j6 fl
sluit mij verder helemaal aan bij wat de heer Eijgelaar
heeft gezegd.
De heer Vellenga: Ik ga nu niet in op de mogelijkheid
die de heer Heidinga noemde. Ik heb, dacht ik, destijds
toen we de eerste keer bezig waren met deze materie een
lans gebroken om eventueel eens een proef te nemen met
een markt op de Amelandspijp, ook vanuit de filosofie:
Je moet die Voorstreek zo levendig mogelijk houden en die
banaan wat vitaminen toedienen; het is wat een vreemd
beeld maar wel duidelijk, dacht ik. Nu zegt het College
op pag. 6 van de nota zelf onder II, Winkels en markten,
punt 3: „Versterking marktfunctie in binnenstad." En
wanneer het College mij nu zou zeggen: Daar hoort de
markt op het Zaailand bij, daar hoort ook voor een lange
reeks van jaren de markt op de Nieuweburen bij en wij
willen best hier en daar wat experimenteren met wat an
dere markten, dan hoeft het om mij niet zo gedetailleerd
omschreven te worden in de objectdoelen. Maar wat ons
nu gewoon bezig houdt, isEr is sinds mensenheugenis
althans wat deze mens betreft een leuke markt op de
Nieuweburen. Er is misschien nog wel eens iets leuks te
doen op een ander punt. Uw formulering betekent: hand
haaf wat gehandhaafd kan worden en maak mogelijk wat
eventueel over zoveel tijd noodzakelijk is. Wel, als ik op
dat punt gecontenteerd kan worden, dan hoef ik niet zo zeer
te denken aan amendementen en toevoegingen. Soepeler
kan het haast niet, wel mijnheer Heidinga? (De heer
Heidinga: Keurig.)
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat hier een mis
verstand een rol speelt. Als n.l. 3.1-4 zou hebben geluid:
„Opheffing zaterdagmiddagmarkt Nieuweburen." dan
zou de heer Van der Wal daar terecht tegen hebben kunnen
stemmen. Maar dat staat er niet. Uit het feit dat deze
markt niet genoemd wordt, kan niet worden afgeleid dat hij
niet gehandhaafd blijft. Dat wilde ik hiermee zeggen.
Natuurlijk kan de Gemeente wel wat aan de markt
functie doen. Of een markt al dan niet aanslaat, is een
andere zaak. Ik herinner de heer Eijgelaar er aan dat wij
lang geleden begonnen zijn met de wijkmarkten; de eerste
was die op het Cambuurplein, daarna volgde Huizum.
Het grootste geloof was toen aan de zijde van het Gemeen
tebestuur en het geringste geloof bij de markt-, straat- en
rivierhandelaren. En toch zijn die markten er en ze flo
reren. Maar dat is al lang geleden; dat moet ik er wel bij
zeggen.
Ik dacht dat, als het hier gaat om de doelen die nage
streefd moeten worden als gevolg van het richtdoel:
„Permanente en meersoortige markten.", daarbij in het
bijzonder gedacht wordt aan de drie in de objectdoelen
genoemde pleinen. Maar daaruit kan niet de conclusie
worden getrokken dat dus dan de zaterdagmiddagmarkt
op de Nieuweburen wordt opgeheven. (De Voorzitter:
Het is alleen niet een doel op zichzelf.) (De heer Vellenga:
Waarom staan deze drie er wel en de Nieuweburen niet?)
(De hear Miedema: Der moat dochs hwat stean.)
(De Voorzitter: Nee, we maken er geen potje van.) Is er
op het ogenblik in de omgeving van de Mercuriusfontein
een permanente en meersoortige markt? Is er op het
ogenblik op het Wilhelminaplein een permanente en
meersoortige markt? (De heer Vellenga: Ja, iedere
vrijdag; dat vind ik permanent.) (De heer B. P. van der
Veen: Iedere avond!) (Gelach) Maar die is niet meer-
soortig. Dat is niet waar. (Gelach) (De heer Vellenga: En
waarom staat het Waagplein dan genoemd?) Omdat wij
graag willen proberen het Waagplein mee te laten doen in
het hele stadsgebeuren de Raad vraagt daarom en
laten wij dan proberen het Waagplein een marktfunctie te
geven, permanent en meersoortig.
De Voorzitter: Voordat ik U het woord geef, mijnheer
Vellenga, wil ik nog graag een kleine aanvulling geven.
