2 Punt 4 (bijlage no. 24). De heer Veilenga: Het gaat in dit voorstel en dus ook in de raadsbrief om twee bedragen. Het eerste bedrag is de waarde van de bedoelde grond en het cijfer f 76.940,wordt dan genoemd. Verder wordt er gesproken over een schadevergoeding tot een bedrag van f 38.470,berekend naar f 1,per m2. Het wordt dan gemotiveerd met de volgende zin, die wat merk waardig op mij is overgekomen: ,,Deze schadevergoe ding houdt verband met de omstandigheid, dat de Ge meente in het kader van de ophoging van het noorde lijke gedeelte van het gebied „Camminghaburen" abu sievelijk eveneens een gedeelte van de thans aan te kopen percelen heeft doen ophogen." Als ik het „heeft doen ophogen" letterlijk neem, dan zou dit betekenen dat de Gemeente zelf opdracht heeft gegeven aan de aannemingsmaatschappij om, zij het dan per ongeluk en abusievelijk, deze percelen ook op te hogen. Het zou natuurlijk ook kunnen zijn dat achteraf pas is ge bleken dat de aannemer in kwestie te voortvarend op een bepaalde manier over de grens is gegaan en die percelen heeft opgehoogd en dat dit pas later ter kennis van de Gemeente is gekomen. Ik zou graag twee dingen willen weten. Is het waar dat de Gemeente de opdracht heeft gegeven om te doen ophogen of is het zo dat de aannemer het heeft gedaan en dat de Gemeente dit later heeft gemerkt? In het eerste geval is het College via-via aansprakelijk voor de gemaakte fout en zouden wij onze handen er af kunnen trekken. In het tweede geval zou het zo kunnen zijn dat de aannemer helemaal aansprakelijk is en dat B. en W. te mild en te goed die aannemer dekken, tenzij U zegt dat er lekken in de overeenkomst zitten en U, al heeft U die fout niet gemaakt, toch geen kans ziet die man, die firma, die maatschappij bij de kraag te pakken; voor zover dit soort instituten kra gen hebben. Alvorens wij met enig genoegen of met enig gemor onze instemming met dit voorstel zouden kunnen betuigen, wilde ik toch wel graag een grondi ger uiteenzetting hebben over de procedure m.b.t. deze gronden in dit gebied en m.n. over dat bedrag van de schadevergoeding. De heer Eijgelaar is inmiddels ter vergadering ge komen. De hear Singelsma: De hear Veilenga hat my de wurden sahwat üt de müle weisnijd. (De hear Veilenga: Och, hwat sneu.) Ja, it is fansels hwat sneu, mar ik gun Jo de eare graech. (De hear Veilenga: Gewel- dich.) Ik foun it ek hast in bytsje to brutael fan my om der nei to freegjen hoe't dizze sotte klucht him üntwikkele hat. It komt my hast foar as in midsieuwske klucht, moat ik sizze. Foardat wy dêr dus op yngean, soe ik de Wethalder freegje wolle: Hoe sit dit krekt yn 'e heak? Hy wit der fêst wol mear fan en dan kinne wy de Ontknoping fan dit lytse drama hjir joun miskien noch bilibje. De heer Tiekstra (weth.): De heer Veilenga heeft twee vragen gesteld. Het antwoord op de eerste vraag is gelijk ook een antwoord dat zal de heer Veilenga wel begrijpen op de tweede vraag. De vragen van de heer Veilenga concentreren zich er op wie verant woordelijk is voor het ten onrechte opbrengen van zand op percelen die op dat moment nog niet in eigendom waren van de gemeente Leeuwarden. Welnu, dit zand is opgebracht onder verantwoordelijkheid en in op dracht van de Gemeente. Ik dacht dat dit het duide lijkste antwoord is. Hier is dus geen sprake van een abuis van de aannemer, de uitvoeringsmaatschappij. Hier is gewoon sprake van een abuis bij de Gemeente. Dit betekent tegelijkertijd dat we in de onderhande lingssituatie waarin we toen al verkeerden met het be stuur van het Departement Leeuwarden van de Maat schappij „Tot Nut van 't Algemeen" moesten trachten tot een redelijke oplossing van dit probleem te komen. Die redelijkheid hebben B. en W. in de onderhandelin gen menen te vinden in overeenstemming met het verlangen van de eigenaar van deze percelen in een schadevergoeding van f 1,per m2 wegens het op dit terrein aangebrachte zand, omdat als gevolg daarvan uiteraard ook eventuele revenuen