jz 53
voortzetten. Weth. Tiekstra zal nog even een nadere
explicatie geven.
De heer Tiekstra (weth.): U hebt kunnen waarnemen
dat wij hebben geprobeerd de complicaties op een rijtje
te zetten. Ik neem even de kaart van B. en W. en de
kaart van de P.v.d.A. voor me, waarbij ik opmerk dat
het Wilhelminaplein daarop duidelijk als een concen
tratiepunt van auto's met een parkeerfunctie staat aan
geduid. Aansluitend aan hetgeen ik zoeven heb gezegd
m.b.t. de gedachtengang van de P.v.d.A. dat de bussen
worden verplaatst naar de zuidzijde, wil ik de volgende
opmerking maken. Als deze insteek langs het Ruiters-
kwartier wordt geleid dan krijg je onherroepelijk aan de
noordzijde een eindpunt voor bestemmingsverkeer voor
parkeren; verder zijn er aan de zuidzijde, aan het Zaailand,
ook twee van dit soort punten, n.l. aan het eind van het
door ons geprojecteerde voetgangersgebied. Dat betekent
dat je op drie plaatsen het Wilhelminaplein kunt gaan
berijden. En dan gaat dat Wilhelminaplein, met de bussen
en de in- en uitstappende passagiers, onherroepelijk func
tioneren als een kortsluiting tussen deze drie eindpunten.
Dan krijg je een concentratie van verkeersbewegingen uit
gerekend op het Wilhelminaplein zelf. Het is dus niet
alleen een kwestie van parkerende en deparkerende
auto's, maar ook de kortsluiting tussen de eindpunten.
Dat is niet te keren. Vandaar dat het juist is dat de haak
langs het Zaailand behouden blijft. Dan krijgt men de
auto's met bestemming Zaailand volledig aan de zuidkant;
ook vanaf de Beursbrug komen die precies tot aan het
Zaailand. Als je dan aan de noordzijde de autobussen
hebt dan wordt een duidelijke scheiding teweeg gebracht
ook een stilstaande auto is verkeer zodat het gevaar
niet gaat dreigen dat midden op het Wilhelminaplein
allerhande onberekenbare verkeersbewegingen ontstaan
waardoor de onveiligheid wordt vergroot. Dit zou ik de
Raad voor willen houden. Ik begrijp dat het allemaal wat
gecompliceerd klinkt. Ik ben van mening dat het voorstel
van B. en W. toch nog altijd beter tegemoet komt aan de
parkeerbehoefte op die plek en dat de verkeersbewegingen
ook in die situatie een grotere mate van veiligheid ge
waarborgd kan worden. (De heer P. D. van der Wal:
Hoe ligt het dan bij het amendement van Axies? Ik
bedoel dus: Prins Hendrikstraat-Zaailand-Westerkade en
Prins Hendrikstraat-Zaailand-Zuiderstraat-Willemskade
n.z.) Daar hebben we zoeven al over gesproken. Dat
voorstel heeft enkele gebreken; dat zal de heer Van der
Wal inmiddels wel hebben begrepen. Het voorstel zegt
niet duidelijk welke route gekozen wordt. U hebt mijn
bezwaren tegen de rechtsom gaande beweging al wel
gehoord. Met de linksom gaande beweging heb ik minder
moeite. Het is een andere manier dan B. en W. hebben
voorgesteld, maar het is bepaald geen betere manier.
Axies kiest voor Prins Hendrikstraat-Zaailand o.z.-
Zuiderstraat-Willemskade n.z. en Prins Hendrikstraat-
Zaailand w.z.-Westerkade-Willemskade n.z. (De heer
P. D. van der Wal: Mag ik even interrumperen? Dat
komt ongeveer overeen met een kaartje dat U destijds
al eens hebt overgelegd (kaart 3a). Daarop staat geen brug
achter de Harmonie. Met dat kaartje als uitgangspunt
hebben wij onze keus gedaan. Op dat kaartje staat een
klein lusje op het parkeerterreintje tussen Gerechtshof en
Harmonie. Dat kan er in blijven. Wij zeggen dan: Trek
dat door over de Westerkade. Dat heeft het voordeel dat
je éénrichtingsverkeer krijgt in de Prins Hendrikstraat.)
