In die brief staat dat het openbare pad langs het kerkhof en dan verder langs de ijsbaan sinds enige tijd is afgesloten. De man die dat heeft gedaan zegt daar voor toestemming te hebben van de Gemeente. Bij na vraag door mij bleek dat niemand daarover iets be kend was. Verder wordt er in de brief gevraagd of een door dezelfde particulier aangebrachte dam in de Wirdumer- vaart kan worden verwijderd. Bij het Grondbedrijf waar ik mee belde i.v.m. deze afdamming was hierover niets bekend. Aan het Schooldijkje is een slooppand, waarin door een sloper een opslagplaats is ingericht voor gasolie. Bij Bouw- en Woningtoezicht is men daarvan niet op de hoogte. De omwonenden hebben erg veel last van de stank en bovendien lijkt het mij nogal brandgevaarlijk. Dan wordt er in de brief nog geattendeerd op een bepaald pand. Doordat het huis er naast gesloopt is, is een halfsteens muur buitenmuur geworden. De be woonster van het pand heeft al gereclameerd bij de Gemeente. Het is een beetje dichtgetimmerd, maar het is niet afgeleverd zoals het hoort. Het is er dus ver schrikkelijk koud en tochtig en ik zou graag willen dat er eens naar werd gekeken. Dan is er nog een half opgeruimd slooppand. De om wonenden zouden graag willen dat de restanten wor den verwijderd. Dat waren zo een stuk of vijf punten die ook in de brief staan. Ik zou graag willen dat de mensen snel bericht krijgen wat de Gemeente er aan denkt te doen. Dat hoeft, dacht ik, niet te wachten op het bestem mingsplan. De heer Van Haaren: Wij kunnen ons ook vereni gen met Uw voorstel, maar wij zouden graag willen weten wanneer dat bestemmingsplan dan ongeveer in behandeling komt. Vooral ook en dan sluit ik mij aan bij mevr. Brandenburg omdat er allerhande korte-termijn-problemen door de briefschrijvers naar voren zijn gebracht. Mevr. Brandenburg heeft al een aantal opgenoemd. Er is ook nog het probleem mevr. Brandenburg heeft dit, dacht ik, nog niet genoemd van het op ruimen van alle rotzooi van de afbraak van de Park straten. Dat is trouwens een kwestie waarover we hier in de Raad een motie hebben aangenomen bij de be grotingsbehandeling. Ik zou dan ook willen vragen Hoe staat het met de uitvoering van die motie t.a.v. dit gebied? Als dat bestemmingsplan nu te lang op zich laat wachten, zou ik willen vragen of B. en W. niet met een preadvies zouden kunnen komen t.a.v. een aantal, wat ik noem, korte-termijn-problemen, kleinere problemen die mevr. Brandenburg al gesignaleerd heeft en er zijn nog meer en die door de brief schrijvers naar voren zijn gebracht. Ik neem aan dat dat zou kunnen, b.v. in de vorm van een preadvies. Er is nog een punt. U zegt dat U al contacten met belanghebbenden hebt. Het vervelende is dat we ge confronteerd zijn met bepaalde controversen van ver schillende groepen binnen die samenleving. Ik ben erg benieuwd met wie U nu eigenlijk contacten heeft en ik zou ook willen vragen of U dit contact maar met één groep heeft; of neemt U ook contact op met an dere groepen? De heer P. van der Veen is inmiddels ter vergade ring gekomen. De heer B. P. van der Veen: Ik heb de brief ge lezen die het wijkcomité Huizum zich gepermitteerd heeft aan de Gemeenteraad te richten. Ik denk dat de formulering daarvan toch niet zo is als in het con tact tussen de Gemeenteraad en de burgers behoorlijk is. Of ze gebruiken verkeerde woorden voor goede be grippen öf het past, dacht ik, niet meer helemaal thuis in het systeem waarin wij gewend zijn te werken. Ik dacht dat wij verstandig deden om brieven die op deze manier geformuleerd worden niet in behandeling te nemen en te besluiten daarvan geen kennis te nemen. De heer Rijpma: Even een paar opmerkingen over de ruimte in de buurt van de Parkstraten. De Wethou der heeft in de Raad ten minste één keer, maar misschien zelfs meerdere malen toegezegd dat er overleg zou zijn tussen het Grondbedrijf en de Plant soenendienst over het herinrichten van