7 6 dat gebeurt niet, er komt niet iets op korte termijn en het enige resultaat is dat er door de sloop een aantal mensen op straat komen te staan die hier plezierig wonen en dat er weer een gebied ontstaat zoals Werk- manslust, de Parkstraten, Achter Landbuurt, zo'n af braakterrein dat er afschuwelijk uit ziet, het hele aan zien van de buurt verlaagd en waartegen de andere bewoners m.i. terecht protesteren. In de raads- brief staat: „Uit het oogpunt van volksgezondheid moeten deze woningen zo spoedig mogelijk worden af gebroken." Zo'n argument kan natuurlijk doorslagge vend zijn. Maar dan zou ik graag een rapport zien, b.v. van de Inspecteur voor de Volksgezondheid, waar uit duidelijk blijkt dat om redenen van volksgezond heid het daar wonen niet meer verantwoord is. De mensen die er nu wonen voelen zich echt wel gezond en ze voelen zich er prettig. De bewoners hebben trou wens het gevoel dat de enige reden tot sloop is het op blz. 2 van de raadsbrief genoemde argument, n.l. de onrendabele exploitatie op grond van lage huur. Ze voelen zich met op straat zetten bedreigd, omdat naar hun mening de Gemeente i.v.m. de lage huur aan hun niet voldoende verdient. Voor commerciële woning bouwverenigingen mag zo'n argument misschien spe len, maar niet voor een Gemeente die ook in de behoef te van deze jongeren moet voorzien als dat enigszins mogelijk is. U moet niet denken dat de Stichting Jon gerenhuisvesting in staat is werkelijk te bemiddelen om elders in de stad te voldoen aan de woonverlangens van de betrokkenen, van de mensen die daar nu zitten. Op het ogenblik moet aan allerhande mensen die zich daar aanmelden „nee" verkocht worden, omdat er on voldoende mogelijkheden zijn. En als daar straks zo'n heel stel jongeren bij komt dan is het gewoon uitge sloten dat op korte termijn want het moet allemaal op erg korte termijn elders in de stad behoorlijke onderkomens voor deze jongeren zijn. Dat kan deze stichting niet en ook de Gemeente heeft voor de men sen die hier weg moeten geen vervangende woonruim te. Mijn conclusie is dan ook een dringend verzoek aan de Raad om te beslissen deze sloop en deze ontruiming op te schorten. De heer Eijgelaax: Ik kan mij voorstellen dat het niet altijd gemakkelijk te accepterren is als je bewoner bent van een te amoveren pand en je bericht krijgt dat met de ontruiming en de afbraak moet worden begon nen, ook al is er in 1969 een rapport verschenen van de Nationale Woningraad waarna deze woningen alleen nog maar onder een bijzonder contract zijn verhuurd en ook al is er ongeveer een jaar geleden een uitge breid gesprek geweest met de Wethouder van Volks huisvesting. Hetzelfde geldt ook voor de mensen van de wijkkern en voor de mensen van het projectbureau en van de diverse wijkcommissies die daar werkzaam zijn, temeer omdat de Wethouder van de D.S.O., als ik goed geïnformeerd ben, gezegd zou hebben dat er in deze wijk geen veranderingen zouden plaats vinden dan nadat dit vooraf met de wijkkern zou zijn besproken. Alle betrokkenen zijn het er eigenlijk wel over eens dat deze woningen toch wel gesloopt dienen te worden. Al leen de wijze waarop dit thans is meegedeeld en de tijd waarin het moet geschieden acht men niet juist. Ik vind het jammer dat daardoor deze storing is ont staan en ik geloof wel dat dit weggenomen kan en moet worden. Ik zou daarom graag van het College de toezegging willen hebben dat een en ander niet eer der uitgevoerd zal worden dan na overleg met de be trokkenen, d.w.z. de bewoners en de mensen van de wijkkern. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: M.b.t. de__woningen in het Mariahof en het Pieterseliewaltje ben ik met U van mening dat wat de bewoonbaarheid betreft deze nogal wat te wensen overlaten. Alle confort ontbreekt en ik ben van mening dat iedereen behoorlijk moet kunnen wonen. Maar wat voor perspectief wordt deze mensen geboden? Wanneer deze woningen worden af gebroken, zijn ze dan niet aangewezen op woningen met vreselijk hoge huren? De bewoners willen hier zelf graag blijven wonen; dat hebben we ook gemerkt uit het schrijven dat een ieder van ons heeft ontvangen. Waarom kunnen we dan niet met de afbraak wachten tot er een bestemmingsplan van kracht is? Wanneer er nu wordt afgebroken dan krijgen we dezelfde situa tie