Goed maar
De heer Vellenga: Ik zou graag een voorstel van orde
willen doen. Ik heb, terwijl U bezig was te proberen U
zelf enig inzicht te verschaffen in de hele materie waar
wij nu mee bezig zijn, de gevoelens eens gepeild van een
aantal mensen uit de Raad. Zelfs de mensen die ik wat
dit betreft hoog schat, zeiden dat het hun duizelde, dat
ze het er moeilijk mee hadden. Dat komt mede doordat
wij bepaalde dingen hebben verworpen die oorspronkelijk
in Uw conceptie een heel duidelijke plaats hadden ge
kregen. Toen wij daarover praatten, zeiden we tegen
elkaarHet lukt toch niet om vanavond er zo uit te komen
dat wij stuk voor stuk nog een duidelijk inzicht en een
duidelijk overzicht hebben over alles wat we hebben
besloten en alsnog gaan besluiten. Vandaar dat ik U op
dit moment het voorstel doe om deze materie met alles
wat er bij hoort terug te nemen en b.v. een raadscommissie
ad hoe te benoemen waarin U mogelijk de woordvoerders
over deze materie zou kunnen benoemen, maar iedere
fractie kan ook een eigen man of vrouw aanwijzen. Die
commissie zou met behulp van de dienst en het Bureau
voor Verkeerskunde en mogelijk ook met behulp van de
maquette van het V.V.D.-duo in staat zijn om de zaak
in ieder geval te ontwarren en misschien hier en daar wat
alternatieven voor te stellen, zodat wij op een gelegen
moment in ieder geval het voordeel hebben dat wij een
juist inzicht in de materie hebben en weten wat we gaan
beslissen. Dat inzicht en dat oordeel ontbreekt de meesten
van ons op dit moment. Daarom heeft een verdergaande
discussie naar de mening van zeer velen in deze Raad
weinig of geen zin. Vandaar dat ik dat voorstel nu aan
U doe in de hoop dat ik het zo concreet mogelijk heb
geformuleerd.
De Voorzitter: Ik moet zeggen dat ik het voorstel
van de heer Vellenga volledig begrijp. Weth. Tiekstra
en ik hebben in de pauze een gesprek gehad met de
medewerkers. Ik vind het vervelend te moeten zeggen
dat toen is gebleken dat we, als wij vanavond geen kans
zien er door te komen, verdrinken. Wij zitten in uiterste
tijdnood om de zaak volgens schema nog rond te krijgen.
Dat is de spanning waar we mee te maken hebben. Ik
vraag mij af of wij op dit moment niet een ander besluit
kunnen nemen, n.l. dat wij lussen en insteken west en
zuid op dit moment even laten rusten en dat wij straks
in de pauze pogen een duidelijke formulering te maken.
Er zitten inderdaad een aantal consequenties aan de
beslissingen die zijn genomen. Wij zouden dan na de
pauze kunnen trachten toch tot een beslissing te komen.
Lukt dat niet, dan kan het voorstel van de heer Vellenga
opnieuw in discussie komen. Akkoord?
De Raad stemt hiermee in.
De Voorzitter: De kwestie van de insteek oost staat
buiten de problematiek waar we net over spraken. Ik
dacht dat we daar nu wel een beslissing over zouden
kunnen nemen, want daar zijn veel minder problemen
mee. Er is slechts één amendement, n.l. van Axies.
De heer P. D. van der Wal: Dit amendement sluit
helemaal aan op de inmiddels helaas verworpen oplossing
m.b.t. het oosttangent die wij hadden voorgesteld. Ik trek
dus dit amendement in.
