halder hechtet oan sifers. Nou, ik sjoch dit as in üt- dagingdan moatte wy mar op de sifers yn. Op side 6 fan de nota stiet in list fan to plannen nijbouproduksje. Foar 1975 steane der 640 wenningen op, foar 1976 binne dat 510. Nou haw ik ris efkes oan it siferjen west. Sjoen de kontrakten dy't der op't heden lizze, de kontrakten dy't de Ried goedkard hat en syn meiwurking oan jown hat, komme der allinne al yn Aldlan-east yn de wenningwetsektor yn 1975 350 hüzen klear. Dat oantal sil yn 1976 net folie lytser wêze. Njonken dizze produksje hawwe wy noch de nijbou yn Goutum en de wenningproduksje yn West- ein; der sil, as it in bytsje meisit, yn maeije bigoun wurde mei Erasmushiem; fierder is der dan noch de frije sektor. Al mei al binne wy dan al oer dy 640 en 510 hinne. Wy kinne dus neat mear goedkarre. It Kol- leezje kin gjin inkele meiwurking mear jaen, sil dizze nota ütgongspunt wêze foar it bilied, m.b.t. nije oanfra- gen. En as wy it sa dogge dan sjitte wy nei myn yn- sjoch as Gemeentebistjür tokoart. As der op dit momint oanfragen lizze fan makelaers en fan oannimmers om lytse oantallen keapwenningen bouwe to meijen mei hege subsydzjcs sa't dy hjoed-de-dei mooglik binne en wy binne net ré dy to honorearjen, dan dogge wy de ynwenners fan dizze gemeente tokoart; dan for- pliehtsje wy dy minsken büten de grinzen fan dizze gemeente to gean. As wy dat nou wolle dan moatte wy dizze nota oannimme, konsekwint oannimme. Der komt by dat de Ried foar de Folkshüsfêsting yn syn nota stelt dat de wenningbou yn de doarpen fan de gemeente Ljouwert trochgean moat. Hwat binne dêrby de oerwegings? It is net sa dat de Ried foar de Folkshüsfêsting of de wenningboukorporaesjes dy't yn dy ried miskien in to sterke stirn hawwe - dêr sa graech bouwe wol. It giet der dea ienfaldich om dat der ek yn dizze stêd noch altiten in lyts oantal minsken is dat leaver op in doarp wennet as yn in stêd. Dat stiet dy minsken nielendal frij. De gemeente Ljouwert hat nei de oarloch nea ré west om dy mins ken in Onderkommen to jaen yn de doarpen fan de eigen gemeente. Dy moasten it sykje yn de omliz- zende gemeenten. En dat wie hielendal gjin probleem. Mar as jo it dan hawwe oer it wenningbou'oilied fan de gemeente Ljouwert dan tocht ik dat it yn 1974 dochs ris tiid waerd dat de eigen bütendoarpen in Ontwikke ling trochmeitsje. En dan mei de Ried fan Ljouwert net in nota oannimme dy't foar dy Ontwikkeling fan de bütendoarpen gjin inkele romte jowt. Dêrom seit de C.C.P.-fraksje: Der leit in keihurd gegeven op tafel nou't foaral foar de earste jierren de greate boustrea- men op gong binne, nou't der kontrakten lizze dy't net werom to draeijen binne, nou't der in kontinu- iteit yn de bou sit hwertroch der 7 wenningen yn 'e wike oplevere wurde. En as wy nou dizze nota oan nimme as ütgongspunt foar it bilied dan sette wy de hiele boel op slot. Dat is de oerweging dat wy miene dat de nota, al hoe wichtich dy ek is, foar kennisjo- wing oannommen wurde moat en dat dy net oannaem wurde moat as ütgongspunt foar üs bilied, hwant dan kin it Kolleezje net in slachfeardich bilied fiere. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Al luisterend naai de heer Miedema is het beeld m.b.t. de financiën hoe langer hoe duisterder geworden. Hoe ziet de heer Mie dema dit dan allemaal uit een oogpunt van de finan ciën? Je kunt natuurlijk nog wel meer bouwen, maar als je koopwoningen bouwt dan blijven de huurwonin gen in ieder geval leeg, als die anders dan tenminste wel bewoond worden. Maar enfin, daar zal de Wet houder straks wel over praten. De Wethouder heeft gezegd dat de woningvermin dering met 300 een normaal verschijnsel is. Ik dacht dat dat te optimistisch bekeken was. Wij staan tegen woordig wat anders tegenover de woningverminde ring; er ontstaan langzamerhand andere opvattingen. Ik dacht dat de woningvermindering in de komende jaren niet op 300 komt. Wij gaan meer woningen op knappen, vooral ook in de particuliere sector. Er zal gewoon minder worden afgebroken. Dat is onze op vatting. Ik vind niet dat de Wethouder voldoende is inge gaan op mijn vragen over de financiën. Ik heb het idee dat de hele Raad daar maar wat over heen wan delt. Als het, met de cijfers die het College geeft over de leegstand als we de suggesties van de heer Mie dema volgen worden die nog hoger nu al op 30 miljoen komt zonder dat er rente berekend wordt, waar belanden we dan? Ik zou wel eens willen we ten welke oplossingen men daarvoor ziet. Het is natuurlijk prima dat de heer Tiekstra dicht bij het vuur zit en dat we daardoor op tijd over de zaken horen. Dat is een positief punt!!! Ik zou ook nog graag van de Wethouder willen weten hoe het zit met de garanties die de Gemeente heeft gegeven voor rente en aflossing. Als de corpora ties daar niet meer aan kunnen voldoen wat gebeurt er dan? De heer Van Haaren: Ik ben wel tevreden met het antwoord van de Wethouder, vooral als hij zegt dat we op grond van concrete gegevens een slagvaardig be leid moeten voeren dat ieder jaar bijgesteld moet wor den. Ik heb echter het concrete voorstel gedaan de bijgestelde nota ieder jaar in te dienen tegelijk met de begrotingsstukken. Dat lijkt mij een juist moment om de nota in te dienen. Alle factoren die ook hierbij een rol spelen, komen vanuit andere gezichtspunten bij de begroting ter sprake. Ik ben erg blij dat U gezegd hebt dat er bijzondere aandacht gegeven wordt aan het wonen in de binnenstad. Ik heb nog een vraag gesteld aan weth. Tiekstra. Is het niet mogelijk om, als het bestemmingsplan voor Camminghaburen klaar is, daar al groenvoorzieningen te realiseren? Dan krijgen die groenvoorzieningen wat meer kansen tijdig te gaan groeien. De heer J. de Jong: Ik heb zowel in eerste instantie als in tweede instantie met belangstelling geluisterd naar de dingen die gezegd zijn over leegstand; dat was toch eigenlijk het hoofdpunt. Hoe moeten we ons daar nu tegenover opstellen? Er is in de laatste jaren in de verschillende bestemmingsplannen koortsachtig ge bouwd. Als je nu b.v. ziet dat zo'n heel gebied als Lekkumerend-oost verhuurd is! Er staan misschien nog 10 woningen leeg en dan is het gebeurd. In het West einde zijn 228 koopwoningen gebouwd en die zijn na genoeg allemaal verkocht. Er wordt gesteld dat er in Aldlan-west een 70-tal flats leeg staan. Er is daar een grote ster-flat gebouwd met 93 woningen en er zijn één 6-hoog flat en twee 4-hoog flats neergezet. De beide 4-hoogflats zijn nagenoeg helemaal verhuurd; de 6-hoog flat is vol. In de grote ster-flat die het laatst gereed gekomen is, druppelt het nog steeds aan; elke week worden er 4 of 5 flats meer bewoond. Ik vind dat het vrij goed gaat. De 218 eengezinswoningen die St. Joseph daar bouwt zijn verhuurd zodra ze klaar zijn. Alles wat op het ogenblik klaar is, is verhuurd