7
6
dat gebeurt niet, er komt niet iets op korte termijn en
het enige resultaat is dat er door de sloop een aantal
mensen op straat komen te staan die hier plezierig
wonen en dat er weer een gebied ontstaat zoals Werk-
manslust, de Parkstraten, Achter Landbuurt, zo'n af
braakterrein dat er afschuwelijk uit ziet, het hele aan
zien van de buurt verlaagd en waartegen de andere
bewoners m.i. terecht protesteren. In de raads-
brief staat: „Uit het oogpunt van volksgezondheid
moeten deze woningen zo spoedig mogelijk worden af
gebroken." Zo'n argument kan natuurlijk doorslagge
vend zijn. Maar dan zou ik graag een rapport zien,
b.v. van de Inspecteur voor de Volksgezondheid, waar
uit duidelijk blijkt dat om redenen van volksgezond
heid het daar wonen niet meer verantwoord is. De
mensen die er nu wonen voelen zich echt wel gezond
en ze voelen zich er prettig. De bewoners hebben trou
wens het gevoel dat de enige reden tot sloop is het op
blz. 2 van de raadsbrief genoemde argument, n.l. de
onrendabele exploitatie op grond van lage huur. Ze
voelen zich met op straat zetten bedreigd, omdat naar
hun mening de Gemeente i.v.m. de lage huur aan hun
niet voldoende verdient. Voor commerciële woning
bouwverenigingen mag zo'n argument misschien spe
len, maar niet voor een Gemeente die ook in de behoef
te van deze jongeren moet voorzien als dat enigszins
mogelijk is. U moet niet denken dat de Stichting Jon
gerenhuisvesting in staat is werkelijk te bemiddelen
om elders in de stad te voldoen aan de woonverlangens
van de betrokkenen, van de mensen die daar nu zitten.
Op het ogenblik moet aan allerhande mensen die zich
daar aanmelden „nee" verkocht worden, omdat er on
voldoende mogelijkheden zijn. En als daar straks zo'n
heel stel jongeren bij komt dan is het gewoon uitge
sloten dat op korte termijn want het moet allemaal
op erg korte termijn elders in de stad behoorlijke
onderkomens voor deze jongeren zijn. Dat kan deze
stichting niet en ook de Gemeente heeft voor de men
sen die hier weg moeten geen vervangende woonruim
te. Mijn conclusie is dan ook een dringend verzoek aan
de Raad om te beslissen deze sloop en deze ontruiming
op te schorten.
De heer Eijgelaax: Ik kan mij voorstellen dat het
niet altijd gemakkelijk te accepterren is als je bewoner
bent van een te amoveren pand en je bericht krijgt dat
met de ontruiming en de afbraak moet worden begon
nen, ook al is er in 1969 een rapport verschenen van
de Nationale Woningraad waarna deze woningen alleen
nog maar onder een bijzonder contract zijn verhuurd
en ook al is er ongeveer een jaar geleden een uitge
breid gesprek geweest met de Wethouder van Volks
huisvesting. Hetzelfde geldt ook voor de mensen van
de wijkkern en voor de mensen van het projectbureau
en van de diverse wijkcommissies die daar werkzaam
zijn, temeer omdat de Wethouder van de D.S.O., als ik
goed geïnformeerd ben, gezegd zou hebben dat er in
deze wijk geen veranderingen zouden plaats vinden dan
nadat dit vooraf met de wijkkern zou zijn besproken. Alle
betrokkenen zijn het er eigenlijk wel over eens dat
deze woningen toch wel gesloopt dienen te worden. Al
leen de wijze waarop dit thans is meegedeeld en de
tijd waarin het moet geschieden acht men niet juist.
Ik vind het jammer dat daardoor deze storing is ont
staan en ik geloof wel dat dit weggenomen kan en
moet worden. Ik zou daarom graag van het College
de toezegging willen hebben dat een en ander niet eer
der uitgevoerd zal worden dan na overleg met de be
trokkenen, d.w.z. de bewoners en de mensen van de
wijkkern.