De Voorzitter: Goed, dan is dit onderdeel voorlopig
afgehandeld; na de pauze komen we dus op de over
gebleven punten terug.
We kunnen nu beginnen met het onderdeel Parkeren.
Over objectdoel 2.3-1 is inmiddels al een beslissing ge
nomen, dus beginnen we bij objectdoel 2.3-2: „Terrein
strafgevangenis: 4 lagen bovengronds." Er zijn amende
menten van de P.v.d.A. en Axies.
De heer P. D. van der Wal: Wij vinden met de P.v.d.A.
dat het hele terrein van de Gevangenis beter gebruikt kan
worden voor woonbebouwing. Als alternatief voor de
door U voorgestelde parkeergarage op het gevangenis
terrein noemen wij de Oosterbuurt. Nu is er een klein
verschil tussen het amendement van ons en dat van de
P.v.d.A. Wij stellen voor: „Vervangen door: Oosterbuurt."
De P.v.d.A. zegt: „Vervalt"; die heeft echter onder object
doel 2.3-8 staan: „Toevoegen: Oosterbuurt." De voor
stellen komen dus eigenlijk op hetzelfde neer.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: In mijn fractie
wordt hierover wat verschillend gedacht. Ik pleit dus voor
een woonfunctie op het terrein van de Gevangenis. Je
kunt daar aan de gracht zo uniek wonen en we doen ons
zelf m.i. tekort als we dat terrein gebruiken om auto's
te parkeren i.p.v. daar mensen te laten wonen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik zeg in alle openhartigheid
dat de Gevangenis met zijn bestemming voor mij helemaal
geen hard punt is. Ook een uitspraak van de Raad m.b.t.
de toekomstige functie van dit gebied zal nooit van een
zodanige hardheid kunnen zijn. Ik houd er gewoon
rekening mee dat, gegeven allerlei omstandigheden waar
onder 's lands financiën, het voor de eerstkomende
decennia uitgesloten is dat er überhaupt in Leeuwarden
f'M. 1^1,'
een nieuw Huis van Bewaring zal worden gebouwd.
Het maakt niet zoveel uit als de Raad besluit de woon
bestemming te handhaven. Ik wil nog wel zeggen dat de
Oosterbuurt niet apart genoemd hoeft te worden. Dat
terreintje heeft op dit ogenblik al een parkeerbestemming.
De capaciteit is en blijft zeer beperkt en het is de vraag
of het mogelijk is om daar op een goede manier een
parkeergarage van een zodanige capaciteit te maken dat
die ook exploitabel is. Ik geloof dat we de Oosterbuurt ge
woon als een aanvullende mogelijkheid moeten zien; meer
waarde heeft die naar mijn mening niet. De Oosterbuurt
heeft dus op het ogenblik een parkeerbestemming en de
Raad heeft kunnen lezen dat wij er een parkeerautomaat
zullen plaatsen. Dan zien wij wel in hoeverre men bereid
is zijn portemonnaie te trekken.
De Voorzitter: Ik zou nog even willen verwijzen naar
de raadsbrief. Ik zou bij dit punt tevens in discussie
willen brengen dat heeft niemand nog ter sprake
gebracht wat wij in de raadsbrief hebben geschreven
over de problemen rond de Strafgevangenis. Wij hebben
in discussie gebracht dat staat niet in de objectdoelen -
om i.p.v. op het terrein van de Strafgevangenis op het
terrein achter de Klanderij een parkeergarage te bouwen.
Ik heb ook sterke twijfel of de Oosterbuurt als alternatief
kan gelden. Ik zou dus graag een uitspraak van de Raad
willen hebben over een parkeergarage achter de Klanderij.
Dat kan naar onze mening wel als alternatief gelden. Over
de waarde kan je van mening verschillen, maar dat terrein
biedt andere voordelen vergeleken bij het terrein van de
Gevangenis. Ik verzoek U in tweede instantie ook aan
dacht te schenken aan dit punt.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik heb daar zopas
niet over gesproken omdat wij objectdoel 2.4-3: „Klan
derij buurt-Tulpenburg" accepteren; dat vallen wij hele
maal niet aan. Ik heb, toen ik sprak over de parkeergarage
aan de Minnemastraat, die mogelijkheid nog genoemd.
