6
De heer Ten Brug (weth.): Ik wil beginnen met uit
te spreken dat het mij bijzonder verheugt dat de Raad
op dit voor de onderwijstoekomst van Leeuwarden zo
belangrijke voorstel reageert zoals de Raad heeft ge
reageerd.
De heer Buising heeft gevraagd: Hoe is de stand
van zaken m.b.t. de universitaire vestiging Ik neem
aan dat dat een zaak van nieuwsgierigheid is en niet
ligt in de sfeer van: Och, het is nog lang zo ver niet
en wat zijn wij vroeg met het regelen hiervan. Dan zou
er een misverstand zijn. U hebt gezien dat het een
aanvraag is zowel van de Agogische Akademie als van
de lerarenopleiding Ubbo Emmius als van de Rijks
universiteit. Die drie bij elkaar is een novum. Dat be
tekent in feite dat we kunnen constateren dat we
m.b.t. de universitaire vestiging in Leeuwarden nog
nooit zo ver geweest zijn als we nu zijn. Dit is niet
alleen gekomen door het tijdsverloop, maar U kunt er
uit concluderen dat er ook een voortgang in de ont
wikkeling is te zien. Het is wel noodzakelijk dat over
niet al te lange tijd gebouwd wordt, in eerste instantie
dan m.n. voor Ubbo Emmius en de Agogische Akade
mie. Dat de Rijksuniversiteit er nu al bij betrokken is,
betekent inderdaad dat wij op een spoor komen dat
wij vroeger wel als een ideaal hebben gezien, n.l. een
bijeen brengen van het hoger beroepsonderwijs en het
universitair onderwijs in de sfeer van het tertiair on
derwijs. Dat ontwikkelt zich op het ogenblik als een
natuurlijke ontwikkeling. Ubbo Emmius leidt op voor
de derde en tweede graad en zit dan met het probleem
hoe dat met de eerste graad moet. Er moet dat is niet
alleen in Leeuwarden zo maar ook elders een nauwe
band komen met de Rijksuniversiteit voor de eer
ste graads-opleiding. De Agogische Akademie heeft,
zoals U weet, reeds een nauw contact gelegd met de
sociale faculteit van de Rijksuniversiteit in Groningen
om tot een vorm van tertiair onderwijs te komen. Daar
mee zijn ook de betrokken bewindslieden geconfron
teerd en er is op het ogenblik een werkgroep bezig,
waar ook het departement aan deelneemt, te bekijken
op welke wijze dit in het vat zou moeten worden ge
goten.
Het derde punt is dat wij zeker ook mogen verwach
ten dat, wanneer de bedrijfseconomische afdeling aan
de H.T.S. hier komt, ook in dat opzicht een link wordt
gelegd tussen een vorm van het hoger beroepsonder
wijs aan de H.T.S. en wellicht ook de H.L.S. en
de betrokken faculteiten in Groningen. Wij zijn dus
het was eerst een ver ideaal op dit punt wel heel
erg op de goede weg. Het is natuurlijk bijzonder ple
zierig dat wij hier nu niet meer een bepaalde ontwik
keling hoeven te bevechten. Dit is eigenlijk al een lan
delijk beeld; het is niet onmogelijk dat Leeuwarden dui
delijk het eerste voorbeeld wordt hoe het nu met het
nieuwe tertiair onderwijs zal moeten. Ik ben bijzonder
optimistisch. Ik kan uiteraard geen jaartallen noemen.
Dat is ook altijd gevaarlijk; het kan een jaar eerder
komen dan je gezegd hebt en dat is sneu; maar we
zijn op de goede weg.