Mevr. Dijkstra-Bethlehem: M.b.t. de__woningen in
het Mariahof en het Pieterseliewaltje ben ik met U
van mening dat wat de bewoonbaarheid betreft deze
nogal wat te wensen overlaten. Alle confort ontbreekt
en ik ben van mening dat iedereen behoorlijk moet
kunnen wonen. Maar wat voor perspectief wordt deze
mensen geboden? Wanneer deze woningen worden af
gebroken, zijn ze dan niet aangewezen op woningen
met vreselijk hoge huren? De bewoners willen hier zelf
graag blijven wonen; dat hebben we ook gemerkt uit
het schrijven dat een ieder van ons heeft ontvangen.
Waarom kunnen we dan niet met de afbraak wachten
tot er een bestemmingsplan van kracht is? Wanneer
er nu wordt afgebroken dan krijgen we dezelfde situa
tie als in Huizum de heer Van Haaren heeft hier
ook al over gesproken die aan de troosteloze aanblik
herinnert van de oorlogstijd, zoals het wijkcomité dit
ook in hun schrijven aan ons meedeelt, een toestand
die daar al vanaf 1968 bestaat. Het lijkt me ook voor
de andere bewoners van Oldegalileën niet erg aantrek
kelijk om met zo'n puinhoop in de naaste omgeving te
moeten wonen.
Mevr. Visscher-Bouwer: Wij kunnen ons in grote
lijnen wel vinden in de woorden die mevr. Dijkstra
heeft gesproken. Ook wij zien wel in dat deze woningen
daar op den duur zullen moeten verdwijnen. Met de
wijk zijn wij van mening dat kaalslag in zo'n wijk het
hele leefmilieu verschrikkelijk kan bederven en wij
zien ook niet in waarom dit nu zo plotseling moet ge
beuren. Het zou o.i. beter zijn wanneer gewacht werd
totdat men een totale visie over deze wijk heeft.
De heer De Jong (weth.)Er zijn een aantal op
merkingen gemaakt. De heer Van Haaren is begonnen
met te stellen dat dit niet allemaal zo plotseling kan
en deze woorden zijn ook door mevr. Dijkstra en mevr.
Visscher gebruikt. Ik dacht dat het zo was dat wij al
in een vroegtijdig stadium gesteld hebben: Wij moeten
ook het amoveren niet vergeten. Uit het oogpunt van
volkshuisvesting en lettende op de kwaliteit van de
woningen die aan dusdanige eisen moeten voldoen dat
men kan zeggen: Dit is ook een woning die nog be
woonbaar is, die niet op de grens van de onbewoon
baarheid ligt en dat zijn deze woningen; we kunnen
ook wachten en ze onbewoonbaar verklaren; zo ligt
het ongeveer heeft het College steeds duidelijk ge
zegd: Wij willen ook wat de kwaliteit van ons bestaan
betreft zorgen dat we goede woningen krijgen. Die wo
ningen zijn er nu. We hebben een tijd gehad dat we
krapte van woningen hadden; die krapte is ier geluk
kig nu niet meer. Iedereen die een woning wil hebben
ook deze mensen die zouden moeten verkassen
kan die binnen niet al te lange tijd krijgen; er is over
leg mogelijk. Is het niet nodig om nu aan een plan van
1969 dat destijds ook aan de Raad is aangeboden uit
voering te geven? De mensen hebben anderhalf jaar
geleden de huur opgezegd gekregen het is dus be
paald niet plotseling gebeurd en er is nu een tweede
schrijven aan hen gericht om te proberen de ontrui
ming nu werkelijk dichterbij te krijgen. Waarom? Om
dat het niet langer verantwoord is naar onze over
tuiging om deze mensen in deze kwaliteit woningen
te laten wonen. Dat is uiteindelijk de kern van deze
zaak. Nu zegt de heer Van Haaren: Kun je de Inspec
teur van de Volksgezondheid hier niet achter zetten?
