16 schikbaar zijn gesteld voor aanvullende werken, zal naar mijn mening straks nog wel aangevuld moeten worden om de teruggang in de bouwnijverheid in zijn algemeenheid op te vangen; ik denk aan de woning bouw, maar ook de utiliteitsbouw loopt niet over van activiteiten. Zitten er mogelijkheden in om in een later stadium de aspecten zodanig te maken dat er nog toe wijzingen zullen volgen? Is het ook mogelijk om de plannen zo te ontwikkelen dat we een soort bouwpak ket krygen, zodat we, als er nadere toewijzingen zou den komen, kunnen doorgaan? De hear Klomp: Moatte wy nou net meimekoar fêst- stelle hwat wy foar dy 5 miljoen dwaen sille? Ik tink dan foaral even oan de kwestje fan de flier. De heer Weide (weth.): De heer Buising heeft ge vraagd waarom wij geen overleg hebben gevoerd met de Minister. Wij hebben, zoals altijd te doen gebruike lijk is geweest m.b.t. dit soort dingen, overleg gepleegd met de heer Van Ommen, directeur van de hoofdaf deling Volksontwikkeling. (De heer Buising: Hebt U dat altijd zo maar zonder meer geaccepteerd?) (De Voorzitter: Nee, onder geen beding!) Het is niet onze zaak hoe de communicatie op het Ministerie is; die bepaalt men daar. Wij zijn met een concreet plan van 17 miljoen naar het Ministerie gegaan. De Minister heeft 1 miljoen beschikbaar gesteld een niet on aanzienlijk bedrag uit de pot voor culturele centra met een bovenlokale functie. Er zijn 7 culturele cen tra in den lande die in de laatste jaren zijn gereali seerd. En als ik dan zie dat Leeuwarden 5 miljoen krijgt dan meen ik dat het rijk al het mogelijke heeft gedaan om ons in dit stadium te helpen. Zoals ik al zei, is de communicatie op het Ministerie niet onze zaak. Ik moet aannemen dat, als wij een plan op sturen, men daar op het Ministerie het nodige overleg over voert. Ik neem aan dat de directeur-generaal op gezette tijden met de Minister en de Staatssecretaris overleg pleegt. De heer Buising heeft gevraagd of er kans is dat het B.R.W.-subsidie van 1,8 miljoen zal worden ver hoogd tot 2 miljoen. Het bedrag van 1,8 miljoen is genoemd in het gesprek dat de Burgemeester en ik hebben gevoerd met de heer Van Krevelen, die voor zitter is van de bijzondere regionale welstandscom missie in Friesland. Als we zien hoe het in het ver leden is gegaan met de z.g. Planpot dan is er inder daad een marge aanwezig Men houdt m.b.t. deze be dragen ook rekening met de loon- en prijsstijgingen. De heer Buising zegt dat in de krant een bedrag wordt genoemd van 5,4 miljoen. Dat is inderdaad het geval, maar het was natte-vinger-werk. Er zat een belangrijk stuk reserve in. De architect wil zich ook veilig stellen, die wil ook gevrijwaard zijn in het geval van tegenvallers. Dus die 5,4 miljoen is natte-vinger- werk en wij geven de architect vanavond opdracht om een plan te maken voor maximaal 5 miljoen, all in. De heer Buising heeft ook nog even gevraagd naar het overleg met G.S. Hij wil weten of liet gebleven is bij positief opstellen. Wij hadden natuurlijk een posi tieve opstelling van G.S. nodig, want met name m.b.t. de Provinciale Commissie voor de Werkgelegenheid hebben wij de medewerking van G.S. nodig. Als G.S. daar nee gezegd hadden, hadden wij waarschijnlijk niet 2 miljoen gekregen. De heer Heidinga vindt het een moeilijke zaak voor de architect. Dat is inderdaad een feit. De tijd is bij zonder kort voor hem. Hij doet al het mogelijke om een en ander op tijd gereed te krijgen. Maar ook hij heeft er een zwaar hoofd in of op 1 mei kan worden begonnen. U kunt er echter van overtuigd zijn dat èn de architect èn de Commissie Verbouw Harmonie èn de directie van de Harmonie al het mogelijke zullen doen om zo snel mogelijk met de verbouw een aanvang te kunnen nemen. De suggestie van de heer Heidinga om met één aan nemer te werken i.v.m. de tijd en te werken met een open begroting wil ik graag overnemen. De heer Van der Wal heeft gevraagd of de defini tieve plannen die door de commissie worden vastge steld nog in de Raad zullen komen. Ik kan de heer Van der Wal wel toezeggen dat wij voornemens zijn met de plannen, als de architect klaar is en de plan nen geaccepteerd zijn door de commissie, in de Raad terug te komen. (De heer P. D. van der Wal: Kunnen we dan nog iets aan het plan veranderen of krijgen we het gewoon ter kennisneming?) Ik neem aan dat eventuele suggesties, als ze niet al te ingrijpend zijn, eventueel nog door de architect kunnen worden be keken. Ik ben ook van mening dat U de Commissie Verbouw Harmonie, die door de Raad is samengesteld en die een zo breed mogelijke samenstelling heeft ge kregen, toch wel enig vertrouwen moet geven. De heer De Jong heeft gevraagd of het mogelijk is om uit de volgende stroom A.C.W.