De heer Van Haaren: N.a.v. hetgeen weth. Tiekstra
heeft gezegd wilde ik nog zeggen dat het natuurlijk
logisch is dat daar een stuk sanering plaats zal moe
ten vinden. Vroeger hebben we gezegd: Wij bestem
men dit gebied voor rijkskantoren, maar laten we dit
gebied niet te saai en doods maken, laten we zorgen
dat ook de woonfunctie er mee verenigd wordt op de
een of andere manier. Ik dacht dat we dat nu weer
zouden moeten zeggen. Ik ben erg blij met deze on-
derwijsbestemming, ik ben vooral ook erg blij dat weth.
Ten Brug zo optimistisch is, maar ik zou toch aan
weth. Tiekstra willen vragen er alle aandacht aan te
besteden dat de woonfunctie in dit gebied niet ver
loren gaat.
De heer Eygelaar: Het kan mij zijn ontgaan, maar
ik weet niet of ik antwoord gekregen heb op mijn
vraag over de ligging van een vervangend terrein. Ik
zou graag alsnog een antwoord hebben. Ik hoorde van
de Wethouder dat aan de bestemming van het Ren-
gerspark niet getornd mag worden; daar ligt een ser
vituut op. Maar ligt dat niet op het terrein van de
Koninklijke IJsclub?
De heer Tiekstra (weth.)Ik moet dan toch maar
een heel duidelijk antwoord geven; ik dacht dat ik
duidelijk genoeg was geweest. Als ik enkel zeg dat de
Koninklijke eigenaresse is en staat in het onvervreemd
bare eigendom van 3,5 ha grond in dit gebied, dan is
die positie natuurlijk veel sterker dan de positie van
de Gemeente die eigenaar is van de grond van het
Rengerspark met de verplichting om daarop een park
te onderhouden. Voor die bestemming veranderd zal
kunnen worden zal er eerst gepraat moeten worden
met de restanten van de familie Rengers. Daarom
hanteer ik deze zaken even. We moeten goed weten
wat vast ligt en wat niet vast ligt. De positie van de
Koninklijke is even sterk als die van iedere andere
eigenaar. (De heer Eijgelaar: Maar als U nu denkt
aan een vervangend terrein, denkt U dan aan een
terrein in dat gebied of daar buiten?) Ik ben daar
duidelijk over geweest. Ik heb gezegd ik ben daar
bij tegelijkertijd duidelijk en voorzichtig geweest
dat de Koninklijke uitgaat van een binnenstedelijke
voorziening. Dat betekent dat de Koninklijke niet
wenst uit te gaan van een voorziening die buiten de
stadsbebouwing zou liggen. (De heer Eijgelaar: Ik
vraag niet naar binnen- of buitenstedelijk, ik wil al
leen weten of er een vervangende voorziening kan
worden gevonden binnen het gebied waarvoor dit voor-
bereidingsbesluit zal worden genomen.) Ik zeg voor
zichtigheidshalve dat ik hoop dat die vervangende voor
ziening inderdaad binnen dit gebied gevonden kan wor
den in goed overleg met de Koninklijke. (De heer
Eijgelaar: Dat is duidelijk.) (De heer Van Haaren:
En de woonfunctie?) Ik meen dat ik niet het recht
heb ieder die achter deze tafel zit leert dat wel
te zeggen dat de bestaande woonfunctie gehandhaafd
kan blijven of maximaal gehandhaafd kan worden.
Dat zou je reinste apekool zijn. Wij weten dat, als er
12 a 13 ha nodig zal zijn voor deze voorzieningen, dat
sanering betekent. Dan weten we tegelijkertijd dat we
misschien minimaal in staat zullen zijn om van de
bestaande woonfunctie nog iets te handhaven. En dan
ben ik het wel weer met de heer Van Haaren eens.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 9a t.e.m. 14 (bijlagen nos. 113, 106, 105, 97,
98 en 99).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 104).
De heer MeijerhofEen paar korte opmerkingen
over dit punt. Over de inhoud zal ik weinig zeggen.