van dit perceel grond niet meer aan het Departement Leeuwarden konden toevallen. Een schadevergoeding was dus ook stellig gerechtvaardigd. Ik geef direct toe dat deze ene gul den per m2 een zeker arbitrair karakter heeft; dat zal de heer Veilenga wel begrijpen. De heer Veilenga: Ik zou een korte tweede bijdrage kunnen leveren onder het motto „gedane zaken nemen geen keer". (De heer Kijpma: Is dat middeleeuws?) De afdeling middeleeuwen is de heer Singelsma. (De hear Singelsma: It is mear de klucht). De klucht is van hem; ik ben altijd bloedserieus, dat mag algemeen bekend zijn. De Wethouder zegt omonwonden dat er een fout ge maakt is. Daar is een dienst, een functionaris van een dienst voor aansprakelijk. Alleen, die pakken we nooit; we kunnen hoogstens bijzonder vertoornd in de rich ting van het College kijken, in de hoop dat het College dit dan misschien eens doorgeeft, want het is niet de eerste keer. Dat is het vervelende natuurlijk. Zulke dingen zijn wel eens vaker gebeurd; althans één keer, een poosje terug, waarbij de naam Boersma is geval len, geloof ik. (De heer Tiekstra (weth.): Dat is geen goed voorbeeld.) Ik noem het alleen maar als een voorbeeld waar verder niet op in hoeft te worden ge gaan. Zo zullen er misschien wel meer voorbeelden zijn, alleen het blijft natuurlijk hardstikke onbevredi gend; dat is de hele zaak. Wij zouden als Raad rustig kunnen zeggen: Daar hebben we geen fluit mee te maken, ivij hebben die fout niet gemaakt. Alleen, ik weet heel goed dat formeel en materieel de Gemeente aan dit soort grappen vast zit. De Raad kan dus moei lijk anders doen dan zeggen: O.k. Wethouder Tiekstra zegt verder dat die ene gulden arbitrair is. Dat moge zo zijn, alleen zou ik toch wel enige motivering willen hebben van die ene gulden, want die leidt tot een betrekkelijk hoog bedrag. En wie zegt mij nou, en wie zegt de Raad nou, dat dit het bedrag is dat hier voor dit soort dingen betaald zou moeten worden? Is het te hoog, is het te laag? Ik weet er echt niets van. Ik had er wel eens een specifi catie van willen zien, maar men heeft dus gewoon ge zegd: f 1,per m2. Nou, ik herhaal „gedane zaken nemen geen keer". Ik heb echter wel de neiging om mijn sterke afkeuring uit te spreken over dit soort fouten. Mijn fractie zal zich hier wat murmurerend en morrend bij neer moeten leggen. Ik moet er wel bij zeggen: Laten we alsjeblieft hopen dat dit niet nog eens een keer gebeurt. Want dan heb ik echt de nei ging om te zeggen: Laten we dit eens naar de betrok ken commissie van advies en bijstand verwijzen, opdat men er daar eens goed en duidelijk over kan praten met de mensen van de betrokken dienst die hiervoor verantwoordelijk zijn. Anders blijft het een onbevredi gende situatie waarover ik dan hoogstens hier eens wat wel of niet gemeende boze woorden kan spreken, maar waar verder niets door verandert. De hear Singelsma: Ik haw ek mei ienige forwün- dering sjoen nei it bidrach fan f 38.470,dat hjir eins as skeaforgoeding jown wurdt. It giet om fjouwer hek- tare net sok bést greidlan. It giet leau ik om ien jier. As der in stik as fiif kei weidzje kinne, dan kin ien fan de boeredeskundigen wy hawwe ek in boer yn üs formidden wol fortelle hoefolle winst dêr yn sit. Dy f 38.470,liket my in forskuorrend heech bidrach. Hjir stiet dat dat bidrach arbitrair is; nou, dr.t nim ik direkt oan. It liket my ta dat hjir in fikse ribbe üt it liif fan de Gemeente skuord wurdt. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb bij interruptie al even laten blijken dat ik het met het voorbeeld dat de heer Veilenga aanhaalde niet eens was. Dat is een heel andersoortig geval geweest, maar die discussie hoeven wij hier niet voort te zetten. Het is natuurlijk zo, wan neer dit door een bepaalde dienst, directie-voerende voor de Gemeente, onder diens verantwoordelijkheid plaats vindt, dan is de Gemeente aansprakelijk. Dat is heel duidelijk. Alleen in een geval zoals de heer Veilenga in eerste instantie aanhaalde, als de aanne mer dit ten onrechte zou hebben uitgespookt, dan zou de aannemer aansprakelijk zijn geweest. Nu is de Ge meente aansprakelijk. 