als in Huizum de heer Van Haaren heeft hier ook al over gesproken die aan de troosteloze aanblik herinnert van de oorlogstijd, zoals het wijkcomité dit ook in hun schrijven aan ons meedeelt, een toestand die daar al vanaf 1968 bestaat. Het lijkt me ook voor de andere bewoners van Oldegalileën niet erg aantrek kelijk om met zo'n puinhoop in de naaste omgeving te moeten wonen. Mevr. Visscher-Bouwer: Wij kunnen ons in grote lijnen wel vinden in de woorden die mevr. Dijkstra heeft gesproken. Ook wij zien wel in dat deze woningen daar op den duur zullen moeten verdwijnen. Met de wijk zijn wij van mening dat kaalslag in zo'n wijk het hele leefmilieu verschrikkelijk kan bederven en wij zien ook niet in waarom dit nu zo plotseling moet ge beuren. Het zou o.i. beter zijn wanneer gewacht werd totdat men een totale visie over deze wijk heeft. De heer De Jong (weth.)Er zijn een aantal op merkingen gemaakt. De heer Van Haaren is begonnen met te stellen dat dit niet allemaal zo plotseling kan en deze woorden zijn ook door mevr. Dijkstra en mevr. Visscher gebruikt. Ik dacht dat het zo was dat wij al in een vroegtijdig stadium gesteld hebben: Wij moeten ook het amoveren niet vergeten. Uit het oogpunt van volkshuisvesting en lettende op de kwaliteit van de woningen die aan dusdanige eisen moeten voldoen dat men kan zeggen: Dit is ook een woning die nog be woonbaar is, die niet op de grens van de onbewoon baarheid ligt en dat zijn deze woningen; we kunnen ook wachten en ze onbewoonbaar verklaren; zo ligt het ongeveer heeft het College steeds duidelijk ge zegd: Wij willen ook wat de kwaliteit van ons bestaan betreft zorgen dat we goede woningen krijgen. Die wo ningen zijn er nu. We hebben een tijd gehad dat we krapte van woningen hadden; die krapte is ier geluk kig nu niet meer. Iedereen die een woning wil hebben ook deze mensen die zouden moeten verkassen kan die binnen niet al te lange tijd krijgen; er is over leg mogelijk. Is het niet nodig om nu aan een plan van 1969 dat destijds ook aan de Raad is aangeboden uit voering te geven? De mensen hebben anderhalf jaar geleden de huur opgezegd gekregen het is dus be paald niet plotseling gebeurd en er is nu een tweede schrijven aan hen gericht om te proberen de ontrui ming nu werkelijk dichterbij te krijgen. Waarom? Om dat het niet langer verantwoord is naar onze over tuiging om deze mensen in deze kwaliteit woningen te laten wonen. Dat is uiteindelijk de kern van deze zaak. Nu zegt de heer Van Haaren: Kun je de Inspec teur van de Volksgezondheid hier niet achter zetten? We hebben hier een Provinciale Directie voor Volks huisvesting en Bouwnijverheid die in dit opzicht ons op de vingers tikt om te zorgen dat wij haast maken met het opruimen van woningen die niet meer bewoon baar zijn, onvolwaardige woningen dus. Zij zitten ons juist ook met deze dingen achter de broek. Zij zeggen: Zorg er voor dat dit doorgaat, want wij willen hier juist als toezichthoudend orgaan, als provinciale ver tegenwoordiger van het rijk voortgang mee maken. Er heeft hierover ook wel iets in de krant gestaan; het is bekend dat dit zo is. Welnu, dan gaan we daar mee door. Het is echt niet zo dat wij niet ons best doen om voor deze mensen vervangende woonruimte te krijgen; daar heeft het nooit aan gemankeerd. Wij hebben al leen de indruk van deze bewoners gekregen dat zij hier niet voldoende aan mee willen werken en dat zij den ken: Wanneer wij maar in verzet komen dan lukt ons dit wel. Er zijn altijd wel verzetsgroepen die zich daar bij aan willen sluiten en dan komt men op dit gebied geen stap verder. Dat is nu juist het probleem waar we mee zitten. Het is niet een kwestie dat dit als een donderslag bij heldere hemel komt. Het is inderdaad zo dat deze mensen een jaar geleden bij mij op het spreekuur kwamen n.a.Y- de bekendmaking die hier toen aan gegeven is. In de Leeuwarder Courant heeft een stuk gestaan op 27 oktober vorig jaar met een foto er bij, waarin deze zaak nog eens duidelijk werd toegelicht. De wijkkern is er ook mee op de hoogte. Ik meende dat er ook mensen van de wijkkern bij het bezoek waren dat mij toen gebracht werd. In ieder geval hebben ze duidelijk kunnen lezen wat de bezwa ren zijn. Welnu, wij willen hier eigenlijk wel mee voort gaan. Misschien denkt U van Uw kant dat