S3
20
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het monde
ling door de Voorzitter gewijzigde voorstel van B.
en W.
De Voorzitter schorst, om 23.05 uur, de vergadering
voor de tweede koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 23.25 uur, de vergadering.
De heren Hernstra en Rnol hebben inmiddels de ver
gadering verlaten.
Punt 18 (bijlage no. 122).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W. onder voorbehoud van dc uitslag van de
stemming m.b.t. punt 26b.
Punt 19 (bijlage no. 126).
De heer Van Haaren: De heer Aarnout heeft inder
tijd een uitvoerige brief geschreven. Op Uw antwoord
hierop heeft hij nu net op het laatste ogenblik nog
gereageerd met een brief die aan alle raadsleden is
uitgereikt. De heer Aarnout blijft spreken van „tuin-
verkrotting" en „verwildering" en hij vraagt dan wie
de situatie ter plaatse hebben beoordeeld en of deze
mensen deskundig waren. Ik zou deze vragen willen
overnemen. Ik heb zelf deze groenvoorzieningen ook
gezien. Ik vind ze bepaald niet riant, maar ik kan niet
beoordelen of het onderhoud dat hier gepleegd wordt
evenredig is aan het door de huurders te betalen be
drag van f 6,70 per maand. De vraag blijft dan ook
de heer Aarnout blijft diep gefrustreerd of het niet
mogelijk is toch enige verbeteringen aan te brengen
waardoor deze briefschrijver wat meer tevreden ge
steld wordt.
Mevr. Dijkstra-BethlehemU zegt dat het tuinon
derhoud geschiedt op bevredigende wijze. Is dat nu wel
helemaal juist U heeft de laatste tijd veel brieven
met klachten van de heer Aarnout ontvangen. Zou
het niet goed zijn van Uw kant deze zaak nog eens
te bezien
Dan heb ik nog een vraag. In het bedrag voor het
tuinonderhoud zit een bedrag voor tuinvergoeding en
een vast bedrag voor rente en aflossing over de in het
verleden gedane investering. Ik veronderstel dat met
deze investering de aanleg van de tuinen bedoeld wordt.
In d$ eerste plaats wil ik graag van het College horen
over hoeveel jaar de investering gepland is. Ik ver
onderstel dat de termijn 25 jaar is. Aan dc hand daar
van wil ik ook graag weten of het vaste bedrag komt
te vervallen als de woningen langer staan dan die 25
jaar. Dan heeft de Gemeente immers geen recht meer
op dit vaste bedrag.
De heer De Jong (weth.)De heer Van Haaren
heeft gesproken over een brief die zopas is uitgereikt,
maar van die brief weet ik niets af. Ik heb die brief
niet gekregen en daarom kan ik daar ook moeilijk op
antwoorden. (De heer Van Haaren: Ik heb de vragen
uit de brief overgenomen.) Ik moet zeggen dat de
vragen die uit de brief van de heer Aarnout naar vo
ren komen een en andermaal zijn bekeken. Zijn klach
ten zijn ons niet onbekend. De kwestie is of er al dan
niet voldoende wordt gedaan aan het tuinonderhoud.
Zodra die vraag gesteld is, is die besproken in de Com
missie Woningbedrijf. Toen de brief van de heer Aar
nout kwam, is de zaak opnieuw bekeken. In november
heeft er een ingezonden brief in de Leeuwarder Cou
rant gestaan waarin de klachten ook gespuid zijn.
Van de kant van de Leeuwarder Courant werd toen ge
vraagd aan de directeur van het Woningbedrijf ,,Wat
zegt U hiervan, mijnheer Van der Veen?" De heer
Van der Veen heeft toen geantwoord: ,,Gaat U
er zelf maar eens kijken; dan kunt U zien hoe
het is." In de krant van 21 december heeft de
Leeuwarder Courant als volgt gereageerd: „Eigen
waarneming leerde ons dat weliswaar enkele te
gels in het voetpad zijn verzakt, maar dat het
pad zelf goed begaanbaar is. Van de kabelsleuf
is nagenoeg niets meer te merken. Het grasveld
is niet natter dan de meeste grasvelden in de stad
na de overvloedige neerslag in de afgelopen weken. Het
tuinvierkant maakt allerminst een verwaarloosde in
druk." Als ik zo'n reactie van de pers bekijk en ik ver
neem van de mensen van de Secretarie die er geweest
zijn dat het geheel beslist geen verwaarloosde indruk
maakt, dan heb ik inderdaad het idee dat de brief
schrijver een gefrustreerd iemand is. Wij hebben de
indruk dat de tuinen in een vrij redelijke toestand zijn
gebracht. Bovendien is het de huurdersvereniging zelf
geweest die destijds gezegd heeft: Laten wij dit laten
opknappen door een particuliere tuinarchitect. Dat is
dan in dit geval de heer Struiksma geweest. Die heeft
het zodanig tot stand gebracht dat wij daar nog nooit
een klacht van de bewoners over gehoord hebben; de
heer Aarnout is de eerste en enige. En dan is het de
vraag of de situatie inderdaad is zoals in :7ijn brief
naar voren komt of dat het een overtrokken zaak is. Wij
hebben de indruk dat de geuite klachten niet terecht
zijn. Wij vinden dat de zaak wel in orde is. De mensen
moeten inderdaad voor het tuinonderhoud betalen. Voor
de rest wilde ik er maar niet teveel aandacht aan be
steden. (Mevr. Dijkstra-lSethlehemIk wil nog wel
graag een antwoord hebben op mijn vraag over dc
investering.) De f 6,70 per maand bestaat voor een
deel uit tuinkosten en voor een deel uit een bedrag
voor rente en aflossing i.v.m. een gedane investering.
