel summier, terwijl U verderop in de nota voorstellen doet die duidelijk in strijd zijn met deze richtdoelen en met de door mij zopas geciteerde inter pretatie van het standaarddoel. Ik noem maar enkele voorbeelden. Nieuwe bruggen bij Harmonie en gevangenis tasten zonder meer de historische karakteristiek van de grachten aan en creëren ook nieuwe, ongebruikelijke toe gangen. Een parkeergarage aan de Minnemastraat tast de terpbebouwing aan; de Stichting Parkeergarages is zo vriendelijk geweest ons nog net op tijd te waarschuwen welke monsterachtige bunker zij daar wil neerzetten. Ik kan ook het tangent over de Oosterkade noemen. Dat betekent een aantasting van het stratenpatroon, vooral bij de gevangenis en bij het kruispunt Hoeksterend. Ik kom hier straks nog wel even op terug. Ik zou toch wel graag willen weten hoe U al deze voorstellen vooral onder het hoofdstuk verkeer rijmt met de door mij genoemde standaard- en richtdoelen. Verderop op pag. 26 schrijft U„Bijzondere zorg be hoeven diverse plekken waar het geven van richtlijnen niet voldoende zal zijn. Het gaat hier om historische bebouwing die zo slecht is, dat een planmatige verbetering dringend gewenst is." En dan geeft U een opsomming van de straatgedeelten waarvoor dit geldt; daarbij is ook het noordelijk deel westwand Grote Hoogstraat. Mag ik er dan wel even op wijzen dat de meeste panden van die westwand eigendom van de Gemeente zijn en dat het dus de Gemeente is die verantwoordelijk is voor de ver krotting! Jarenlang is hier geen greintje onderhoud aan gepleegd. Laten B. en W. morgen opdracht geven het achterstallig onderhoud te verrichten. Er zijn wel meer dergelijke voorbeelden te noemen, o.a. Kleine Hoogstraat, Zaailand, Droevendal, allemaal panden aangekocht voor de rampzalige doorbraken die gelukkig zijn voorkomen, maar waarvan de gevolgen nog altijd duidelijk aanwezig zijn. Dan een opmerking over het beschermd stadsgezicht. Ik vraag mij af waarom de grens van het beschermd stadsgezicht precies voor de villa langs loopt die op de hoek van de Pier Panderstraat en de Westersingel staat; ook de Groene Weide en de straatwand aan de Harlinger- singel, die wat achteraf staat, vallen er buiten. Is het de bedoeling dat die worden afgebroken voor de reconstructie van het kruispunt? Zijn ze misschien daarom buiten het beschermd stadsgezicht gehouden, of is het een ver gissing? In dit verband ook nog een vraag over het sloop verbod. Heeft het aanwijzen tot beschermd stadsgezicht ook invloed op een eventueel sloopverbod of een sloop- verordening? Op pag. 27 schrijft U„Het zal echter mogelijk blijven om volstrekt moderne architectuur in de historische be bouwing op te nemen mits aan één algemene voorwaarde wordt voldaan: een plezierige samenhang met de om liggende bebouwing." Ik ben het hier eigenlijk wel mee eens, maar als ik zie wat die volstrekt moderne architec tuur van na de oorlog heeft gepresteerd in de binnenstad, ben ik er niet zo gerust op. Enkele voorbeelden wil ik noemenAmicitia, Waterleidinggebouw, Telefooncentrale, Het Nieuwe Hoek, Frieslandbank, Bondsspaarbank (komt binnenkort in aanbouw), nieuwbouw Leeuwarder Courant aan de Nieuweburen, Algemene Friesche, de „ijskast" op de hoek van de Lange Marktstraat en de Sophialaan en de V. en D.