12
nomen en ik vind dat dit ook zo moet blijven. Het
moet niet een soort nevenfunctie of betrekking wor
den. Ik vind dat het ook niet zo mag worden dat zo'n
raadslidmaatschap een aardige bijverdienste is. Het
zou voor ons wel bijzonder jammer zijn trouwens, als
het niet verhoogd zou worden, omdat wij onze ver
dienste na aftrek van de belastingen afdragen aan de
kas van Axies. Dit is onze enige bron van inkomsten.
(De Voorzitter: Dus U bent er voor.) Nee, ik ben
er niet voor. Ondanks het feit dat het voor onze kas
bijzonder jammer zou zijn dat het niet door zou gaan,
ben ik er toch bepaald zeer principieel op tegen om
dat we dan zitten in een situatie zoals dat met kamer
leden ook het geval is. Zij verhogen zelf hun hono
rering voor zoiets; dat kunnen ze ook zonder enige
controle door anderen doen. Dat vind ik een verkeerde
zaak. Wij moeten dat hier niet doen. Er wordt iedere
keer gesproken over structureel verstorende factoren
en dat soort dingen. De heer De Jong zegt bij iedere
kleine aanvraag tot subsidie, al is het maar f 1.000,
of zo: Dat kan niet, zeker niet als het iedere keer
terug komt. Nou, dit komt iedere keer terug, het komt
n.l. om de drie weken terug. Het gaat ons toch per
jaar ik weet het niet precies in ieder geval zo'n
f 30.000,kosten. Over vier jaar gerekend is het in
ieder geval f 120.000,maar waarschijnlijk nog meer.
Dat zijn structureel verstorende factoren die wij dan
zelf gaan inbouwen, omdat wij er als raadsleden beter
van worden. Dan zeg ik; Nee, dat kan niet. Ik vind
het principieel onjuist.
De heer Vellenga: Om een bijkomend misverstand
weg te nemen, sinds 1967 bepalen de leden van de
Tweede Kamer niet meer de hoogte van hun eigen
salaris. Daar is een heel andere regeling voor ontwor
pen waar ze niets aan af of toe kunnen doen. Het is
niet interessant om dat hier te vermelden, maar ik
doe dit alleen maar omdat de heer Van Haaren nog
met dat misverstand rondliep. Voortaan weet hij dus
dat het anders zit.
Iets anders is de benadering van het presentiegeld.
Wanneer de heer Van Haaren zegt: Wij hebben ons
hier vrijwillig voor beschikbaar gesteld, dan is dat
waar. Die redenering tot in zijn uiterste consequentie
doorgetrokken betekent: Wij doen het voor lauw-
noppes, wij doen het voor niks, hoogstens misschien
voor een bepaalde onkostenvergoeding omdat je wilt
voorkomen dat je er geld op toelegt. Ik zou me ook
idealisten voor kunnen stellen die dat er voor over
hebben. M.a.w., op het moment dat je een lager pre
sentiegeld tot nu toe altijd wel hebt geaccepteerd, gaat
het verhaal over die vrijwilligheid niet meer op en
moeten we ons op dit moment afvragen: Hoe is de
ontwikkeling geweest van het werk van een raadslid?
Er zijn een paar mensen in de Raad die deze ontwik
keling heel duidelijk hebben kunnen volgen; ik behoor
daar zelf ook bij. Je kan niet meer zeggen dat het
puur amateurisme is, het vraagt iets van de mensen,
het vraagt veel van de mensen en ik zou het helemaal
niet verkeerd vinden dat de gemeenschap in dit
geval de overheid daar een bepaalde vergoeding
tegenover stelt. Nu kun je twisten over de vraag:
Hoe is die vergoeding en hoe noem ik die vergoeding?
Jaar en dag is het zo geweest dat men een presentie
geld gaf. Dat betekent dus: Als je hier bent dan krijg
je geld. Maar dat kan het misverstand wekken dat je
alleen maar betaald wordt voor het aantal uren dat
je hier in deze zaal doorbrengt. Het zou ook het mis
verstand kunnen wekken dat je alleen maar betaald
wordt voor het aantal uren dat je in commissieverga
deringen doorbrengt. Maar ik dacht dat je langzamer
hand wel kan zeggen dat een lid van de Gemeenteraad
van Leeuwarden die zijn werk goed doet daar 5 a 10
uur per week aan spendeert. In de laagste constructie
is dat dus 15 uren in 3 weken, in de hoogste 30 uren
in 3 weken. Als je dat stelt tegenover een bedrag van
f 50,f 60,f 90,of f 100,dan rolt er echt
niet zo'n hoog bedrag uit.