Wat geven wij in de objectdoelen aan? Dat zijn de doelen
die wij nastreven ter uitwerking van de richtdoelen. Wij
trachten aan te geven hoe wij proberen permanente en
meersoortige markten in het beleid in te passen. Dat
betekent dat wij in ieder geval, voor zover het in ons
vermogen ligt, voor zover wij het kunnen beïnvloeden, er
naar zullen streven dat betekent nog niet dat het
gerealiseerd wordt dat op het Wilhelminaplein, in de
omgeving van de Mercuriusfontein en op het Waagplein
permanente en meersoortige markten zullen zijn. Dat is
alles. En dat zegt niets ik zou willen onderlijnen wat de
Wethouder heeft gezegd van de markt op de Nieuwe
buren. Zolang blijkt, dat op de Nieuweburen de markt er
uit andere overwegingen kan blijven en de markt
daar nut heeft, zal niemand er over piekeren om te zeggen
dat die markt moet verdwijnen. Maar het is geen doel op
zichzelf daar coute que coute een markt te handhaven. Ik
dacht dat dat duidelijk was. En als de Raad nu zegt dat de
Nieuweburen in de objectdoelen moet worden opgeno
men dan impliceert dat dat wij er coute que coute naar
moeten streven dat er een markt op de Nieuweburen blijft.
Dat is het verschil met wanneer we dit niet in de object
doelen opnemen. Maar U moet de zaak niet omdraaien.
Als de Nieuweburen niet genoemd wordt, moet die markt
niet weg, tenzij er op de Nieuweburen andere dingen
zouden moeten gebeuren, waardoor het niet meer kan.
Maar dat geldt natuurlijk overal. Dit is dan de explicatie.
De heer Vellenga: Daar wordt het alleen maar moei
lijker, ingewikkelder van. U zegt heel nadrukkelijk dat het
geen doel op zichzelf is. Dus Wilhelminaplein wel, Waag
plein wel, omgeving Mercuriusfontein wel. (De heer
Eijgelaar: Uiteinden banaan niet.) Daar hebben we het
al over gehad; die banaan laten we nu even rusten.
Ik vind dat U zou moeten zeggen: Wij zijn er voor om
markten te handhaven en te creëren om de binnenstad
levendig te maken dat zou ik een leuk objectdoel vin
den maar op het moment dat U zich er zelf aan bezon
digd om een paar objecten met name te noemen, haalt U
over U heen dat andere mensen de voorkeur hebben voor
andere objecten. En hoewel ik dus in eerste instantie dacht
Och, Axies vraagt iets dat er eigenlijk wel in zit, en in die
richting ook daarom mijn vraag zo aan B. en W. formu
leerde, weet ik het na dit antwoord echt niet meer en geef
ik zelfs de heer Heidinga in overweging om zijn Bonifatius-
pleinmarkt ook per amendement in te voeren, want anders
blijven we nergens meer. Maar zolang dat niet is gebeurd,
zeg ik namens mijn fractie: Wij zullen de Nieuweburen-
markt daar graag willen handhaven. Dat is nog lange jaren
een doel op zichzelf. Dat Waagplein moet er nog komen;
ik zal echter niet voorstellen het te schrappen.
De heer P. D. van der Wal: Ik zou eigenlijk nog een
opmerking willen maken over de betekenis van object
doelen, maar laat ik de spraakverwarring niet nog groter
maken.
De heer Tiekstra (weth.)Ik weet niet of het enig nut
heeft dat ik nog eens het woord voer, maar laat ik het
proberen. Ik dacht dat men onder een permanente en
meersoortige markt meer verstaat dan een markt die eens
in de week wordt gehouden. En als we er over denken om
het Wilhelminaplein zijn erffunctie en zijn centrale functie
terug te geven zodra we ruimte hebben voor de auto's en
als we er over denken het Waagplein en de omgeving van
de Mercuriusfontein mee te laten spelen in het binnen-
stadsgebeuren, dan kan het de moeite waard zijn om na te
gaan of dit geschikte vestigingspunten zijn voor een per
manente en meersoortige markt. (De heer Vellenga: Dat
legt U dan t.z.t. vast in een bestemmingsplan.)
De Voorzitter: Axies stelt dus voor om als objectdoel
3.1-4 op te nemen: „Handhaven zaterdagmarkt op
Nieuweburen." Mag ik U vragen de woorden „Hand
haven zaterdagmarkt op" te schrappen om het objectdoel
in de fijn te krijgen? Er komt dan alleen „Nieuweburen"
te staan. (De heer P. D. van der Wal: Akkoord.) Het is
ook alleen een redactionele wijziging. Dit amendement
komt dus nu in stemming.
Het amendement van Axies betreffende objectdoel
3.1-4 wordt aangenomen met alg. stemmen.