het gebied dat in de toekomst mogelijk de Oostergoweg wordt. Nu heb ik vernomen dat dat overleg zo ongeveer afgerond zou zijn, maar wat ik daarover vernomen heb is niet zo dat het mij gerust stelt. Misschien kan de Wet houder de dingen die ik meen te weten ontkennen. (De heer Ten Brug (weth.): Dat is moeilijk.) De heer Tiekstra (weth.)De opmerkingen van mevr. Brandenburg zijn in die zin juist dat er inder daad enkele probleempjes liggen die, voor zover de Gemeente daarop invloed kan uitoefenen dan moe ten we ze natuurlijk ook weten wel op korte ter mijn een oplossing vragen. Wat mevr. Brandenburg heeft genoemd is mij be kend en ik heb in het bijzonder de kwesties van de af sluiting van het pad, de dam etc. inmiddels al door gegeven aan de betreffende dienst. Wat de opslag van gasolie betreft, dit is een pand dat niet van de Gemeente is. Het pand is in gebruik bij de eigenaar voor het door mevr. Brandenburg ge noemde doel. Ik ben best bereid er voor te zorgen dat de situatie wordt opgenomen en dat er wordt nagegaan of de Gemeente er wat aan kan doen en wat de Ge meente er aan kan doen. Maar ik vrees dat onze mo gelijkheden terzake beperkt zijn. De Hinderwet is op een zodanige opslag van deze omvang niet van toepas sing. Ik dacht dat het alleen maar kon via de Brand weerverordening en die kent weer een maximum grens; ik meen dat 260 liter op deze wijze opgeslagen mag worden. We moeten dus wel weten of de Gemeente er iets aan kan doen en wat er dan aan gedaan kan worden. Wat betreft de overige opmerkingen, de tussenmuur is mij ook bekend. Deze punten worden op korte termijn opnieuw door gespeeld. Dan kom ik bij de vraag van de heer Van Haaren die luidde: Wanneer komt het bestemmingsplan? Ik heb reden om aan te nemen dat het overleg over het bestemmingsplan met de betreffende mensen toch wel in de loop van dit jaar kan plaats vinden. Ik ben, door ervaring wijs geworden, toch geneigd tot voorzichtig formuleren op dit terrein. Ik meen dat de afspraken rondom het opruimen van het terrein in de Parkstraten het zijn zelfs meerdere terreinen, zoals de heer Rijpma ook wel weet in middels gemaakt zijn. Uiteraard onttrekt het zich tot op zekere hoogte aan mijn waarneming wat daar het effect van is. Ik herinner er alleen maar aan dat de Plantsoenendienst in het vroege voorjaar volop bezet is met allerhande werk. Ik kan dus ook niet beoordelen of hier binnenkort al kan worden begonnen. Er zijn inderdaad wat verschillen van mening. Meest al gaat het er om of ergens geld voor beschikbaar is en als er wel ergens geld voor beschikbaar is, wie dan over het geld de beschikking mag hebben en al dat soort toestanden meer; U kent dat wel. Ik wil van mijn kant wel toezeggen dat ik opnieuw een ernstige poging zal wagen om dit overleg goed te doen func tioneren en ook de ambtenaren er van te doordringen dat zij de nodige zorg aan dit soort onderwerpen heb ben te besteden. Hopelijk zullen zij meer zorg aan dit soort onderwerpen besteden dan de burgerij doorgaans aan deze terreinen besteed. Ik ben de heer Van Haaren nog een antwoord schul dig. Hij vraagt met wie er contacten zijn. Ik moet de heer Van Haaren toegeven dat het zo zoetjes aan wel wat gecompliceerd wordt in Huizum, oud-Huizum dan. Er is op het ogenblik een stichting tot behoud van, ,,it aide doarp" en er is een comité Huizum. Met beide heb ik zeer recent contact gehad. Er zijn ook enkele voorlopige afspraken gemaakt. Ik kan zelfs zeggen dat ik wat het comité Huizum betreft een afspraak had gemaakt, maar die is ongelukkigerwijze terecht gekomen op de avond van Goede Vrijdag. Dat lijkt me niet een geschikte avond om met de bewoners in die buurt te gaan praten. Maar die afspraak was er al, dus er zal alleen een andere datum voor gezocht moe ten worden om het overleg te doen functioneren. Ver der zijn er contacten geweest met, laat ik zeggen, an ders gezinde belanghebbenden in Huizum. Ik denk aan 3 de