Maar er is iets meer, mijnheer de Voorzitter, en ik
dacht dat U daar ook kennis van draagt als lid van
het hoofdbestuur van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten. Dat is n.l. dat die vereniging, op grond
van een uitstekend rapport van een commissie die naar
zijn voorzitter de Commissie Merkx genoemd wordt,
tegen de Minister van Binnenlandse Zaken en de Twee
de Kamer heeft gezegd: Wij moeten die hele zaak
openbreken, wij moeten een bepaald artikel in de Ge
meentewet veranderen. Wij moeten eigenlijk mogelijk
maken een drieluik: a. een onkostenvergoeding, b.
een bedrag voor het werk dat je als raadslid doet
(dus geen presentiegeld maar een honorering van het
raadswerk) en c. een schadeloosstelling voor die men
sen die op de een of andere manier een vergadering
bijwonen en niet worden doorbetaald door hun werk
gever. Dat laatste is niet een punt dat in deze ge
meente erg speelt, omdat wij avondvergaderingen ken
nen. Maar op het moment van begrotingzittingen, op
het moment van commissievergaderingen op middag
kan dat voor niet-ambtenaren, ook voor zelfstandigen
die de winkel moeten sluiten of daar een vervanger
moeten neerzetten, een bepaalde rol spelen. Welnu;
de tegenwoordige Minister van Binnenlandse Zaken
denkt aan de mogelijkheid dat drieluik te verwerke
lijken. Hij heeft als eerste stap in die richting gezegd:
Ik wil de presentiegelden omhoog brengen zolang wc
de naam presentiegeld nog moeten gebruiken, zoals
hij ook het wethoudersambt aantrekkelijker wil ma
ken m.n. voor gemeenten vanaf 20.000 a 30.000 in
woners door de wedden van de wethouders te ver
hogen. Dat is ook een zeer belangrijk punt, omdat je
kwalitatief ook zo goed mogelijke mensen op de wet
houderszetels wilt hebben. Wanneer wij vanavond op
bepaalde overwegingen, die de mensen misschien wel
aanspreken en die op ons ook wel enige indruk maken,
nee zouden zeggen tegen deze operatie, verstoren we
de grotere operatie waar ik over sprak. Ik heb zelf
op een ander niveau deze zaak aangesneden, omdat
ik weet dat in tal van gemeenten een heleboel raads
leden hier echt moeite mee hebben. Wanneer je dit
ambt op deze manier aantrekkelijker maakt iets
aantrekkelijker, want de financiën kunnen nooit de
doorslag geven dan dacht ik dat ook dat de ruimte
van de keuze in kandidaten mee kan bepalen en dat
dat niet een argument is voor een aantal mensen die
je graag zou willen hebben om te zeggen: Ik kan me
dit eigenlijk niet permitteren. Het besturen van een
gemeente door een raad en door een college vergt
zoveel tijd, maar vraagt ook zoveel kwaliteit dat je
alle denkbare barricades zou moeten wegnemen om
zoveel mogelijk mensen in staat te stellen om dit voor
treffelijke, prachtige werk te gaan doen. Vandaar dat
ik contra de redeneringen van mevr. Dijkstra en de
heer Van Haaren, met enig begrip voor hun argumen
tatie, er toch behoefte aan had om dit zo op deze
manier naar voren te brengen om daarmee ook dui
delijk te maken dat mijn fractie op dit moment in
stemt met het bedrag van f 90,maar dat wij haken
naar het moment waarop daar niet meer de naam
presentiegeld aan wordt gegeven en we heengaan naar
een bepaalde honorering van het raadslidmaatschap
omdat het uit de sfeer van het amateurisme is weg
gehaald en het iets heeft van een duidelijk nevenbe
roep. Maar dat doe je dan niet om het geld, dat doe
je omdat je de gemeenschap wilt dienen. Het bijkomen
de aantrekkelijke is dan inderdaad dat je er een rede
lijke vergoeding voor krijgt. Als je het in uurlonen
om zou rekenen, zouden een heleboel mensen er ook
nog om lachen.
