hulpverleners en politie goede afspraken zullen wor
den gemaakt. Die samenwerking en dat soort afspra
ken bestaan in Friesland en werken redelijk goed, doch
het optreden van de Leeuwarder gemeentepolitie in de
zaak-Julius van der Werf is m.i. onjuist geweest en
schaadt het door alle betrokkenen zo nodige vertrou
wen en de daarop gebaseerde samenwerking. En daar
gaat het om in de vragen van de begeleidingscommissie.
Het gaat niet om de competentie van de officier of
de hulpofficier, maar om de wijze van optreden van de
Leeuwarder gemeentepolitie. De Burgemeester dient
m.i. op de vier vragen van de begeleidingscommissie
een concreet antwoord te geven. Ik ben het helemaal
met mevr. Visser eens dat de wijze van optreden van
de gemeentepolitie wel tot zijn competentie behoort.
Ik moet U zeggen dat ik niet behoor tot degenen die
zich met een zeker genoegen afzetten tegen de politie.
Ik werk meer dan 20 jaar samen met de Leeuwarder
gemeentepolitie en heb een groot respect voor de wijze
waarop de zwaar onderbezette Leeuwarder recherche
zijn werk doet. Voor de politie geldt ook een beroeps
ethiek die o.a. inhoudt dat tijdens het verhoor van ver
dachten de rechten van de menselijke persoon dienen
te worden geëerbiedigd. Bij de Leeuwarder politie ge
beurt dat als regel ook en wordt er kalm, zakelijk,
correct en menselijk opgetreden. In het onderhavige
geval is er, zo ik vernam, door de politie opgetreden
na overleg tussen de sub-officier van Justitie Niemeijer,
loco-Burgemeester Ten Brug en commissaris Postma.
Bij dit optreden zelf zijn echter naar mijn stellige over
tuiging fouten gemaakt en is gepoogd de heer Van der
Werf, die deed wat hij uit hoofde van zijn beroep moest
doen, te intimideren op een wijze die in strijd is met
de beroepsethiek van de politie waar ik het net over
had. De aard en omstandigheden van deze zaak wet
tigden m.i. het forse, intimiderende optreden niet, als
tenminste het relaas van de heer Van der Werf juist
is. Daarom dient de Burgemeester dan ook te ant
woorden op de vragen van de begeleidingscommissie
over dit optreden dient hij zijn standpunt te bepalen.
Hij kan dan eventueel weerleggen wat niet juist is in
de argumenten die de heer Van der Werf naar voren
heeft gebracht. Zijn antwoorden kunnen tevens bevor
deren dat het vertrouwen tussen de Leeuwarder ge
meentepolitie en het maatschappelijk werk, in het bij
zonder het toch al zo verschrikkelijk moeilijke advies
werk, wordt hersteld. Dit vertrouwen heeft echt een
dreun gekregen. Het is, los van de juridische kanten
van deze kwestie, bijzonder wenselijk dat dit vertrou
wen wordt hersteld.
Met de opmerking over competentiekwesties t.a.v.
aanhouding van verdachten mag de Burgemeester zich
niet van deze zaak afmaken.
De Voorzitter: Ik zou met het laatste willen begin
nen. Ik geloof dat ik helemaal niet gepoogd heb mij
er gemakkelijk af te maken. De mededeling over de in
verzekeringstelling is alleen voor de goede orde en te
Uwer oriëntering gedaan, omdat men zich met een
adres tot de Raad heeft gewend. Over deze medede
ling op zich is ook duidelijk geen meningsverschil; van
verschillende zijden wordt toegegeven ook door de
heer Van Haaren dat het juist is wat hieromtrent
in de mededelingen is vermeld. Daar hoef ik dus ver
der niet op in te gaan want daar heeft ook geen raads
lid kritiek op gehad.
Dan iets over de verschillende vragen die gesteld
zijn in het stuk van de begeleidingscommissie. Ik
moet U zeggen dat ik het in zoverre daar wat moei
lijk mee heb, omdat ik wat verbaasd ben dat deze
mensen zich met een adres hebben gewend tot de
Raad, zonder dat zij ook maar een poging hebben ge
daan om contact te zoeken met de Commissaris van
Politie of met mij; er is geen enkel gesprek geweest,
ook niet één verzoek om een gesprek. Natuurlijk, als
ik dit soort berichten in de pers lees, ga ik daar niet
zo maar aan voorbij; dan wordt daarover gepraat.
Ik heb hier met de leiding van de politie uitvoerige
gesprekken over gehad. Ik kan U de verzekering ge
ven dat met de nodige zorgvuldigheid is gehandeld
de heer De Vries heeft hier naar gevraagd. Wij heb
ben de indruk maar ik heb deze mededeling van
de politie en niet van betrokkenen, want die hebben
geen enkele poging gedaan om er met mij over te pra
ten dat de politie de heer Van der Werf wel degelijk
heeft gewezen op de consequenties van zijn houding.
