18 den of keren, maar in het algemeen vinden wij na tuurlijk bij de burgerij waar wij dit allemaal voor doen niet veel dank. Speciaal voor de wethouders is dat vanzelf wel heel erg moeilijk. Je zou kunnen zeggen: Zij zijn een schoppaal. De raadsleden schoppen er te gen aan, de burgerij schopt er wederkerig ook tegen aan. Toch zetten zij hun werk voort, want zij voelen dat zij het moeten doen, dat zij een opdracht hebben in deze gemeenschap. En dan kan Jan en alleman wel zeggen: Jim wurde der foar betaald, maar dat is niet zo. Je hoeft het niet te doen, maar je doet het omdat je het wilt, omdat je iets kunt zijn, omdat je woekert met de talenten die je hebt. Daarvoor hartelijk dank. Ik hoop dat jullie nog met veel genoegen aan deze Raad terug denken. En verder: Alle goeds. De heer Van Haaren: Ik wil Burgemeester Johan nes Brandsma zo wordt hij in de krant genoemd graag bedanken voor de woorden van respect en waar dering die hij heeft gesproken. Hij heeft gezegd: Het was een man die nogal eens het woord voerde. Ik kan natuurlijk toch niet laten om van de laatste gelegen heid gebruik te maken om nog iets te zeggen. Ik sta zeer ambivalent, zeer tweeslachtig tegenover het besluit om niet weer raadslid te worden. Ik ben aan de ene kant erg blij los te zijn van een taak die zoveel tijd en zoveel inzet vraagt dat het echt wel eens te veel werd, maar aan de andere kant zeg ik: Het is toch ook wel goed dat ik weg ga en dat Matthieu de Greef mij gaat opvolgen. Je moet niet zo lang raadslid of wethouder zijn, ook al doe je het dan nog verschrikkelijk goed. Het is, geloof ik, goed dat er nieuwe mensen komen, dat er doorstroming is. Nieu we mensen met nieuwe energie en nieuwe ideeën kun nen dan het werk voortzetten. Toch besef ik bij een afscheid als dit ook wel dat ik het zal missen, dat ik de bijeenkomsten zal missen en dat ik de contacten met U zal missen. Ik zal toch nog wel eens denken: Gut, had je niet beter kunnen blijven zitten. Ik ge loof toch dat het verstandig is om op te stappen. Ik moet U zeggen dat het voor mij een geweldig boeiende ervaring is geweest om als vertegenwoordiger van Axies hier in dit stadsparlement de spreekbuis te zijn van deze groepering en deel uit te mogen maken van het bestuur van Leeuwarden. Toen Rineke Woudstra en ik hier voor het eerst op deze grote zetels gingen zitten een beetje aarzelend heb ik wel gehoord en ook gemerkt dat er een aantal mensen waren die ons toch maar zagen als wat vreemde figuren, als halve anarchisten, tenminste als mensen waar je een hoop gedonder mee zou kunnen krijgen. Ik moet U zeggen dat ons verwachtingsbeeld van B. en W. en van de collega-raadsleden even vertekend was als een dergelijk beeld. U heeft Rineke, later Piet en ook mij, alsmede dat wat er binnen Axies leeft, in de laat ste 4 jaren beter leren kennen. Ik moet U zeggen dat het ons goed heeft gedaan woorden van waardering van U te horen, maar het heeft ons ook goed gedaan van andere raadsleden wel eens te horen dat, ondanks het feit dat men het helemaal niet met ons eens was dat hoeft ook helemaal niet er toch een zeker respect, een zekere erkenning was voor wat wij hier probeerden te doen. Wij zijn U ook echt heel anders gaan zien en gaan waarderen. Wij hebben ook ge merkt dat we het in het persoonlijke vlak ontzettend goed met elkaar konden vinden. Wij hebben ook er varen dat, als je nog niet in zo'n gemeenteraad zit, het vrij simpel lijkt, maar dat, als je er eenmaal in zit, de problemen die op je af komen verschrikkelijk gecompliceerd zijn. Dat heeft er alleen maar toe ge leid dat wij steeds harder moesten werken om zicht en vat te krijgen op al die uiteenlopende zaken die hier in de Raad aan de orde komen. Daarbij hebben wij ontzettend veel steun mogen ontvangen van de stuurgroep van Axies en van de werkgroepen waar wij altijd op terug hebben kunnen vallen en die het ons mogelijk hebben gemaakt om ons raadslidmaat schap uit te voeren en in deze Raad te functioneren zoals wij dat hebben gedaan. Zonder deze hulp, zonder deze voortdurende steun hadden wij absoluut niet kun nen functioneren zoals wij dat gedaan hebben, want U weet allemaal dat je hier zeer zwaar wegende be slissingen moet nemen t.a.v. allerhande zaken waar je persoonlijk werkelijk geen bal verstand