16
voelde hier wel voor. M.b.t. de routes heeft men een
opmerking gemaakt over de route door de St. Jacobs-
straat. Men vroeg zich af of het wel verstandig is de
St. Jacobsstraat met een vice versa-route te belasten;
daarmee zou de druk op de St. Jacobsstraat wel eens te
groot kunnen worden. Zou het niet beter zijn om in dit
geval een alternatieve route te kiezen, n.l. heen door de
St. Jacobsstraat en terug over de Tweebaksmarkt? Dat
is de eerste mogelijkheid. De tweede mogelijkheid staat
genoemd op pag. 40, n.l. in twee richtingen over de
Tweebaksmarkt. Van de kant van de Fram en het Centrum
voor Vervoersplannen heeft men tegen deze twee alter
natieven wel degeüjk bezwaren. Het is de bedoeling in het
kader van het openbaar vervoer de binnenstad zo dicht
mogelijk te benaderen. Om dat te bereiken moeten we
het centrum in de kern raken en dat is eigenüjk de St.
Jacobsstraat. De belasting van de St. Jacobsstraat valt erg
mee, want het verkeer dat nu door de St. Jacobsstraat gaat,
vervalt straks. Wat er straks door zal gaan, is in verhouding
tot hetgeen er nu door gaat zo minimaal, dat we ons daar
geen zorgen over hoeven te maken; dat kan best op
gevangen worden. Bovendien komen de bussen niet
allemaal tegelijk door de St. Jacobsstraat; er zit genoeg
tijd tussen. Men zal er rustig kunnen winkelen en de
toegang tot het hoofdwinkelcentrum zal echt niet te zwaar
worden belast. Toen is gezegd: Laten we de Raad om
een oordeel vragen. In dat stadium verkeren we nu. De
Raad zal op 25 februari moeten zeggen hoe hij er over
denkt. Als het enigszins kan, zal vastgehouden moeten
worden aan de uitgangspunten van het Centrum voor
Vervoersplannen; die zouden we moeten proberen te
realiseren. Ik zou er voor willen waarschuwen inbreuk te
maken op het voorgestelde systeem. De enige wijziging
zou de route door de St. Jacobsstraat kunnen zijn, omdat
dat inderdaad een kwetsbaar punt is. Maar ik zou dan
persoonlijk het liefst zien dat we kiezen voor één richting
door de St. Jacobsstraat en één richting over de Twee
baksmarkt. Dat is een inbreuk op het systeem, maar het
is een alternatief waarover U in de vergadering van
25 februari Uw mening nog eens kunt geven.
Dan zou ik nog iets willen zeggen over het hoofdwinkel
centrum. Er is gevraagd waar wij het materiaal vandaan
hebben waarop wij onze conclusies hebben gebaseerd.
Er is in 1965 een rapport verschenen van het Nederlands
Economisch Instituut. Dat instituut heeft toen een in
ventarisatie gemaakt van het winkelcentrum van de binnen
stad; dat heeft toen al aangegeven dat we met de binnen
stad in een vrij ruim jasje zaten, dat er eigenlijk te veel
winkels waren in verhouding tot de potentiële koopkracht.
Sindsdien heeft de ontwikkeling een sterke uitdunning
te zien gegeven m.n. in de sector voedings- en genot
middelen. Het aantal verkoopplaatsen in de kruideniers
sector is b.v. landelijk van 1960 tot 1973 teruggelopen
van circa 21.000 naar 14.000; t.a.v. de bakkers is de ont
wikkeling navenant. De sector voedings- en genotmiddelen
geeft een versnelde uitdunning te zien; dat proces is nog
niet tot stilstand gekomen. Wij hebben bovendien de
indruk dat juist in het midden- en kleinbedrijf 1/3 van
de ondernemers toe moet met een inkomen op of beneden
het minimum inkomen van een werknemer, gezien vanuit
het criterium van het besteedbaar inkomen. Dat betekent
dat er landelijk gezien nog 80.000 ondernemers in het
midden- en kleinbedrijf zijn die op of onder dat inkomens
niveau zitten. Landelijk is daar wel iets aan gedaan door
middel van een bedrijfsbeëindigingsuitkering e.d.; ik ben
daar zelf nogal nauw bij betrokken geweest. Als je achter
de schermen kijkt, dan merk je dat daarvan ook een aantal
in de binnenstad zitten. Geleidelijk aan hebben die zich
zelf al uitgesaneerd, ik denk aan de omgeving van Bij de Put;
de zaken die er vroeger waren, zijn verdwenen. De ont
wikkeling laat dus aan de ene kant uitdunning zien, terwijl
aan de andere kant schaalvergroting optreedt. Wil men
vandaag-de-dag de onkostenstijging goed kunnen dekken,
dan moet men tot een zekere omzetstijging zien te komen.