-gelden nog de no dige aanvulling voor de Harmonie te krijgen. Ik heb in dat opzicht weinig hoop. Ik zou het niet tactisch vinden om een plan te maken dat duurder is dan 5 miljoen, want dan zou de kans kunnen bestaan dat de 5 miljoen die we nu hebben weer op losse schroeven komt te staan. (De heer Buising: In eerste instantie vond U het wel tactisch om met een plan te komen dat veel en veel te duur was!) Toen wisten wij nog niets van de huidige ontwikkelingen. (De heer J. de Jong: Ik vraag niet om een duurder plan! Ik vraag het plan zodanig uit te werken dat we mogelijk verder kunnen gaan. Dat is heel wat anders.) Wij zullen, i.v.m. de voorwaarden die Den Haag gesteld heeft, deze 5 miljoen besteden in de schouwburgzaal. Ik heb de punten genoemd waaraan bijzonder veel aan dacht zal worden besteed. Dat sluit niet uit dat we in de verre toekomst nog de plannen kunnen uitvoeren die in december zijn vastgesteld m.b.t. de andere zalen, de keuken e.d. Die kunnen in een andere fase mis schien nog wel eens worden meegenomen. Wie weet hoe de ontwikkelingen nog eens zullen zijn. (De heer P. D. van der Wal: Maar het op één niveau brengen van de vloer dan?) Wij hebben hierover nog geen con crete gegevens en toezeggingen, maar het lijkt er op dat er een vaste vloer zal komen. Wij zullen i.v.m. het bedrag van 5 miljoen een veer moeten laten. Dat is een duidelijke zaak. De Voorzitter: Ik begrijp de suggestie van de heer De Jong. Wij hoeven natuurlijk niet uit te sluiten dat wij in een later stadium ook nog aanvullingen bij de Harmonie inderdaad niet t.a.v. de vloer tot stand kunnen brengen. Maar het zou weinig realistisch zijn, gezien de concrete manier waarop men ons de zaak heeft voorgesteld, ons zelf in slaap te sussen en te denken dat er enige kans is dat binnen enkele jaren toch het oude plan nog gerealiseerd kan worden. Ik weet niet wat er over tien jaar gebeurt. Maar er komt nog dit bij. Als wij straks meer gelden krijgen dat is een heel ander punt in het kader van de werk voorziening dan zijn er nog heel wat andere projecten die op uitvoering wachten. Wij zullen dus steeds moe ten wikken en wegen wat op een bepaald moment aan de beurt is. Erg optimistisch is de discussie niet geweest, maar ik geloof aan de andere kant dat wij toch wel heel wat kunnen doen. Ik zou bij de stemming over het voorstel van B. en W. willen betrekken de aanvulling die de heer Hei dinga heeft gegeven over het werken met een open begroting. Wij nemen die graag over, maar de Raad moet daarover beslissen. Ik zou dat wel graag vast gelegd willen zien. Het voorstel van B. en W. wordt dus aangevuld met het voorstel zoals dat door de heer Heidinga is gedaan en door het College is overgenomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de Voorzitter aangevulde voorstel van B. en W. De heer Hemstra heeft inmiddels de vergadering ver laten. Punt 20 (bijlage no. 59). De hear Miedema: Der is forskillende kearen frege om in nota oer it wenningboubilied; dy hawwe wy dan joun yn bihanneling. Ik kin net oars sizze as dat wy tankber binne dat wy dizze ynformaesje krigen hawwe. Ik tocht dat der tige folie, weardefolle dingen yn dizze nota stiene. Mar dochs haw ik der bihoefte oan der inkele opmerkings oer to meitsjen. Ik woe dan bigjinne mei it riedsbrief dat wy krigen hawwe. Yn de léste rigel wurdt foarsteld om dizze nota as biliedsütgongspunt foar de wenningbou to nim- 17 men mei ynachtnimming fan de opmerkings fan de Ried foar de Folkshüsfêsting. Nou, dat is kreas, mar dizze konstruksje liket my net sa maklik ta. Nei myn miening binne de opmerkings fan de Ried foar