De datum van ingang is voor mij echter wel een pro
bleem. In Uw stuk noemt U 1 april 1974. Wat zijn
eigenlijk de consequenties van de voorgestelde wijzi
gingen Wel, o.a. dat een categorie mensen die in
aanmerking zullen komen voor huursubsidie nu geen
doorstromingspremie meer zullen ontvangen. Op
zich is dat, dacht ik, wel een juiste regeling. Maar-
wat zien we nu gebeuren? Bij het ontstaan van ver
huisplannen zullen de meeste mensen even naar de
St. Jacobsstraat (V.O.W.) gaan waar ze op de hoogte
worden gebracht van de hele situatie m.b.t. huursub
sidie en doorstromingspremie. Op basis van op V.O.W.
gedane toezeggingen of gemaakte opmerkingen zal
men de verhuisplannen definitief maken. Dan is men,
als men gaat verhuizen, verplichtingen aangegaan en
als men dan in de St. Jacobsstraat komt om de centjes
te innen, krijgt men plotseling te horen dat er een
voorstel onderweg is naar de Gemeenteraad om de
doorstromingsregeling te wijzigen. Een aantal mensen
zullen dan niet meer in aanmerking komen voor deze
premie. Dat is dan een behoorlijke financiële tegenval
ler. Mijn vraag is nu of U enig idee hebt om hoeveel
mensen het gaat en of het ook mogelijk is om i.p.v. de
nieuwe regeling in te laten gaan op 1 april 1974 een
soort overgangsregeling toe te passen. Ik weet niet in
welke termijnen ik dan moet denken, maar ik kan mij
voorstellen dat er een overgangsregeling zou moeten
komen voor een periode van drie maanden. Gedurende
die drie maanden zou de oude regeling nog gedeeltelijk
van kracht kunnen blijven voor de categorie mensen
die nu de dupe wordt van het plotseling invoeren van
de nu voorgestelde wijziging.
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk zou graag een paar
opmerkingen willen maken over dit voorstel. In de
eerste plaats zou ik willen zeggen dat ik het toejuich
dat de krotontruimingsbijdrage wordt verhoogd van
f 1.750,tot f 2.500,Graag zou ik in dit verband
van U vernemen of deze verhoging van de krotontrui
mingsbijdrage wordt toegepast met terugwerkende
kracht tot 1 januari 1974. Volgens mij zou dat juist
zijn omdat op het Ministerie tot deze wijziging is be
sloten per 1 januari 1974. Ook in andere gemeenten
is deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 ja
nuari 1974 gewijzigd. Ik zou graag willen weten hoe
veel mensen hier dan alsnog voor in aanmerking ko
men. Zullen deze mensen opnieuw een aanvraag moe
ten indienen of verzorgt het College dit?
Wat de doorstromingspremie betreft het bedrag
is gelijk gebleven zou ik mijn teleurstelling uit wil
len spreken over het feit dat ook nu de maximum
huurgrens van de te verlaten woning f 160,per
maand is gebleven. Gezien de vergaande huurverho
ging van de afgelopen periode is het volgens mij vol
strekt onredelijk om het bedrag van f 160,te hand
haven. Veel bewoners komen hierdoor n.l., ondanks
dat de wil tot doorstromen er wel is, niet meer voor
doorstromingspremie in aanmerking.
Ik wil ook nog een paar opmerkingen maken over
enkele artikels van de regeling. In de eerste plaats
lijkt het me niet juist bij het bepalen van het huursub
sidie uit te gaan van het belastbaar inkomen (art. 10,
lid 2). Immers, hier wordt gesteld dat het verdiende
loon van man en vrouw van het voorafgaande jaar als
doorslaggevend geldt. Ik zou er op willen wijzen dat
het inkomen van werkende vrouwen niet als vast
staand is aan te nemen; dat heeft verschillende oorza
ken. Het inkomen kan daardoor van jaar tot jaar enorm
verschillen. Ik zou aan art. 10, lid 2, nog een zin willen
toevoegen, inhoudende dat B. en W. ten aanzien van
het belastbaar inkomen de mogelijkheid hebben om,
wanneer er in het jaar van de verhuizing veranderin
gen in het inkomen zijn opgetreden, deze als doorslag
gevend te beschouwen.