Dat is het probleem waar men mee zit. De schaalvergroting
moet doorgaan. Wij zullen met deze beide, duidelijk aan
wijsbare ontwikkelingstendensen m.b.t. het midden- en
kleinbedrijf rekening moeten houden als we de binnen
stad leefbaar willen houden. Om het winkelcentrum in
overeenstemming te brengen met de koopkracht zullen
we moeten komen tot een duidelijke concentratie van het
hoofdwinkelcentrum; dat is de enige mogelijkheid als we
het hoofdwinkelcentrum nog een goede kans willen geven.
Ik ben het volkomen met de Voorzitter eens dat het niet
onze bedoeling is de uiteinden van de winkelbanaan af
te snijden. Maar als we het hoofdwinkelcentrum willen
handhaven dan moeten we ons daarop concentreren. De
cijfers die in het plan zijn opgenomen, zijn voornamelijk
overgenomen uit het boek van Dr. Bak, een erkend
deskundige op dit terrein. Als U die cijfers bekijkt, zult
U zien dat het wel verantwoord is. Ik heb mij zelf nogal
in deze zaak verdiept en ik geloof dat het reëel is. Men
kan er natuurlijk aanmerkingen op hebben. De heer
Buising heeft gelijk als hij zegt dat dit beleid tot gevolg
heeft dat het parkeren dichter naar het hoofdwinkel
centrum gebracht wordt. Als je weet, dat je tot een con
centratie van het hoofdwinkelcentrum moet komen, dan
moeten er bij dat hoofdwinkelcentrum parkeervoorzienin
gen komen. Ik heb het wel wat moeilijk met de opmerkin
gen die daarover zijn gemaakt. Als men zegt dat de mensen
er dan maar heen moeten lopen, dan miskent men de
situatie dat daardoor het hoofdwinkelcentrum in zijn
bestaan aangetast wordt. Dat vind ik een bijzonder
gevaarlijk standpunt. Ik geloof inderdaad dat wij m.b.t.
deze concentratie ook de daaruit volgende behoefte aan
parkeren goed in de gaten moeten houden.
De heer De Regt: Van diverse kanten is gevraagd wat
eigenlijk de functie is van de tangenten zoals die nu in
het ontwerp zijn ingetekend. Misschien is het goed even
naar voren te halen waar het begrip tangent voor het eerst
is gebruikt m.b.t. Leeuwarden; dat was in het rapport
Hoofdwegennet van 1968. In dat rapport wordt het
tangentenstelsel gekozen als uitgangspunt voor een totale
hoofdstuctuur voor de ontsluiting van de stad voor auto's;
men was van mening dat dit stelsel heel wel zou kunnen
voldoen. Tangenten zijn raaklijnen; wij hebben in het
hoofdwegenstelsel, afhankelijk van het gebied waar ze
aan raken, verschillende soorten tangenten. Als er van
avond in de Raad gesproken wordt over tangenten dan
gaat het m.n. om de binnenstadstangenten, de tangent
wegen die raken aan de binnenstad en die als zodanig
alleen maar de bedoeling hebben om het binnenstedelijk
gebied te ontsluiten. Wij hebben daar een extra functie
aan toegevoegd, n.l. het verwerken van het verkeer dat
zich tussen de diverse sectoren van de binnenstad onder
ling beweegt. Op het ogenblik is het mogelijk met de
auto bijna elke relatie via een route dóór de binnenstad
af te leggen; daarbij wordt gebruik gemaakt van de krap
gedimensioneerde wegen en verharde ruimten die wij
toch sterk nodig hebben voor andere verkeersdeelnemers.
