4
groot dit aantal is? Wij hebben het niet zinvol genoeg
gevonden dit aan deze mensen door te geven. Boven
dien vind ik het een principiële kwestie. Als de Raad
dit wil weten ik til er echt niet zo zwaar aan
dan ben ik best bereid het aantal, voor zover ons be
kend, aan de Raad mee te delen. Ik geloof dat dat geen
bezwaar is. Maar om deze gegevens nu te verstrekken
aan derden i.v.m. het voeren van een zekere actie, ik
geloof dat dat net een beetje te ver gaat in ieder
geval lijkt het ons niet zo erg zinvol. Mevr. Dijkstra
heeft wel het recht om te vragen hoeveel mensen in
Leeuwarden niet betaald hebben. Zij staat als raadslid
mee aan het hoofd van de Gemeente en wij zijn ver
antwoording schuldig aan de Raad. Het zijn er 75.
Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W.
voorgestelde.
Tunt 3 (bijlage no. 100).
De heer Van Haaren: Ik zie dat er bij de aankoop
diverse percelen o.a. het pand Kanaalstraat 12 is. Deze
panden zijn nodig voor wegaanleg en voor de reali
sering van een (toekomstig) bestemmingsplan. Nou
dacht ik dat wij bij de vaststelling van het structuur
plan duidelijk hebben gesteld dat de Kanaalstraat niet
hoeft te worden opgeofferd voor de Oostergoweg, dus
dat de Kanaalstraat in de huidige toestand bewaard
kan blijven. Dan vraag ik mij af: Is het nog nodig om
deze aankoop te realiseren op grond van dit criterium?
Als U nu zegt: Dat wisten wij toen we in onderhan
deling waren met deze mensen nog niet en het is nu
al zover dat we het aangekocht hebben, dan zou ik
zeggen: Goed, dan kan die koop wat mij betreft best
doorgaan, maar dan wel met de toezegging dat dat
pand opnieuw in verhuur wordt gegeven, in ieder ge
val voor bewoning wordt uitgegeven. Dan kan ik er-
verder wel vrede mee hebben.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Van Haaren
heeft in zoverre gelijk dat de procedure t.a.v. de ver
werving van dit pand al stamt van ver voordat de
Raad een uitspraak deed m.b.t. dit aansluitpunt. Des
wege zijn er dus bepaalde verplichtingen, althans mo
reel formeel uiteraard voor de Raad niet die
gebaseerd zijn op het verwervingsbeleid dat de Ge
meente al jaren in dit gebied voert. Dit verwervings
beleid is gebaseerd op beslissingen die de Raad in het
verleden genomen heeft. Dit verhaal is de heer Van
Haaren wel duidelijk en in die zin begrijp ik dus ook
dat hij geen bezwaar heeft. Ik kan nadrukkelijk ver
zekeren dat het de bedoeling is dat het pand onmid
dellijk weer voor bewoning beschikbaar gesteld wordt
en er zijn zelfs, dacht ik, mensen in deze zaal die bij
deze bewoning wel betrokken zullen blijven. Ik moet
wel even de opmerking maken dit ter voorkoming
van misverstanden dat de Raad het structuurplan
voor de binnestad nog niet heeft vastgesteld. De defi
nitieve vaststelling zal pas plaats vinden in de maand
augustus. Er blijft dus een onzekerheid tot dat ogen
blik. Daarna hebben we pas de zekerheid van het op
nieuw door de Raad geformuleerde beleid, waarop het
verwervingsbeleid zal moeten worden afgestemd.
De heer Van Haaren: Misschien begrijp ik het nog
niet helemaal goed. Het is dus heel duidelijk dat op
grond van de beslissing die we genomen hebben, de
Kanaalstraat behouden blijft. Dat is toch heel dui
delijk
De heer Tiekstra (weth.): De heer Van Haaren
heeft gelijk als hij zegt dat de Raad deze beslissing
heeft genomen, maar of deze beslissing gehandhaafd
kan blijven bij de vaststelling van het definitieve struc
tuurplan voor de binnenstad moet nog blijken op grond
van de nog te voeren bezwaarschriftenprocedure. De
Raad moet zich realiseren dat er stellig bezwaarschrif
ten zullen komen. Er kunnen bezwaarschriften komen
die de Raad aanleiding zullen geven om b.v. op een
beslissing terug te komen. Deze ruimte moet er blij
ven. Daarom zeg ik: Er is pas een definitieve uitspraak
als de Raad in augustus het structuurplan voor de bin
nenstad ook formeel heeft vastgesteld. Nu zijn we nog
maar met de voorbereidingsfase bezig.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 4 t.e.m. 6 (bijlagen nos. 111, 110 en 108).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 7 (bijlage no. 102).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De heer Singelsma wordt geacht niet aan de stem
ming te hebben deelgenomen.