de Folkshüsfêsting op forskate punten nochal stridich mei de nota en as wy dy twa dingen togearre as bilied oan- merke dan komme wy der, tocht ik, net üt. Dêrom mien ik dat ik in pear opmerkings meitsje moat. Ik kin der net oan üntkomme to sizzen dat dizze hiele nota nochal sifermjittich opsteld is. Men rekke- net oer oantallen wenningen, oer oantallen minsken, oer leechstan en lükt dêr bipaelde konklüzjes üt. Dat komt dan üt by in stiigjenae leechstan, in stiigjend tokoart trochdat hieren net ynkomme en dan wurdt der sein: Dit is net bést, wy moatte bystjüre. Dit is in mooglikheit om in bilied to fieren, mar ik haw dêr dochs wol biswieren tsjin. Ik leau dat jo, as jo oer wenning boubilied prate en dêr in nota oer opstelle, ek in oar ütgongspunt nimme kinne. Ik tocht dat jo der yn it foarste plak yn fordiskontearje moatte dat wy jierren in wenningboubilied hawn hawwe dat ütgyng fan in tokoart oan wenningen hwertroch fluch boud wurde moast. B. en W. hawwe foarstellen dien dy't troch de Ried oannommen binne yn sommige gefallen mei in mearderheit fan in pear stimmen mar hwermei üs bifolking net altiten lokkich west hat. Dêrtroch binne nochal hwat minsken üt Ljouwert weigien. As by de wenningbouforienings de hier opsein wurdt en de minsken geane üt Ljouwert wei, dan wurdt harren frege: Skriuw nou ris op hwerom jimme forhüzje, hwerom jimme dizze wenning opsizze. En dan docht bliken dat it greatste part minsken net üt Ljouwert weigiet omt hja graech op in doarp wenje woene, mar omt hja yn Ljouwert net de wenning founen dy't hja graech hawwe woene. En mei dat gegeven as ütgongs punt hawwe wy yn Ljouwert de koers foroare, mar foardat dy koers folslein ta utering komt, foardat wy sjogge hoe't dit ütpakt, wurdt al sein: Wy moatte op- halde, wy moatte de boel ófknappe. Ik leau net dat dit reéel is. Wy moatte, al soene wy ophalde mei bou wen, üs wol réalisearje dat wy op't heden sitte mei in frij great oantal gesinsflats dêr't minsken ynsitte dy't sizze: Wy geane hjir dochs ris in kear üt, hwant wy hawwe üs nocht. Wy moatte ek net bang wêze dat alle flats leech rinne sille, hwant in part fan üs bifolking is lokkich mei in flat. Mar in part fan de gesinnen dy't yn in flat wenje fine dy flat net geskikt as wenning. En as Ljouwert gjin forfangende wen ningen bout dan geane dy minsken earne oars hinne. Wy moatte goed witte dat net in kolleezje en in ried bipale hwer't de minsken wenje sille; dat dogge de minsken yn Nederlan gelokkich seis. Dêr komt noch by dat kin de opstellers fan de nota en it Kolleezje net kwea óf nommen wurde dat wenningbou in slimme saek skynt to wêzen. Twa jier lyn hawwe wy it rapport Priemus oannommen en dêr hawwe wy kon klüzjes oan forboun en in bilied op ütstippele. En nou moat it oars. De nota hwer't wy nou oer prate is fan forline hjerst. Yntusken hat der al wer in üntjowing west hwertroch it wer oars moat. De nota is op bi paelde punten efterhelle troch de feiten. Ik leau dat wy, nou't wy in bislissing nimme moatte, dêr rekken mei halde moatte. As jo de léste subsydzjebiskikkingen fan de Minister fan nei 1 jannewaris sjogge en jo sjogge hokker greate bidragen der oan premy ütkeard wurde kinne by it bouwen fan in eigen wente, dan keapje hjoed-de-dei minsken in hüs dy't nea oer it keapjen fan in hüs prakkesearre hawwe; en dat allinne om de hege premy dy't biskikber is. En ik bin fan miening dat jo dat gegeven forwurkje moatte yn it bilied. Dan kinne jo net sizze dat wy koerse moatte op 500 wenningen. Ik bin fan miening dat jo dan sizze moatte: In part fan de minsken wol gebrük meitsje fan dit subsydzje en nou moatte wy der as Gemeente foar soargje dat dy mooglikheit yn üs eigen gemeen te foar hannen is. En as der dan by it Kolleezje oan- fragen binnen komme fan oannimmers en makelaers om in forgunning foar it bouwen fan 50 of 60 wen ningen yn de keapsektor yn Aldlan-east, dan meije wy net sizze: Us wenningboubilied jowt 500 wenningen oan, dus der is gjin romte. Wy moatte harren dan dy romte gunne; oars bouwe hja op in oar plak en geane de minsken der efteroan. Nei myn miening hawwe wy de mooglikheden op it mêd fan subsydzje en hokker oare mooglikheden