16
like Oardering, Iepenbiere Wurken en Grounbidriuw.
Hat it yn al dizze kommisjes west?
De heer Van Haaren: Mij is ook die hele kwestie
m.b.t. de afdeling V.O.W. niet duidelijk, maar de heer
Janssen heeft die al uitvoerig behandeld. Ik heb al
leen nog een vraag. Hoe zit het nu in dit geheel van
plannen en nieuwe opzet met de versterking van de
afdeling Stedebouw?
De heer Tiekstra (weth.): De heer Janssen heeft
allereerst gevraagd hoe op het ogenblik in de praktijk
de relatie is tussen de Dienst Stadsontwikkeling en de
afdeling V.O.W. Ik kan op dit ogenblik gewoon zeggen
dat zich daarin geen enkele wijziging heeft voorgedaan
buiten de wijziging die voorspelbaar was door de be
noeming die de Raad heeft gedaan. Ik heb daarvan
altijd gesteld dat dit geen taken betroffen die zeer we
zenlijk aan de secretarie-afdeling V.O.W. waren ver
bonden. Dat betekent dat de taken van de afdeling
V.O.W., zoals die daar behoren, ongewijzigd zijn geble
ven.
De instelling van een afdeling Algemene Zaken bij
de Dienst Stadsontwikkeling vloeit logisch voort uit de
structurering van de nieuwe dienst. De aanwezigheid
van een hoofddirecteur en de verdeling van de verant
woordelijkheden over vier directeuren impliceren het
tot stand brengen van een organisatie die in staat is
om die functies ook inderdaad te vervullen. En dat be
tekent gewoon dat er een afdeling Algemene Zaken
die er overigens nu ook is in een andere vorm moet
komen en dat er in het bijzonder ook een goed bezet
directiesecretariaat moet komen, hetgeen inhoudt het
aantrekken van een juridisch geschoold medewerker
voor dit soort werkzaamheden, een discipline die tot
op heden bij de Dienst Stadsontwikkeling altijd heeft
ontbroken. Ik dacht dat het zeer belangrijk is dat deze
deskundigheid daar wel wordt ingebracht, zij het uiter
aard niet op directie-niveau maar op een niveau vlak
onder de directie, i.e. in de organisatiekolom van de
hoofddirecteur.
Ik kom dan bij de volgende opmerking van de heer
Janssen. Ik dacht dat het m.b.t. de hele ontwikkeling
van de procesanalyses voor bestemmingsplannen dui
delijk toegaat naar een fase-gewijze participatie van
de Raad in dat proces. Het lijkt mij op zichzelf logisch
het woord „eventueel" is niet dodelijk; het staat ook
maar in een rapport en dus is het niet zo belangrijk;
het is geen binding voor de Raad dat de Raad tijdi-
ger, in de vorm van het vaststellen van een program
van eisen, bij de verdere planontwikkeling wordt be
trokken. Ik dacht dat dat een vanzelfsprekende zaak
zal worden in de toekomst.
De betrokkenheid van de afdeling V.O.W. bij de ont
wikkeling van de plannen rondom de Grote Kerk ligt
m.i. sterk voor de hand, juist omdat we hier werken in
een gebied waarin monumentenzorg en restauratie es
sentiële onderdelen zijn. Restauraties worden nog
steeds, ook administratief, op de afdeling V.O.W. be
handeld. Het is dus een bevestiging van de huidige
situatie.
De hear Jansma hat in fraech steld dy't my net
forlegen makket; it antwurd makket de hear Jansma
miskien hwat forlegen, mar dat sjogge wy dan wol.
In de betreffende vergadering is inderdaad over dit
soort advisering gesproken. We kwamen toen voor een
merkwaardig feit te staan, n.l. dat de commissies Ruim
telijke Ordening en Openbare Werken raadsadviescom-
missies zijn die wel bij een bepaalde materie zijn be
trokken, maar niet bij de organisatie van de Dienst
Stadsontwikkeling als zodanig. Dit betekent dat dit
punt wel geprijkt moet hebben op de agenda van de
Commissie Grondbedrijf; als dat niet gebeurd is, is dat
een verzuim mijnerzijds, want die commissie is een
commissie van advies en bijstand voor B. en W. spe
ciaal t.b.v. het Grondbedrijf. De commissies Openbare
Werken en Ruimtelijke Ordening hebben dus geen taak
t.a.v. de dienst als zodanig. Deze commissies zijn be
wust buiten beschouwing gelaten. Als de Commissie
Grondbedrijf niet ingeschakeld is, is dat een verzuim
mijnerzijds.