Punt 8 (bijlage no. 107).
De heer Van Haaren: Ik vraag me af of het niet
mogelijk is om te komen met een nota waarin alle
bestemmingsplannen zijn vermeld en dat je dan van
daaruit komt tot een gemotiveerde prioriteitenlijst met
een tijdschema t.a.v. de verschillende bestemmings
plannen. Ik dacht dat we in het verleden ook al eens
iets hebben afgesproken; ik heb ook wel eens kaarten
zien hangen, maar ik zie ze niet meer. (De Voorzitter:
Ze zijn er wel.) Misschien begrijp ik er niets van
Piet van der Wal zou het beter hebben kunnen doen
dan ik het gedaan heb maar dit kwam bij mij naar
voren.
De heer Tiekstra (weth.): We moeten wel een on
derscheid maken. De heer Van Haaren vraagt naar
een nota over alle bestemmingsplannen. Er is eerder
in deze Raad gevraagd van heel andere zijde om
informatie omtrent alle bestemmingsplannen. Dat was
een indrukwekkende lijst. Er waren, geloof ik, 163 of
168. Ik heb wel van de heer Van Haaren begrepen dat
hij dat niet bedoelt. Nu maakt hij het mij een stuk ge
makkelijker. Ik zou hem dan kunnen verwijzen naar
het overzicht dat de Raad heeft gehad, ik dacht bij
één van de raadsvergaderingen in de afgelopen maan
den. Mogelijkerwijs lukt het om over het eerste kwar
taal van 1974 hetzelfde overzicht weer bij de stukken
te voegen; dan is de heer Van Haaren onmiddellijk op
de hoogte en goed geïnformeerd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 103).
De neer Buising: Als de Raad aan dit voorstel zijn
medewerking verleent dan staat het licht voor vesti
ging van universitaire instellingen in het ÏJsbaankwar-
tier op groen. Daarmee is de Bullepolder als eventueel
terrein voor universitaire vestigingen van de baan. Als
zodanig ben ik daar niet rouwig om, omdat ik van
mening ben dat hoe dichter de universitaire instellin
gen bij de stad (binnenstad) liggen, hoe intensiever
de bevolking van deze instellingen aan het leven in de
binnenstad kan deelnemen.
Ik was niet van plan in te gaan op de problematiek
van de ijsbaan, maar U schrijft er zelf over. U schrijft
dat er voor de ijsbaan zeker een vervangend terrein
kan worden aangewezen als mocht blijken dat de ijs
baan voor de universitaire instellingen zou moeten
worden verplaatst. Maar dan is het natuurlijk wel de
vraag wat er zou gebeuren als de Koninklijke IJsbaan
eens niet met de verplaatsing van de baan akkoord
zou gaan. Naar ik heb begrepen zouden de diverse
plannen, als ze mochten doorgaan, elkaar met wat pas
sen en meten niet in de weg hoeven te zitten. In elk
geval lijkt overleg op dit punt mij wel een vereiste.
Wat me hoofdzakelijk interesseert is het antwoord
op de vraag hoever de plannen voor een universitaire
vestiging nu in concreto zijn. Uit de raadsbrief en uit
wat ik hier en daar hoor, meen ik te moeten opmaken
dat het niet al te lang meer hoeft te duren, maar ik
wil hier graag concreet over worden ingelicht.
De heer Van Haaren: Ik zou me graag aan willen
sluiten bij hetgeen de heer Buising zegt. Ik geloof dat
het beter is om hier onderwijsvestigingen te krijgen
dan alleen maar kantoorruimte voor rijksdiensten. Ik
geloof dat dit de levendigheid van het hele gebied ten
5
goede komt. Ik zou wel graag willen dat i.v.m. de
multi-functionaliteit de bewoning in dit gebied wordt
gehandhaafd en dat duidelijk in het bestemmingsplan
wordt opgenomen dat huizen in straten zoals de Keim-
pemastraat, de Runiastraat en een gedeelte van de
Spanjaardslaan niet worden afgebroken t.b.v. aller
hande vestigingen, maar dat de woonbestemming voor
die straten t.a.v. de huizen die nog erg goed zijn zo
veel mogelijk zal worden gehandhaafd.