en heel veel huizen die nog gereed moeten komen, zijn al bezet. Ook in Aldlan-oost wordt koortsachtig ge bouwd in het laatste jaar. Ik moet U toch zeggen dat wij ook daar geen enkele moeilijkheid hebben om het geen klaar komt aan de man te brengen. Natuurlijk is het zo dat je, gezien de hele landelijke ontwikkeling m.b.t. de leegstand, op je qui vive bent; vanzelfspre kend moet je t.a.v. grote nieuwe plannen die nog in ontwikkeling zijn, b.v. Camminghaburen, bekijken of je daar nu al mee moet beginnen of dat je daar wat later mee moet beginnen. Nu, dat zullen we wel zien. Het is natuurlijk een heel zinnige zaak dat we de plannen vast klaar maken; dat is hier ook voorge steld. Maar of wij nu op welke wijze ook zouden moe ten gaan temporiseren? Gezien de cijfers die wij van de woningbouwverenigingen hebben gekregen en ge zien de ontwikkeling dat de nieuwbouwhuizen die klaar komen ook bewoond worden, dacht ik dat we niet zo tragisch moeten doen, dat we niet zo paniekerig moe ten doen omdat het elders minder goed gaat. Niette min wil ik wel, net als de Wethouder heeft gezegd, de vinger aan de pols houden. Er is nogal wat kritiek geweest op de flatbouw die na de oorlog b.v. in Bilgaard gepleegd is. Wij moeten ons wel goed realiseren dat wij in de tijd dat die flats gebouwd werden, behoefte hadden aan kwantiteit. Wij hebben daarbij gebruikt gemaakt van de industriële bouw en die heeft daar echt de voorzieningen gegeven die wij op dat moment nodig hadden aan woonbehoefte. Wij moeten naar mijn mening m.b.t. deze flats met de trend mee blijven gaan van de huurverhogingen zoals 23 die over het algemeen liggen en niet, zoals hier gezegd wordt, de huren bevriezen willen we ze bewoond hou den. Ik geloof dat we met dat laatste de burgerij na deel zouden berokkenen, want dan geven we zonder meer een aanwijzing dat degenen met een smallere beurs die kant uit moeten en dan kweken we huur kazernes. Als ik kijk naar de huren van de nieuwbouw en ik vergelijk die met de overige huren in de stad en de huren in het land dan geloof ik dat de eengezins woningen die vandaag gebouwd worden met het sub sidie dat nodig is om de woningen te kunnen bewonen toch wel een oplossing geven. Ik vind dat we niet te paniekerig moeten zijn, dat we de zaak verstandig moeten benaderen, maar dat we ons beslist niet moe ten binden aan cijfers; die cijfers moeten jaarlijks bij gesteld kunnen worden in overleg met de woningbouw verenigingen, althans in overleg met de bouwers. Ik wil nog één opmerking maken over het feit dat hier gezegd is dat de woningbouwverenigingen eigen lijk worden betrokken bij de leegstand. Ik geloof dat dat niet helemaal juist is. Ik dacht dat de woning bouwverenigingen gezamenlijk zo omstreeks 15.000 woningen beheren. Uitgaande van het gegeven dat er in Leeuwarden 28.000 a 30.000 woningen zijn is dat de helft; ik weet niet helemaal zeker of dit precies klopt. De woningbouwverenigingen bezitten dus on geveer de helft van de woningen en het zou best kun nen dat de leegstand in de andere helft terecht komt. Wie zegt dat die leegstand inderdaad bij de woning bouwverenigingen terecht komt? Er is gevraagd hoe wij moeten met de financiën wanneer de leegstand speciaal in deze sector terecht komt. Ik zie dit hele maal niet. Er is geen enkele aanleiding om op dit moment te stellen dat er op de een of andere manier ook maar sprake van is. Ik ben dus