De heer Janssen: De Wethouder is niet ingegaan
op mijn vraag of wij die nota's en rapporten weer
terug krijgen in de Raad. Als die terug komen in de
Raad, als wij er in de praktijk mee werken, houden
wij daarmee de lijn in de gaten.
Ik zou ook graag willen dat de rapporten nog enige
tijd ter inzage bleven liggen op de Leeskamer, omdat
de tijd voor ons nu wel erg kort was om ze goed door
te werken. Mogelijk kunnen we er dan op een bepaald
moment nog eens op ingaan. Ik weet niet hoe U daar
tegenover staat. (De Voorzitter: Daar is m.i. geen
enkel bezwaar tegen.)
De heer Van Haaren: Ik zou willen vragen hoe het
in het geheel van de nieuwe opzet zit met de verster
king van de afdeling Stedebouw.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht dat de mon
delinge informatie die ik nu heb gegeven op dit ogen
blik voldoende moet zijn. Dit is de formele afdoening
door de Raad van dit hele proces; hiermee sluit de
Raad ook dit hele proces af.
Een andere zaak is wat de Raad in de toekomst nog
met de productie, die uit het onderzoek voortgekomen
is, zal gaan doen. Mochten B. en W. aanleiding vinden
om b.v. bij een begrotingsbehandeling terug te komen op
deze problematiek of mocht de Raad daar behoefte aan
hebben dan kan dat in de toekomst nader worden be
keken.
Wat het verzoek van de heer Janssen betreft om de
rapporten nog enige tijd ter inzage te laten liggen, de
Voorzitter heeft al gezegd dat dat akkoord is.
Ik ben de heer Van Haaren nog een antwoord schul
dig op zijn vraag over de afdeling Stedebouw; ik had
die vraag helaas niet genoteerd. Ik heb nog vanmiddag
een uitvoerig gesprek gehad met de directie over de
omvang en de samenstelling van de afdeling Stede
bouw juist m.b.t. de deskundigheden die daar op dit
moment niet voldoende in tot uitdrukking worden ge
bracht. Wij hopen dat wij deze hele aangelegenheid
hunnen klaren binnen het kader van de bestaande for
matie. Daarmee heb ik niet gezegd „de bestaande
mensen". De bestaande mensen zijn er uiteraard wel
bij betrokken en kunnen op een bepaald ogenblik daar
ook voor worden ingezet. Als ik „de bestaande forma
tie" zeg dan bedoel ik: De bestaande formatie qua om
vang niet vergroten, maar andere mensen aantrekken
voor vakatures die elders bestaan en die vakatures on
vervuld laten. Ook deze Wethouder heeft rekening te
houden met de art. 12-situatie. Alle kosten van de af
deling Stedebouw, alle kosten op dit terrein komen te
recht in de algemene dienst. Dus enige zorg daarvoor
mag er bij deze Wethouder stellig ook wel bestaan,
al was het ook alleen maar omdat hij 13 jaar wet
houder van Financiën is geweest.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 123).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 132).
De Voorzitter: Om te voorkomen dat we van het
ene onderwerp op het andere springen stel ik voor dat
we, als iemand een bepaald volgnummer aansnijdt,
eerst dat volgnummer afwerken. Dan behan leien we
één onderwerp tegelijk. De sprekers behouden dan wel
het recht ook over andere volgnummers het woord te
voeren.
Af te wijzen subsidieverzoeken.
Sport (volgno. 542).
De hear P. van der Veen: De tariven foar de ten
nisbanen yn it Nijlan binne troch de Ried fêststeld. Op
basis fan de forgoedingsregeling wurdt troch de ten-
nisforiening „Nijlan" ien baen brükt. De foriening „De
Bontekoe" mient dat hy tokoart dien wurdt omt syn
leden net profitearje fan dizze forgoedingsriegeling;
„De Bontekoe" spilet op in partikuliere baen. It is net
reéel to stellen: Lit dy leden dan oerstappe nei „Ny-
lan". In billike regeling soe wêze kinne de forgoe-
17
dingsregeling fan „Nijlan" ek foar „De Bontekoe" to
honorearjen. Dat soe dan del komme op likernöch
f 5.600,De Ried foar Sportoangelegenheden hat B.
en W. advisearre sa ek to hanneljen.