wij niet tot overleg bereid zijn. Ik zou graag willen toezeggen dat wij in ieder geval ons uiterste best willen doen om de mensen die straks een andere woning zoeken zo goed mogelijk te helpen. Wij hebben dit al gepro beerd. Ik heb zelf destijds bij het renovatieplan Bali- straat geprobeerd deze mensen bij wijze van spreken collectief hierheen over te poten. Ik heb bij deze men sen geen klankbodem gevonden, omdat ze zeiden: Als wij maar blijven zitten dan lukt ons dit wel. Er was geen bereidheid om hieraan mee te werken, terwijl het toch uit het oogpunt van de kwaliteit van deze wo ningen dringend nodig was. Ik dacht dat het van onze kant zo zou moeten zijn dat wij hier ook verder mee moeten gaan. Wij hebben deze zaak drie keer in de Commissie voor het Woningbedrijf besproken en tot drie keer toe is er gezegd: Deze zaak moet voortgang vinden. We hebben het een en andermaal besproken in de Commissie Vooroorlogs Woningbezit waarin de Pro vinciale Directie, mensen van Openbare Werken, de woningbouwcorporaties en het Gemeentelijk Woning bedrijf zitting hebben. Ook daar is de conclusie telkens geweest: Hier moeten we mee doorgaan willen we wer kelijk een verantwoord progressief beleid voeren. Mevr. Dijkstra zegt: Dit wordt een troosteloze aan blik. Ik ben het wel met haar eens. Dit kan een troos teloze aanblik worden. Maar wanneer wij werkelijk met het opruimen van deze onvolwaardige woningen voortgang willen maken dan zullen we wel moeten pro beren de kaalslag en alle narigheid die er na kan ko men zoveel mogelijk te lijf te gaan. Ik ben het met mevr. Dijkstra eens dat dit niet ongecoördineerd moet gebeuren; hier zal ook goed op gelet worden. Er is in beide genoemde commissies besproken dat er goed op gelet zal moeten worden dat er èn met Bouw- en Wo ningtoezicht èn met het Grondbedrijf èn met het Wo ningbedrijf een duidelijke coördinatie is, zodat wanneer er woningen afgebroken worden het opruimen en het inzaaien zo snel mogelijk zal plaats vinden. Ik dacht dat dat een punt was en ik ben het wat dit betreft volkomen met mevr. Dijkstra eens waarvoor wij ons uiterste best moeten doen. Wanneer de wijkkern meent dat hij hier niet vol doende bij ingeschakeld is, welnu, er is niets op tegen dat de heer Tiekstra, die wel eens een gesprek met de wijkkern voert, bij de volgende vergadering hier mede deling over doet en zegt: De mensen hebben allemaal opzegging gekregen, wij zijn bereid ze zoveel mo gelijk te helpen om vervangende woonruimte te vin den, maar wij gaan wel met dit beleid door. Dit is toch een beleid dat in deze tijd past. Laten de mensen ook niet vergeten dat we m.b.t. de opkomende leegstand van woningen straks niet het risico kunnen lopen dat er enkele honderden woningen leeg staan die kwalita tief veel beter zijn dan deze woningen. We zouden dan met de volwaardige woningen blijven zitten, omdat wij deze woningen die op het randje van onbewoonbaar heid staan nog langer laten bewonen door mensen die hier misschien uit traditie zitten en willen blijven zit ten. Als de Stichting Jongerenhuisvesting dit niet aan kan, zullen wij natuurlijk in overleg met deze stichting deze zaak zodanig regelen dat er een passende huis vesting voor deze jongelui gevonden kan worden. Wij zijn daar echt wel toe bereid mits zij van hun kant bereid zijn positief mee te werken aan de oplossing van dit probleem en zij zich op die basis zodanig op willen stellen dat in goed overleg voor passende huis vesting gezorgd kan worden. Ik dacht dat dan het pro bleem opgelost zou zijn. Ik zou zeggen: Wel doorpak ken, maar dan in deze overlegsfeer de situatie trach ten te realiseren. De heer Van Haaren: De Wethouder zegt terecht dat we het amoveren ook niet moeten vergeten. Dat moeten we natuurlijk ook niet. De woningen moeten op een gegeven ogenblik verdwijnen. Maar het punt is: Waarom moet dat juist nu? Er is natuurlijk allemaal overleg geweest en er wordt ook nu weer toegezegd dat er opnieuw overleg gepleegd kan worden. Dit over leg betekent dan gewoon: Luister eens, sorry hoor, maar wij hebben in ieder geval besloten tot sloop en ontruiming. Verder is er geen overleg meer mogelijk. Ik vind dat geen echte overlegsituatie. In een echte overlegsituatie moet je uit verschillende mogelijkheden kunnen kiezen en die keus wordt