van hebt. Wij zijn in de afgelopen 4 jaar als een heel kleine fractie overeind gebleven en Axies is daarmee één van de zeer weinige uit de provo-beweging voortgekomen groepen die zich binnen- en buitenparlementair heeft kunnen handhaven. Wij hebben, dacht ik, in Leeuwar den wel wat dingen op gang gebracht; wij hebben toen wij hier kwamen nooit de illusie gehad dat het wel eens eventjes door ons in één keer zou veranderen. Toch zouden wij echt nog meer mee hebben kunnen besturen dus niet alleen maar volgen en bijsturen en kritiek leveren als wij door B. en W. meer be trokken waren geweest bij het bestuur. Wethouder Ten Brug heeft op een bijeenkomst in het Stadhuis, waar gesproken werd over de wethouderszetels, ge zegd: In de komende jaren zullen B. en W. en de Raad veel meer en veel nauwer metelkaar samen behoren te werken en zal de Raad veel nauwer moeten worden betrokken bij het bestuur van deze armlastige gemeen te. En dat moet ook, vind ik. In de afgelopen 4 jaar heeft naar mijn oordeel het dagelijks bestuur van deze Gemeente zich toch teveel geïsoleerd. In een „Beurte lings" in de Leeuwarder Courant heb ik geschreven dat het teleurstellend is dat je als gemeenteraadslid niet weet wat er om gaat in het achter gesloten deu ren vergaderende dagelijkse bestuur van de Gemeente, waarom en hoe allerlei plannen worden uitgebroed, wat men doet met allerlei adviezen of verzoeken. Je voelt je als raadslid inderdaad de circusartiest die af en toe mag opdraven en zijn kunsten mag vertonen, terwijl het echte bestuurlijke werk achter gesloten deuren, achter de schermen plaats vindt. Dat maakt de positie van het raadslid nog veel moeilijker dan het so wie so al is. Het lijkt mij ook voor Leeuwarden bijzonder be langrijk om inderdaad de Raad veel nauwer bij het bestuur te betrekken, om te beginnen b.v. door de no tulen van het College van B. en W. en de besluitenlijst van deze besloten vergaderingen voor alle raadsleden openbaar te maken. In de afgelopen 4 jaar heb ik van alle gemeente-ambtenaren eigenlijk altijd alle mede werking gekregen, al durfde men soms niet echt vrij uit te spreken. Voor deze medewerking en voor alle goede contacten die er waren ben ik erkentelijk, ter wijl ik natuurlijk toch niet kan nalaten er aan toe te voegen dat m.i. alle ambtelijke adviezen aan B. en W. ter kennis moeten worden gebracht van de leden van de Gemeenteraad. De positie van het raadslid wordt er beter op als hij of zij evenveel kan en mag weten als een burgemeester en een wethouder. Met deze kri tische kanttekeningen, die U van mij kunt verwachten, wil ik niet zeggen dat er niet goed is samengewerkt met B. en W. Die samenwerking was er, al hebben wij elkaar over en weer bepaald niet ontzien en hebben wij goed met elkaar in de clinch gelegen. Ik heb het zeer gewaardeerd dat wij in het persoonlijke vlak nooit hebben getwijfeld aan ieders integriteit en waarde als mens. Na de meest felle discussies hier in deze raad was het altijd „sans rancune"; je kon daarna ontspan nen met elkaar omgaan. Dat heb ik erg prettig gevon den. De wethouder waar ik het meest mee in de clinch heb gelegen is ongetwijfeld wethouder Tiekstra, ook al heb ik na het vertrek van Rineke ruimtelijke orde ning overgedragen aan Piet van der Wal. Om dat „sans rancune" te onderstrepen heb ik voor wethouder Jan Tiekstra een afscheidscadeautje meegebracht. Hij neemt, naar ik hoop, dit geschenk in ontvangst voor het hele College van B. en W. en voor alle leden van de Raad die in de afgelopen 4 jaar nogal eens met mij van mening hebben verschild. Het is een soort symbo lisch geschenk aan deze wethouder; het is een persoon lijk en reëel geschenk, maar het is ook symbolisch voor het hele bestuur van deze Gemeente. Dat cadeautje, mijnheer Tiekstra, is een foto die door Paul Jansen is gemaakt toen U op een gegeven ogenblik in Passé Partout met mij in de clinch lag. Ik hield daar een ver- jiaal, er was een debat en op dat moment zat U te luisteren. Op deze foto zien wij inderdaad hoe U heel gespannen zit te luisteren en U voor zit te bereiden op de tegenaanval om mij te pakken op de dingen die ik zei. De talenten van een fotograaf als Paul Jansen, die voor mij een heel begaafd kunstenaar is, hebben gemaakt dat deze foto niet zomaar een foto is, maar een erg boeiende portretstudie. Met het overhandigen van dit cadeau ik heb er maar even een handdoek 19 omheen gedaan, want ik kon zo gauw niet iets anders vinden wil ik als raadslid afscheid nemen van U allen. De heer Van Haaren overhandigt hierna de foto aan wethouder Tiekstra. De heer Tiekstra (weth.): Ik wil nog graag een laatste woord zeggen in deze zaal. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren raadsleden, U zult mij stellig toestaan om enkele woorden te zeg gen die aansluiten bij datgene wat vanochtend aan het einde van de Collegevergadering ook is gezegd. Ik heb toen bij het afdalen van de stadhuistrap tegen de Secretaris en enkele collega's gezegd: Zal dit nu de laatste keer zijn dat ik in de Vertrekkamer ver gaderd heb met het College van Burgemeester en Wet houders, dat ik überhaupt in deze Vertrekkamer heb vergaderd? Ik ben er mij van bewust dat dit de laat ste woorden zullen zijn die ik als raadslid en als wet houder in deze zaal spreek. U kunt, dunkt mij, ver staan dat er op dit ogenblik laat ik het huiselijk zeggen heel wat door mij heen gaat. Ik zal hier niet op doorgaan, want het zou vervelend worden om dit alles nog eens een keer aan te horen. Het is wel zo dat ik in de tijd dat ik mijn gewone raadslidmaat schap uitoefende altijd gepoogd heb dit met volle in zet en naar mijn beste vermogen te doen. Ik meen dat de gemeenschap Leeuwarden er alleen maar recht op heeft dat de raadsleden die gekozen worden hun taak met volle inzet doen, maar zich ook bewust zijn van de beperking van de mogelijkheden die nu een maal aan het gemeentebestuur zijn gegeven. Toen ik wethouder ben geworden heb ik in alle openhartigheid in mijn fractie gezegd: Ik heb stellig de ambitie om het te doen; of ik er de geschiktheid toe heb zult U moeten beoordelen. Ik heb ook dat wethouderschap mag ik het openhartig zeggen graag gezocht en ik heb in dat wethouderschap een rijke periode van mijn leven kunnen beleven. Ik heb daarmee, dacht ik, veel meer ontvangen in mijn leven dan ik heb gegeven. Vanavond zelfs nog heeft een raadslid tegen mij ge zegd: Het lijkt mij een hondebaan. Dat is ook door belangrijker mensen al eens een keer gezegd, maar daarbij is er gezegd dat het een fascinerende hondebaan is. De fascinatie van het wethouderschap heb ik ter dege al die jaren ervaren. De karakteristiek van de hondebaan, och, die heb ik misschien wel eens ge bruikt, maar die heb ik er, dacht ik, veel minder bij ervaren. Ik heb het al die jaren graag gedaan, vooral omdat een bestuurder dat geldt ook voor de raads leden het best functioneert in de directe confron tatie met de mensen over wie hij het bestuur heeft ont vangen uit handen van deze mensen zelf. Ik ontken dus nadrukkelijk dat het College van B. en W., een lid van het College, de Gemeenteraad of een lid van de Gemeenteraad zijn taak geïsoleerd van de burgerij {zou vervullen. Integendeel, ik heb, dacht ik, welbewust wat mijn persoonlijke bijdrage betreft bij voortduring die confrontatie gezocht, omdat dat de voedingsbodem is van waaruit de bestuurder kan werken en functio neren. Hartelijk dank voor het vele wat opeenvolgende generaties van raadsleden mij gegeven hebben. Ik ben er heel erg dankbaar voor dat ik dit werk heb mogen doen en dat ik het heb kunnen doen. Ik heb welbe wust besloten om nu te stoppen, omdat ik meen dat dit het ogenblik is waarop een vooroorlogse generatie afgelost dient te worden, opdat andere generaties dit werk kunnen voortzetten. Burgemeester Brandsma, mag ik het dan bij deze gelegenheid zeggen ik heb Uw eerste schreden als burgemeester mogen begeleiden U hebt bij voortdu ring voortreffelijk de vergaderingen van de Raad ge leid. U hebt ook in een meer persoonlijke sfeer de vergaderingen van Burgemeester en Wethouders ge leid. Ik heb herinnering aan een aantal burgemeesters, maar ik mag U wel zeggen dat voor mij de herinne ring aan deze laatste het langste levend zal blijven. Dank nog aan de heer Van Haaren voor het portret. Ik vind het een voortreffelijk portret en een voor treffelijke fotograaf; over de wethouder die er op staat laat ik mij verder niet uit. De heer Heetla (weth.)Ik zal het erg kort ma ken. Ik heb U vanmorgen al bedankt, mijnheer de Voorzitter, maar ik wil toch ook U allemaal, zoals U