De heer Weide (weth.)Ik zou de Raad er toch wel op willen wijzen dat het vanavond niet gaat om een plan van 7 miljoen; het gaat slechts om een plan voor één tribune. De realisering hiervan heeft geen en kele invloed op de rest van de accommodaties; het gaat hier dus om ruim 1 miljoen. De heer Heidinga heeft gevraagd naar de overblij vende 5%; dat zou dan f 70.000,betreffen en op jaar basis zouden de lasten, als je 15% neemt, ruim f 10.000,zijn. De heer Heidinga zal zich wel herinne ren dat wij altijd, als wij werken in A.C.W.-verband uitvoeren, als er goedkeuring is verkregen opnieuw naar de Raad gaan om de dekkingsmiddelen te ver krijgen. Dat gebeurt dan in overleg met G.S. omdat G.S. zeer nauw betrokken zijn bij het verdelen van de A.C.W.-werken. Ik heb er wel vertrouwen in dat, wanneer dit plan binnenkort in A.C.W.-verband zal kunnen worden uitgevoerd, ook dan in goed overleg met G.S. zal worden gezorgd voor de dekking van de 5%. Wat het voorbereidingskrediet betreft, ik heb in eer ste instantie al gezegd dat dit plan al ver voor mijn tijd als wethouder geboren is; er is destijds door de Raad om gevraagd. Ik ga er op dit moment van uit dat er wel degelijk een voorbereidingskrediet is uitge trokken, maar ik zal voor alle zekerheid, om fouten te voorkomen, nog even nagaan of het inderdaad het ge val is geweest. De heer Heidinga: Waarom kan dit voorstel niet worden aangehouden? De Voorzitter: Ik zou toch wel een enkele opmer king willen maken; er mogen geen misverstanden zijn. Die 7 miljoen is een indicatie die verder niets zegt. Of wij in de toekomst werkelijk een plan van die om vang moeten realiseren zal t.z.t. in het totale gemeen telijke bestel door de Raad bekeken moeten worden. Deze ruim IV2 miljoen is een onderdeel van dat plan en daar gaat het vanavond alleen om. Wij zijn van avond met dit voorstel gekomen omdat wij van me ning zijn dat, als wij dit in de toekomst ooit voor eigen rekening moeten uitvoeren, wij dit zelf nooit rond zul len krijgen; ik denk daarbij aan een periode van 5 a 10 jaar. De enige mogelijkheid om een object als dit in Leeuwarden van de grond te krijgen is een subsidie van 95%. En die kans zouden wij toch erg graag wil len wagen voor deze accommodatie. Als wij hier 95% subsidie voor krijgen en dat in één keer kunnen af schrijven, zodat daarvoor geen lasten meer in de ge meentebegroting naar voren komen, dan menen wij dat het wel verantwoord is om dit plan bij de A.C.W. aan te melden en alsdan te aanvaarden dat de 5% m.b.t. die ruim IV2 miljoen inderdaad in ons totale bestel wordt opgenomen. Of we ooit verder moeten gaan met dit totale plan moet later worden bekeken; daarover doen wij geen uitspraak en de Raad ook ab soluut niet. Dat is nog volkomen open. Als dit deel wordt aanvaard zit U beslist niet automatisch vast aan de rest van het plan van 7 miljoen. Wij zijn nu met dit voorstel gekomen de Wet houder heeft daar al op gewezen omdat wij indica ties hebben dat er binnenkort wel eens A.C.W.-objec ten vrijgegeven zouden kunnen worden en dan is het van groot belang dat wij ook een aantal objecten op de lijst hebben staan. Ik kan mij echter heel goed be grijpen dat de heren Heidinga en Singelsma het hier moeilijk mee hebben. Verlangt iemand stemming over dit voorstel? (De heer Heidinga: Ja.) Goed, dan gaan we over dit voor stel stemmen. De hear Singelsma: Ik wol graech even in stim- forklearring öflizze. Ik sil foar dit foarstel stimme. Dat klinkt miskien in bytsje frjemd. Ik fyn dat it ta it foech fan de Ried heart dat dy earst sizze moat dat hy dy kant üt wol. En op dat punt is dit mis. Ik bin der flak foar dat wy dizze büt binnen hel je; dêr giet it net om. Ik leau lykwols dat it hjir even op in oare manier nei foaren brocht wurde moatten hie. Der hie earst frege wurde moatten oft de Ried dizze kant wol üt woe. De Foarsitter: De Ried bislüt oer dit kredyt, wy net. Dêrom komt it nou ek yn de Ried. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 30 tegen 4 stemmen. Tegen stemmen mevr. Visser van den Bos en de heren Heidinga, Jansma en Mie- dema. Punten 19 en 20 (bijlagen nos. 238 en 235). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 257). Mevr. Visser-van den Bos: Om te beginnen wil ik U verzoeken te antwoorden op een vraag die in de raadsbrief niet beantwoord wordt. In het begin van deze maand hebben wij bij de mededelingen het stuk gekregen waarin stond dat G.S. het extra subsidie met zonder meer konden toestaan. Die woorden „niet zon der meer" waren voor mij betekenisvol. Ik meende te mogen interpreteren dat die woorden betekenden dat G.S. nader overleg wensten over de wijze waarop de Gemeente meende deze f 10.000,te kunnen financie ren. Ik heb U toen gevraagd om overleg met G.S. te voeren en ik heb zelfs een paar dingen genoemd die naar mijn idee misschien in aanmerking zouden kun nen komen om de dekking te vinden. Op de eerste plaats had ik dus antwoord mogen verwachten op de toen door mij gestelde vragen; dat antwoord is jam mer genoeg niet gekomen. Misschien kan ik dat nu alsnog van U krijgen. Verder meen ik dat het onjuist is om het voorstel dat U ons nu doet aan te nemen. Een ieder die de Stich ting Maatschappelijke Dienstverlening hier in de stad ter harte gaat, moet m.i. tegen dit voorstel stemmen en teruggrijpen naar het voorstèl van mei dat toen unaniem door de Raad is aangenomen. Er was geen enkele tegenstemmer, er was geen enkel bezwaar, er is zelfs van verschillende kanten blijdschap uitgespro ken dat de schaalvergroting van het algemeen maat schappelijk werk thans zover was en er zijn ook ver wachtingen voor de toekomst geuit. En dan lijkt het mij toch een vreemde vorm van bestuur dat, wanneer je in mei iets aanneemt en G.S. maken moeilijkheden ze zeggen nog niet eens dat ze het onaanvaardbaar vinden, maar ze zeggen dat ze het niet zonder meer kunnen toestaan op dit moment het gevolg is dat B. en W. met een stuk komen waarin zij zonder meer voorstellen om het toen genomen besluit maar in te trekken, daarbij het hele extra subsidie in de lucht laten hangen en alleen akkoord willen gaan met de overschrijving als ik het zo even mag noemen van de bestaande subsidies aan de vijf instellingen voor maatschappelijk werk naar de nieuwe stichting. Ik meen dus te mogen zeggen dat dit gewoon niet klopt met het goed bestuur waarin ik nu zoveel jaren hier ben opgevoed, n.l. dat je een genomen besluit ook wer kelijk gestand moet doen. Misschien zult U zeggen dat de situatie in Leeuwarden inmiddels zoveel ver slechterd is, maar ik zie dat niet. In mei wisten wij precies even veel over onze financiële situatie als nu. In de raadsbrief schrijft U: „Het stichtingsbestuur zal binnen deze financiële mogelijkheden moeten trach ten de stichting te laten functioneren." Nu, dat is een irreële opmerking omdat ook U straks, met alle be zuinigingsplannen die wij onder ogen zullen krijgen, niet zult voorstellen een afdeling van de Secretarie zonder chef te laten werken. En eigenlijk wordt dat hier gezegd. Er zijn vijf instellingen die bij elkaar elf maatschappelijk werkers in dienst hebben en die nu samen komen. Dit team van elf jonge krachten moet nu straks zonder chef gaan werken. U opent het voor uitzicht dat U bereid bent om bij de saneringsnota of het beleidsplan het verschil is mij nog niet duide lijk; dat zal nog wel blijken deze zaak weer aan de orde te stellen. (De Voorzitter: Het verschil zal U straks wel duidelijk worden.) Maar één grote kwestie is er al, want als we dit voorstel aannemen dan is er geen zaak meer aan de orde, dan is er alleen de mogelijkheid om opnieuw, wanneer er ruimte zou komen, te gaan vragen: Wilt U aan die stichting dat extra krediet verstrekken? Ik kan het niet anders zien; misschien heb ik het administratief-technisch niet door, maar dat hoor ik dan ook nog wel. En dan de vraag: Kunnen wij daarop wachten? Ook dat lijkt 9 mij onmogelijk want wanneer wij in november U hoopt dat het beleidsplan op tafel hebben, dan is dat nog lang niet besproken en dan is daar nog lang niet over beslist. Als ik in de aanbiedingsbrief van de begroting 