-gevel. Zo zullen er nog wel een paar voorbeelden zijn te vinden. (De heer De Vries: U hebt alles al ge noemd.) Ja, het is bijna alles. Het is allemaal grootschalige nieuwbouw, vaak systeembouw, die totaal niet in de binnenstad past en al heel wat verpest heeft. De Klanderij en de Kamer van Koophandel dreigen de volgende slacht offers te worden van de volstrekt moderne en op efficiency gebaseerde architectuur. Ik houd mijn hart er voor vast. Onder „stedebouwkundige en architectonische waar den" schrijft U (op pag. 27): „Eventuele nieuwe be bouwing zal qua maat, schaal, karakter van de gevel, moeten inspelen op de historische sfeer." Welke middelen heeft het Gemeentebestuur om dit op korte termijn te bereiken? Ik denk b.v. aan het al of niet verlenen van bouwvergunningen. Moet er beslist worden gewacht op een rechtsgeldig bestemmingsplan of kunnen straks aan de hand van het vastgestelde structuurplan al bepaalde beleidslijnen worden doorgevoerd? Onder de objectdoelen staat o.a. „geleidelijke overgang naar grootschaliger bebouwing" en dat slaat dan op het blok achter de Beurs, waar op het ogenblik al die grote kantoorgebouwen verrijzen. Als ik zie wat de moderne architectuur daar presteert, vraag ik me wel af wat met „geleidelijke overgang" wordt bedoeld. Er moet volgens mij ook nauwlettend op worden toegezien dat twee of meer panden niet meer achter één gevel worden verborgen. De gevel van V. en D. is een afschuwelijk voorbeeld hoe het niet moet in een binnenstad. Ook een doorlopende luifel langs de panden op de Voorstreek, zoals eens is voorgesteld door een paar architecten, is te gek om los te lopen. Welke bedoelingen hebt U met het parkeerterrein tussen Stadhuis en Creativiteitscentrum? Er staat in het stuk iets over het herbouwen van een gevelwand op die plaats, maar wat bedoelt U daar precies mee? Dan kom ik nog even bij het hoofdstukje over de emotionele waarden waar tot nu toe iedereen omheen gelopen is. Wat er onder dit hoofdstuk gepresenteerd wordt (pag. 27) vind ik ronduit bedroevend. Onder de objectdoelen staan een paar torens en gebouwen; zie daar de emotionele waarden van de Leeuwarder binnenstad. Is er binnen de gemeentelijke diensten echt niemand te vinden met voldoende fantasie om hier wat meer van te maken? Ik heb zelf ook ervaren dat het moeilijk is emo tionele waarden te formuleren, omdat men hier zeer persoonlijk en dus verschillend over denkt. Waarom zijn b.v. Klanderij en Kamer van Koophandel niet genoemd? Ik denk verder o.a. aan draaiorgels, carillons en Leeuwar den als geboorteplaats van Mata Hari. Dan kom ik bij leefbaarheid en sociaal klimaat. Op pag. 29 staat iets over de relatie met andere stadsdelen. De objectdoelen die hierop betrekking hebben een van de sprekers van de P.v.d.A. heeft dat ook al opgemerkt schieten duidelijk te kort. Men ziet slechts kans voor één van de zeven richtdoelen enkele objectdoelen te maken. Er is m.i. duidelijk met de pet naar gegooid. Onder „relatie met andere stadsdelen" wordt gesteld dat de relatie vrijwel volledig door bruggen wordt onderhouden. U schrijft dan: „Versterking ervan" (relatie tussen stads delen) „kan o.i. dan ook alleen maar tot stand komen wanneer er nieuwe bruggen worden gebouwd of wanneer er althans voor langzaam verkeer een ander gebruik wordt gemaakt van de bestaande bruggen." Mooi gezegd, maar U stelt alleen maar bruggen voor in het belang van het autoverkeer. Waarom geen fiets- en voetgangers bruggetjes of desnoods pontjes? Op zo'n manier kan je alle mooie woorden over relaties tussen stadsdelen toch niet meer serieus nemen! Dan ben ik nu toe aan de functies van de binnenstad. Kaart 2 daar staat het functiepatroon op is volgens mij veel te grof en te vaag; je kunt hier alle kanten mee uit. Dat kan voordelen hebben, maar de ervaring leert dat de nadelen meestal groter zijn. Het valt op dat aan het blok tussen Minnemastraat en Grote Hoogstraat geen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 5