Bij de politie was men achteraf nogal verbaasd
na de gesprekken die men met de heer Van der Werf
heeft gehad en de wijze waarop dit allemaal is gegaan
dat dit op deze wijze werd gespeeld.
Het enige dat ik U op dit moment kan meedelen
is dit. De politie heeft, voor zover mijn inlichtingen
strekken, met de nodige zorgvuldigheid gehandeld. Ik
ben er verbaasd over dat de betrokkenen een dergelijke
brief hebben geschreven, zonder dat zij ook maar enige
poging hebben gedaan om er met de Commissaris van
Politie of met mij over te praten; dat hadden ze toch
rustig kunnen doen. Ik ben altijd bereid klachten over
de politie aan te horen. Ik dacht dat men dat in Leeu
warden echt wel wist.
Ik heb veel begrip voor de opmerkingen die door de
raadsleden zijn gemaakt, maar ik moet U er wel op
wijzen dat de politie nu eenmaal gehouden is de hand
te houden aan de verschillende wettelijke regelingen,
die op dit moment bestaan; de politie heeft niet de
bevoegdheid om maar naar eigen goeddunken daarvan
af te wijken. Ik wil U wel zeggen dat heeft ook bij
deze zaak een rol gespeeld dat het een heel moeilijke
zaak is als je aan de ene kant te doen hebt met hui
lende ouders en aan de andere kant met kinderen die,
misschien terecht, problemen hebben; ik kleineer die
problemen niet. Als de politie wordt geconfronteerd
met de ouders van weggelopen minderjarige kinderen
die nog lang niet 21 jaar zijn het zullen je kinderen
maar zijn die om hulp vragen, dan heeft de politie
geen keus; als het inderdaad minderjarigen betreft
dient de politie zijn uiterste best te doen die kinderen
bij de ouders terug te brengen. Dat doet de politie dan
ook. Men heeft de heer Van der Werf er wel degelijk
op gewezen wat de consequenties voor hem zouden
zijn als hij zou weigeren de verblijfplaats van de kin
deren mee te delen. Hij is heus niet zo maar in een cel
gegooid. Die indruk wordt wel gewekt, maar daar is
geen sprake van.
Op dit moment kan ik U er eigenlijk niet meer over
meedelen. Ik zou de Raad willen vragen betrokkenen
te adviseren met mij te komen praten als zij werkelijk
menen dat de politie fout heeft gehandeld. Wij probe
ren echt fouten te voorkomen. Als zij bij mij komen,
zal ik in die zaak duiken. U zou kunnen besluiten hun
mee te delen dat zij eens met de Burgemeester kunnen
gaan praten om dan hun klachten op tafel te leggen.
Ik zeg U toe dat ze geen dichte deur zullen vinden.
De heer Van Haaren: U zegt dus verbaasd te zijn
over het adres aan de Raad en over de reactie van
Van der Werf. Ik ben erg verbaasd over het optreden
van de politie, als tenminste de inlichtingen juist zijn.
In het stuk is de zaak uitvoerig beschreven en zijn
concrete vragen gesteld. Waarom kan daar niet op
ingegaan worden, waarom kan niet worden onder
zocht of het inderdaad zo is gegaan? U zegt dat de
politie geen keus heeft en dat die moet optreden. U
heeft volkomen gelijk, de politie moet proces verbaal
opmaken. Maar het gaat om de manier waarop. Als ja
iemand om kwart over zes arresteert, kan je hem,
als de termijn twaalf uur is, volgens de wet tot negen
uur de volgende dag vasthouden; dat is juridisch hele
maal in orde. Maar ik vind dat je dat niet kan doen
t.a.v. een verdachte in zo'n zaak in zo'n situatie. Ik
vind het gewoon onjuist om dan zo iemand zijn schoen
veters te ontnemen en in een politiecel te stoppen en
hem daar tot de volgende ochtend negen uur te laten
zitten. Ik geloof dat je dat niet mag doen t.a.v. een
maatschappelijk werker; hetzelfde geldt trouwens voor
iemand die b.v. een jurk heeft weggenomen bij C. en A.
Het gaat dus om een bepaalde vorm van optreden van
de politie. Dat de politie moest optreden is natuurlijk
volkomen duidelijk en vanzelfsprekend, maar in het
adres worden een aantal concrete vragen gesteld over
de wijze van optreden van de politie en ik vraag mij
af waarom het niet mogelijk is dat de Burgemeester
na een gesprek met de politie en met betrokkene de
Raad informeert over de wijze van optreden van de
politie. Ik dacht dat dat niet zo heel veel gevraagd is.
De heer De Vries: Ik moet zeggen dat ik Uw ant
woord wel heel erg sober vind in deze situatie. Ik had
eerlijk gezegd verwacht dat U deze brief van 3 april
ook om bericht en raad in handen van de politie zou
hebben gesteld om de Raad volledig te kunnen infor
meren over de gang van zaken.
Het is op zichzelf inderdaad een wat wonderlijke
zaak dat de begeleidingscommissie geen contact met
U heeft gezocht. Ik ben het met U eens dat dat
vreemd is. Ik heb hen gebeld en gevraagd of zij zich.
toe zij met hun werk begonnen, ook geïntroduceerd
hebben bij de Leeuwarder politie, verteld hebben op
welke manier zij van plan waren te gaan werken en
verzocht hebben om medewerking en steun van de
politie. Zij hebben gezegd dat dat niet gebeurd is. Ik
geloof dat er inderdaad elementen in zitten dat de
presentatie en de communicatie niet aan alle kanten
optimaal heeft gewerkt.
Als U wilt toezeggen dat U bereid bent met deze
begeleidingscommissie te gaan praten in aanwezigheid
van de officier of de hulpofficier van Justitie, dan ge
loof ik dat we de resultaten van dat gesprek graag
zouden willen afwachten; ik realiseer me nu dat het
misschien goed zou zijn hier ook de Raad voor de Kin
derbescherming bij te betrekken, omdat hier ook voor
deze raad een taak ligt; dat ligt in zijn doelstellingen
besloten. Wij zouden wel graag van de resultaten van
dat gesprek op de hoogte gesteld worden, want wij
vinden dit een dermate belangrijke ontwikkeling in
het gespecialiseerde maatschappelijk werk dat wij naar
ons gevoel moeten oppassen dat we hier de klok niet
terug gaan draaien.
Mevr. Visser-van den Bos: In de brief die wij ge
kregen hebben, wordt niet ontkend dat Julius van der
Werf gewezen is op de consequenties van zijn stil
zwijgen. Dus daar is bij niemand enig misverstand
over.
Ik sluit mij volkomen aan bij de woorden van de
heer De Vries. Ik betreur het dat er na het gebeurde
niet een gesprek met de Commissaris en U geweest
is. U zegt dat U volledig zult open staan voor een
dergelijk gesprek. ïk hoop dat de begeleidingscommis
sie alsnog een gesprek met U en met de Commissaris
zal hebben opdat deze zaak uit de wereld wordt g;
holpen.
Ik ben er echter wel wat verwonderd over dat, als
een brief met zulke ernstige beschuldigingen aan het
adres van de politie bij U komt, de politie er zelf niet cp
reageert, op dit moment dan bij monde van U. Want
als de beschuldigingen van Julius van der Werf ont
kend zouden moeten worden, dan vind ik dat er nogal
wat aan de hand is, want het zijn geen geringe be
schuldigingen over de dingen die de agenten gezegd
hebben tegen deze jongeman en tegen de ouders. Ik
vind dit zulke nare dingen dat ik ze in eerste instantie
helemaal niet naar voren wilde halen, maar ze zijn
wel de moeite van een onderzoek waard.
Ik vertrouw dat de begeleidingscommissie zich met
U in verbinding zal stellen en dat deze zaak dan toch
nog grondig wordt onderzocht.
De heer B. P. van der Veen: Ik betreur hec dat wij
hier met dit soort gesprekken onze tijd verdoen, om
dat dit een zaak is die volledig buiten de bevoegdheid
van deze vergadering ligt en als zodanig volledig bui
ten de orde is. Ik herinner mij met een zekere wee
moed de vergaderingen onder leiding van één van Uw
voorgangers die buitengewoon tijdig afgelopen waren.
Toen was het ook gebruik dat alleen werd gesproken
over zaken die deze vergadering aangingen en niet
over andere dingen.
Als ik begrepen heb waar het over gaat, dan is dit
het bekende vraagstuk van het verschoningsrecht van
de maatschappelijk werker. Dat is duidelijk. U hebt
gezegd dat U zich er over hebt verbaasd dat de men
sen die zich zo dik maken over deze concrete zaak
geen contact met U hebben opgenomen en evenmin
met de politie. De enige conclusie die wij daaruit
kunnen trekken is dat de publiciteit, die zij langs deze
weg hebben kunnen bereiken, voor hun belangrijker
was dan de zaak zelf.
Ik dacht dat ons maatschappelijk systeem berust
op een scheiding van verschillende taken. We hebben
de taak van de wetgever, we hebben de taak van de
rechter en we hebben de taak van de uitvoerende
macht. Wat we op dit moment zien gebeuren is dat
ergens in de periferie lieden, die met de wetgevende
macht totaal niets te maken hebben, langs de weg van
acties en propaganda en weet ik wat allemaal proberen
op de stoel van de wetgever te gaan zitten. Het kan
best zijn dat de wetgever in gebreke is. Als dat zo is
dan is dat een zaak van het Parlement om zich daar
dik over te maken. Iedereen die zich in zijn rechtsge
voel gekwetst voelt staat het vrij om zich tot het Par
lement te wenden. Maar men moet zich niet tot ons
wenden. Het heeft geen enkele zin hier over die dingen
te praten, het heeft geen enkele zin om in alle mogelijke
kranten dit soort verhalen op te hangen. Er is één
plaats waar dit thuis hoort en dat is bij de Nederlandse
wetgever. Als men dat onderscheid niet meer wenst
te aanvaarden en ik krijg steeds duidelijker de in
druk dat men zich met van, alles en nog wat wenst te
bemoeien zonder zich tot zijn eigen terrein te beperken
dan kan ik daar alleen maar de conclusie uit trek
ken dat men hard bezig is het systeem waarop de Ne
derlandse democratie gegrond is om hals te helpen.
Ik dacht dat ik dat zeggen moest.
De Voorzitter: Voor de goede orde zou ik met dit
laatste willen beginnen. De problematiek of de politie
al dan niet de thans bestaande wetgeving moet nako
men is, dacht ik, niet in discussie, althans van mijn
kant niet. Daar ligt geen taak voor de politie; die
ligt inderdaad bij anderen.
De heer Van der Veen heeft met enige weemoed
herinnerd aan de tijd dat één van mijn voorgangers
hier zat en hij nogal vroeg thuis was van raadsverga
deringen. Ik heb wel begrepen dat het ook wel eens
anders is geweest en dat de raadsvergaderingen toen
ook wel eens om half 3 's nachts afgelopen waren;
ik weet niet waar dat dan aan lag. Er is sinds de tijd
dat die voorganger van mij hier zat wel iets veranderd;
liij hoefde aan U geen enkele verantwoording af te
leggen over het beleid van de politie. De wetten zijn
zodanig veranderd dat dat nu wel moet. Ik ben ook
volledig bereid dat te doen. Wanneer hier het optreden
van de politie en het contact dat de politie met be
paalde groeperingen onderhoudt in discussie komt dan
ben ik volledig bereid ik ben het ook wettelijk ver
plicht de Raad daaromtrent te informeren. Ik doe
dat ook als U mij daarom vraagt.
Ik vond het wat jammer dat mevr. Visser reageerde
zoals zij deed en niet begreep dat ik nu nog niet met
de Commissaris had gesproken. Zij heeft dan in eerste
instantie niet al te best geluisterd, want ik heb gezegd
dat ik met de Commissaris heb gesproken; ik heb uit
voerig met hem over deze zaak gesproken. Volgens de
informatie die ik van de politie heb gekregen, is de
gang van zaken anders geweest dan in het adres staat
dat U hebt gekregen. Daar blijf ik verder buiten. Ik
heb op dit moment slechts te maken met één partij;
dat klinkt misschien wat formeel, maar de begeleidings
commissie is voor mij nu geen partij want die heeft
niet één poging gedaan om met mij in contact te ko
men, ook niet met de Commissaris van Politie.
Ik heb al gezegd dat mijn deur open zal staan als
zij met mij willen komen praten. Ik ben bereid met
elke groepering te praten; hetzelfde geldt voor de wet
houders. Als men een beroep op ons doet zijn wij altijd
bereid om problemen te bespreken, ook als dat ver
meende problemen zijn, ook als men meent dat men
oneureus behandeld wordt door welke tak van dienst
dan ook. Wij zullen de betreffende groepering altijd te
woord staan en bereid zijn serieus op hun klachten in
te gaan.
Ik heb na. de perspublikaties en toen dit adres kwam
natuurlijk met de Commissaris gepraat. Ik heb heel
andere informaties gekregen dan die welke in het
adres staan. Ik heb zopas ook heel duidelijk gezegd
dat er met de nodige zorgvuldigheid is gehandeld. De
heer Van Haaren is natuurlijk nogal goedgelovig t.o.v.
dit soort mensen; die is gauw klaar, eerder dan ik.
Die heeft al de conclusie getrokken dat de politie
het vertrouwen van de burgers heeft geschaad en on
juist is opgetreden met een foute instelling. (De heer
Van Haaren: T.o.v. deze instelling.) Ik heb die con
clusie nog niet getrokken. Ik hoop hem ook niet te
hoeven trekken. (De heer Van Haaren: Ik vraag of
het juist is.) De heer Van Haaren is een beetje voor-