Dan iets over de toevoeging van lid 3 en lid 4 aan art.
7, waarbij volgens mij de mogelijkheid om als huurder
van een krot zelfstandig mee te bepalen welke woning
men zou willen betrekken ongedaan wordt gemaakt.
Ik zie de kortingen op de premie die voorgesteld wor
den als een stok achter de deur om de huurder te dwin
gen de woning die hem aangeboden wordt, ongeacht
welke woning het is, te betrekken. Doet men het niet
dan mist men een deel van de krotontruimingspremie.
Hierbij komt dan nog dat er een tijdsbestek gesteld is
van drie jaar waarin men niet opnieuw voor een krot
ontruimingspremie in aanmerking kan komen. Het is
m.i. heel goed mogelijk een voorbeeld te vinden dat
iemand die jarenlang in een krot heeft gewoond het
krot verlaat en een bijdrage ontvangt en dan voor het
feit komt te staan dat de woning waar hij ingetrokken
is, b.v. voor doortrekking van een weg o.i.d., binnen
drie jaar moet worden afgebroken. Ook hier zou vol
gens mij een clausule aan de regeling moeten worden
toegevoegd, waarin duidelijk komt te staan dat de mo
gelijkheid bestaat van die termijn van drie jaar af te
wijken.
Tot slot nog een meer algemene opmerking. De ge
wijzigde „Regeling geldelijke steun krotontruiming en
doorstroming" is volgens mij wel erg toegespitst op
allerlei doorslaggevende factoren die dat heb ik al
eerder in de Raad gesteld men niet vindt in andere
gemeenten in deze provincie. Ik vraag mij af waarom,
nu de Minister van Volkshuisvesting per 1 januari 1974
wijzigingen doorvoert, wij als Gemeente vasthouden aan
zo een ondoorzichtige doorstromingsregeling en waar
om wij niet overgaan tot het vaststellen van een geheel
nieuwe, eenvoudiger doorstromingsregeling zoals die
ook in andere gemeenten geldt en dan toch ook tot
zijn recht komt.
De heer De Jong (weth.): Ik zal mijn best doen op
deze gedetailleerde vragen in te gaan maar het is niet
zo gemakkelijk.
De heer Meijerhof heeft gevraagd of het niet moge
lijk is een overgangsregeling te treffen omdat er naar
zijn mening bepaalde teleurstellingen ontstaan omdat
toezeggingen zijn gedaan die door deze plotselinge wij
ziging niet nagekomen kunnen worden. Ik zou daar
dit van willen zeggen. De laatste weken is de grootst
mogelijke behoedzaamheid betracht op V.O.W. met be
trekking tot deze aanvragen. Wij hadden het gevoel
dat wij, op grond van de regeling die de Minister voor
geschreven heeft en de wijzigingen die hij aangegeven
heeft, hier tot bepaalde veranderingen moesten komen.
