6 barig. (De heer Van Haaren: U ook.) Als U deze mensen adviseert met mij te gaan praten dan zeg ik de Raad toe dat er van mijn kant een heel openhartig gesprek plaats kan hebben. Gaat U hiermee akkoord? De Raad stemt hiermee in. Punten 3 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 124, 121, 115, 119, 114, 116 en 120). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorsteilen van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 128). De heer De Vries: Het is niet de eerste keer dat we in deze zaal van gedachten wisselen over het Trans- vaalwijkproject. Dit is een zaak die intussen enige jaren onderweg is en die onderhand zijn vaste vorm begint te krijgen. We staan aan de vooravond van de vast stelling van een bestemmingsplan voor deze buurt. U hebt in deze raadsbrief nog eens weer opnieuw de za ken samengevat waarom het gaat en wat de financiële consequenties van dit geheel zijn. Er spelen in deze affaire een drietal zaken. De eer ste is, ais je zo het totaal bekijkt, dat er van de kant van het Ministerie hetzij Volkshuisvesting en Ruim telijke Ordening, hetzij C.R.M. een maximale hulp verlening wordt aangetrokken. Alle gelegenheden die zich t.a.v. de subsidiëring voordoen worden door de wijk toch ook wel expliciet gebruikt. Dat is op zich zelf een goede zaak. Wij hebben hier een paradepaardje van Schaeffer en ik geloof dat we er het beste aan doen om dit paardje zo goed mogeiijk in conditie te houden. Dat in conditie houden kan op twee manieren. De eerste is en dat is op zichzelf een goede aanzet geweest dat de bevolking optimaal is ingeschakeld om de rehabilitatie-procedure te doen slagen. Er is een voortreffelijke vorm van samenwerking ontstaan met een projectbureau, met een technische man, met een sociale man en de zaak loopt, als we goed zijn ingelicht, bijzonder goed. Wanneer we nu het geheel van de financiële conse quenties nog eens bekijken dan zitten we met het twee de aspect. Dat is dat we t.a.v. de samenwerking tussen de Stichting Rehabilitatie en de Gemeente toch niet kunnen spreken van een beleid dat tot in details van te voren goed doorgedacht en doorgespit kon worden. Daarvoor waren de complicaties misschien ook wel te groot. Het is een nieuwe zaak, het is de eerste keer dat een dergelijk project zich aandient en vermoedelijk moeten zowel de technische diensten van de Gemeente als ook het projectbureau van de Stichting Rehabilita tie Transvaalwijk nog leren met deze materie om te gaan. Iedere keer werden we weer opgeschrikt door mededelingen dat het even haperde, dat er onvoldoende middelen waren, dat de plannen herzien moesten wor den enz. Maar even zoveel keren is de kar toch weer in het spoor terecht gekomen. De laatste keer is dat het geval geweest bij de uitvoering van het straten plan. We hielden ons hart vast omdat we dachten dat we de mist in gingen, want het kostte nogal wat en er was nogal wat aan de orde, maar gelukkig kon op dat moment dit project worden voorgedragen voor uitvoe ring in het kader van de aanvullende werkgelegenheid en kwam er langs dat kanaal opnieuw een stroom sub sidie binnen voor dit project. Als we nu het geheel overzien dan verkeren we op het ogenblik in de situatie dat er nog een bedrag van f 212.000,aan het geluk ont breekt. In de raadsbrief laat U niet zien waar dit weg moet komen. Daarin zijn we uiteraard geïnte resseerd, want deze f212.000,is toch wel een bedrag dat er niet om liegt en op zichzelf zijn we nieuwsgierig hoe het College denkt hiervoor dekking te vinden. Samenvattend, onze fractie heeft waardering voor de wijze waarop dit project is gestart, waarop het nog loopt en waarop het hopelijk ook verder zal gaan. Wij zien met belangstelling het definitieve bestemmings plan voor deze wijk, dat ook in goed samenspel tot stand is gebracht, tegemoet. De heer Wiersma is inmiddels ter vergadering ge komen. De heer Heidinga: Wij zitten al jaren met het plan „Transvaalwijk". Wij hebben er hier al ettelijke malen diverse beschouwingen aan gewijd. De heer Schaeffer was toen nog banketbakker. Dat dit nu het parade paardje van de heer Schaeffer is, is wel leuk. In de wereld gebeurt het vaak dat men pronkt met ander mans veren. Ik gun het hem graag dat hij dat doet; daar is geen enkel bezwaar tegen. Wat ik t.a.v. dit plan zou willen opmerken m.b.t. de financiële afwikkeling is eigenlijk maar heel weinig. Wij hebben moeilijkheden gehad met de betaling van de woonomgeving en die moeilijkheden zijn we ook nog niet te boven. U doet Uw best om daar alle bron nen voor aan te boren en er uit te putten waai' dit mogelijk is. Ik heb daar alleen maar waardering voor. Ik wil één ding even kwijt. Er is een tijdlang een verschil geweest tussen de wijk en het College van B. en W. over de kwestie baatbelasting. Ik heb deze zaak van het begin af gevolgd en er aan meegewerkt. Ik moet zeggen dat in diverse vergaderingen met de wijk het woord baatbelasting wel is gevallen. De Wet houder van Ruimtelijke Ordening heeft er in een heel vroeg stadium wel degelijk op gewezen dat het nodig zou kunnen zijn een baatbelasting in te stellen om deze zaak rond te krijgen. Als zodanig heeft het College zich altijd goed opgesteld en heeft het er helemaal geen doekjes om gewonden. Als nu het stichtingsbestuur zegt dat de wijk geen instemming zal betuigen met een baatbelasting, dan komt mij dat vrij logisch voor. Dat zouden we, dacht ik, allemaal doen als we voor hetzelfde geval zaten. Maar ik geloof toch te moeten zeggen dat deze mensen dat terecht doen, want wij hebben als Raad n.l. bepaalde toezeggingen gedaan. Wij hebben in maart 1972 deze kwestie ook in de Raad gehad het was toen bijlage no. 84 en er is toen uitvoerig over deze zaak gesproken. In die bijlage ston den de volgende punten: A. Verbetering van de woon omgeving: 1. straten, pleinen, speelterreinen e.d. 2. verwervings- en sloopkosten van te amoveren panden. 3. opbrengst van gronden. B. Verbetering van de wo ningen. De woorden die aan de verbetering van de woningen worden gewijd eindigen zo: „In deze verbe- teringskosten draagt het rijk bij in de vorm van bij dragen ineens van 25 aanvankelijk groot 7 Een bijdrage van de Gemeente wordt in deze kosten vol gens de regeling niet verleend. Daarvoor bestaat naar onze mening ook geen reden, vooral gelet op de onder A en C bedoelde kosten die voor rekening van de Ge meente blijven." Onder A staat „Verbetering van de woonomgeving" met het bedrag dat het gaat kosten. Ik vind het en mijn fractie met mij dan ook niet juist dat we, als we in 1972 tegen deze mensen zeggen: „De kosten van de woonomgeving blijven voor reke ning van de Gemeente, daar hoeven de bewoners niet in bij te dragen.", in 1974 zeggen: We komen er niet uit, we zullen er wel een baatbelasting voor moeten instellen. Dan hadden wij dit niet tegen de mensen moeten zeggen. Ik vind dat de burgerij op de Gemeente moet kunnen rekenen. Dit wilde ik er van zeggen. Nu hebben we gelukkig een uitweg gevonden, ten minste zo lijkt het. Ik hoop van harte dat de nadere subsidiëring van de woonomgeving wordt gegeven en dat het allemaal terecht komt. Als dat niet het geval zou zijn, zegt U, zal er bezuinigd moeten worden. Ik zou denken dat dat hier en daar misschien ook nog wel mogelijk is. Maar ik ben het met U eens dat we er in de gegeven omstandigheden verstandig aan doen te proberen voor dit plan het meest goede het nodige subsidie te krijgen. En dan dacht ik dat we die laatste f212.000,als het daar op vast blijft zitten, ook nog wel ergens kunnen dekken. We hebben nog een reserve van alle mogelijke grondplannen; dan ko men we als we zover zijn daar ook nog wel uit. De heer Van Haaren: Ook wij vinden het een bij zonder goede zaak dat de Gemeente en het rijk achter dit unieke plan staan. Zoals de heer De Vries al op merkte, hapert er af en toe nogal wat. Deze haperin gen doen mij soms de angst om het hart slaan en dan denk ik: Komt het nu allemaal wel goed. Er zijn blijk baar toch onvoldoende regelingen om zo'n plan werke lijk helemaal door te kunnen voeren als de gemeente, waarbinnen zo'n plan moet worden gerealiseerd, met een lege schatkist zit. En dan kom ik ook op het punt de heer Heidinga is er al uitvoerig op inge gaan dat je geen oplossingen moet gaan zoeken die in tegenspraak zijn met de afspraken die eerder ge maakt zijn met de buurtbewoners. Ik geloof dat de baatbelasting ook nooit een oplossing kan en mag zijn voor de gerezen problemen. We zijn natuurlijk blij dat de zaak weer op het nippertje wordt gered, doordat we er een A.C.W.-werk van kunnen maken. Wat je toch een beetje angstig maakt is dat deze regelingen eigenlijk nog helemaal niet goed rond zijn. Straks komen er andere plannen op ons af Olde- galileën, misschien de Vegelinstraten met dezelfde problemen en het zou bijzonder jammer zijn als we met dit soort geweldige plannen niet verder uit de voeten zouden kunnen. De vorige sprekers zijn hier voldoende op ingegaan. Ik heb nog één klein puntje. Op 26 juni loopt het zoveelste voorbereidingsbesluit voor dit gebied af; hoe zit het nu met een bestemmingsplan? De heer Tiekstra (weth.): Het is vaak mijn taak om een al te groot enthousiasme toch enigermate af te remmen. Ik moet de Raad ook nu weer waarschuwen voor mogelijke ontwikkelingen die dit project nog opnieuw zullen belasten. Dan staat de Raad gewoon voor de vraag op welke wijze oplossingen .moeten kunnen worden gevonden. Het tweede punt is dat de Raad zich terdege bewust moet zijn van het feit dat deze A.C.W.-subsidiëring toch altijd het kenmerk heeft in zekere mate een toe valstreffer te zijn. Daarom is het voor wat het voor stel van vanavond betreft goed dat de Raad zich reali seert dat, al nemen we het totale project op het ogen blik mee in de vooronderstelling dat deze subsidiëring wel zal lukken, het op dit moment gaat om do vraag of de eerste fase van dit totale project van verbetering van de woonomgeving tot uitvoering kan komen. Wat betekent dit? Als we veronderstellen dat het werk in 3 fasen moet worden voltrokken het kunnen ook 2 fasen zijn of 4; ik weet het zo uit het hoofd niet dan staat natuurlijk niets er borg voor dat, als deze eerste fase op deze wijze wordt gerealiseerd, A.C.W.- subsidie ook voor volgende fasen op dat moment als toevalstreffer mogelijk is. Ik dacht dat ik deze waar schuwing toch wel aan de Raad moest geven. Ik er ken dat ik dat vaker heb te doen, ook al omdat zelfs in deze Raad aan stukken die een paar jaar terug werden gepubliceerd door een zeer ervaren raadslid nog consequenties worden verbonden waarvan men de vraag moet stellen of die nog houdbaar zijn. Ik wil er met nadruk op wijzen en het is meer dan een zui ver taalkundig onderscheid dat het voor rekening van de Gemeente te nemen tekort nog niets heeft ge zegd omtrent de vraag op welke wijze de Gemeente dit tekort dan heeft te dekken. Daar was in 1972 geen zinnig woord over te zeggen. Ik ben het eens met de waardering die de heer Heidinga aan het adres van de initiatiefnemers heeft uitgesproken, maar ik heb er bezwaar tegen dat dit zonder meer wordt vergele ken met grondplannen. De heer Heidinga weet net zo goed als ik dat hier nauwelijks sprake is van uitgeef- bare grond. Integendeel, ik dacht dat juist de particu liere eigendommen, die in dit gebied aanwezig zijn in de vorm van woningen en kavels waarop deze wonin gen staan, ten zeerste gebaat zijn met verbetering van de woonomgeving. Ik wil er met grote nadruk op wij zen dat het staat in de raadsbrief het er dan ook niet om liegt; ik zeg het maar wat hard. Als er ongeveer f 700.000,subsidie komt uit de pot van het Departement van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or dening en een aantal tonnen subsidie uit de potten van C.R.M. ik veronderstel dat het haast de vleespotten van Egypte zijn dan betekent dit dat het totaal- generaal op dit ogenblik geraamd kan worden. Er mag al 1/A miljoen uit overheidsmiddelen in deze wijk worden gestopt en daarop komt dan nu nog het A.C.W.- subsidie. Ik dacht dat de overheid zijn deel dan bepaald wel heeft geleverd. Dit zijn dingen die in de Raad wel duidelijk mogen worden gezegd. Daarmee heb ik niet gezegd dat dit dus wel zal uitmonden in een baatbe lasting. Ik heb wel gewaarschuwd voor de veronder stelling dat het tekort bij voorbaat door binnen de Ge meente beschikbare middelen zou kunnen worden ge dekt. Daarom is het geloof ik ook nuttig dat op dit ogenblik deze hele dekking rustig aan de toekomst wordt overgelaten. U voelt wel dat ik op dit moment niet bereid ben uit te spreken dat een eventueel toe komstig nadelig saldo waarvan de grootte nog niet is vast te stellen ten laste van de Gemeente zal blijven. Vervolgens geloof ik dat ik volstaan kan met een antwoord te geven op de vraag: Hoe komt het nu met het bestemmingsplan? In een groot optimisme heb ik in de loop van vorige zomer veronderstelt dat een nieuw voorbereidingsbesluit voor de Transvaalwijk met ingang van, ik geloof, juni van dat jaar wel niet no dig' zou zijn. Ik realiseer me terdege dat in de komende maanden het voorbereidingsbesluit weer afloopt en dan zulien we opnieuw met een bestemmingsplan moeten komen. Dat plan zal ter visie gelegd moeten zijn. Ik herinner de Raad er alleen aan dat in de huidige situa tie het ontwerp-bestemingsplan dat ter visie gelegd moet worden gewijzigd moet worden i.v.m. de onont koombare beslissing m.b.t. het Diakonessenhuis. Die wijziging zal nog in het ontwerp-bestemmingsplan moeten worden meegenomen. Ik kan niet de zekerheid geven dat het bestemmingsplan voor 1 juni ter visie zal liggen. Ik dacht dat dit de voornaamste punten waren die in de discussie naar voren zijn gekomen en ik laat mijn antwoord hierbij. De heer Van Haaren: Hoe is het met mijn vraag over het bestemmingsplan? De heer Tiekstra (weth.)Ik heb gepoogd deze vraag met luider stemme te beantwoorden. In de laat ste alinea, bestaande uit ongeveer 8 of 9 zinnen, heb ik het over het voorbereidingsbesluit gehad. Ik dacht dat de heer Van Haaren wel zo ervaren is dat hij in middels weet wat een voorbereidingsbesluit is. Ik hoop dat het bestemmingsplan voor 1 juni ter visie zal liggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 133). De heer Heidinga: In grote lijnen ben ik het wel eens met het beginsel dat bepaalde drukke punten voorzien moeten worden van een verkeerslichteninstal latie. Je kunt dan ook nog eens een licht op rood hebben. Maar ik vraag mij in gemoede af: Moet dit zo duur zijn? Ik ben daar nog niet van overtuigd. We hebben er ook in de Commissie Openbare Werken uit voerig over gesproken. Ik heb wel begrip voor de argumenten die de verkeersdeskundigen en ook onze eigen dienst daarvoor aanvoeren. Aan een bij de stuk ken behorend rapport was een mededeling gehecht waarin stond dat het beslist wel dit systeem zou moe ten worden. Misschien ben ik er wel te dom voor, maar ik zie niet in dat het beslist dit systeem moet worden. Wij hebben n.l. het systeem dat de lichten reageren op het verkeersaanbod. Dit systeem is ontzettend duur, maar het schijnt in heel Nederland en misschien wel over de hele wereld van toepassing te zijn omdat nu eenmaal in onze samenleving tijd geld is. Als we een minuut wachten, wachten er tien auto's een minuut, dus tien minuten en dat gaat de hele dag door, dus dat wordt uren wachttijd. Economisch zal dat wel niet verantwoord zijn, maar zouden we er zo zachtjes aan wel verstandig aan doen om zo economisch te rekenen in ons leven? Ik dacht het niet; ik dacht dat we daar een keer af moesten. (De heer Van Haaren: Gewel dig.) Ik geloof dat het geen spat uitmaakt of Mr. Van der Veen voor een stoplicht op de Nieuwestad één minuut wacht of vijftig seconden. (De heer Vel- lenga: Dat is een slecht voorbeeld.) Mr. Van der Veen moet naar de Weaze, dus is het mogelijk dat hij dat stoplicht moet passeren. (Gelach) Als Heidinga of Knol of mevr. Visser de serie stoplichten op de Westerplantage passeren en dan te bedenken dat er nog een paar bij komen op de hoek van de Har- lingerstraatweg en de Spanjaardslaan en zo dan wordt het nog een veel grotere file. (De Voorzitter: Er mocht geen brug komen bij de Harmonie!) Dan zou ik wel kunnen zeggen: Er mocht geen brug ko men recht voor de Groeneweg; dan staan we, dacht ik, weer gelijk. Dat is het recht des Raads, waar ik niet aan torn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 4