\m
2
De brief wordt in handen van B. en W. gesteld om
preadvies.
S«b II.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub I.
De heer Van Haaren: By Uw voorstel t.a.v. het
vorige punt merkt U op dat die zaak bij het opstellen
van het beleidsplan/saneringsplan wel weer ter sprake
komt. T.a.v. dit punt wordt alleen maar voorgesteld
de brief voor kennisgeving aan te nemen. En dan rijst
direct de vraag: Hoe moet het nu verder? Het wijk-
comité heeft met verschillende fracties gesproken, de
zaak is in de Commissie Onderwijs geweest, de zaak
is in de Raad behandeld. Wij zijn allemaal onder de
indruk gekomen van de argumenten van de wijkbewo
ners wat betreft de noodzaak van dit busvervoer. Daar
waren we het allemaal over eens. Ik meen dat, toen dit
punt in de Gemeenteraad aan de orde was, de hele
Raad van mening was dat dit busvervoer er moet ko
men. Maar nu gaan G.S. er niet mee akkoord en U
stelt voor de brief van G.S. voor kennisgeving aan te
nemen. Ik interpreteer dat misschien is dat niet
juist als: Laat maar zitten, dan gaan die kinderen
maar fietsen of dan brengen de ouders de kinderen
maar; het feest gaat niet door. Dat vind ik toch een
bijzonder teleurstellende zaak. G.S. schrijven: Onze be
zwaren bestaan daaruit dat er geen reële dekking is
en dat het formeel niet kan op grond van art. 13 van
de Lager-onderwijswet. Dat wisten wij ook op het mo
ment dat wij dit besluit in deze Raad hebben genomen.
Dat is helemaal niet nieuw voor ons, dat wisten we.
Desondanks hebben wij gemeend dat deze zaak een zo
danige prioriteit heeft dat wij er als Raad helemaal
achter gaan staan en dat wij er mee naar G.S. gaan.
Ik begrijp echt niet waarom wij dan het moede hoofd
in de schoot moeten leggen en moeten zeggen: Die
brief is er nu eenmaal, het kan blijkbaar niet en laat
maar zitten. Voor mij is het gewoon de vraag hoe we
hiermee verder kunnen. Kunnen wij hier misschien op
terug komen bij de begroting voor 1975? Als wij het
op de begroting opvoeren dan zullen G.S. waarschijn
lijk weer zeggen: Dat kan niet, jullie hebben geen dek
king, formeel klopt het niet. Ik vraag mij af of wij nu
niet tegen G.S. kunnen zeggen: Als deze zaak straks
terug komt bij de saneringsnota, vinden wij dit een
hard gegeven, vinden wij dit gewoon iets dat de hoog
ste prioriteit heeft. Wij willen een soort intentieverkla
ring geven dat, als straks de sanering aan de orde komt
wij zijn ons er van bewust dat wij moeten bezuinigen
en dat zullen wij ook doen op allerhande posten dit
busvervoer voor ons een keihard gegeven is en dat de
Raad van de gemeente Leeuwarden vindt, tegenover de
ouders en de kinderen en t.a.v. het functioneren van
het onderwijs, waarvan wij altijd gezegd hebben dat
het geen sluitpost moet zijn, dat dit busvervoer er moet
komen om zinvol onderwijs te kunnen geven aan de
kinderen uit Aldlan. Ik weet ook niet hoe wij hier uit
moeten komen; ik heb maar een motie gemaakt en ik
weet niet of die klopt. Ik zal die maar even voorlezen
zodat er over gediscussieerd kan worden. Wij moeten
dit hard maken door nu te zeggen dat wij er aan vast
houden en te stellen dat wij hieraan vast zullen hou
den als de sanering aan de orde komt omdat wij dit
busvervoer noodzakelijk vinden en dat wij best willen
bezuinigen, maar dat wij dat niet willen doen in deze
sector en niet t.a.v. dit busvervoer. Ik zal de motie nu
voorlezen; misschien zijn er andere fracties die voor
dit idee voelen. De motie luidt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden, op 26 augus
tus 1974 in vergadering bijeen, besluit G.S. van Fries
land te berichten dat de Raad bij opstelling van het
beleidsplan/saneringsplan het busvervoer van kinderen
in het Aldlan naar voren zal brengen als een zaak van
de hoogste prioriteit waarop niet bezuinigd mag wor
den en vervolgens G.S. van Friesland te verzoeken in
het licht van deze intentieverklaring de uitgaaf van
f 16.500,voor het busvervoer van de kinderen in het
Aldlan alsnog goed te keuren."