We hebben hier een Provinciale Directie voor Volks
huisvesting en Bouwnijverheid die in dit opzicht ons
op de vingers tikt om te zorgen dat wij haast maken
met het opruimen van woningen die niet meer bewoon
baar zijn, onvolwaardige woningen dus. Zij zitten ons
juist ook met deze dingen achter de broek. Zij zeggen:
Zorg er voor dat dit doorgaat, want wij willen hier
juist als toezichthoudend orgaan, als provinciale ver
tegenwoordiger van het rijk voortgang mee maken. Er
heeft hierover ook wel iets in de krant gestaan; het is
bekend dat dit zo is. Welnu, dan gaan we daar mee
door. Het is echt niet zo dat wij niet ons best doen om
voor deze mensen vervangende woonruimte te krijgen;
daar heeft het nooit aan gemankeerd. Wij hebben al
leen de indruk van deze bewoners gekregen dat zij hier
niet voldoende aan mee willen werken en dat zij den
ken: Wanneer wij maar in verzet komen dan lukt ons
dit wel. Er zijn altijd wel verzetsgroepen die zich daar
bij aan willen sluiten en dan komt men op dit gebied
geen stap verder. Dat is nu juist het probleem waar
we mee zitten. Het is niet een kwestie dat dit als een
donderslag bij heldere hemel komt. Het is inderdaad
zo dat deze mensen een jaar geleden bij mij op het
spreekuur kwamen n.a.Y- de bekendmaking die hier
toen aan gegeven is. In de Leeuwarder Courant heeft
een stuk gestaan op 27 oktober vorig jaar met een
foto er bij, waarin deze zaak nog eens duidelijk werd
toegelicht. De wijkkern is er ook mee op de hoogte. Ik
meende dat er ook mensen van de wijkkern bij het
bezoek waren dat mij toen gebracht werd. In ieder
geval hebben ze duidelijk kunnen lezen wat de bezwa
ren zijn. Welnu, wij willen hier eigenlijk wel mee voort
gaan. Misschien denkt U van Uw kant dat wij niet
tot overleg bereid zijn. Ik zou graag willen toezeggen
dat wij in ieder geval ons uiterste best willen doen
om de mensen die straks een andere woning zoeken
zo goed mogelijk te helpen. Wij hebben dit al gepro
beerd. Ik heb zelf destijds bij het renovatieplan Bali-
straat geprobeerd deze mensen bij wijze van spreken
collectief hierheen over te poten. Ik heb bij deze men
sen geen klankbodem gevonden, omdat ze zeiden: Als
wij maar blijven zitten dan lukt ons dit wel. Er was
geen bereidheid om hieraan mee te werken, terwijl het
toch uit het oogpunt van de kwaliteit van deze wo
ningen dringend nodig was. Ik dacht dat het van onze
kant zo zou moeten zijn dat wij hier ook verder mee
moeten gaan. Wij hebben deze zaak drie keer in de
Commissie voor het Woningbedrijf besproken en tot
drie keer toe is er gezegd: Deze zaak moet voortgang
vinden. We hebben het een en andermaal besproken in
de Commissie Vooroorlogs Woningbezit waarin de Pro
vinciale Directie, mensen van Openbare Werken, de
woningbouwcorporaties en het Gemeentelijk Woning
bedrijf zitting hebben. Ook daar is de conclusie telkens
geweest: Hier moeten we mee doorgaan willen we wer
kelijk een verantwoord progressief beleid voeren.
Mevr. Dijkstra zegt: Dit wordt een troosteloze aan
blik. Ik ben het wel met haar eens. Dit kan een troos
teloze aanblik worden. Maar wanneer wij werkelijk
met het opruimen van deze onvolwaardige woningen
voortgang willen maken dan zullen we wel moeten pro
beren de kaalslag en alle narigheid die er na kan ko
men zoveel mogelijk te lijf te gaan. Ik ben het met
mevr. Dijkstra eens dat dit niet ongecoördineerd moet
gebeuren; hier zal ook goed op gelet worden. Er is in
beide genoemde commissies besproken dat er goed op
gelet zal moeten worden dat er èn met Bouw- en Wo
ningtoezicht èn met het Grondbedrijf èn met het Wo
ningbedrijf een duidelijke coördinatie is, zodat wanneer
er woningen afgebroken worden het opruimen en het
inzaaien zo snel mogelijk zal plaats vinden. Ik dacht
dat dat een punt was en ik ben het wat dit betreft
volkomen met mevr. Dijkstra eens waarvoor wij
ons uiterste best moeten doen.