Vanaf het moment dat die tuin ingericht is zijn de
investeringskosten uitgesmeerd over een aantal jaren.
Als U precies wilt weten hoe die zaak in elkaar zit.
wil ik U dat op een later tijdstip nog wel eens ver
tellen. Ik dacht dat dit met de brief van de heer Aar
nout als zodanig niets te maken heeft. Ik dacht dat
de termijn van 25 jaar niet juist is; ik schat die op een
jaar of 10, 15; daarmee zal het wel afgelopen zijn.
Het betreft hier niet een zodanig hoog bedrag dat het
over zo'n lange termijn uitgestreken kan worden. Naast
het bedrag voor de investering dient een bedrag te
worden betaald voor de werkzaamheden die worden
verricht. Het tuinonderhoud is nu goedkoper dan vroe
ger toen de Gemeente daarvoor zorgde. Toen de Ge
meente het zelf deed kostte dit project ons globaal be
keken aan tuinonderhoud op jaarbasis f 45.000,de
Fa. Struiksma kon het voor f 28.000,doen. In dat
opzicht zijn wij dus al sterk tegemoet gekomen aan
de wensen van de huurders; het onderhoud wordt zo
voordelig mogelijk verricht en het gebeurt ook tot
tevredenheid van de huurders want wij hebben nog
geen enkele klacht gehoord. Als er klachten zijn dan
geven wij die door, maar dan moeten we ook de in
druk hebben dat het inderdaad gerechtvaardigde klach
ten zijn omdat er te weinig gebeurt. Die indruk hebben
we echter niet.
De heer Heidinga: Ik zou nog een kleinigheid wil
len zeggen. Wij hebben een buitengewoon goede Plant
soenendienst. Het is in de ruime omtrek bekend dat
die dienst prima werkt. Ik ben op zichzelf niet tegen
Uw voorstel; daar gaat het niet om. Maar is het niet
mogelijk dat U de vaklui van de Plantsoenendienst
vraagt om advies over deze kwestie? Ik ben op dit
gebied geen vakman, maar de Gemeente heeft wel
vaklui in dienst. Ik dacht niet dat het een grote moeite
was.
De heer Van Haaren: Mijn vraag in eerste instantie
was ook wie dit onderzocht hebben. De briefschrijver
zegt dat het geen vaklui, geen deskundigen waren. Ik
vraag dus in concreto: Wie hebben dat onderzoek ge
daan? Ik kan, net als de heer Heidinga, de zaak niet
beoordelen. Laat de vakmehsen van de Gemeente een
duidelijke uitspraak doen over deze kwestie; wat dat
betreft sluit ik me volledig bij de heer Heidinga aan.
De heer De Jong (weth.): Ik vind dat er wel erg
veel aandacht wordt besteed aan een zo eenvoudig
zaakje. Wij hebben, op verzoek van de huurdersvereni
ging, het tuinonderhoud uitbesteed. Als er klachten
kwamen, is daar aandacht aan besteed door de eigen
dienst. Steeds zijn er mensen heen geweest om te
bekijken of de klachten terecht waren. Daarvan werd
mij rapport uitgebracht, maar telkens bleek dat de
klachten eigenlijk sterk overtrokken waren en dat de
situatie lang niet zo erg was als gesuggereerd werd.