van mening dat wij de nota voor kennis geving moeten aannemen als een richtlijn. Wij moeten die nota echter jaarlijks bijstellen en de vrijheid geven als er inderdaad mensen zijn die willen bouwen en ook geld in die woningbouw willen steken; daartoe moet een mogelijkheid zijn. Laten we daarvoor in de Leeu warder bestemmingsplannen mogelijkheden open laten. De hear Singelsina: Ik leau net dat it folie sin hat om hjir to praten oer in tanimmende of in öfnimmen- de suburbanisaesje. It bliuwt fansels in bytsje sjen yn it kofjegrom. Mar de hear De Jong snijt in nijsgjir- rich punt oan. Hy seit, wy moatte net sa panikerich dwaen, wy moatte mar ris sjen hoe't dy nijbouwiken fol rinne mei minsken. En dan komt by my de nijs- gjirrige fraech nei foaren: Hwer komme dizze minsken wei? Komme dy nou üt de stêd seis? Dy drage blyk- ber net by ta de formeardering fan de Ljouwerter bi- folking. My tinkt, dy komme net üt de omlizzende doarpen, mar ik wit dat fansels net seker. Hwat ik der fan merk, dan binne it meast minsken dy't üt aldere wiken fan Ljouwert nei de nijbouwiken geane. Dêrtroch üntstiet op oare plakken yn de stêd leech- stan. Miskien kin de Wethalder dêr inkele dingen oer meidiele. De heer De Jong (weth.): De heer Miedema heeft mij iets verweten; het betrof mijn opstelling m.b.t. de woningbouw in het verleden. Als hij het verleden nog eens goed nagaat dan zal hij zien dat ik destijds ge stemd heb tegen de woningbouw in Heechterp, Lek- kumerend-west en de Meenthe. Ik heb gestemd voor de woningbouw in Bilgaard. Ik heb, dacht ik, in dat opzicht een goede keus gedaan als ik kijk naar de kwaliteit van de flats. In eerste instantie heb ik be doeld te zeggen dat er in die tijd in heel Nederland veel flats werden gebouwd. Dat was niet een typisch Leeuwarder verschijnsel. Flats waren in die tijd in de hele stedebouwkundige vormgeving een vrij normale zaak. Ook i.v.m. de volume-toewijzingen die wij kregen, moesten we vaak wel flats aanvaarden, ook in Bil gaard, om te kunnen bouwen. En ergens waren we er toen ook wel blij mee. De bezwaren die er bestonden waren van andere aard; dat weet de heer Miedema ook wel. De heer Miedema kwam uiteraard terug op hetgeen hij in eerste instantie heeft gezegd. Hij vraagt zich af hoe het met Aldlan-oost en met onze dorpen komt. Ik heb hier een staatje waarop precies is aangegeven hoe wij de in de nota geplande nieuwbouwproductie voor de komende jaren (1.100, 1.470, 640 en 510) zou den kunnen realiseren; het zou misschien goed zijn dat staatje aan de Raad ter inzage te geven opdat hy kan zien hoe de planning is. Als ik dat staatje bekijk dan zitten we goed met Aldlan-oost en Westeinde en komen de dorpen ook aan hun trekken. Er is geen sprake van dat de dorpen in de knel komen. De dorpen komen even goed aan hun trekken, het wordt alleen een ietsje meer uitgesmeerd tot en met 1979. Aan het eind van 1979 hebben we van alle plannen die we nu in ontwikkeling hebben alleen nog over: 100 woningen in Aldlan-oost en 400 woningen in Westeinde. Die kun nen dan in de planning voor 1980 worden opgenomen. Bij de prognose en de opzet die we hier gemaakt heb ben, hebben we t.e.m. 1980 de hele bouwprogramme- ring rond. En als de situatie rooskleuriger is dan wij nu veronderstellen, dan stellen we het gewoon bij in 1976 of 1977. Des te eerder komt Camminghaburen aan de beurt. Het jaarlijks bijstellen ook de heer De Jong