Wanneer de wijkkern meent dat hij hier niet vol
doende bij ingeschakeld is, welnu, er is niets op tegen
dat de heer Tiekstra, die wel eens een gesprek met de
wijkkern voert, bij de volgende vergadering hier mede
deling over doet en zegt: De mensen hebben allemaal
opzegging gekregen, wij zijn bereid ze zoveel mo
gelijk te helpen om vervangende woonruimte te vin
den, maar wij gaan wel met dit beleid door. Dit is toch
een beleid dat in deze tijd past. Laten de mensen ook
niet vergeten dat we m.b.t. de opkomende leegstand
van woningen straks niet het risico kunnen lopen dat
er enkele honderden woningen leeg staan die kwalita
tief veel beter zijn dan deze woningen. We zouden dan
met de volwaardige woningen blijven zitten, omdat
wij deze woningen die op het randje van onbewoonbaar
heid staan nog langer laten bewonen door mensen die
hier misschien uit traditie zitten en willen blijven zit
ten. Als de Stichting Jongerenhuisvesting dit niet aan
kan, zullen wij natuurlijk in overleg met deze stichting
deze zaak zodanig regelen dat er een passende huis
vesting voor deze jongelui gevonden kan worden. Wij
zijn daar echt wel toe bereid mits zij van hun kant
bereid zijn positief mee te werken aan de oplossing
van dit probleem en zij zich op die basis zodanig op
willen stellen dat in goed overleg voor passende huis
vesting gezorgd kan worden. Ik dacht dat dan het pro
bleem opgelost zou zijn. Ik zou zeggen: Wel doorpak
ken, maar dan in deze overlegsfeer de situatie trach
ten te realiseren.
De heer Van Haaren: De Wethouder zegt terecht
dat we het amoveren ook niet moeten vergeten. Dat
moeten we natuurlijk ook niet. De woningen moeten
op een gegeven ogenblik verdwijnen. Maar het punt is:
Waarom moet dat juist nu? Er is natuurlijk allemaal
overleg geweest en er wordt ook nu weer toegezegd
dat er opnieuw overleg gepleegd kan worden. Dit over
leg betekent dan gewoon: Luister eens, sorry hoor,
maar wij hebben in ieder geval besloten tot sloop en
ontruiming. Verder is er geen overleg meer mogelijk.
Ik vind dat geen echte overlegsituatie. In een echte
overlegsituatie moet je uit verschillende mogelijkheden
kunnen kiezen en die keus wordt nu helemaal niet ge
laten. Er wordt gewoon gesteld: Die woningen moeten
hoe dan ook gesloopt worden, want het is niet langer
verantwoord. Wat betreft dit niet langer verantwoord
zijn ligt het er aan watvoor normen en criteria je hier
bij hanteert en dan zeg ik: In ieder geval voor de men
sen die er nu wonen is het wel verantwoord. U zegt:
Ze verlenen onvoldoende medewerking, ik vind er geen
klankbodem, er is geen bereidheid, ze zitten er uit tra
ditie. ,Nee, ze zitten daar en ze vinden dat ze daar
plezierig zitten. Het zou mijn woning niet zijn, maar
zij zitten er wel plezierig. Als U andere dingen aan
biedt mevr. Dijkstra heeft dit ook al gezegd dan
kom je toch altijd in situaties waarin natuurlijk veel
hogere huren zullen moeten worden betaald dan nu.