De mensen die de laatste weken bij V.O.W. inlichtingen
hebben gevraagd, hebben zeer duidelijk de mededeling
meegekregen dat er geen toezeggingen konden worden
gedaan omtrent het al dan niet verlenen van een bij
drage i.v.m. het feit dat deze zaak in discussie is. Ik
meen dat dit het bezwaar van de heer Meijerhof wel
voldoende wegneemt. Wij moeten nu eenmaal voor een
wijziging een ingangsdatum vaststellen; wij hebben die
nu op 1 april 1974 gesteld. Uiteindelijk is de wezenlijke
inhoud van de regeling gelijk gebleven. Er is alleen
aan een aantal nadelen die in de loop der tijd ontstaan
zijn iets gedaan door de regeling bij te slijpen. Het cri
terium van de doorstromingsregeling is altijd geweest
dat geprobeerd moest worden goedkope woningen be
schikbaar te krijgen voor de minder draagkrachtigen
door mensen die qua inkomen in een te goedkope wo
ning woonden er uit te krijgen en naar een duurdere
woning te doen verhuizen; voor het verlaten van die
goedkope woningen werd dan een premie beschikbaar
gesteld. Welnu, die grondgedachte is eigenlijk niet
meer aanwezig. De doorstroming heeft in vrij sterke
mate plaats gevonden. Nu is het zo dat de leegstand
zich ook openbaart in de goedkopere woningen; daar
door is de zin van de doorstromingsregeling zoals we
die in het verleden gehad hebben voor een groot deel
weggevallen. Dat is ook het motief geweest van de
Raad voor de Volkshuisvesting om te zeggen: De re
geling moet worden gewijzigd; laten we de regeling
bijslijpen, want we kunnen deze zaak niet in één keer
afschaffen; de veranderingen moeten zodanig zijn dat
er bepaalde beperkingen worden aangebracht zonder
dat de regeling overhoop wordt gegooid. De regeling
wordt gehandhaafd voor zover die nog acceptabel is,
maar wordt niet meer toegepast op punten waarop de
regeling zijn functie verloren heeft. Ik kan de heer
Meijerhof dus zeggen dat wij eigenlijk vanaf 1 januari
1974 al een overgangsperiode hebben gehad. Ik heb
de indruk dat wij de regeling wel kunnen invoeren op
1 april 1974; ik geloof niet dat het probleem van toe
zeggingen die niet nagekomen kunnen worden zal ont
staan. Ik dacht dat dat bijzonder meeviel.
Mevr. Dijkstra heeft haar instemming betuigd met
het omhoog brengen van de krotontruimingsbijdrage
tot f 2.500,Zij vraagt waarom wij die verhoging niet
toepassen met terugwerkende kracht tot 1 januari 1974.
Ik ben van mening dat wij, als wij dat zouden doen,
helemaal scheef zouden komen te zitten. Wij stellen
de wijzigingen nu vast en moeten die zo snel mogelijk
invoeren, maar ik voel niets voor terugwerkende
kracht. Dat zou ook niet passen bij het standpunt dat
de heer Meijerhof naar voren bracht; die wil de rege
ling later in laten gaan. Ik moet zeggen dat ik daar
eerder begrip voor zou hebben. Mevr. Dijkstra heeft
ook nog gevraagd op hoeveel mensen dit betrekking
heeft. Wij geven per jaar aan doorstromingspremie on
geveer een miljoen uit. Dat is een vrij fors bedrag. Ik
dacht dat mevr. Dijkstra in dit verband ook de begro
tingspositie van de Gemeente echt wel een beetje in
de gaten mocht houden. Wij willen de krotont-
ruimingsregeling en de doorstromingsregeling nu
zo toespitsen dat we de functie van de rege
lingen duidelijk handhaven terwijl we blijven binnen
de begroting die we voor 1974 hiervoor opgezet had
den. M.a.w., dit kost ons niet meer geld; de bedragen
worden wel verhoogd. De pluspunten die mevr. Dijk
stra ook zag, hebben we kunnen realiseren door de toe
spitsing op een aantal noodzakelijke punten; niet meer
essentiële punten in de regeling zijn vervallen; hier
door kunnen we binnen de opgezette begroting blijven.
Natuurlijk zijn hierdoor een aantal wijzigingen ont
staan; mevr. Dijkstra heeft ze genoemd. Wij hebben
daarvan gezegd dat het zo wel zou kunnen.
Mevr. Dijkstra vindt het onredelijk dat de grens van
f160,per maand gehandhaafd is. Dat punt is hier
wel eens eerder ter sprake geweest. Wij hebben ge
meend dat die grens toch wel redelijk is. Wij hebben