De Voorzitter: Ik noem het onder de objectdoelen die
horen bij richtdoel 2-3 omdat daarvoor een andere om
schrijving geldt dan voor de objectdoelen die horen bij
richtdoel 2-4. De objectdoelen 2.3-1 t.e.m. 2.3-7 gelden
voor kort en middellang parkeren en de objectdoelen
2.4-1 t.e.m. 2.4-4 voor lang parkeren. Dat is het probleem.
Wij hadden in eerste instantie het gebied Klanderijbuurt-
Tulpenburg willen bestemmen voor lang parkeren. Maar
als het terrein van de Gevangenis zou vervallen voor kort
en middellang parkeren dan zou het gebied Klanderij-
buurt-Tulpenburg als alternatief kunnen gelden. Dan zou
dat gebied i.p.v. onder objectdoel 2.4-3 onder objectdoel
2.3-2 moeten staan. Daar gaat het om.
De heer P. D. van der Wal: Ik had dit net zo opgevat
als mevr. Brandenburg. Volgens mij is het zo dat, als je
ergens lang mag parkeren, je er ook kort mag parkeren.
Wie kan iemand verbieden zijn auto daar een kwartier
neer te zetten. Voor mij is dit dus helemaal geen probleem.
Wij zouden de parkeergarage die U plant op het terrein
van de Gevangenis willen brengen naar de Oosterbuurt.
Het terrein Klanderij buurt-Tulpenburg kan dan gewoon
gehandhaafd blijven.
De Voorzitter: De heer Van der Wal kan dan wel zeg
gen dat het geen probleem is, maar dat is het natuurlijk
wel. Als wij de parkeergarage op het terrein van de
Gevangenis laten vervallen dan moet daar een alternatief
voor komen en zoals het er nu staat kan Klanderijbuurt-
Tulpenburg geen alternatief zijn. Klanderij buurt-Tulpen
burg is in de objectdoelen gelijk geschakeld met Oude
Veemarkt, zuidzijde station en Wissesdwinger; die ter
reinen zijn aangegeven als voorzieningen voor lang
parkeren op de begane grond. Als het terrein van de
Gevangenis vervalt, stellen wij voor te overwegen i.p.v.
op het gevangenisterrein een parkeergarage te bouwen in
het gebied Klanderijbuurt-Tulpenburg. De P.v.d.A.
stelt voor het terrein van de Gevangenis te laten vervallen.
Ik stel voor dan meteen in discussie te brengen of wij van
objectdoel 2.4-3 objectdoel 2.3-2 zouden moeten maken.
Dat is het voorstel dat wij ook in de raadsbrief aan U
hebben voorgelegd. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma:
Wij gaan daar mee akkoord.)
De heer B. P. van der Veen: Ik ben er niet voor. Het
heeft misschien op dit moment niet zoveel praktische zin,
maar als de mogelijkheid er ooit in de toekomst zou
komen, dan zou ik in ieder geval willen blijven geloven
in de mogelijkheid dat ook het terrein van de Gevangenis
bruikbaar is voor parkeren, öf geheel öf ten dele. Ik zou
dat niet zonder meer willen schrappen. (De heer Eijge-
laar: Dan dient U t.z.t. een initiatiefvoorstel in.)