III. Kantoren en dienstverlenende instellingen.
De Voorzitter: Allereerst komt dan een amendement
van Axies aan de orde. Zij stellen voor objectdoel 2.1-1
te laten vervallen. Dat objectdoel luidt: „Passieve kantoor
ruimte langs noordzijde Lange Marktstraat."
De heer P. D. van der Wal: Standaarddoel 2 luidt:
„Beperking passieve kantoorruimte." Het richtdoel 2-1
7*S
dat daarbij hoort luidt: „Geen verdringing actieve city
functies door passieve kantoorruimte." En dan maakt U
in de objectdoelen een uitzondering voor de noordzijde
Lange Marktstraat. Daar mag dan wel passieve kantoor
ruimte komen. Daar ben ik het niet mee eens. Op het
ogenblik is het al een kale, grootschalige, brede en tochtige
straat waar enkele actieve kantoren o.a. de A.N.W.B. en
een autorijschool zijn. Die brengen juist wat leven in de
brouwerij. Als U zegt dat daar wel passieve kantoorruimte
mag komen zoals aan de Tesselschadestraat, het ver
lengde van de Lange Markstraat - dan zijn wij het daar
niet mee eens. Wij willen dat niet genoemd hebben.
De heer Tiekstra (weth.)Aansluitend aan hetgeen ik
in het begin van de avond heb gezegd, zou ik het volgende
op willen merken. Wij menen dat we er, i.v.m. een ont
wikkelend functiepatroon zoals dat vanaf de Tesselschade-
straat naar ons toe komt en i.v.m. de behoefte die naar
voren komt, verstandig aan doen dat wij daarvoor de
gebieden aanwijzen om te voorkomen dat wij voor de
noodzaak komen te staan om daarvoor andere gebieden
aan te wijzen. Ik neem niet aan dat het de bedoeling van de
heer Van der Wal is om dit soort elementen naar ver buiten
de stad te verwijzen. Ik meen dus dat juist in deze omge
ving deze kantoorruimte heel wel toelaatbaar is. Wij
denken, voor wat de binnenstad betreft, veel meer aan
kantoren met een baliefunctie die overdag een grote leven
digheid geven. Ik heb wel eens eerder met de heer Van der
Wal gediscussieerd over dit soort vraagstukken en ik heb
wel eens gezegd: Er is geen sprake van dat er een _24-uurs
actiepatroon is in deze stad. Elke functie kent zijn rust
pauzes, zelfs de oudste functie.
De heer P. D. van der Wal: Ik handhaaf dit amende
ment wel.
De Voorzitter: Goed, dan gaan we er over stemmen.
Het amendement van Axies betreffende objectdoel
2.1-1 wordt verworpen met 33 tegen 2 stemmen.
De Voorzitter: Dan komen we nu bij het amendement
dat is ingediend door de P.v.d A het betreft het toevoegen
van een objectdoel 3.1-3: „Toevoegen: beide zijden Wil
lemskade."
De heer Buising: Ik kan kort zijn. De reden waarom ik
dit objectdoel 3.1-3 graag zou willen zien toegevoegd, is
eigenlijk in de eerste plaats ter versterking van het stan
daarddoel 3: „Geen eenzijdige kantorenkwartieren in de
binnenstad." Daarvan zijn de objectdoelen 3.1-1 en
3.1-2 natuurlijk ook indirect afgeleid. In de tweede plaats
vind ik dat het door mij voorgestelde amendement goed
aansluit bij de bestaande toestand. In de derde plaats vind
ik ook wel dat wat weth. Tiekstra zonet al zei dit er
een beetje toe kan bijdragen dat de kantorenfuncties niet
te ver van de binnenstad komen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik kan niet zien dat er tegen
deze toevoeging overwegende bezwaren zouden bestaan.
Ik kan ze tenminste niet bedenken.
De Voorzitter: Ik wil nog even een toelichting geven.
Het gaat voornamelijk om het gedeelte van de Willems
kade z.z. tussen de Prins Hendrikbrug en de Oude
Verlaatsbrug daar waar de kantoren hebben gestaan van de
Centrale Landbouwboekhouding. Als U dus het ingedien
de amendement onverkort, voor de hele Willemskade z.z.
en n.z. zo is het ingediend aanneemt, dan impliceert
dat ik wil daar wel voor waarschuwen dat wij zelfs
op vrij korte termijn moeilijkheden zouden kunnen krijgen
met dit objectdoel, afgeleid van richtdoel 3-1„Menging
met andere functies. Begane grond optimaal toegankelijk.
Presentatie naar buiten (open naar binnen en buiten).
Wij hebben in de objectdoelen nader aangegeven dat dat
zal gelden voor Prins Hendrikstraat en Zuiderplein.