ek fierstento min brükt. Wy moatte in slachfeardich bilied fiere ek op dit terrein en dat kin net as jo in star getal oanhalde. Ljouwert hat as wy it earlik bisjogge as wen- stêd in protte foardielen. Der binne goede ünderwiis- foarsjennings. Ik sil mar net sizze dat wy goede kul- turele foarsjennings hawwe, hwant dat past hjoed net sa bést. Mar wy hawwe hjir mear mooglikheden op in hiel soad terreinen as de omlizzende gemeenten. En wy kinne Ljouwert, tocht ik, hiel goed forkeapje en minsken nei Ljouwert lüke as wy wenningen bouwe sadat de minsken sizze: It is nearne better. Dan bringe de foardielen dy't Ljouwert op oare terreinen hat gau de kar op Ljouwert as wenstêd. Mar dan moatte wy dat ek wier meitsje en dan moatte wy net tempori- searje. Dan moatte wy sizze: Nou sille wy de wiken dy't wy yn Ontwikkeling hawwe ris sa meitsje dat de minsken nearne oars wenje wolle as yn Ljouwert. Ik tocht dat de oanset dy't der hjoed-de-dei is, goed is; wy moatte lykwols ek soargje ik haw der alle bi- gryp foar dat dat net sa maklik is foar it Kolleezje dat yn dy nije wiken de foarsjennings der komme. Op it momint dat de wenningen klear binne, moatte wy ek de skoallen klear hawwe, moat ek in winkelsintrum klear wêze. As it sa bart dan bin ik net sa bang dat de wenningen leech stean bliuwe. De üntjowing fan hjoed-de-dei is dat him yn de iengesinswenningen yn de nijbou praktysk gjin leechstan foardocht. Yn de nota wurdt praet oer 70 nijbouwenningen dy't leech steane; dat hat allinne bitrekking op in bipaeld flat- gebou. Ik tocht dat wy it der yn dizze seal allegearre wol oer iens wiene dat wy genöch flats hawwe. Dêr komt noch by dat ek de Ried foar de Folkshüsfêsting stelt dat de wenningbou yn de doarpen, sjoen it feit dat in part fan üs bifolking foarkar hat foar wen- jen op in doarp, ta üntjowing brocht wurde moat. Ek it Gemeentebistjür moat dêr op ynspylje; yn de keap- en de hiersektor moat de üntjowing fan de doarpen Itrochset wurde. Dan noch in opmerking oer de Ontwikkeling fan Camminghabuorren. Dy komt ek yn de nota oan de oarder. Der binne forskillende mooglikheden. Ik kin wol sizze dat üs fraksje fan bitinken is dat wy de plannen dêr't wy mei dwaende binne ek om de leef- berheit fan de nije plannen probearje moatte óf to rounjen, mar dat op papier by de tarieding fan de hiele matearje fan de romtlike oardering, de ta rieding fan de plannen en it grounwurk Cammingha buorren perfoarst trochgean moat. Der kinne him bin nen inkele jierren omstannichheden foardwaen dat wy forsnelle moatte. En dan moatte wy op papier sa fier wêze mei de plannen dat wy binnen in healjier fan start kinne. Alles gearfetsjend is üs fraksje fan miening dat hwat yn de nota stiet oer it werom draeijen nei in folie leger kwantum net to réalisearjen is, sjoen it bilang fan in slachfeardich bilied, sjoen de mooglik heden, sjoen de Ontwikkeling fan de doarpen, mar yn it foarste plak sjoen de opdrachten dy't de wenning- boukorporaesjes, yn gearwurking mei en nei goedkar- ring fan de Ried, jown hawwe. As wy de sifers dy't hjir steane yndied wier meitsje sille, dan soe dat yn- halde dat wy eltse bou-oanfraech dy't nei dit momint binnenkomt net honorearje kinne. Sjoen de mooglik heden dy't der hjoed-de-dei binne, is de C.C.P.-fraksje fan miening dat dat in forkeard bilied wêze soe. Wy soene dan ek foarstelle wolle - ünder tank foar de opstellers üt to sprekken dat it in weardefolle nota is en dat wy der alle bigryp foar hawwe dat wy de leechstan yn de gaten halde moatte dy hat yn died hiel forfelende konsekwinsjes mar dat wy fan miening binne dat wy de nota foar kennisjowing oan- nimme moatte en net as ütgongspunt nimme moatte foar it bilied. Wy moatte, sa't it Kolleezje seis ek foarstelt yn de nota, elts jier op dizze matearje werom komme om to sjen hoe't wy fierder geane. Mar de sifers dy't hjir nei foaren komme geane üs to fier. De heer Bouina heeft inmiddels de vergadering ver laten. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Mijn verhaal is niet zo optimistisch als dat van de heer Miedema. Bij de problematiek van de woningbouw in Leeuwar-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 9