It ütstel fan B. en W. is dit subsydzje óf to wizen
op groun fan de art. 12-situaesje. Yn forban mei de
sanearring fan de forgoedingsregeling dy't op üs ta-
komt en hwer danich mei it snoeimes yn om rcago
wnrde sil, sil ek de tennisforiening „Nijlan" in fear litte
moatte. Mar ek al soe dy foriening dan in forgoe-
ding hawwe fan in fjirde part fan hwat hy nou hat,
dan noch soe „De Bontekoe" dêrmei tokoart dien wur-
de. Us fraksje is dan ek fan bitinken dat der faeks
noch mooglikheden binne yn in petear mei de man
dy't üs art. 12-situaesje regelet; him soe frege wurdo
kinne oft foar dizze saek ris in mooglikheit to finen
is om op basis fan de forgoedingsregeling, sa't dy foar
„Nijlan" jildt, ek in regeling to krijen foar „De Bonte
koe". Wy soene it Kolleezje dan ek foarstelle wolle
om lans dizze wei noch ris prikken vn it wurk to
stellen om „De Bontekoe" yn dy forgoedingsregeling
opnommen to krijen.
De heer EUgelaar: Het is, dacht ik, niet zo belang
rijk dat „De Bontekoe", de Raad voor Sportaangele-
genheden cn B. en W. tot een verschillende berekening
komen betreffende dit subsidie dat helaas toch niet
verleend kan worden. Ik betreur dat U dit verzoek
moet afwijzen. Nu er een ongelijkheid blijft en ook
door U wordt erkend, dient deze naar mijn mening zo
spoedig mogelijk te verdwijnen. Het blijkt echter vol
gens U niet te kunnen door een directe subsidiëring,
althans op dit moment niet. „De Bontekoe" kan be
paald niet wachten totdat het wel kan. Toen deze Raad
verleden jaar besloot de vergoedingsregeling voor alle
gymnastiekzalen aan te passen en gelijk te stellen is
er met nadruk gezegd dat ook voor de overige sport
accommodaties de vergoedingsregeling aangepast zou
worden. Mijn vraag is waarom er tot nu toe in die
richting niets gebeurd is. U stelt nu weer dat er een
aanpassing van die vergoedingsregeling zal moeten
komen. Of geldt dat nu alleen m.b.t. de tennisbanen
van het Nijlan? „De Bontekoe" is er bepaald niet bij
gebaat dat wij vanavond besluiten het gevraagde sub
sidie alsnog toe te kennen als het toch niet betaald
kan worden. Daarom zou ik graag van U do toezeg
ging willen hebben dat U nog in de loop van dit jaar
met een voorstel komt tot herziening van de vergoe
dingsregeling voor alle gemeentelijke sportaccommo
daties, waarbij dan ook „De Bontekoe" en eventuele
andere particuliere sportaccommodaties betrokken wor
den, zodat aan de nu bestaande ongelijkheid nog dit
jaar een eind kan komen.
De heer Schaafsma: Een afwijzing van een subsi
die-aanvraag van de tennisvereniging ,.De Bontekoe"
is op Uw argument verklaarbaar, maar zoals het ge
bruikt wordt onaanvaardbaar omdat er nu een onge
lijkheid bestaat tussen de tennisverenigingen „De Bon
tekoe" en „Nijlan". Indien de op de tennisbanen aan
de Van Loonstraat spelende vereniging aanwijsbaar
per jaar een direct subsidie van f 7.500,krijgt door
het niet betalen van huur voor één der terreinen, heeft
naar mijn mening elke vereniging in dezelfde sector in
evenredigheid recht op hetzelfde subsidie. Indien het
dan ook nog zo is dat het in het jaarverslag van de
Dienst voor Sport en Recreatie van 1972 genoemde
sponsorbedrag van f 39.000,uitsluitend aan de ter
reinen van de Van Loonstraat, en dus aan de vereni
ging die daar speelt, ten goede komt, dan vind ik het
van goed bestuur getuigen dat ook de andere vereni
ging naar evenredigheid wordt gehonoreerd. Als geld
gebrek ons daarvan weerhoudt, zijn voor mij de con
sequenties duidelijk. Als je de ene niets geeft, moet
dat als gevolg hebben dat de andere zoveel minder
krijgt dat de ene ook krijgt wat hem toekomt. Voor
de andere sporten volgt dan evenwel een soortgelijke
maatregel, omdat een niet uitkeren van een subsidie
of een sponsorbedrag t.o.v. de ene sport automatisch
gevolgen dient te hebben voor de andere sporten. Het
is wel zuur maar het is consequent. Het gaat niet aan
dat U de een geeft en de ander verstoot. Maakt U
dan zo spoedig mogelijk een verdeling van de beschik
bare gelden, zodat sommigen minder krijgen, maar
wel iedereen het zijne krijgt. Ons verschuilen achter
een faillissementspositie is geen beleid. Beleid is van
uit je faillissementspositie de tekorten naar evenredig
heid over iedereen verdelen.
De heer Weide (weth.)De vragen die de raadsle
den hebben gesteld over het afwijzen van het sub
sidieverzoek van „De Bontekoe" zijn begrijpelijk. De
subsidie-aanvraag en het advies van de Raad voor
Sportaangelegenheden zijn dat ook.
In de afgelopen jaren heb ik enkele malen gesprek
ken gevoerd met de verschillende verenigingen die la
ter zijn opgegaan in de nieuwe Leeuwarder tennisver
eniging „De Bontekoe". Er is een stichting gevormd die
de terreinen pacht van de familie Oele; de vereniging
betaalt vergoeding voor het gebruik van de terreinen
aan de stichting.
Bij het vaststellen van de vergoedingsregeling voor
het sportcomplex Nijlan en de daaruit voortvloeiende
vergoedingsregeling voor de tennisvereniging „Nijlan"
deze vereniging is inmiddels aangesloten bij de
Koninklijke Lawn Tennisbond kwam de uit deze
regeling voortvloeiende discriminatie al duidelijk naar
voren. Dit is de reden geweest dat de afgelopen jaren
o.m. de seizoentarieven per baan in het tennispark Nij
lan al in de richting zijn gebracht van die in het ten
nispark De Bontekoe. In 1970 was dit tarief f 1.350,—
per baan, per seizoen; in 1974 dit tarief is in de
cember 1973 vastgesteld bedraagt dit tarief f 2.400,
Dit tarief ligt nog geen f 400,lagier dan
het bedrag dat ik neem gemakshalve even ronde ge
tallen „De Bontekoe" aan de stichting betaalt.
Ook het College is van mening dat in de vergoedings
regeling een zekere discrepantie naar voren komt. Het
is duidelijk dat de gebruikers van de gemeentelijke
sportaccommodaties in belangrijke mate bevoordeeld
worden t.o.v. de verenigingen en organisaties die, vaak
onder vrij moeilijke omstandigheden, door een stuk
zelfwerkzaamheid een eigen accommodatie moeten
runnen.
Afgezien hiervan ben ik ook voorstander van het
wijzigen van deze vergoedingsregeling omdat in deze
regeling het accent wordt gelegd op de wedstrijdsport,
tei'wijl de wedstrijdsport plaats gaat maken ik zeg
het voorzichtig voor de recreatieve sportbeoefening;
dit is een onderdeel in onze samenleving dat steeds
meer op ons toekomt.
De discrepantie die voortkomt uit de vergoedings
regeling treft ook een aantal andere sportverenigingen
die met vaak moeizaam bijeen gebrachte middelen hun
zaken moeten runnen. Ik denk aan de denksporten die
in de nota Sport 1970 een gelijkwaardige plaats ge
kregen hebben naast de lichamelijke sportbeoefening,
ik denk ook aan de diverse watersporten en enkele
binnensporten.
Wij hebben over deze zaak uitvoerig gesproken in
het College; B. en W. hebben in de raadsbrief de be
staande discrepantie ook erkend. Wij zijn dan ook van
mening dat de vergoedingsregeling herzien zal moeten
worden. Het uitgangspunt daarbij zal moeten zijn dat
geen onderscheid meer moet worden gemaakt in de
subsidieregeling voor gebruikers van gemeentelijke
sportaccommodaties en gebruikers van niet-gemeente-
lijke sportaccommodaties. Voorts zal in de vergoe
dingsregeling meer plaats moeten komen voor de re
creatieve sportbeoefening. Verder ben ik van mening
dat de overheid geen onderscheid mag maken tussen
de diverse sporten.
De heer Van der Veen heeft nog gevraagd of wij
bereid zijn overleg te plegen met de rijksinspecteur. Ik
dacht dat wij duidelijk van de Staatssecretaris te ho
ren hadden gekregen dat de Gemeente geen nieuwe
taken op zich mag nemen. De rijksinspecteur zal zich
stellig niet met incidentele posten op de begroting
bezig houden. Hij geeft alleen maar opdracht wat we
m.b.t. het totale beleid moeten doen. Wij zullen zelf
de sanering op moeten zetten; de Raad moet die vast
stellen. De inspecteur adviseert alleen t.a.v. de grote
lijnen. De wethouder van Financiën zou hier een veel
beter verhaal over kunnen houden dan ik het kan.
De heer Eijgelaar vraagt waarom tot nu toe nog
niets is gebeurd aan het wijzigen van de vergoedings
regeling. Ik heb al eerder gezegd dat dit niet een
eenvoudige zaak is; de hele zaak moet overhoop ge-