3 Voorts zou ik kunnen zeggen dat dit punt in de Commissie van advies en bijstand voor het Grondbe drijf nogal uitvoerig aan de orde is geweest ik dacht zelfs een en andermaal en ik dacht dat de heer Veilenga zowel deze comissie als dit College en deze Wethouder echt wel in staat acht om duidelijk uit drukking te geven aan hun misnoegen over deze gang van zaken. Maar dit uitdrukking geven aan misnoegen verandert natuurlijk niets aan de situatie die als gevolg van deze onjuiste gang van zaken is ontstaan. En waar gaat het dan om? Het gaat er heel eenvoudig om dat, wanneer wij niet tot deze transactie zouden zijn ge komen, het Departement Leeuwarden van de Maat schappij „Tot Nut van 't Algemeen" terecht had kun nen vragen om het opgebrachte zand van het perceel te verwijderen. Daarmee was dit Departement Leeu warden van de Maatschappij „Tot Nut van 't Alge meen" in het ongestoorde genot van dit eigendom ge bleven. Dan zouden de kosten stellig hoger zijn ge weest dan deze vergoeding. De heer Veilenga zal wel van mij aan willen nemen dat wij gewoon onderhande- lingsgewijs vanuit deze situatie getracht hebben met dit bestuur tot een zo goed mogelijke oplossing van deze ook voor de Gemeente onplezierige zaak te ko men. Dat stelt het bedrag van f 1,per m2 voor. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 5 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 21, 22, 23 en 20). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 35). De heer Van Haaren: In de raadsbrief staat dat de Commissie van advies inzake Beroepschriften niet op tijd het advies heeft kunnen uitbrengen en dat zou dan de reden zijn waarom U nu bij de Raad moet komen om de termijn te verlengen. Ik geloof dat het niet juist is wat hier staat. Het is zo geweest dat deze brief op 6 november door het College is ontvangen dat blijkt uit het stempel en pas twee maanden later zijn de leden van de commissie benaderd om een datum af te spreken. Toen ging het niet meer. Maar waar is de fout gemaakt? Volgens mij is het zo gegaan. De Gemeente heeft dit geval twee maanden lang laten liggen en de commissie is dus niet direct bijeen geroe pen. Dat had best gekund. Als het wel was gebeurd, dan was de commissie op tijd klaar gekomen en hoefde de zaak nu niet verlengd te worden. Ik betreur deze gang van zaken. Ik vind dat de belanghebbende er recht op heeft dat de Gemeente snel op een dergelijk beroepschrift ingaat. De man moet weten waar hij aan toe is en ik vind dat dit fout is gedaan door de Ge meente. Ik vind het onjuist dat het hier gemotiveerd wordt op een wijze waardoor je zegt: De commissie van advies heeft de zaken niet tijdig behandeld. Dat is niet zo. De Voorzitter: Ik kan hier alleen op zeggen dat hiermee beslist niet bedoeld is dat de Commissie van advies inzake Beroepschriften ook maar enige blaam treft. Zo staat het trouwens ook niet geformuleerd, maar ik zeg dit voor de goede orde nog even. Overigens is het niet mogelijk gebleken dit op tijd af te werken. We hebben bijzonder veel werk en ik kan U toezeggen dat wij dit thans zo snel mogelijk zullen afwerken en dan in de Raad aan de orde zullen stellen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 30). De Voorzitter: Dit is een punt dat eerder in de Raad is geweest. Er is toen door U verzocht dit eerst in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening aan de orde te stellen. Dat is ondertussen gebeurd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig hel voorstel van B. en W. Punten 10a t.e.m. 15 (bijlagen nos. 38, 17, 18, 26, 27 en 16). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 32). Mevr. Visscher-BouwerNu de beleidsnota van de Raad voor Bejaardenaangelegenheden voor ons ligt, vragen wij ons of hoe nu verder gestalte moet worden gegeven aan de aanbevelingen in deze nota gedaan. Wat zal in deze de taak moeten zijn van de gemeente lijke overheid? Welke rol zal de Bejaardenraad verder in dit geheel kunnen spelen en hoe is de rol van de Gemeenteraad in dit alles? Deze is toch uiteindelijk verantwoordelijk voor de te nemen beslissingen. U spreekt in de raadsbrief over het feit dat het beoor delen van de problemen t.a.v. de bejaarden niet op zichzelf mag staan, doch in samenhang met andere problemen in de samenleving dient te geschieden. Na tuurlijk is dit zo. Daarbij moet men toch niet uit het oog verliezen dat de bejaarden, vooral de hoog-bejaar- den, een kwetsbare groep vormen, niet in het minst door hun financiële toestand die bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd plotseling verslechtert. Wij zullen er naar moeten* streven dat dit verandert. Maar dat zal niet van vandaag op morgen gebeuren. Vandaar ook de aanbeveling betreffende het landelijke 65+ pas poort, waardoor men aan verschillende sociaal-cultu rele voorzieningen zal kunnen blijven deelnemen, ook als het inkomen plotseling sterk vermindert. Dit pas poort kan dan tevens een belangrijke bestrijding bete kenen van het isolement. In de C.R.M.-begroting van 1974 staat het volgende: „In de regeringsnota Bejaar denbeleid is gesteld dat het van belang is na te gaan welke maatregelen genomen dienen te worden om het bejaarden mogelijk te maken daadwerkelijk van so ciaal-culturele voorzieningen gebruik te maken. De be vordering van het tot stand brengen van een landelijk paspoort is toegezegd, o.a. bij de behandeling van de nota Bejaardenbeleid 1972. De Culturele Raad van Zuid-Holland, de Consumentenbond en de landelijke be jaardenbonden hebben zich als voorstanders van een dergelijk paspoort opgeworpen." Dit alles werd gezegd bij de behandeling van het C.R.M.-beleid 1974; tot zo ver dit stukje uit deze begrotingszitting. In afwachting van de komst van £en landelijk paspoort kan overwo gen worden of de Gemeente bepaalde faciliteiten kan verlenen op het reeds bestaande provinciale paspoort. Verder schrijft U in de raadsbrief dat de eis om bejaardenwoningen te bouwen binnen een bepaalde loopafstand van winkels en andere dienstverlenende in stellingen, te strak is geformuleerd. Wij zijn het daar niet mee eens. Het bereikbaar zijn van bepaalde voor zieningen is vaak een voorwaarde voor het zelfstandig kunnen blijven wonen. Je kunt rustig stellen dat, in dien de bejaarde door het ontbreken van deze voor waarde niet te vergeten de bereikbaarheid van het openbaar vervoer dusdanig afhankelijk wordt van anderen, hij zich zal melden voor opname in een ver zorgingshuis, omdat hij het niet meer ziet, terwijl hij er eigenlijk nog niet thuis hoort. Als wij dan verder kijken naar de prioriteiten van deze nota, op blz. 35, dan zou ik graag willen weten hoe het College deze zaken denkt aan te pakken. Wat betreft de Haniasteeg, er is in de begrotings zitting wel gebleken dat dit een aflopende zaak is. Daarom zouden wij graag willen weten hoe ver het overleg is betreffende de vierde poot van Triotel die in de behoefte aan bedden voor psychisch-gestoorde bejaarden uit Leeuwarden zou kunnen voorzien. Wy achten dit een zeer dringende zaak, gezien de grote behoefte die hieraan bestaat. De bouw van deze vierde poot zal ook de verzorgingshuizen en de verpleeghuizen ontlasten. Hierdoor zal ook de dichtslibbing van het gemeentelijk verpleeghuis met niet elders plaatsbare mensen kunnen worden voorkomen. Voor dit laatste is ook de snelle totstandkoming van verzorgingshuizen voor zware verzorgingsbehoeftige bejaarden zeer be langrijk. In dit verband zouden wij graag willen weten hoe ver het thans is met het tot stand komen van Eras- mushiem, waaraan twee jaar geleden reeds een ge meentelijke garantie is verleend. Is het niet mogelijk hier van gemeentewege aan te dringen op spoed? Ik weet wel dat het niet een gemeentelijke zaak is, maar we hebben deze garantie verleend, we hebben er op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 2