Het is gewoon een heel belangrijk punt dat deze men
sen ieder dubbeltje, ik weet niet hoe vaak, moeten om
keren en gewoon het geld niet hebben om de
duurdere woningen die worden aangeboden te betalen.
Dat is een van de redenen. U kunt wel zeggen: Dat is
gebrek aan medewerking, er zijn nog huursubsidies en
al dat soort regelingen. Juist voor het soort mensen
dat hier zit is een van de grote bezwaren dat ze weg
moeten uit de wijk, uit de woningen die ze prettig vin
den, maar ook dat alles dat hun wordt aangeboden
voor hun toch eigenlijk onbetaalbaar is. Daarom nog
maals ik zou straks stemming over dit voorstel wil
len vragen Houd dit nog aan, overleg verder, maar
dan werkelijk, met de wijkraad en niet zo zonder meer
op basis van hun lot „en je hebt het maar te slikken",
maar echt in een overlegsituatie. Als deze wijk er dan
inderdaad weg moet, laten er dan ook heel reële alter
natieven en betaalbare passende andere woongelegen
heid zijn voor de mensen die er weg moeten.
De heer Heidinga: Ik ben het toch niet met de heer
Van Haaren eens. Het is sinds jaar en dag bekend
bij deze mensen dat deze woningen er weg moeten.
Ik kom wel eens in die buurt, ze kennen mij wel en
ik praat wel eens met deze en gene. Ze weten het
drommels goed. Het zijn trouwens prettige mensen die
daar wonen. De wijkkern van de Willem Sprenger-
straat weet het ook wel. Voor zover ik met de mensen
van de wijkkern gesproken heb ik heb laatst nog
een hele rondwandeling gemaakt met de heer Hollan
der staan die Hier ook niet afwijzend tegenover. Ze
zeggen niet: Het moet niet gebeuren. Ze weten ook
wel dat dit past in het verbeteren van de wijk. Ik
geloof niet dat daar de pijn zit. Er zullen altijd wel
mensen blijven die daar graag willen blijven wonen.
Maar ja, zo is het. Hier geldt ook weer het gezang
dat ik wel eens vaker citeer: „Alles woelt hier om
verandering en betreurt ze dag aan dag, hunkert naar
hetgeen hij zien zal, wenst terug hetgeen hij eens zag."
Daar zitten we allemaal mee. Zo is het leven. Daar
kun je niets aan doen. Maar wij moeten nu eenmaal
vooruit, wij zijn progressief, vooruitstrevend, wij zijn
niet conservatief. Wij kunnen wel zeggen: Wij willen
die huisjes met die tonnetjes houden, want het is ge
woon een monument, een aandenken van: Zo deed
men dat. (De heer Miedema: Toeristische trekpleis
ter.) (Gelach) Alle gekheid op een stokje, ik wilde
alleen maar aantonen dat we zo niet kunnen. Zo kun
nen we geen beleid voeren.
Maar wat ik dan in alle ernst nog wel kwijt wil
en dat zou mij er haast toe brengen om tegen dit voor
stel te stemmen is de toestand waarin de terreinen
in de stad achterblijven. Dat zit mij natuurlijk al jaren
dwars. Als we dat zien in Huizum, in de Landbuurt
Piet van der Wal heeft er laatst nog een heel verhaal
over gehouden enfin, ik hoef ze niet allemaal op te
noemen. Nu zegt weth. De Jong: Ik zal proberen er
wat aan te doen. Dan neem ik aan dat hij dat meent
als hij dat zegt. Maar hij gaat hier niet over, dit is zijn
portefeuille niet. Het is de Plantsoenendienst die hier
iets aan zou moeten doen en die kan het ook. Waarom
het niet gebeurt mag Joost weten, misschien geven B.
en W. er geen opdracht voor. Maar dat bederft de stad.
Niiet zozeer dat we hier en daar een buurt moeten af
breken die nu eenmaal zijn tijd gehad heeft, maar wat
dan komt. Dan kunnen we daar direct niet bouwen om
een bepaalde reden omdat nog niet alles er weg is
of omdat het bestemmingsplan nog niet klaar is of