Nu wordt gevraagd de Plantsoenendienst in te scha
kelen. Dat zou betekenen dat die dienst het werk van
de Fa. Struiksma, dat eerst door die dienst werd ge
daan, zou moeten controleren. Laten we goed voor
ogen houden dat er ook klachten van de heer Aarnout
waren toen de Plantsoenendienst de werkzaamheden
nog verrichtte. De huurdersvereniging heeft destijds
zelf voorgesteld het werk uit te besteden. Daar zijn
wij op ingegaan; wij laten het tuinonderhoud verrich
ten door de Fa. Struiksma. Wij hebben de indruk dat
het goed gebeurt; we hebben ook geen klachten ge
hoord. Om nu te gaan zeggen dat de Plantsoenendienst
die zaak moet controleren! Ik ben daar niet voor. Dc
huurdersvereniging vond het onderhoud door de Plant
soenendienst destijds te duur en vond dat het goed
koper en net zo goed kon. Wij hebben ook niet dc
indruk dat het minder goed gebeurt dan toen de eigen
dienst het deed. Ik wil best nog eens bij de dienst na
gaan of er inderdaad voldoende aandacht aan de klach
ten besteed is. Het College heeft er echter geen be
hoefte aan hier nu nog zoveel aandacht aan te beste
den. Wij zijn van mening dat er ruimschoots aandacht
aan besteed is. Dit geval is m.i. zwaar overtrokken.
(De heer Van Haaren: Maar U zegt wel toe dat U
contact zult opnemen met de dienst.) Ja, we zullen
het nog eens bekijken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W. met inachtneming van de toezegging
van weth. De Jong.
Punt 20 (bijlage no. 118).
De heer Heidinga: Het gaat hier om een heel eigen
aardige klacht. Doordat de eindgevels geen spouwmu
ren, maar vrij zware, massieve muren hebben slaan
die door. Nu zijn destijds, toen weth. Pols nog wethou
der van het Woningbedrijf was, aan de Euterpestraat
daar staan ook een paar van die blokken flats; die
hadden dat euvel ook die muren bespoten met een
waterafstotende vloeistof. Ik zou wel eens willen we
ten of het de Wethouder ook bekend is of dat goed
gewerkt heeft. Als dat afdoende gebleken is, zou dat
misschien ook voor deze woningen kunnen worden
overwogen.
Dan iets over de kelderingangen. Dat is een ver
velende kwestie. Eigenlijk hangt het er van af of de
bewoners er wat werk aan willen doen. Het is n.l. zo
dat de bergruimten in de kelderverdieping van die
woningen half in de grond staan; de eerste woonlaag
staat dus een halve verdieping boven de grond. Het
was dus noodzakelijk de ingangen van die kelders bui
ten het gebouw te maken; als je die binnen het ge
bouw zou maken, zou je met je hoofd tegen dc vlo r
van de eerste verdieping lopen. Doordat de kelder-
ingangen buiten het gebouw liggen, regent het er in.
(De heer Tiekstra (weth.): Daar ben ik het mee ecr.s;
ik heb er zelf gewoond.) Als de bewoners de zaak een
beetje goed onderhouden, dan scharrelt het wel, want
zo vaak regent het nu ook weer niet, tenminste niet
zo overstelpend dat er in die kelderingangen een hoop
water komt te staan. Ze kunnen er dus zelf een hoop
aan doen. Een ander ding is dat er geen water van
het omliggende veld of van het achter de woningen
liggende tegelpad in de kelderingangen mag lopen. Dat
moet in ieder geval worden voorkomen. Als dat wel
gebeurt, moet daar iets aan worden gedaan; er mag
geen oppervlaktewater in de kelderingangen stromen.
Als de wanden van de kelderingangen lekken dan
kunnen we daar, dacht ik, ook wel wat aan doen. Het
probleem van het regenwater moeten de bewoners zelf
ondervangen; dat moeten ze even opdweilen. Die moei
te moeten ze zich getroosten, want als ze dat niet
doen, wordt het een troep. Daar kan de Gemeente niet
voor zorgen; dat bestaat niet.
Mevr. Dijkstra-BethlehemWat de klachten van de
huurdersvereniging „Het Westen" betreft, ik ben blij
dat in de raadsbrief staat dat er werk van gemaakt
zal worden door het opgraven en doorspuiten van '.e
parallelleidingen.
Wat de kwestie van de vochtigheid en de water
overlast betreft kan ik dc gedachtengang van het Col
lege niet volgen. Ik dacht dat het euvel in de eerste
plaats gezocht zal moeten worden in de bouw van
deze woningen. Nu stelt U dat, wat de doorslaande
muren betreft, aan de Directeur van het Woningbedrijf
opdracht is gegeven aan de klachten tegemoet te ko
men, eventueel door toekenning van een tegemoet-
21
koming in de extra last van de doorslaande muren. Ik
heb niet veel verstand van doorslaande muren, maar
ik meen toch te weten dat er technisch wel iets aan
te doen is. Als dat kan, waarom doen we dat dan niet?
Ik vind dat de huurders daar recht op hebben.