Om die wegen te ontlasten en die ruimten vrij te maken
is het nodig het gemotoriseerde verkeer dat zich anders
in de binnenstad afwikkelt, duidelijk te concentreren op
enkele lijnen buiten de binnenstad. Wij moeten er hierbij
voor waken dat was kennelijk ook de zorg van de Raad,
gezien de motie die hij een halfjaar geleden heeft aan
genomen dat die tangenten niet een zodanige dimensie
krijgen dat zij niet meer passen in de schaal van het
stedelijk gebied. De Raad heeft in die motie uitgesproken
dat deze tangenten maximaal twee rijstroken mogen
hebben; dat houdt in dat de Raad grenzen heeft gesteld
aan de verkeersproductie en -attractie van het gebied ten
aanzien waarvan deze tangenten een ontsluitingsfunctie
moeten vervullen. Het is duidelijk dat, als er minder
verkeer over de binnenstadstangenten kan, er ook minder
verkeer van en naar de binnenstad kan zijn. De binnenstad
is een vrij groot gebied met maten van 600 tot 800
en misschien zelfs op sommige punten van 1.000 meter
met zeer vele functies; het is daarom zeer verkeersaan-
trekkend. Wij zullen er onze handen vol aan hebben het
verkeer van en naar de binnenstad nog redelijk af te
wikkelen door middel van de door de Raad gekozen
dimensies van de tangenten. In de toelichting bij het
ontwerp-structuurplan is aangegeven dat een zekere
stagnatie in de spits helemaal niet uitgesloten wordt.
Hieruit blijkt ook dat een zo hoge prioriteit wordt toe
gekend aan het gebruik van de tangenten voor de ont
sluiting van de binnenstad dat nauwelijks meer gesproken
kan worden van een effectief functioneren voor doorgaand
verkeer. U moet zich hierbij voorstellen dat een groot
deel van dat doorgaande verkeer ik schat het op minstens
50 bestaat uit verkeer tussen de wijken die rond de
binnenstad liggen. Als wij de tangenten een zodanige weer
stand zouden willen geven dat dit doorgaande verkeer die
route niet meer kiest, zouden wij er bijna toe over moeten
TfT ft,-
17
gaan ze op te breken of er hekwerken in te bouwen.
Dan wordt echter ook het binnenstadsgerichte verkeer
verhinderd de binnenstadsdelen te bereiken. Wij moeten
ons er, dacht ik, voor hoeden dat wij bij de dimensionering
en tracering van de binnenstadstangenten niet in een ver
keerde schaal vervallen. Als wij de rondweg gaan gebruiken
voor de relaties binnen de stad, voor het verkeer van en
naar de binnenstad en voor het verkeer tussen de wijken
rond de binnenstad, dan is het duidelijk dat wij met aan
zienlijke verkeersstromen bezig zijn. De Raad heeft de
schaal van de tangentwegen bepaald op twee rijstroken;
wij zitten daarmee duidelijk aan een maximum als wij
de huidige ligging van de tangenten, althans de maaswijdte
ervan, hanteren. Vergroting van die maaswijdte zou on
herroepelijk leiden tot vergroting van de dimensie,
respectievelijk tot het verminderen van de bereikbaar
heid van het gebied dat door de tangenten wordt
ontsloten.
Er zijn in concreto veel vragen gesteld over het tracé
van het zuidtangent. T.a.v. dit tangent zijn er, vooral wat
het oostelijk deel betreft, nog vele mogelijkheden. De
gedachten zijn wat deze tracering betreft nogal sterk
bepaald door de uitgangspunten die o.a. in het rapport
Hoofdwegennet zijn aangegeven; in dat rapport staat de
Emmakade aangegeven als mogelijke functie in het
hoofdwegennet. Het valt echter zeer wel te denken dat
de Willem Lodewijkstraat deze functie krijgt toegewezen.