De Voorzitter: Ik zou nu tegelijkertijd willen stemmen
over het amendement van de P.v.d.A. het terrein van de
Gevangenis te schrappen en het voorstel dat wij in de
raadsbrief hebben gedaan n.l. Klanderijbuurt-Tulpenburg
daarvoor in de plaats te zetten. (Stem: Kunt U het niet
splitsen?) Ik zou dat liever niet willen doen, hoewel het
misschien gemakkelijker zou zijn. Wij zitten met de totale
problematiek van het parkeren aan de rand van de binnen
stad. Het vervallen van het terrein van de Gevangenis heeft
consequenties voor die totale problematiek. Wij hebben
het probleem in de raadsbrief omschreven omdat wij
aarzelden t.a.v. het terrein van de Gevangenis, maar wij
hebben de objectdoelen voorlopig gehandhaafd zoals die
oorspronkelijk door ons waren geformuleerd. De meerder
heid van B. en W. was duidelijk van mening dat, als het
terrein van de Gevangenis zou moeten vervallen, als
alternatief het gebied Klanderijbuurt-Tulpenburg zou
moeten worden genomen. Als nu in de Raad wordt voor
gesteld om welke reden dan ook het terrein van de
Gevangenis te schrappen, moet de meerderheid van
B. en W. hieraan wel het voorstel koppelen dan het
gebied Klanderijbuurt-Tulpenburg daarvoor in de plaats
te stellen. Volgens ons kan de Oosterbuurt niet een
alternatief zijn. Ons voorstel is dus om dan van object
doel 2.4-3 objectdoel 2.3-2 te maken.
De heer Vellenga: Ik begrijp heel goed wat U bedoelt,
maar er zijn ook nog wat onderhuidse opvattingen bij
sommige raadsleden. Ik ben het met weth. Tiekstra eens
dat de Gevangenis er nog voor een lange reeks van jaren
zal blijven staan. Maar goed, we zijn er wel eens even van
uitgegaan dat dat ding er weg gaat. Wat doe je dan met
het terrein dat vrij komt? Een groot deel van mijn fractie
zegt: Wonen. Persoonlijk voel ik meer voor een gemengde
functie, zo mogelijk èn parkeren èn wonen. Dat komt
ook in de buurt van hetgeen collega Van der Veen zopas
heeft opgemerkt. Dat zijn dan dus twee dingen. Als we
er van uitgaan dat de Gevangenis verdwijnt, zijn er twee
mogelijkheden: op dat plein öf wonen öf wonen en
parkeren. Stel je nu eens voor dat die beide mogelijk
heden zouden worden verworpen. Dan valt mijn fractie
graag terug op Uw voorstel een parkeergarage te bouwen
in de Klanderijbuurt. Als we nu proberen de gevoelens
van de Raad over al deze dingen af te checken in de
volgorde die ik genoemd heb dan dacht ik dat we er
uit waren.
De heer Heidinga: Ik dacht dat wij het nog een tik
keltje anders zagen. Wij zijn het zonder meer met U en
met de heer Vellenga eens dat het weinig zinvol is op het
ogenblik al te ver uit te weiden over de bestemming van
het terrein van de Gevangenis, want het kan nog jaren
duren voor dat terrein vrij komt. En wie weet wat voor
Raad er dan is; waar zouden we ons druk over maken.
Maar afgezien daarvan lijkt het ons wel zinvol om nu
te besluiten dat er parkeergelegenheid komt achter de
Klanderij. Er komt straks ook nog een voorstel over de
Oude Veemarkt en het busstation; dat zou de Oude
Veemarkt halveren. Het lijkt ons zonder meer goed,
ongeacht welke bestemming het terrein van de Ge
vangenis krijgt, om Uw voorstel te volgen m.b.t. het
parkeren achter de Klanderij.
De heer Vellenga: Dan zouden we dat eerst vast
kunnen leggen en daarna eens kunnen kijken wat we van
het terrein van de Gevangenis denken. Dat zou nog niet
zo gek zijn. (De heer Rijpma: We zouden dat ook buiten
beschouwing kunnen laten.) We kunnen het inderdaad
ook buiten beschouwing laten, aannemende dat we die
bestemming toch niet eenzijdig kunnen veranderen als
Justitie dat gebouw daar toch nog jaren handhaaft.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat de Raad er
van uit moet gaan dat er, als de parkeerbehoefte zich