De heer Rijpma: In de eerste plaats zou ik ook
willen aandringen op een goed overleg met het ijsbaan-
bestuur, omdat een goed overleg ook mede-bepalend
is voor de snelheid waarmee dit bestemmingsplan ge
realiseerd zal kunnen worden.
In de tweede plaats zou ik het volgende willen op
merken. Ik heb mijn papieren nog eens nagesnuffeld
en ik dacht dat er indertijd een voorlopig bestemmings
plan gemaakt is wat ik hier voor me heb is van
januari 1971 waarin een beperkt gebied aangewezen
is voor bebouwing. De rest staat op de kaart als groen-
terreinen, waarbij inbegrepen is de Kinderboerderij. Ik
dacht dat het misschien verstandig zou zijn om ons
bij het uitwerken van een nieuw bestemmingsplan niet
te beperken tot het bebouwde terrein zoals dat op deze
kaart voor komt, maar om het hele terrein in beschou
wing te nemen. Dat geeft naar mijn gevoel iets meer
mogelijkheden om b.v. in combinatie met een sporthal,
die zo'n scholencomplex ongetwijfeld zal bevatten, het
ijsbaanprobleem te bekijken. Dit zou betekenen dat een
stuk groengebied dat op het ogenblik ter zijde ligt naar
binnen geschoven kan worden. Dat zou misschien een
oplossing zijn voor de controverse die er ongetwijfeld
bestaat tussen de belangen van het ijsbaanbestuur en
de wenselijkheid van het maken van een universiteits
terrein.
De derde opmerking die ik zou willen maken is: Is
onze dienst in staat om op korte termijn met een be
stemmingsplan te komen? Ik heb enige twijfel ge
zien de bezetting van de dienst en gezien alle karweien
die er op het ogenblik voor de dienst liggen of de
dienst in staat is op korte termijn te doen wat wij zou
den willen. Als het inderdaad een probleem is om onze
dienst er mee te belasten, is het dan niet wenselijk - -
er zijn ongetwijfeld een paar bureaus in Friesland die
zich aan dit probleem kunnen wijden om direct in
de beschouwing te betrekken of anderen dit bestem
mingsplan zouden moeten voorbereiden?
De heer Eijgelaar: Nog even iets in aansluiting op
hetgeen de heer Buising heeft gezegd. U schrijft in de
raadsbrief dat, als na verloop van tijd blijkt dat het
huidige terrein van de Koninklijke IJsclub voor deze
instellingen nodig mocht zijn - voor de vestiging van
een universiteit dus er zeker een vervangend ter
rein gevonden zal kunnen worden. Denkt U daarbij
aan een vervangend terrein in dit gebied of daar
buiten en waar dan? Ik geloof dat het voor de men
sen van de Koninklijke IJsclub toch wel belangrijk is
waar dat terrein dan eventueel geprojecteerd zal wor
den.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Buising begint
met te zeggen dat hij geen aanmerking zal maken op
de universitaire bestemming. Hij vervolgt dan dat hij
ook niet van plan was in te gaan op de kunstijsbaan,
maar dat B. en W. veroorzaakt hebben dat hij het
wel doet. Dat moet zo worden verstaan, dacht ik, dat
er op een bepaald ogenblik overleg is geweest over dit
project tussen een delegatie van het bestuur van de
Koninklijke en ondergetekende. Dit gebeurde op een
ogenblik dat de behandeling van het voorbereidings-
besluit al op het punt stond geannonceerd te worden.
De ontwerp-raadsbrief was al klaar, zonder dit pro
bleem. Dat was na de vrolijke zaterdagochtend in het
ijsclubgebouw. Op dat moment was het heel erg dui
delijk dat het College er niet omheen kon dat het be
stuur van de Koninklijke op de hoogte moest zijn van
wat er in dit gebied aan de orde was. Welnu, in dat
overleg zijn mij twee dingen heel erg duidelijk gewor
den: a. dat het bestuur van de Koninklijke als eige
nares van de grond het is 3,5 ha niet van plan
was om die positie te gaan gebruiken om daarmee de
Gemeente dwars te zitten voor wat betreft de realise
ring van de universitaire bestemming in dit gebied
de Koninklijke was stellig bereid om over inruil van
een terrein te spreken en b. dat het bestuur van de
Koninklijke er toch wel op staat dat het een binnen
stedelijke voorziening blijft, zoals het nu ook is. Dat
maakt het probleem natuurlijk niet gemakkelijker. (De
heer B. P. van der Veen: En gegarandeerd ijsvrij?)