sprak hierover is ingebakken in de nota; dat is eigenlijk de opzet van het hele geval. Maar ik verwerp de kritiek van de heer Miedema dat de dor pen niet aan hun trekken komen en dat Aldlan-oost niet los komt. Want dat is niet waar. De dorpen en Aldlan-oost zijn wel degelijk opgenomen in de cijfer matige opzet. En nogmaals, dat cijfermatig opzetten van de gegevens geeft mij meer houvast dan de ge voelsmatige benadering van de problematiek op grond waarvan je eigenlijk geen zaken kan doen. (De heer Heidinga: Ik begrijp het toch nog niet helemaal. Als er nu een beleggingsmaatschappij of een aannemer komt die 50 of 60 woningen wil bouwen, wat doet U dan? Staat U dat dan toe, werkt U mee of doet U dat niet?) Wij zullen dan aan de hand van dit schema met deze mensen overleg plegen om te bekijken of we het in kunnen passen. (De heer Heidinga: En als de aantallen er al zijn dan gebeurt het dus niet.) Dan proberen wij de plannen van die mensen in te passen in het schema; die mensen hebben ook geen behoefte aan leegstand. (De heer Heidinga: Nu is het mij wel duidelijk, ja.) (De heer J. de Jong: Er moet toch een vrijheid op de markt blijven.) Die vrijheid moet inderdaad bewaard worden, maar de mensen zijn zelf niet zo gek dat ze gaan bouwen als ze weten dat ze met leegstand te maken krijgen. (De heer Heidinga: Dat is juist niet zo. De leegstand zal ontstaan in de flats en niet in de nieuwbouw van eengezinswoningen. En als je geen vervangende woningen voor die flats bouwt dan gaan de mensen uit de flats naar woningen buiten de gemeente en dan bevorder je de suburbani satie. Ik begrijp niet dat U dat niet wilt zien.) Ik dacht dat ik duidelijk genoeg was geweest. Wij hebben een filosofie ontwikkeld die vrij optimistisch is. Als wij op de nul-lijn gaan zitten dan hebben we al een zeer optimistisch beeld gevormd; als we dat halen dan lijkt het er op. Ik ben een beetje geschrokken van de cijfers van de Raad voor de Volkshuisvesting, die meent dat de Gemeente een risico loopt van 30 miljoen i.v.m. de leegstand. Maar zo hoef je het niet te bena deren; ik heb daar straks al een antwoord op gegeven i.v.m. de vragen van mevr. Brandenburg. Om dat risico te voorkomen zullen we er met z'n allen wat aan moe ten doen. Dan kunnen we de ontwikkeling niet zo maar over ons laten komen. Er moet een gericht beleid zijn om dat gevaar te ontlopen. We zullen er zelf iets aan moeten doen. We moeten, ook in de sfeer van het over leg met particuliere beleggers, met de mensen die zelf willen bouwen en met de woningbouwverenigingen, gezamenlijk een beleid uitstippelen en dat moeten we trachten te verkopen niet alleen aan de bouwers maar ook aan de bewoners. En dan geloof ik dat het toch best mogelijk is om bij de woningproductie de variatie zo groot mogelijk te maken waardoor de markt zoda nig wordt dat de mensen graag naar Leeuwarden ko men. Ik zou graag de planning t.e.m. 1980 terug schroe ven tot de periode t.e.m. 1978, waardoor we meer kun nen bouwen dan nu gepland is. Maar dan zullen daar voor de gegevens beschikbaar moeten zijn aan de hand van het beleid dat we gezamenlijk van jaar tot jaar voeren. Dat is mijn filosofie. En dat is niet negatief zoals de heer Heidinga even suggereerde want niets staat verder van mij af dan dat. Wij zullen echter wel met elkaar goed in de gaten moeten houden dat we dit in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 12