Daardoor zou het zuidtangent tussen Lange Marktstraat
en Willem Lodewijkstraat, ter hoogte van de Klanderij-
buurt, een heel andere tracering kunnen krijgen dan nu
op de meeste tekeningen is aangegeven. Een nadere over
weging van de voor- en nadelen, mede n.a.v. de punten
die in deze discussie naar voren zijn gebracht, zal nog
moeten plaats vinden.
De heer Achterhof: Het punt dat op mijn lijstje staat
betreft de grenzen van het beschermd stadsgezicht. Ik
heb de geschiedenis van deze kwestie zo'n beetje mee
kunnen maken. In het overleg dat een paar jaar geleden
heeft plaats gevonden met rijksinstanties lag de zuidgrens
van het beschermd stadsgebied b.v. nog tussen de Nieuwe-
stad en het Ruiterskwartier, midden over een blok ge
bouwen heen. Van gemeentehjke zijde is toen gezegd dat
dat wat onpraktisch was en dat de grens beter ten zuiden
van dat blok kon liggen. Voorlopig is toen die grens zo
vastgesteld. Later is die grens nog verder naar het zuiden
verschoven; misschien dat de ondertussen bekend ge
worden nieuwbouwplannen van één van de banken daarop
mede van invloed is geweest, maar ook bij de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg, die hierin een adviserende
stem heeft, waren mensen gekomen die er wat anders
over dachten. Door de Raad is de grens uiteindelijk nog
iets verruimd door ook de kade aan de overkant van de
gracht, inclusief de bebouwing, bij het beschermd stads
gezicht te betrekken. Dat lijkt mij op zich wel juist. Het
gaat niet alleen om een lijn op de kaart, het gaat altijd om
het totaalbeeld van hetgeen wel of niet van belang is.
De grens kan dan nooit midden over de gracht lopen;
ook het totaal van water, walmuren, kaden, aangrenzende
gevelwanden, bomen, beplanting enz. dient er bij te worden
betrokken; kortom, het gaat om de totaliteit. De grens die
nu op onze kaarten staat, is in de loop der tijd ontstaan;
die is niet tot in de details met de rijksinstanties door
gesproken. Als de Minister het nodig oordeelt om voor
Leeuwarden een beschermd stadsgezicht vast te stellen,
kunnen er nog wel wat kleine wijzigingen in die grens
komen; ik dacht echter niet dat het belangrijke wijzigingen
zullen zijn. In grote lijnen moet die grens wel goed zijn.
Als er toevallig een blok of een bepaald pand buiten die
grens valt, dan zit daar m.i. niet een bepaalde bedoeling
achter; ik geloof niet dat dat het geval is. Dergelijke
dingen komen trouwens opnieuw aan de orde bij de
verdere uitwerking van de plannen, dus als wij van het
structuurplan overstappen op bestemmingsplannen of als
wij voorstellen doen m.b.t. het veranderen van wegen,
kruispunten e.d.
Ik geloof dat mevr. Visscher de grens van het beschermd
stadsgezicht ook in verband gebracht heeft met de ge
leidelijke overgang van de binnenstadsbebouwing naar
de bebouwing aan de rand, de schaalverandering dus. Uit
de stukken is duidelijk gebleken dat wij in het algemeen
denken aan een voorzichtige hantering van dit probleem
en een geleidelijke overgang voorstaan. Aan het adres van
de heer Van der Wal wil ik zeggen dat hij uit onze plannen
niet moet afleiden dat wij het roerend eens zijn met de
plannen van de Friesland Bank en andere genoemde
voorbeelden. Maar in dergelijke concrete situaties spelen
veel meer dingen een rol dan alleen het probleem van het
inpassen in de bestaande bebouwing. Er spelen nog meer
moeilijk oplosbare problemen mee. Wat kan de Gemeente
doen om uitbreiding van dergelijke bedrijven te voor
komen? Dan zal de Gemeente b.v. financiële mede
werking moeten verlenen voor verplaatsing e.d.; wat kan
de Gemeente daarvoor neertellen? Dit is een heel moeilijke
kwestie. Bij iedere aanvraag voor een bouwvergunning
raakt het College in grote moeilijkheden; wat het graag
zou willen, is meestal niet haalbaar. Het maakt wel
verschil welke hoofdvorm men kiest bij eventuele bouw.