De bedoeling van de motie is dus dat wij G.S. mee
delen dat wij hier wel op terug komen bij de sanering
ik weet niet of dit een juiste procedure is maar ik
wist gewoon niet hoe het anders zou moeten en
dat wij G.S. verzoeken om dit bedrag, gezien onze
intentieverklaring, alsnog goed te keuren. (De Voor
zitter: Dient U de motie al in?) Ik heb hem voor
gelezen opdat er over gediscussieerd kan worden. (De
Voorzitter: U overweegt om eventueel een motie van
deze inhoud in te dienen.) Ja. Als iedereen zegt dat
het onzin is, dan kan ik het net zo goed achterwege
laten.
De heer Tiekstra (weth.): Het onderscheid tussen
de posten genoemd onder H en I is in dit geval dat
de posten onder H jaarlijks terugkerende pos
ten betreffen en de post onder I bedoeld was de
Raad weet dat als een eenmalige uitgaaf ter over
brugging van de periode waarin er nog geen onderwijs
voorzieningen in het Aldlan aanwezig zijn. De Raad is
er daarbij van uitgegaan dat deze uitgaaf voor dit
cursusjaar nodig zou zijn en dat na ommekomst daar
van de voorzieningen, hetzij in de vorm van noodvoor
zieningen hetzij in de vorm van definitieve voorzienin
gen, gereed zouden zijn en dat daarmee dan dus voor
eenmaal deze uitgaaf op deze begroting kon worden
gebracht. Dat is het verschil. Uit hoofde van dat ver
schil zijn deze stukken op verschillende wijze op de
mededelingenlijst gekomen. Naar mijn mening haalt
het op dit moment niets uit wat de Raad nu doet, want
de suggestie van de heer Van Haaren gaat gewoon
niet op; dat is mijn punt. Het tweede, formele bezwaar
van G.S. m.b.t. art. 13 van de Lager-onderwijswet
dat speelt hier ook duidelijk doorheen zou niet tot gel
ding worden gebracht wanneer de gemeente Leeuwar
den verkeerde in de financiële omstandigheden dat zij
een sluitende begroting had en onmiddellijk dekking
van deze post had kunnen aanwijzen. Maar onder de
huidige omstandigheden, die ook de heer Van Haaren
niet onbekend zijn, speelt art. 13 uiteraard wel degelijk
een rol. Dat is op dit moment mijn antwoord aan de
heer Van Haaren; een langer antwoord kan ik niet
geven. Ik acht de motie die de heer Van Haaren in
uitzicht heeft gesteld een slag in de lucht.
De heer Van Haaren: Het is natuurlijk niet een
eenmalige uitgave, omdat niet alleen dit jaar maar
ook het komende jaar er nog geen nieuwe school zal
zijn in Aldlan. Die zaak komt dus gewoon nog een
keer terug. Ik zit er gewoon mee dat de hele Raad
vindt dat het busvervoer er moet komen, dat wij daar
de hoogste prioriteit aan toekennen en dat dan inder
daad op grond van deze formele dingen, die wij wis
ten op het moment dat wij die beslissing namen, gezegd
kan worden: Weg er mee, ouders redden jullie er
maar mee. Ik zou mijn motie wel willen indienen, maar
ik kan dat niet doen omdat, nu Piet van der Wal er
niet is, ik geen mede-ondertekenaar heb; misschien
is er iemand anders die de motie wil ondertekenen.
De heer Visser: Ik geloof dat wij bij het afwijzend
bericht van G.S. goed onderscheid moeten maken tus
sen enerzijds de bezwaren van financiële aard en an
derzijds de wettelijke bezwaren op grond van de Lager-
onderwijswet. Dat brengt mij eigenlijk meteen tot de
uitspraak dat, wanneer het ingepast zou kunnen wor
den in het komende saneringsplan, er voor het kleuter
onderwijs misschien een alternatief zou kunnen zijn.
Ik zeg „zou kunnen zijn", want het is een kwestie van
beleid. Wat het basisonderwijs betreft wordt het ge
sanctioneerd door art. 13 van de Lager-onderwijswet
en daarmee punt uit, het mag niet omdat de vier
kilometer-grens niet wordt overschreden. (De Voor
zitter: U bedoelt met sanctioneren dat, al zou het
begrotingstechnisch kunnen, het nog afgewezen
wordt.) Wij moeten dus een goed onderscheid maken
tussen deze twee facetten.
Ik zou nog wel even naar voren willen brengen dat
otalangs in de Commissie Onderwijs een alternatief
voor Aldlan-oost is besproken. Daar modt t.z.t. toch
een voorziening worden getroffen en er wordt gedacht
aan semi-permanente bouw. Ik zou er bij het College
op aan willen dringen toch in deze richting te gaan
werken; U zou dat in ieder geval eens kunnen bekij
ken. (De heer Van Haaren: Dat duurt nog een paar
jaar.)