Ik geloof niet dat wij de garantie voor voortdurend
natuurijs hoeven te geven. (De heer B. P. van der
Veen: Daar zorgt de Koninklijke zelf wel voor.) Maar
het is ook geen natuurijs, het is kunstijs en zij kun
nen dan zelf die garantie wel waar maken. Dat is
dus de situatie op het ogenblik m.b.t. dit probleem.
De heer Rijpma zegt: Het lijkt me verstandig om
het totale gebied in de beschouwing te betrekken. Ik
zou willen zeggen dat op het ogenblik de begrenzing
van het ontwerp-bestemmingsplan voor het IJsbaan-
kwartier is de as van de Spanjaardslaan, de as van de
Jelsumerstraat, de as van de Dammelaan en de as van
de Dokkumer Ee. Dat is. dus het totale gebied en daar
ligt ook het hele groengebied in. De heer Rijpma weet,
dacht ik, ook wel dat we daarbij het Rengerspark bui
ten beschouwing hebben te laten. Op grond van de
schenking destijds van de familie Rengers moet deze
bestemming er op blijven. De heer Rijpma zal zich ook
bewust zijn van het feit dat we de oude begraafplaats
moeilijk als bouwgrond in gebruik zullen kunnen ne
men, afgezien nog van het feit dat de Wet op de lijk
bezorging zich daar ook nog tegen verzet. Maar dit
alles betekent inderdaad dat je tot de stelling moet
komen dat er conflicten zouden kunnen dreigen. Ik
geloof dat het verstandig is om dat allemaal zo goed
mogelijk, in overeenstemming met een goede ruimte
lijke opzet, in zijn totaal te bekijken.
De heer Van Haaren pleit voor een zo goed mogelijk
handhaven van de woonbestemming. Het enige groen
gebied dat op het ogenblik in dit gebied ligt is de ijs
baan die 3,5 ha groot is. Voor de rest is er het gebied
dat aan de Dammelaan grenst en dat deels eigendom
is van het Rijk voor het stichten van een stedelijk
scholencomplex en deels eigendom is van de Gemeente.
Op dat laatste stuk heb ik het oog m.b.t. de eerste
voorzieningen die getroffen moeten worden. De rest is
natuurlijk op enigerlei wijze bebouwd gebied of kaal
slag; dat is de heer Van Haaren ook wel bekend. Dat
betekent wel dat, als we een oppervlakte van ongeveer
12 ha voor universitaire voorzieningen nodig hebben,
daar wel een stuk sanering aan vooraf zal moeten
gaan. Dat zou kunnen betekenen dat inderdaad de
woonbestemming in vrij grote omvang zou moeten
worden aangetast. Maar dit is wat een premature dis
cussie; we kunnen daar bij de voor-behandeling van
het bestemmingsplan voor dit gebied ook nog wel over
praten.
Daarmee kom ik dan bij de opmerkingen van de
heer Rijpma. Laat ik beginnen met te zeggen dat het
ontwerpen van een bestemmingsplan en het in de pro
cedure brengen van een bestemmingsplan nooit een
karwei is van korte termijn. Dat is hem ook wel be
kend. Bovendien heeft in dat gebied nog rechtskracht
het oude plan in hoofdzaken zoals de Raad dat in 1964
of in 1965 heeft vastgesteld. Dit is een plan in hoofd
zaken op voet van de oude Woningwet; dat heeft nog
rechtskracht. De uitwerkingsbevoegdheid daarvan is,
met de gegeven bestemmingen, aan B. en W., maar
met de aangewezen bestemmingen in het plan in hoofd
zaken. Ik dacht dat op het ogenblik de situatie zo is
dat we, als een derde bureau nu zou worden belast met
het maken van een stedebouwkundig plan voor dit ge
bied, enorm veel tijd verliezen. Dat bureau zal niet al
leen een hele hoop werk moeten overdoen dat wij al
gedaan hebben, het zal tevens een hele hoop informatie
van de dienst moeten hebben, want geen enkel derde
bureau kan werken zonder dat er van de dienst infor
maties komen. Gelet op de huidige stand van zaken
pleit ik er dringend voor om dit karwei bij de dienst
te laten, omdat ik toch wel het vertrouwen heb dat de
dienst er in zal slagen om dit op een redelijke termijn
te produceren.
De Voorzitter: Weth. Ten Brug zal nog iets ver
tellen over de stand van zaken m.b.t. de bouw van
onderwijsgebouwen in dit gebied.