1975 lees dat pas in april 1975 de plannen wat rond kunnen zijn, dan vraag ik: Hoe kan men een stichting aandoen dat men tegen een functionaris die leiding moet geven en die daar al mee bezig is moet zeggen: Wacht maar tot april, dan zullen we wel eens even uitmaken of wij U kunnen betalen. Dat is na tuurlijk ondenkbaar. U zult zeggen: Die mensen heb ben tot nu toe toch ook gewerkt. Ja, dat hebben ze inderdaad gedaan. Die leidinggevende functionaris is een maatschappelijk werk-adviseur die in dienst is van een samenwerkingsorgaan voor maatschappelijk werk. Die samenwerkingsorganen zijn provinciale stichtingen die door de provincie en het rijk gesubsidieerd worden. De functionaris waar het hier om gaat, de kracht die bij deze instelling leiding zal moeten geven, is op het ogenblik nog in dienst van een provinciale stichting, maar dat eindigt dit jaar in elk geval. Op het ogenblik verlangt die stichting een uitspraak over wat er nu met die man gaat gebeuren. Een behoorlijk bestuur kan die man niet in de lucht laten hangen; die moet tegen hem zeggen: Gaat U maar solliciteren, want in januari is er geen salaris voor U. U bent het toch met mij eens dat het particulier initiatief in deze zaak ook werkelijk geen nul op het rekest gegeven heeft. Er wordt door de participanten meer dan f 50.000,per jaar beschikbaar gesteld om deze schaalvergroting te laten functioneren. Dat is een behoorlijk bedrag. Ik geloof dat we de boel gewoon voor de gek houden wanneer wij menen dat wij daar nog wel even op terug kunnen vallen om die f 50.000,meer te krijgen, want het is U bekend dat, als het subsidie van de Gemeente er niet komt, ook het subsidie van het rijk in de lucht komt te hangen. Vinden wij het maatschappelijk werk in onze stad dan een zo onbe langrijke zaak? Ik kan Uw antwoord al wel geven, want in de aanbiedingsbrief van de begroting 1975 zegt U zelf dat U blij bent met de schaalvergroting van het maatschappelijk werk en met de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening en op blz. 39 ver meldt U zelfs dat U de aanstelling van een maatschap pelijk werker bij de D.S.W. wilt laten wachten tot U zicht hebt op het functioneren van de nieuwe stichting. Deze uitspraak bracht bij mij weer een lichtpuntje. Een maatschappelijk werker in dienst van de D.S.W. lijkt mij n.l. geen gelukkige oplossing. Dan creëren wij weer een éénmanspost voor een maatschappelijk wer ker. Zou het niet veel beter zijn dat, wanneer U toch met G.S. gaat praten, U daar bepleit om alsnog toe te staan dat die f 10.000,ten laste van de gemeente Leeuwarden genomen wordt en öf het tekort vergroot öf in de plaats komt van de maatschappelijk werker van de D.S.W. die ook in 1974 al op de begroting stond, maar niet is aangesteld. Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat U gaat praten met de nieuwe stichting en daar het voorstel doet dat die o.a. het maatschap pelijk werk gaat verzorgen van de D.S.W. Dat lijkt mij zelfs een heel gelukkige oplossing en misschien het begin van een mogelijkheid dat de maatschappelijke hulpverlening hier in de stad toch wat uit overheids handen komt daar heb ik geen moeite mee het geen voor onze stad misschien financieel wat aantrek kelijker zou kunnen zijn. Al deze redenen nopen mij tot het in petto houden van een voorstel aan de Raad om tegen Uw voorstel te stemmen, aan U te vragen de raadsbrief van mei voor de veiligheid aan te vullen, zodat er geen moei lijkheden kunnen ontstaan i.v.m. het feit dat de werk gever van die elf mensen nu de nieuwe stichting is in plaats van de vijf instellingen, en U te vragen om met G.S. te gaan praten om een zodanige oplossing te zoeken dat de schaalvergroting, die nu op papier een feit is, ook werkelijk kan functioneren doordat de leidinggevende man zich kan wijden aan het goed uit bouwen van deze stichting en aan het samenbrengen van een team van uit vijf hoeken bij elkaar gekomen maatschappelijk werkers. In eerste instantie wilde ik het hier even bij laten. Ik wil erg graag Uw gedachten hierover horen alvo