contacten met bedrijven, scholen e.d. die wel alle maal in dezelfde richting wijzen; we proberen nu snel de verkeerssituatie op te lossen. Er zijn dus allerhande contacten. Ik hoop dat de op een andere datum te hou den bespreking met Huizum toch wel tot enige verdui delijking in de relatie tussen de burgerij en de Gemeen te kan leiden. Wat het oordeel van de heer Van der Veen betreft over de inhoud van de brief en de stelling daarvan, wij moeten maar ergens aan wennen dacht ik. Ik ben hier mee zo langzamerhand wel vertrouwd. De heer Van Haaren: Ik had in eerste instantie ook gevraagd of de Wethouder t.a.v. de problemen ojp korte termijn niet met een preadvies zou kunnen ko men. Daar is geen antwoord op gegeven. Het doet me goed te horen dat de Wethouder con tact heeft gehad met de verschillende groeperingen uit de bevolking. Ik vind dat we niet moeten weigeren kennis te ne men van brieven op grond van bepaalde formuleringen. Niet iedereen is jurist en niet iedereen weet feilloos te formuleren. Ik dacht dat iedere brief vanuit de be volking onze aandacht verdient. Dit in antwoord op hetgeen de heer Van der Veen heeft gezegd. Blijft mijn vraag over de korte-termijn-problemen. Zou dit niet op korte termijn met een preadvies Uwer zijds kunnen? Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Zou de Wethouder toe kunnen zeggen dat hij het comité antwoordt m.b.t. de punten die ik zonet genoemd heb en dan b.v. bin nen een termijn van drie weken De heer Bouma: Ik moet U zeggen dat ik toch eigenlijk wat teleurgesteld ben over het antwoord dat de Wethouder heeft gegeven. Ik mag U in herinnering brengen dat ik bij een vorige gelegenheid t.a.v. een andere wijk hier nogal vrij uitvoerig gesproken heb over brieven die onbeantwoord blijven. Ik heb toen feiten en data genoemd en ook beloften, van de kant van de Gemeente gedaan, die niet waren nagekomen. Er ligt een brief van een comité uit Huizum van vóór 18 december, waarop volgens hun brief van 23 maart tot op heden nog niet is gereageerd. Daarnaast kan ik U ook nog zeggen dat het College een brief heeft ge kregen, gedateerd 29 maart, van de Willem Sprenger- straat, waarin staat dat hun brief van 1 februari ook niet beantwoord is. Naar aanleiding hiervan moet ik U zeggen dat ik weinig vertrouwen meer in de situatie heb en dat ik het antwoord dat de Wethouder nu heeft gegeven teleurstellend vind. Ik had verwacht dat hij zou hebben geantwoord dat die brieven inmiddels be antwoord waren. De heer J. de Jong is inmiddels ter vergadering ge komen. De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat de vraag van mevr. Brandenburg m.b.t. de termijn van 3 weken en de vraag van de heer Van Haaren m.b.t. een pre advies wel op elkaar aansluiten. Ik heb in eerste in stantie gezegd dat het het meest tactisch is om snel na te gaan wat er aan deze zaak gedaan kan worden. Ik heb er uiteraard geen bezwaar tegen om de Raad van het resultaat op de hoogte te stellen. Dit bezwaar zou ik niet eens durven te maken, maar ik hoef het ook niet te maken. Het is niet onwaarschijnlijk dat ik er wel in zal slagen om betrokkenen binnen drie weken bericht te doen van het resultaat van ons werk. Ik hoop dat dat dan ook voldoende zal zijn. Wat de opmerking van de heer Bouma betreft, ik dacht dat hij wat al te gemakkelijk tegen de behande ling van dit soort stukken aan kijkt, maar hij wil waar schijnlijk van mij wel aannemen dat deze opmerking meer ontstaat vanuit de ervaring die ik nu eenmaal heb t.a.v. de behandeling van dit soort zaken dan van uit zijn bekendheid met de gang van zaken. De Voorzitter: Met inbegrip van de opmerking die weth. Tiekstra zojuist heeft gemaakt in antwoord op de opmerkingen van mevr. Brandenburg en de heer Van Haaren, kan worden gehandeld overeenkomstig hetgeen hier is voorgesteld. (De heer B. P. van der Veen: Ik dacht dat U een voorstel gedaan had om deze dingen te behandelen bij het bestemmingsplan. U weet dat mijn standpunt is dat dit wat betreft punt b niet behoort plaats te vinden. Ik wil dus wel geacht worden mij op dit punt niet met Uw voorstel te kun nen verenigen.) Goed, dit zal in het verslag worden vastgelegd. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. met inbegrip van de toezegging van weth. Tiekstra t.a.v. de korte-termijn-problemen, met aantekening dat de heer B. P. van der Veen wenst te worden geacht tegen punt b te hebben gestemd. Sub H. De heer Van Haaren: Met het eerste gedeelte van Uw antwoord kan ik mij wel verenigen. Ik heb hier al een paar keer op gereageerd in eerdere vergade ringen. Er blijft over het punt betreffende het verzoek om het aantal personen bekend te maken dat weigert de Kalkarheffing" te betalen. U stelt voor niet op dit verzoek in te gaan. Ik wil graag van U weten waarom niet. Ik dacht dat het toch wel bijzonder nut tig en wenselijk zou zijn om te weten hoeveel mensen zo principieel zijn dat ze weigeren deze heffing te be talen. Het is gewoon een stuk informatie dat naar mijn mening van belang is voor iedereen die zich voor deze zaak interesseert. Mevr. Dijkstra-BethlehemIn verband met deze blief, waarin op een soepel beleid wordt aangedrongen m.b.t. weigering van betaling van de 3% Kalkar-hef fing, zou ik, net als de heer Van Haaren, willen aan dringen op een duidelijk antwoord. In de eerste plaats zou ik graag van het College willen weten: Wat ver staat U onder de nodige zorgvuldigheid die betracht zal worden bij weigering? In de tweede plaats moet ik U zeggen dat ik het niet met U eens ben wat be treft de weigering om het aantal personen bekend te maken dat geweigerd heeft om de Kalkar-heffing te betalen. Hoe men ook over deze Kalkar-geschiedenis denkt mijn mening hierover is, dacht ik, wel be kend ik meen toch dat de Raad het volste recht heeft van B. en W. te horen hoeveel mensen er in ver zet zijn gekomen tegen dit raadsbesluit. Ik zou dan ook alsnog willen voorstellen aan genoemd verzoek te voldoen en bekend te maken hoeveel personen hebben geweigerd. De heer De Jong (weth.): Ons voorstel t.a.v. het eerste punt van de brief van de Stroomgroep Stop Kalkar, Herengracht 109, Amsterdam, ontmoet bij de heer Van Haaren geen bezwaar; bij mevr. Dijkstra wel. De bezwaren van mevr. Dijkstra zijn hier vol doende bekend. Mevr. Dijkstra kent ook de gevoelens van de Raad die zich hierover al meerdere keren heeft uitgesproken. Het lijkt mij dat wij hier niet uitvoerig op hoeven in te gaan. De zorgvuldigheid waar mevr. Dijkstra naar gevraagd heeft is deze. Wij hebben t.a.v. de behandeling van de bezwaren die ook bij ons binnen gekomen zijn gezegd: Laten we nu eens even afwach ten hoe de procedure, die in Groningen inzake het niet betalen van deze heffing is aangespannen, afloopt. Om trent die afloop weten we op dit moment nog niets. Dit wachten we af. Als we weten hoe dit langs gerechte lijke weg zijn beloop heeft gehad, kunnen we ons be raden op de stappen die we dan gaan ondernemen. In Leeuwarden ligt de zaak niet precies gelijk als in Gro ningen. Wij hebben in het contract voorwaarden op genomen anders dan in Groningen waardoor onze positie sterker is als die van Groningen. Wij me nen echter dat we, uit een oogpunt van zorgvuldigheid, eerst de procedure in Groningen moeten afwachten. Daarnaast hebben we ook landelijk contacten met alle elektriciteitsbedrijven; wij trachten zoveel mogelijk een gelijk standpunt in te nemen om een zo groot moge lijke zorgvuldigheid te betrachten dus niet alleen soepelheid maar ook duidelijkheid zodat, wanneer het straks zover is dat de mensen moeten betalen, wij daar ook verder mee kunnen varen. Dan komt het tweede deel van de vraag: Hoeveel personen betreft dit? Deze vraag is gesteld door der den, mensen uit Amsterdam. Hebben deze mensen er zoveel belang bij om van ons te weten te komen hoe

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 2