Men kan kiezen voor verticale bouw, of voor een vorm
die meer de hoofdlijnen van de bestaande bebouwing
volgt. Die laatste vorm is natuurlijk in de situatie waarin
wij in deze stad verkeren de meest aantrekkelijke. Maar het
besluit om te blijven op de plek waar men al gevestigd
is men is blijkbaar vaak gehecht aan die plek houdt
meestal ook in dat men in ruimtenood komt, dat het
aantal m;i bouwmassa dat werkelijk nodig is voor het
bedrijf niet binnen het geringe volume gemaakt kan
worden. Dan is het een kwestie van afwegen wat nog wel
en wat niet meer toelaatbaar is, wat wel en wat niet
mogelijk is. Zo ontstaan er natuurlijk hier en daar wel
eens dingen waar je niet voor 100 gelukkig mee bent.
De grens van het beschermd stadsgezicht, zoals we die
op dit ogenblik hanteren in onze discussies de gracht
plus de kaden en bebouwing aan weerszijden betekent
dat we ieder voorstel m.b.t. dit gebied moeten benaderen
vanuit een oogpunt van beschermd stadsgezicht. Als er
vandaag een voorstel komt voor een bebouwing aan de
Zuidergrachtswal die enorm de hoogte in zou gaan, dan
zul je daar absoluut nee tegen moeten zeggen. Ik geloof
dat ik het zo wel ongeveer duidelijk heb gemaakt. (De
heer P. D. van der Wal: Hoe zit het dan met de Kamer
van Koophandel?) Dat wordt een heel bescheiden bouw
werk waar ik helemaal geen bezwaar tegen heb.
De Voorzitter: Ik zou hiervan nog iets willen zeggen.
Wij hebben daar een beslissing over genomen. Er zal in
ieder geval worden gestreefd naar een geleidelijke overgang
vanaf de Lange Marktstraat, waar o.a. het gebouw van
de F.B.T.O. en het gebouw van het Coöp. Verzekerings
bank staan, naar de binnenstad toe. Dat is ook in deze
Raad uitgesproken. Wij proberen dat waar te maken. Dat
kan wel eens spanningen geven, maar onze gedachte is
ik ga hier even concreet op in dat de zuidkant van
de Willemskade de eerste afnemende tendens te zien
moet geven van de Lange Marktstraat af naar de Harmonie
toe. Wij zullen proberen dat te realiseren.
Ik ben mij er van bewust dat wij nogal wat vragen en
opmerkingen hebben laten liggen. Wij hebben een
poging gedaan om op de belangrijkste punten in te gaan,
zodat U duidelijk weet hoe wij op dit moment over de
hoofdzaken denken. Wij zullen nu balans opmaken en de
zaak verder uitwerken.
Ik zou nog één opmerking willen maken. De heer
Vellenga heeft in zijn eerste beschouwing ook gevraagd
of wij op 25 februari wel de finale van deze zaak kunnen
houden. Ik weet dat niet. Wij zullen daar morgenmiddag
een beslissing over nemen; dan maken wij balans op.
Ik ben het eens met de sprekers die hebben gezegd dat
wij geen broddelwerk moeten maken. Als wij morgen tot
de conclusie komen dat wij het in vier weken tijd niet
goed op papier kunnen krijgen dan zullen wij een andere
datum vaststellen. Wij zullen echter alles doen om de
zaak voor 1 april rond te krijgen. Het zou een goede zaak
zijn ik heb het al eens eerder gezegd als deze Raad
principiële beslissingen neemt èn over het structuurplan
voor de binnenstad èn over het structuurplan voor de
hele gemeente; we zullen het nu noch in de toekomst
helemaal eens zijn over alle punten. Het College zal een
moedige poging doen te bereiken dat deze Raad deze
principiële beslissingen kan nemen. U krijgt zeer spoedig
bericht over de datum waarop wij zullen vergaderen over
het definitieve structuurplan voor de binnenstad.
De Voorzitter sluit, om 23.50 uur, de vergadering.