nu helemaal niet ge laten. Er wordt gewoon gesteld: Die woningen moeten hoe dan ook gesloopt worden, want het is niet langer verantwoord. Wat betreft dit niet langer verantwoord zijn ligt het er aan watvoor normen en criteria je hier bij hanteert en dan zeg ik: In ieder geval voor de men sen die er nu wonen is het wel verantwoord. U zegt: Ze verlenen onvoldoende medewerking, ik vind er geen klankbodem, er is geen bereidheid, ze zitten er uit tra ditie. ,Nee, ze zitten daar en ze vinden dat ze daar plezierig zitten. Het zou mijn woning niet zijn, maar zij zitten er wel plezierig. Als U andere dingen aan biedt mevr. Dijkstra heeft dit ook al gezegd dan kom je toch altijd in situaties waarin natuurlijk veel hogere huren zullen moeten worden betaald dan nu. Het is gewoon een heel belangrijk punt dat deze men sen ieder dubbeltje, ik weet niet hoe vaak, moeten om keren en gewoon het geld niet hebben om de duurdere woningen die worden aangeboden te betalen. Dat is een van de redenen. U kunt wel zeggen: Dat is gebrek aan medewerking, er zijn nog huursubsidies en al dat soort regelingen. Juist voor het soort mensen dat hier zit is een van de grote bezwaren dat ze weg moeten uit de wijk, uit de woningen die ze prettig vin den, maar ook dat alles dat hun wordt aangeboden voor hun toch eigenlijk onbetaalbaar is. Daarom nog maals ik zou straks stemming over dit voorstel wil len vragen Houd dit nog aan, overleg verder, maar dan werkelijk, met de wijkraad en niet zo zonder meer op basis van hun lot „en je hebt het maar te slikken", maar echt in een overlegsituatie. Als deze wijk er dan inderdaad weg moet, laten er dan ook heel reële alter natieven en betaalbare passende andere woongelegen heid zijn voor de mensen die er weg moeten. De heer Heidinga: Ik ben het toch niet met de heer Van Haaren eens. Het is sinds jaar en dag bekend bij deze mensen dat deze woningen er weg moeten. Ik kom wel eens in die buurt, ze kennen mij wel en ik praat wel eens met deze en gene. Ze weten het drommels goed. Het zijn trouwens prettige mensen die daar wonen. De wijkkern van de Willem Sprenger- straat weet het ook wel. Voor zover ik met de mensen van de wijkkern gesproken heb ik heb laatst nog een hele rondwandeling gemaakt met de heer Hollan der staan die Hier ook niet afwijzend tegenover. Ze zeggen niet: Het moet niet gebeuren. Ze weten ook wel dat dit past in het verbeteren van de wijk. Ik geloof niet dat daar de pijn zit. Er zullen altijd wel mensen blijven die daar graag willen blijven wonen. Maar ja, zo is het. Hier geldt ook weer het gezang dat ik wel eens vaker citeer: „Alles woelt hier om verandering en betreurt ze dag aan dag, hunkert naar hetgeen hij zien zal, wenst terug hetgeen hij eens zag." Daar zitten we allemaal mee. Zo is het leven. Daar kun je niets aan doen. Maar wij moeten nu eenmaal vooruit, wij zijn progressief, vooruitstrevend, wij zijn niet conservatief. Wij kunnen wel zeggen: Wij willen die huisjes met die tonnetjes houden, want het is ge woon een monument, een aandenken van: Zo deed men dat. (De heer Miedema: Toeristische trekpleis ter.) (Gelach) Alle gekheid op een stokje, ik wilde alleen maar aantonen dat we zo niet kunnen. Zo kun nen we geen beleid voeren. Maar wat ik dan in alle ernst nog wel kwijt wil en dat zou mij er haast toe brengen om tegen dit voor stel te stemmen is de toestand waarin de terreinen in de stad achterblijven. Dat zit mij natuurlijk al jaren dwars. Als we dat zien in Huizum, in de Landbuurt Piet van der Wal heeft er laatst nog een heel verhaal over gehouden enfin, ik hoef ze niet allemaal op te noemen. Nu zegt weth. De Jong: Ik zal proberen er wat aan te doen. Dan neem ik aan dat hij dat meent als hij dat zegt. Maar hij gaat hier niet over, dit is zijn portefeuille niet. Het is de Plantsoenendienst die hier iets aan zou moeten doen en die kan het ook. Waarom het niet gebeurt mag Joost weten, misschien geven B. en W. er geen opdracht voor. Maar dat bederft de stad. Niiet zozeer dat we hier en daar een buurt moeten af breken die nu eenmaal zijn tijd gehad heeft, maar wat dan komt. Dan kunnen we daar direct niet bouwen om een bepaalde reden omdat nog niet alles er weg is of omdat het bestemmingsplan nog niet klaar is of

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 4