De heer Heidinga: Ik heb er weinig aan toe te
voegen, maar ik zou er nog even op willen wijzen dat
3
vanuit mijn fractie de vorige keer bij het behandelen
van dit plan is gevraagd of er niet een tegelpad zou
kunnen worden aangelegd ongeveer vanaf de Jan van
Nassauschool naar de rondweg, opdat in ieder geval
Aldlan-west rechtstreeks te bereiken is. Omdat de Raad
de vorige keer besloot toch dit subsidie beschikbaar te
stellen is daar verder niet op ingegaan. Er zal daar
toch een weg komen; die is, meen ik, al in voorberei
ding; dus theoretisch acht ik het mogelijk dat reeds
één van de trottoirs wordt uitgezet en dat op die plaats
een tegelpad komt. Dat zou m.i. een hele verlichting
kunnen geven voor de bewoners van Aldlan. Nu we
toch als het ware vast zitten, zou ik dit toch nog wel
in overweging willen geven. Bekijk dit nog eens.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Visser heeft vol
komen gelijk. Zou men toch op enigerlei wijze deze
uitgaaf willen proberen te sauveren, dan nog stuit men
op het door G.S. ingebrachte formele bezwaar van de
strijdigheid met art. 13 van de Lager-onderwijswet.
(De heer Visser: Voor het basisonderwijs.) Ja. En
dat is op dit moment m.i. het belangrijkste probleem.
Gegeven deze situatie, gegeven de onmogelijkheid
om deze regeling te hanteren staat het Gemeentebe
stuur voor de opdracht te zorgen dat, voordat de nieu
we cursus 1975/1976 gaat beginnen, er in ieder geval
noodvoorzieningen beschikbaar zijn om de eerste op
vang te regelen. Dat is geen novum in deze gemeente.
Ik zou met de heer Heidinga de afspraak willen
maken dat, aangezien het onderwerp waarop hij aan
haakt toch op de agenda staat van de Commissie
Openbare Werken voor morgenavond, wij deze zaak
morgenavond in de Commissie Openbare Werken gaan
bekijken om na te gaan of dat mogelijk zou zijn, hoe
wel dit misschien maar voor één school een oplossing
kan betekenen, misschien voor twee basisscholen en
een kleuterschool. Ik zeg dit even uit het hoofd want
het is lang geleden dat ik wethouder van Onderwijs
was. Ik dacht dat er in Huizum in ieder geval twee
lagere scholen beschikbaar zijn, n.l. de Aebingaschool
en de Jan van Nassauschool en verder een openbare
kleuterschool. (De heer Rijpma: De Joannes de Doo-
perschool is er ook.) Ja, dat is zo. Het zou kunnen
zijn dat deze misschien niet moeilijk aan te brengen
voorziening toch een zekere oplossing zou kunnen be
tekenen ter verkorting van de afstand.
Met de motie van de heer Van Haaren kan de Raad
m.i. niets. Die is naar mijn mening een slag in de
lucht; daar zijn belanghebbenden niet mee gediend.
De heer Van Haaren: Mevr. Dijkstra heeft inmid
dels de motie mede-ondertekend, dus formeel kan die
worden ingediend. Maar ik dien hem niet in omdat het
heel duidelijk is dat er van andere fracties geen en
kele steun voor deze motie is. Ik vind dat jammer
want het is een poging die wij zouden kunnen wagen.
Ik meen dat het de moeite waard zou kunnen zijn om
het te proberen, maar de Raad denkt daar anders over.
De Voorzitter: Ik zou nog één opmerking willen
maken. De schijn zou gewekt kunnen worden ik
hoef natuurlijk niet te verdedigen wat bepaalde frac
ties menen te moeten doen dat alleen de onder
tekenaars van de betreffende motie het grote belang van
het busvervoer zouden zien. Dat is natuurlijk niet zo.
(De heer Van Haaren: Nee.) Weth. Tiekstra heeft duide
lijk gezegd wat wij met de rug tegen de muur staan.
Wij kunnen geen dekking aangeven. Het aannemen
van de motie zou een slag in de lucht zijn. Ik moet
U zeggen dat wij dan in strijd zouden zijn met een
voorwaarde die gesteld is m.b.t. de art. 12-bijdrage
(De heer Van Haaren: Dat wist de Raad toen hij
besloot tot dit busvervoer.) De Raad mag een derge
lijke beslissing niet nemen. (De heer Van Haaren: De
Raad heeft het wel gedaan.) De Raad heeft dat besluit
inderdaad genomen en wij hebben het naar G.S. gezon
den. Ook in het College waren de meningen verdeeld.