Voor bepaalde gedeelten van de Willemskade kan dit ook
heel goed gelden, maar ik zou U er voor willen waar
schuwen dat er een grote kans is dat wij in de toekomst
op het door mij genoemde gedeelte van de Willemskade
gewoon geen andere keus zullen hebben dan daar kantoren
toe te staan. Dat zou dan in strijd zijn met dit objectdoel.
(De heer Rijpma: Is dat zo? Ik dacht dat het een menging
van functies was.)
Wij kunnen nu wel over dit amendement gaan stemmen.
Het amendement van de P.v.d.A. betreffende objectdoel
3.1-3 wordt aangenomen met 19 tegen 16 stemmen.
De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering
voor de eerste koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.10 uur, de vergadering.
De heer Singelsma heeft inmiddels de vergadering
verlaten.
V. Cultuur, recreatie, onderwijs.
De Voorzitter: Ik geef allereerst aan Axies de gelegen
heid hun amendement betreffende objectdoel 1.2-1 toe te
lichten.
De heer P. D. van der Wal: Richtdoel 1-2 luidt:
„Verscheidenheid op onderwijsgebied." Daaronder valt
o.a.: „handhaving voldoende kleuter- en lagere scholen."
Een objectdoel is er niet; er zijn kennelijk geen objecten
waar dat op slaat. Wij zouden er aan toe willen voegen:
„Er moet voor gewaakt worden dat Kleuter- en Basis
scholen goed en vooral veilig bereikbaar blijven voor de
schoolgaande kinderen." Hier is in het verleden weieens
de hand mee gelicht. De kleuterschool in de Prinsentuin
ligt nu volledig door het verkeer geïsoleerd en ligt nu zeer
onveilig achter het noordtangent of de Groeneweg. Wij
vinden dit zo belangrijk dat wij dit objectdoel dit slaat
misschien niet strikt op het richtdoel, maar het is er
eigenlijk een nadere uitwerking van; dat geef ik onmid
dellijk toe graag zouden willen toevoegen aan de
objectdoelen.
De heer Tiekstra (weth.)Het geldt wel voor meer van
dit soort zaken, dit soort amendementen; ik meen dat dit
in volstrekte zin geen objectdoel is.
De heer P. D. van der Wal: Ik heb vorige week in mijn
algemene beschouwing gezegd dat de hele objectdoelen-
nota mank gaat. Het blijkt steeds weer dat er een enorme
spraakverwarring is over wat een objectdoel is en ik krijg
steeds weer gelijk. (De heer Ten Brug (weth.): Juist niet.)
Ik krijg steeds weer gelijk, want deze objectdoelennota is
volledig fout. Deze objectdoelennota hoort een instrument
in handen van de Gemeenteraad te zijn, waarin de Ge
meenteraad beleidsvoornemens duidelijk kan maken m.b.t.
het uitvoeren van het structuurplan. Later kan de Gemeen
teraad deze nota als een instrument in handen houden, zo
van: Hier houd je je niet aan en daar houd je je niet aan.
En dan kan het best zijn dat er een verandering in de
objectdoelennota moet worden aangebracht, maar dan
moet dat gemotiveerd gebeuren. Dan moet het in de
Gemeenteraad gebracht worden en moet gezegd worden:
Dat objectdoel klopt niet meer om die en die reden. Dan
kan er over gediscussieerd worden. Op deze manier heeft
de hele objectdoelennota geen zin, als dit soort dingen er
niet in kunnen.
De Voorzitter: Mag ik even iets zeggen, mijnheer
Van der Wal? Het geldt ook voor de andere dames en
heren. Kijk eens, de vorige keer is inderdaad duidelijk
gebleken dat is Uw goed recht dat U een andere
interpretatie geeft aan de objectdoelen dan wij in deze
documentatie hebben gedaan. Het is gemotiveerd in het
document dat wij U hebben voorgelegd. In het boekwerk
dat U voor U hebt liggen is omschreven wat wij in deze
documentatie onder objectdoelen verstaan. Dat is echt
ik vind het jammer dat ik het moet zeggen wat anders
dan wat U regelmatig naar voren brengt. Dat neemt niet
weg dat wij Uw standpunt m.b.t. allerlei dingen die U stelt
delen, mijnheer Van der Wal. U hoeft het er niet mee eens
te zijn, maar ik vertel alleen maar wat onze interpretatie is;
wij kunnen dit tijdens deze discussie nog wel een aantal
keren herhalen. Dit is het blijkt hier duidelijk uit en ik
ben het ook helemaal met weth. Tiekstra eens in dit
verband hoe waar dit overigens ook zou kunnen zijn;
dat is een heel ander punt geen objectdoel.