hier zit, hartelijk bedanken voor alle vriendschap die ik al die jaren heb ondervonden, in het bijzonder de Gemeentesecretaris met zijn ambtenaren en ook de pers. Nogmaals, allen hartelijk dank. De heer Vellenga: Ik herinner mij nog dat ik in het voorjaar van 1946 kandidaat gesteld werd voor de Gemeenteraad door een partij die toen qua samen stelling als een nieuwe partij ging optreden, n.l. de Partij van de Arbeid, en dat ik in september 1946 hier geïnstalleerd werd als lid van de Gemeenteraad. Had ik ooit zittingen van de vooroorlogse Gemeenteraad bijgewoond? Antwoord: Neen. Had ik veel interesse gehad voor de raadsverslagen van die Raad voor 1940? Opnieuw is het antwoord: Neen. Wist ik iets af van gemeentepolitiek? Weer is het antwoord: Neen. Dat ik kandidaat gesteld werd lag natuurlijk helemaal in de gang van de historie van die periode. Zo vanuit de bezettingsjaren en een stuk bezinning en discussie over nieuwe grondslagen van nieuwe politieke partijen was ik heel bewust lid geworden van een socialistische partij. Dat lag niet voor de hand, gezien het milieu waarin ik ben opgegroeid, maar het was wel een keus die zeer zorgvuldig tot stand gekomen was. Wethou der Ten Brug was één van de mensen met wie ik daar urenlang bij dag en bij nacht gesprekken over heb ge voerd. Toen wij dus zo bewust kozen voor die Partij van de Arbeid en naderhand ook lid werden van deze Gemeenteraad, betekende dat dat wij om het zo te zeggen politieke gekken waren die innerlijk ook iets hadden beleefd en doorgemaakt en dus heel be wust die keus hadden gedaan voor deze politieke partij. Dat bracht ook met zich mee dat wij vonden dat je echt naar de samenhang van alles wat er in het ge meentelijk bestel gebeurt zou moeten kijken en dat je moet proberen om wat ik zou willen noemen een „all round" politicus te zijn, zij het toen in die periode nog een amateur. Ik dacht dat het gevaar groot is dat geldt voor het parlement, dat geldt voor provinciale staten, dat geldt voor gemeenteraden dat het ras van de „all round" politici gaat ver dwijnen en dat wij sector-specialisten krijgen, die vre selijk kundig en deskundig zijn op hun terrein, maar die vaak onvoldoende zicht hebben op de totale samen hang van alles wat er in de gemeentepolitiek gebeurt. Daarom dacht ik ook dat het het niveau en de kwali teit van een raad ten goede komt wanneer gemeente raadsleden zowel naar de breedte als naar de diepte van het werk telkens opnieuw willen kijken. Misschien zou dat ook van betekenis kunnen zijn voor de lengte van bepaalde discussies en bepaalde vergaderingen. Dat is een eerste opmerking die ik zou willen maken. De tweede is deze. Als je 28 jaar raadslid bent, ben je dus mede-verantwoordelijk geweest voor tal van za ken die er in een bepaalde gemeente i.e. de gemeente Leeuwarden zijn gebeurd. Dat ben je al als je gewoon raadslid bent. (Ik hoop dat U begrijpt waarom ik dat zo zeg „gewoon raadslid".) Maar misschien krijgt die verantwoordelijkheid een extra dimensie wanneer je daarnaast ook nog wat anders bent. Ik zeg niet wat meer bent, want dat zou verkeerd opgevat kunnen worden. Ik ben fractievoorzitter van de grootste frac tie in deze Raad geweest van 1950 tot 1953 en van 1966 tot nu. Daar tussenin ben ik U hebt dat ook gereleveerd in Uw sympathieke woorden, mijnheer de Voorzitter wethouder geweest van 1953 tot 1965. Dat betekent dat je heel intens betrokken was bij alles wat er in de gemeente gebeurde. Nu lijkt datgene wat in de gemeente Leeuwarden gebeurd is vaak precies op datgene wat in tal van andere vergelijkbare ge meenten ook is gebeurd. Wij moesten zorgen voor werkgelegenheid, het maatschappelijk werk moest worden uitgebouwd, er moest in de culturele sector ge werkt worden, het onderwijs moest aan zijn trekken komen, er moesten bestemmingsplannen komen, de woningbouw moest op gang gebracht worden en het verkeer vroeg om een aantal antwoorden. Waarom was dat zo? Omdat er bepaalde behoeften leefden bij de gemeentenaren, ook omdat zich telkens opnieuw nieuwe inzichten hebben baan gebroken op de ver schillende terreinen die ik noemde, ook omdat het rijk telkens opnieuw probeerde om daar op een bepaalde manier stuwend te werken met extra bijdragen, met

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 10