De Voorzitter: Ik hoef niet zoveel toe te voegen
aan de woorden die de heer Vellenga zojuist heeft
gesproken. Ik wil van mijn kant wel opmerken dat
uit het onderzoek dat de commissie Merkx n.a.v. deze
aangelegenheid heeft gedaan een commissie waar
aan zeer terecht een grote verscheidenheid van raads
leden uit den lande heeft meegewerkt toch wel heel
duidelijk is gebleken dat de vergoedingen die raads
leden krijgen, vooral in de grotere gemeenten, in geen
enkele redelijke verhouding staan t.o.v. de kosten en
de tijd die men aan dit werk moet besteden. Bij
deze vergoedingen dat zou ik van mijn kant toch
wel willen onderstrepen is er geen sprake van
salariëring. Ook als je de totaaltijd neemt durf ik te
stellen dat het voor mensen die zoveel tijd en zoveel
energie besteden aan dit algemene werk, nog slechts
een schamele vergoeding is. Er is ook gebleken dat,
als we in Nederland niet bereid zijn voor dit werk een
enigszins redelijke vergoeding te geven, we dan de
13
consequentie moeten aanvaarden dat we in de toe
komst het is nu al veel moeilijker dan enkele tien
tallen jaren geleden er niet meer op mogen reke
nen dat we uit de gemeenschap nog mensen bereid
zullen vinden om dit werk te doen. Het klinkt na
tuurlijk erg flink om te stellen dat je hier tegen bent,
maar ik zou er niet te lang over praten. Ik durf te
stellen dat het een redelijke tussenstap is op een weg
die wij zullen moeten bewandelen.
De heer Van Haaren: Ik wil toch even reageren
op wat U gezegd hebt. Ik ben het helemaal met U
eens dat f 90,in geen enkele verhouding staat tot
de kosten en de tijd die we hier aan spenderen. Het is
haast een symbolisch bedrag. Dat symbolische bedrag
was in het verleden ook geen belemmering voor be
kwame en goede mensen om hier te gaan zitten. Ik
neem tenminste aan dat we hier met goede en be
kwame mensen zitten. (Stem: Dat weet ik niet.)
Bent U er niet van overtuigd? Ik wel; ik blijf des
ondanks optimistisch. Ik heb het rapport van de Com
missie Merkx niet gelezen, ik heb er alleen over ge
lezen in de krant. We zouden ook kunnen zeggen:
Laten we nu maar eens afwachten tot het voorstel
zijn beloop krijgt. Dan komen daaruit misschien wel
andere dingen voort. Ik heb uit de krant begrepen
dat er ook een bijzonder sterk accent wordt gelegd om
het gemakkelijker te maken en aantrekkelijker te ma
ken door allerhande faciliteiten te geven aan raads
leden. Dat vind ik een ontzettend belangrijke zaak.
Het beroerde vind ik dan dat we het nu alleen aan
trekkelijker maken door die stomme f 40,er op te
doen. Kijk, en daar heb ik nu echt bezwaren tegen.
We moeten er iets aan doen; dat geloof ik wel. Maar
veel belangrijker vind ik wat de Commissie Merkx
naar voren brengt, n.l. dat er echt wordt gezocht
naar mogelijkheden om veel meer faciliteiten te geven
aan individuele raadsleden en aan fracties. (De Voor
zitter: Dat gebeurt ook; daar wordt aan doorge
werkt.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W. met aantekening dat mevr. Dijkstra-
Bethlehem en de heer Van Haaren wensen te worden
geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 26 t.e.m. 28 (bijlagen nos. 92, 66 en 68).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 29a (bijlage no. 73).
Voordracht
de heer J. A. E. Ooykaas te Giekerk;
de heer J. Smedema te Leeuwarden.
Benoemd wordt de heer Ooykaas met 26 stemmen
(de heer Smedema 8 stemmen).
Punt 29b (bijlage no. 74).
Voordracht:
de heer H. Wiersma te Leeuwarden.
Benoemd wordt de voorgedragene met alg. stemmen.
Punt 29 c (bijlage no. 67).
Voordracht
de heer D. Post te Leeuwarden.
De heer Vellenga: Mijn obligate opmerking die hier
vaker heeft geklonken: Wij houden niet van aanbe
velingen met één naam. Wij hebben graag dat de Raad
wat keus heeft. De omstandigheden liggen hier ove
rigens erg duidelijk. De adviezen over de man zijn
zonder meer goed. Hij is erg capabel. Dat zijn voor
ons overwegingen om in dit speciale geval over de
bezwaren die wij hebben en blijven houden heen te
stappen.
Benoemd wordt de voorgedragene met alg. stemmen.
Mevr. Visscher-Bouwer en de heer Jansma vortnden
met de Voorzitter het stembureau.
De Voorzitter sluit, om 22.05 uur, de vergadering.