De wethouders De Jong en Tiekstra hebben toen al
duidelijk gesteld: U kunt het proberen, maar het zal
niet lukken, want het kan niet. G.S. hebben deze me
ning bevestigd. Hoe we er ook over denken, hoe sym
pathiek we er ook tegenover staan het hele College
wilde deze voorziening wel graag het is onmogelijk.
Dat moet wel heel duidelijk zijn.
De heer Van Haaren: Ik wil hier toch nog wel even
op reageren. Wij hebben dat besluit genomen, terwijl
we dit allemaal wisten.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen met
inachtneming van de toezegging van weth. Tiekstra
m.b.t. het overleg in de Commissie Openbare Werken.
Punt 3 (bijlage no. 248).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 4 (bijlage no. 249).
De heer Janssen: In deze raadsbrief stelt U voor
een aantal percelen in de buurtschap Schilkampen aan
te kopen. Deze aankoop is noodzakelijk voor de reali
sering van het bestemmingsplan Kalverdijkje zoals dat
op 5 juni 1972 werd vastgesteld. Tot zover gaat mijn
fractie wel akkoord èn met de bekrachtiging van de
aankoop èn met de noodzakelijkheid hiervan.
Over de verdere beschouwingen in Uw raadsbrief,
waarin U de plaats van de ontsluitingsweg voor Cam-
minghaburen door Schilkampen als een onontkoombaar
iets schildert, wil ik nu niet discussiëren. Daarmee kunt
U t.z.t. wel in de Raad terug komen. Mijn fractie wenst
voor alles het behoud van het welgelegen Schilkampen,
maar wil nu niet ingaan op de alternatieven voor de
weg naar Camminghaburen. Mochten er nu vanuit de
Raad moties komen om b.v. deze ontsluitingsweg via
het Vliet of langs de spoorlijn te leiden dan zullen wij
deze niet steunen omdat ons nog te weinig gegevens
ter beschikking staan.
Resumerend zou ik willen zeggen: Wel aankopen van
genoemde percelen, maar niet op de gronden zoals die
door U in de raadsbrief zijn genoemd.
De heer Heidinga: Ik wil mij graag aansluiten bij
hetgeen de heer Janssen heeft gezegd. Wij denken er
precies zo over. Ik zit nu 16 jaar in de Raad en toen
ik in de Raad kwam, kwam ik ook in de Commissie
Openbare Werken; de heer Bootsma, die toen tegen
over mij zat in de Raad, zat ook in die commissie.
Toen was er al een paar jaar onderhandeld met de
heer Van der Werff over deze zelfde kwestie. Voor
deze mensen moeten al deze onderhandelingen en alles
wat daarbij komt al die jaren een nachtmerrie zijn ge
weest. Ik geloof dat deze Raad ik ben dat met de
heer Janssen eens verplicht is deze percelen aan
te kopen. Maar naar aanleiding van alles wat gezegd
is tijdens de behandeling van de structuurnota van de
binnenstad m.b.t. de aansluitingswegen en alles wat
daarmee annex is, zijn wij het ook niet eens met het
vervolg van deze raadsbrief. Wij denken er precies zo
over als de P.v.d.A.: wel aankopen, maar de Raad zal
later wel bezien wat we m.b.t. al die andere dingen
doen.
De heer Van Haaren: Ik wil alleen maar opmer
ken dat hetgeen de heren Janssen en Heidinga gezegd
hebben ook het standpunt van onze fractie is.
De hear Singelsma: Ik slüt my hjir ek by oan.
De heer Tiekstra (weth.)Ik moet beginnen met
een nogal formeel aandoende opmerking, n.l. deze.
Aankopen door de Gemeenteraad moeten worden ge
motiveerd met het doel waarvoor die aankopen worden
gedaan. M.b.t. een onroerend goed als dit geldt b.v. de
motivering dat het moet worden aangekocht ter reali
sering van een bestemmingsplan. Er is een bestem
mingsplan waarbinnen dit onroerend goed ligt en de
bestemming die daaraan is gegeven leidt tot aankoop.
Dat is dus de formele motivering waarom deze aan
koop aan de Raad wordt voorgesteld en zo gaat deze
ook naar G.S. Zou dit goed buiten ieder bestemmings
plan liggen dan was er geen enkel motief om te kopen
en zou er ook geen koop gedaan worden.
Dan kom ik nu op het andere punt, n.l. de discussie
over de tracering van de verbindingsweg tussen Cam
minghaburen en het binnenstadszuidtangent, zoals die
gevoerd is in de Raad bij de behandeling van het
structuurplan voor de binnenstad, zijnde de tracering
langs de Willem Lodewijkstraat. Ik dacht dat B. en
W. zich bij het opstellen van de raadsbrief bewust zijn