U maakt zich ook wel wat gemakkelijk af van het
water in de kelders. U constateert dat er water staat
en dat dit veroorzaakt wordt door het feit dat er geen
afvoer aanwezig is en dat de kelderingangen niet wa
terdicht zijn. De huurder treft hier dus geen schuld.
De heer Heidinga heeft dit ook gezegd; die meent
echter wel dat de huurder er zelf heel wat aan kan
doen. Maar als men in de kelder wil en men het trapje
afgaat, dan kan men niet in de kelder komen omdat
die vol water staat. U doet dus m.i. dit voor de be
woners toch belangrijke vraagstuk wel wat gemakke
lijk af. In plaats van na te gaan wat de Gemeente aan
het euvel kan doen, wijt U het ontstaan van het euvel
aan het hier en daar gedeponeerde afval. U legt dus
de verantwoordelijkheid bij de huurders onder de leuze:
„Wilt U niet meer wateroverlast, pak dan de dweil
maar vast". Ik ben het hier niet mee eens. Ik ben van
mening dat de klachten die door de huurdersvereniging
ingebracht zijn volkomen juist zijn. De volle verant
woordelijkheid voor verbetering van de toestand ligt,
inclusief eventuele kosten, bij de Gemeente als eige
naar. Als de Gemeente geen grondige verbetering zou
willen aanbrengen m.b.t. de klachten, dan zou dc con
sequentie moeten zijn: een drastische verlaging van de
huur in plaats van een huurverhoging.
De hear Singelsma: Ik stean dochs wol hwat for-
steld fan dy trochslaende muorren. Ik tocht dat it
wenst wie dat der spoumuorren yn de hüzen boud
waerden.
De wetteroerlêst wy hawwe it dêr joun al earder
oer hawn wurdt hjir oplost troch it oanlizzen fan
grintnêsten yn de tunen. Nou is dat ien fan de aldste
foarmen fan drainaezje. Dat pasten de Romeinen al
ta, mar dy grintnêsten hiene dan altyd forbining mei
oare grintnêsten. Ik leau dat jo, as jo op sa'n manier
wetteroerlêst kwyt reitsje wolle troch in küle mei
grint yn de groun to meitsjen in forkearde methoa-
de tapasse. Ik tocht dat hjir in soarte drainaezje de
oanwiisde oplossing wie. Ik soe de Wethalder dan ek
f reeg je wolle oft it net mooglik is de tunen to drai-
nearjen. Ik bin net op 'e hichte mei de situaesje dêr,
mar ik wol graech witte oft der in mooglikheit is om
dêr in drainaezje-systeem ta to passen hwertroch dy
wetteroerlêst, hwat fansels foaral yn de winter in great
oerlêst. is, fordwynt.
De heer De Jong (weth.)De heer Heidinga heeft
allereerst het probleem van de spouwmuren aange
haald. Ik heb hier net nog een rapportje over gekregen
van het Woningbedrijf omdat het de vraag is of er
niet wat meer aan te doen is dan tot nu toe gedaan is.
In dat rapport staat o.a.: „Wel zijn 13 gevels in 1966/
1967" dat klopt dus wel ongeveer met wat de heer
Heidinga gezegd heeft „door ons van een bescher
mende verflaag voorzien nadat de voegen en dakran
den waren gerepareerd resp. verbeterd. Dit heeft wel
enige jaren geholpen, maar nu blijkt de buitenlaag
van het metselwerk te schilferen en los te laten. De
hechting van de muurverf is beter dan de stenen zelf
zodat nu geen nieuwe verflagen kunnen worden aan
gebracht." Dat is het eerste probleem. Als men dit
zou willen oplossen dan zou daar hebben we ook
naar gevraagd een schild tegen de regen moeten
worden aangebracht dat tevens voor isolatie zorgt. Dit
kan in de vorm van een bekleding" met alluminiumpla-
ten of asbestplaten met een isolatie van tempex. Dat
zou dan per gevel f 6.000,a f 7.000,moeten kos
ten. Een definitieve oplossing zou dus een vrij grote
investering vergen; het lijkt me het beste dat we dat
eerst nog maar eens bekijken in de Commissie Woning
bedrijf. (De Voorzitter: Dat lijkt mij ook het beste.)
Dit rapportje is nog niet in de commissie geweest. We
moeten ons eerst goed rekenschap geven van de con
sequenties. Toen de raadsbrief werd gemaakt, wisten
we nog niet of er een definitieve oplossing mogelijk
was. We hebben deze kwestie ook nog eens voorgelegd
aan de Dienst Stadsontwikkeling; het antwoord is net
binnen. Deze dienst komt ongeveer tot dezelfde op
lossing als het Woningbedrijf. In het antwoord staat: