De hear Singelsina: Nou't de hear Heidinga sa düd-
lik yn it defensyf dreaun wurdt, fiel ik my dochs for-
plichte om him by to fallen. (De hear Heidinga: Ge-
weldich.) Net dat ik ienigerlei heil forwachtsje fan
de C.C.P. of it C.D.A.; hwant hoe't se se ek bikladzje of
swart meitsje, dêr giet it hjir net om. It giet hjirom.
De hiele ljochtetroep dy't wy om de rounwei haw we
is yn wêzen in ünding. De hiele rounwei is op in for-
keard plak situearre. Mar ik moat de hear Heidinga
byfalle as hy seit: Yn de Kommisje R.O. hawwe wy
wiidweidich praet oer al'derhanne oplossingen, oer tun-
neltsjes en al sokke dingen mear. Dêr is nca hwat
fan op 'e hispel kommen. Dêr hat hy folslein gelyk
oan. Ik hie nou eins forwachte dat hy sein hie: Ik
tsjinje in moty yn, wy keure dit kredyt net goed, wy
wolle earst in rapport fan it Kolleezje hawwe om der
dan noch ris op werom to kommen. Mar dit bitooch
sakket nou eins as in ballon net in readen ien
yn elkoar. Ik hie graech wollen dat de hear Heidinga
figuerlik hjir in aei lein hie. Mar miskien kin dat noch.
De heer Van Haaren: Ik kan deze hele zaak ook
niet beoordelen. Ik vind het jammer dat het goed
kopere systeem niet mogelijk is. Uit de beantwoor
ding van de Wethouder heb ik niet helemaal begrepen
hoe dat zit. Ik vind het ook bijzonder jammer dat aan
dit voorstel niet een voorstel gekoppeld is om tun
neltjes te maken voor fietsers en voetgangers. Ik ben
tegen het voorstel zoals het voor ons ligt. Ik zou het
bijzonder op prijs stellen als van een van de grote frac
ties een voorstel zou komen om deze zaak aan te
houden of terug te nemen tot we de hele zaak beter
kunnen bekijken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W. met aantekening dat de heer Van Haa
ren wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor de eerste koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering.
Punt 12 (bijlage no. 117).
De heer Vellenga: Het is niet de eerste keer dat wij
in deze Raad spreken over de bebouwing die in de
raadsbrief wordt genoemd. Het is ook niet de eerste
keer mogelijk wel de laatste keer dat ik dat na
mens mijn fractie mag doen. Toen wij er ongeveer
drie jaar terug in deze Raad over hebben gesproken,
heb ik van mijn kant ook een pleidooi gevoerd ook
tegen de achtergrond van de hele binnenstadsproble-
matiek om zo mogelijk de bebouwing langs de St.
Jacobsstraat en ook die langs de Grote Hoogstraat en
aan het Gouvemeursplein te handhaven. Toch bleek
dat er een opvatting leefde, o.m. bij de betrokken win
keliers, om tot afbraak over te gaan tot aan het pand
waarin de heer De Jonge zijn zaak drijft en waarin
hij, boven de zaak, woont. Naderhand heeft er zich een
bepaalde ontwikkeling voorgedaan. Wij hebben ook
hier in de Raad na lange besprekingen bepaalde be
sluiten genomen en dat brengt U er nu toe op zich
zelf begrijpelijk om te komen met een raadsvoorstel.
Dat betekent een geweldige wending in ons denken
over de bebouwing van die plek daar. Nu zou je na
tuurlijk in theorie kunnen stellen: Als er nu in die
drie jaar eeng wel iets was gebeurd, wel een bepaalde
verandering had plaats gevonden waaraan de Gemeen
te had meegewerkt, dan zouden we er misschien moei
lijker voor staan dan nu het geval is. Dan zou je mis
schien ook iets minder gemakkelijk af kunnen komen
van de verzoeken die de heer De Jonge heeft ingediend
en misschien ook anders aankijken tegen de opvattin
gen zoals die nu bij de winkeliersvereniging leven.
Maar ik herhaal: Het is een ietwat theoretische bena
dering, de feiten liggen op dit moment zoals ze liggen.
Anders gezegd: Die drie panden staan er en van twee
van die panden wordt aangenomen dat ze bar slecht
zijn wat hun bouwtechnische staat betreft. Dat brengt
het College er toe, ook na o.m. de z.g. Stadhuiscommis
sie gehoord te hebben, om met het voorstel te komen
dat op dit moment besproken wordt. We kunnen nu
zeggen: Goed, wij kunnen als Raad besluiten om deze
panden af te breken. Dat kan wat pijn doen, omdat je
weet dat er dan een bepaald gat ontstaat; niemand
weet voor hoelang. Er zijn steden in Nederland waar
men soms wel tot een bepaalde afbraak is overgegaan,
maar toch de voorkant intakt heeft gelaten, met de
mogelijkheid om wat dat betreft tegemoet te komen
aan bepaalde historische, eventueel emotionele waar
den. Ik weet niet of dat in dit geval mogelijk is. Daar
hoor ik graag zo meteen een reactie op.
Verdergaande zou ik van onze kant ook wel de wens
uit willen spreken dat pas tot afbraak van de betrok
ken panden wordt overgegaan als we zeker weten wat
hiervoor in de plaats gaat komen, omdat we overal in
de stad de plekken kunnen aanwijzen waarin jaren en
jaren sprake is van kaalslag, waar vreselijk slechte
terreinen liggen, wat ook weer noodt tot het neer
gooien van alle mogelijke rommel; niemand kan bij
benadering zeggen wanneer die lelijke plekken zullen
verdwijnen. Dus is mijn tweede concrete vraag: Zou
het mogelijk zijn die panden te handhaven tot we zeker
weten wat er gaat gebeuren? Dan kan je het min of
meer overzien in de tijd. Maar dat hangt dus af van,
dat houdt verband met Uw suggestie, Uw voorstel om
wat de bebouwing van dit gebied betreft zaken te gaan
doen met een projectontwikkelingsmaatschappij. Dat
is een woord dat vaak veel reacties oproept. Er zijn
gemeenten waar men goede ervaringen heeft met pro
jectontwikkelingsmaatschappijen, er zijn ook gemeen
ten waar men vaak achteraf meent reden te heb
ben tot kritiek op deze projectontwikkelingsmaatschap
pijen. Ik dacht dat het mogelijk moet zijn om een groot
deel van die kritiek en misschien wel de kritiek voor
100% te ondervangen, n.l. wanneer vaststaat dat
de Raad betrokken is, betrokken blijft bij de hele ont
wikkeling, m.a.w. dat de Raad ook weet welke af
spraak er gemaakt wordt tussen de Gemeente en pro
jectontwikkelingsmaatschappij X die mogelijk wordt
ingeschakeld, dat de Raad, hetzij rechtstreeks hetzij via
bepaalde commissies, geregeld een goed inzicht heeft
in alles wat er staat te gebeuren, dat de Raad uitein
delijk ook zelf beslist hoe en wat, dat de Raad wat dat
betreft niet achter de feiten aandraaft en dat de Raad
ook helemaal niet buiten spel wordt gezet wanneer zo'n
projectontwikkelingsmaatschappij zou worden inge
schakeld. Onder die condities is onze fractie bereid
Uw suggestie, Uw voorstel te volgen. Dat betekent dat
we t.z.t. zouden kunnen horen wie de gegadigde wordt
en ook in welke richting wordt gedacht, waarbij ik
me ook zou kunnen voorstellen dat de eerste voorlopige
plannen van zulk een projectontwikkelingsmaatschap
pij in ieder geval de Commissie Ruimtelijke Ordening
zouden passeren, opdat de Raad bij wijze van spreken
al voorpostgevechten zou kunnen leveren.
Mijn volgende opmerking is deze. Van onze kant
bestaat er geen bezwaar tegen dat het hele terrein
bebouwd wordt dat past helemaal in onze filosofie
en ik dacht eigenlijk ook wel bij alle soorten uit
gangspunten t.a.v. de binnenstad een sluitende be
bouwing die de wanden van de St. Jacobsstraat en
van de Grote Hoogstraat intakt laat, maar ook naar
de kant van het Gouverneursplein duidelijk rekening
houdt met de aansluitende bebouwing, die natuurlijk
helemaal moet passen bij de omgeving; maar dat is
in dit verband waarschijnlijk een overbodige opmer
king. Wat dat betreft kan naar onze wijze van zien
het parkeerterrein als zodanig nu of later best ver
dwijnen. Wij vinden een passende bebouwing over het
hele terrein veel en veel belangrijker. (De Voorzitter:
Uw uitgangspunt is dus dat de Raad besloten heeft
dat er aan de Minnemastraat een parkeergarage komt.)
U zou zich kunnen herinneren dat, toen ongeveer deze
zelfde vraag gesteld werd in een vergadering van de
Stadhuiscommissie, ik van mijn kant heb gezegd dat
in beide situaties of er nu een parkeergarage aan de
Minnemastraat komt of niet mijn fractie voorstan
der is van bebouwing van het hele terrein; en dit ant
woord geef ik nu ook weer. Dat speelt voor ons t.a.v.
deze zaak geen rol. (De heer De Jong (weth.): Even
tueel een parkeergarage?) Om ieder misverstand weg
te nemen, hier geen parkeergarage. (De Voorzitter
Dat heeft de Raad besloten, maar dat is nu niet in
discussie.) Heeft de Raad besloten hier een parkeer
garage aan te leggen? (De Voorzitter: Nee, het ging
over de mogelijkheid.) Gemeenteraden nemen nooit be-
ii
slissingen om mogelijkheden te openen. Dat kan niet.
Verstandige raden doen dat nooit. (De heer Tieksktra
(weth.): De Voorzitter is buiten de orde.)
Mijn slotopmerking daar was ik haast aan toe
is door Uw interruptie en door de vraag die de heer
De Jong stelde, niet wetend wat ik zou zeggen, even
vertraagd. Het zal de heer De Jong misschien interes
seren wat ik ga zeggen. Het is n.l. zo dat bij vorige
gelegenheden, toen wij over het Gouvemeursplein
praatten de kant op naar het Gouverneursplein toe
de gevel van het gebouw waar het Friesch Dag
blad jaren in gehuisvest was nog wel eens ter sprake
is gebracht. Wij zouden ook in de vraagstelling willen
betrekken of het technisch mogelijk is bouwtech
nisch, architectonisch of hoe dan ook dat die gevel
daar een passende plaats zou kunnen krijgen.
De heer Heidinga: Voor een groot deel kan ik mij
wel bij de heer Vellenga aansluiten. Ook in mijn fractie
overheerst de mening dat deze panden niet zullen mo
gen worden afgebroken voordat het zeker is dat het
terrein op korte termijn opnieuw kan worden bebouwd.
Dat is een vrij stringente uitspraak en ik ben mij er
zeer wel van bewust dat er consequenties aan zitten.
U hebt volkomen gelijk wanneer U in het stuk stelt
dat de beide panden St. Jacobsstraat 24 en 26 bouw
vallig zijn en dat ze gevaar opleveren. Ik ben in die
panden geweest en ik kan het ook wel een heel klein
beetje bezien. Ik ben het dus volkomen met U eens,
maar toch hechten wij er aan dat we daar niet een gat
krijgen. Het is n.l. zo dat het voormalige pand van
Wielenga no. 28 is; en dan komen de panden no. 26
en no. 24. Als we dit voorstel nu zonder meer zouden
aannemen, zouden we besluiten dat het voormalige
pand van Wielenga blijft staan en dat we dan een gat
krijgen op de plaats van de beide panden van Lampe.
Naar onze mening kan dat niet in de binnenstad. Als
we geen kans zien om op een redelijke termijn daar
weer een passende bebouwing te krijgen dan lijkt het
ons verstandiger dat we desnoods enige stutwerkzaam-
heden in die panden verrichten. Zet er dan hier en
daar maar wat balken in zodat ze niet in elkaar vallen
en probeer dan rond te krijgen dat we daar een nieuwe
bebouwing krijgen.
In onze fractie maken wij ons er niet zoveel zorgen
over wat er dan zal komen, omdat de Raad dit zelf in
handen heeft. Als de plannen die daarvoor worden ge
maakt ons niet naar genoegen zijn, verkoopt de Raad
de grond niet; die is n.l. ons eigendom. Deze keer hoe
ven we geen genoegen te nemen met een pand-hoog-dit
of een pand-laag-dat; we maken deze keer zelf de
dienst uit. We maken ons daar niet zoveel zorgen over;
het komt hier vanzelf terug. Wij hebben er geen be
zwaar tegen dat er, als er een winkelvoorziening komt
waar nu b.v. het parkeerterrein is, een verdieping on
der komt of een kelder waarin auto's zouden kunnen
staan. Daar zouden wij als fractie helemaal geen be
zwaar tegen hebben, mits de uitgangen netjes in het
geheel van de bebouwing passen; en dat lijkt ons zeer
wel mogelijk. Wij willen wel graag de toezegging van
het College hebben dat de panden niet volgende
week zullen worden afgebroken, maar dat we eerst een
manier vinden voor wederbebouwing.
De heer Van Haaren: Ik zou graag de volgende
vraag willen stellen. Moet het pand no. 28 inderdaad
verdwijnen als de beide panden no. 24 en no. 26 worden
afgebroken of is het de bedoeling dat er maar een
klein gat komt? Als die drie panden worden wegge
haald, ben ik zo bang dat het weer een voorlopig par
keerterrein wordt, want dan kun je nog een heel stuk
bij parkeren. Dat moet bepaald niet:
Ik sluit me verder volkomen aan bij de vorige spre
kers. Met een heleboel stutwerk kun je deze zaak, die
nu inderdaad gevaarlijk is, nog wel overeind houden.
Ik stel ook voor om pas te beginnen met de afbraak
van deze panden als men op zeer korte termijn enige
vorm van nieuwbouw liefst met winkel- en woon
bestemming die ik ook graag uitgebreid zou wil
len zien naar het hele parpeerplaatsje er naast, kan
realiseren.
De heer Tiekstra (weth.): De discussie concentreert
zich in feite op de vraag: Wat kan er in afwachting
van de nieuwbouw aan veiligstelling of aan het risico
dat de Gemeente loopt met handhaving van deze pan
den worden gedaan? Ik ben een volstrekte leek op dit
terrein, maar gelukkig hebben we toch wel voldoende
deskundigheid bij de Gemeente beschikbaar om dit te
beoordelen. Ik dacht dat, als je inwendig gaat stutten
de heer Heidinga weet hier dacht ik wel een ant
woord op dit ook ergens op moet steunen. Ik weet
niet of datgene wat er op moet steunen inderdaad zo
gestut zou kunnen worden dat het toch niet in elkaar
zakt. Ik dacht ook dat je, als je de risico's tot een
minimum een volstrekt minimum is voor een zorg
vuldig bestuur vereist wilt terugbrengen, dan ook
niet ontkomt aan uitwendig stutten. Ik herhaal, ik
heb er niet het minste bezwaar tegen dat er een tech
nische rapportering ter tafel komt, omdat ik het van
belang acht dat de Raad precies weet wat de aanspra
kelijkheid van de Raad kan zijn m.b.t. de gevaren die
deze panden veroorzaken. De heer Heidinga weet, dacht
ik, heel goed dat wij, als wij, ons bewust zijnde van de
technische toestand waarin deze panden verkeren, dus
ons bewust zijnde van de gevaren die deze panden kun
nen veroorzaken, een beslissing nemen dat ze toch blij
ven staan, zodanige voorzieningen moeten treffen dat wij
dit risico, die aansprakelijkheid als Gemeente kunnen
dragen. Ik heb ernstige twijfel of dit wel zo is. Maar
ik zeg nogmaals, wat mij betreft kan dit technisch vol
ledig onderzocht worden en kan er daaromtrent tech
nisch ook volledig gerapporteerd worden, nog afgezien
van het feit overigens dat er ook voor dit veilig stellen
een krediet nodig is. Ik zie het niet zitten, maar ik ben
bereid om daartoe een technisch rapport te vragen.
Hieruit volgt dat het mij ik ken de voorbeelden niet
die de heer Vellenga noemt hoogst onwaarschijnlijk
lijkt dat na afbraak van hetgeen er achter staat deze
gevels op enigerlei wijze, misschien toch nog geschoord,
zouden kunnen blijven staan. Ik vind het trouwens
ook de heer Vellenga zal mij dit wel te goede willen
houden een coulissensituatie, een staaltje van ca
mouflage dat niet op zijn plaats is. Er staat dan een
loze gevel; dat voldoet alleen voor het oog, maar voor
de rest zijn de gaten die er achter zitten nog duidelijk
zichtbaar. Aansluitend aan hetgeen ik zoëven heb ge
zegd, dit punt kan wat mij betreft ook onder ogen
worden gezien.
Ik geloof niet dat de Raad zich de illusie hoeft te
maken dat op verschrikkelijk korte termijn zeer con
crete. uitvoerbare en ook rendabele investeringen in
deze hoek van de stad zouden kunnen worden gedaan.
Dat is, dacht ik, een zaak die een volledig onderzoek
vraagt, niet alleen een volledig onderzoek naar de
vraag: Welk programma kan er op gerealiseerd wor
den en past dit programma in de situatie waarom het
gaat?, maar ook een volledig onderzoek naar de vraag:
Hoe is zo'n investering, ook op de lange termijn gezien,
rendabel te maken? Dat is geen eenvoudige zaak. Dit
betekent dat, als de Raad deze panden zou laten staan,
het echt niet gaat om een paar weken en ook niet om
een paar maanden; dan kan het wel eens een vrij lange
tijd duren. De Raad zal misschien zeggen: Des te ster
ker staan wij er op dat de panden zolang blijven staan.
Ik zou hieruit echter de conclusie durven trekken
maar de Raad trekt zijn conclusie dat het onder
deze omstandigheden des te meer noodzaak is om ze
af te breken, inclusief het pand Wielenga.
Dat brengt mij bij de vraag van de heer Van Haaren
die luidt: Moet pand no. 28 inderdaad verdwijnen? Het
lijkt mij uitgesloten dat het pand Wielenga zou blijven
staan als men een compleet bouwplan wil realiseren.
Dat zou m.i. nergens toe leiden. Dit pand staat er dan
heel vreemd tussen. Het lijkt mij, ook technisch gezien,
uitgesloten; ik geloof dat we bij nieuwbouw ter plaatse
rekening moeten houden met het verdwijnen van het
pand Wielenga.
De heer Vellenga heeft nog een paar vragen gesteld
wat betreft de tussenkomst van de Raad resp. van
commissies bij de voorbereidingen van dit project. Ik ge
loof dat het stellig nuttig kan zijn dat wij deze proce
durekwestie nog eens volledig in de Commissie Ruim
telijke Ordening bespreken. Op deze wijze kan de Raad
ook op de hoogte blijven. We kunnen dan een zodanige
procedure volgen dat de tussenkomst van de Raad
tijdig mogelijk is. De heer Heidinga heeft volkomen