rens ik met het voorstel kom. De heer Van Haaren: Ik had ook een heel verhaal over deze zaak op papier, maar ik kan me eigenlijk praktisch helemaal aansluiten bij datgene wat mevr. Viss_er heeft gezegd. Het is net als met de bussen voor de kinderen uit het Aldlan, wij hebben iets be sloten, wij wisten gewoon dat het echt niet zo'n een voudige zaak wasDe Voorzitter: Ik zou die bus er maar buiten laten; daar wordt het maar onbe grijpelijk van.) Ik dacht niet dat het onbegrijpelijk is. Bij mij komt hetzelfde gevoel naar voren als bij dat andere agendapunt. Wij hebben die beslissing geno men, wij hebben geweten wat ons eventueel te wach ten stond, wat eventueel de consequenties waren en wij kunnen het niet zo maar laten schieten. Trouwens, wat is het al met al; het is een subsidie van f53.605, er komt 80 vergoeding sociale zorg terug en dan blijft er voor de Gemeente een netto bedrag over van f 10.720,Het gaat dus om een betrekkelijk klein bedrag. Ik heb het gevoel mevr. Visser zegt dat eigenlijk ook dat G.S. op grond van wat formele kwesties zeggen: Toch maar niet zonder meer. Laten we alsjeblieft proberen, hoe dan ook, dat geld te krij gen. Deze fusie is na ontzettend veel overleg tot stand gekomen; U weet allemaal wat er aan vooraf gegaan is. Als U ziet hoe het op het ogenblik functioneert, nu, het functioneert gewoon niet; ze hebben niet genoeg mensen. Als je naar de stichting belt dan krijg je de maatschappelijk werk-adviseur aan de telefoon omdat hij op het ogenblik niets beters te doen heeft dan tele foontjes aannemen. Daar is hij niet voor opgeleid en aangesteld. Dit kan niet. Ik ben het ook met mevr. Visser eens dat wij niet kunnen wachten tot april. Ik ken de tekst van de motie van mevr. Visser, ik heb hem mede-ondertekend. Ik geloof inderdaad dat wij met die motie moeten proberen te stellen net als ik t.a.v. die scholen zei Wij nemen dit op in ons sa neringsplan, dat is een hard gegeven. Op die manier moeten we proberen G.S. over de brug te helpen. Als dat niet lukt dat is natuurlijk altijd mogelijk dan moet die zaak weer terugkomen. Ik heb het de vorige keer al gezegd toen deze zaak aan de orde was; toen wilde ik nog meer dan dit bedrag, toen wilde ik 6% meer. Toen heb ik ook gezegd dat dit nog wel terug komt bij de begrotingsvergadering; ik meen dat U daarmee toen ook Uw instemming hebt betuigd. Dan kunnen we misschien de nieuwe functionele raad voor maatschappelijke dienstverlening die er dan binnen onze gèmeente is deze hele zaak nog eens voorleggen; die kan dan op het moment dat de begroting aan de orde is de Raad allerhande informatie geven over de consequenties van deze hele gang van zaken. Dan zouden wij het opnieuw kunnen presenteren aan G.S. Ik geloof echter dat het beter is, om de tijd voor de oplossing zo kort mogelijk te doen zijn, om een voor stel aan te nemen zoals mevr. Visser zal indienen. Ik heb gezegd dat ik het helemaal eens was met mevr. Visser, maar ik wil duidelijk afstand nemen van een soort ruil die zij voorstelt m.b.t. de maatschappe lijk werker van de D.S.W. Ik geloof dat die er wel moet komen, dat het belangrijk is dat die er komt. Ik vind niet dat wij die moeten opofferen aan deze zaak. Ik geloof dat wij èn de maatschappelijk werker bij de D.S.W. moeten hebben èn moeten zorgen dat die f 10.720,op tafel komt. De heer De Vries: Wij hebben op 13 mei j.l. in de Raad uitvoerig over deze zaak van gedachten gewis seld met het College. Vanuit onze fractie is toen met de nodige klem betoogd dat wij de Stichting Maat schappelijke Dienstverlening in Leeuwarden een bij zonder belangrijke zaak vinden en wij hebben toen ook met nadruk gezegd dat wij hoopten dat de financiële middelen die daarvoor beschikbaar moesten komen er ook zouden komen. Letten wij nu even op de inhoud van de raadsbrief dan zegt U ongeveer 15 regels van onderen „Het weigeren van de gevraagde goedkeuring van de onderhavige begrotingswijziging heeft, naar wij aannemen, uitsluitend betrekking op het extra krediet van f 53.605,enz. Dat „naar wij aannemen" is dat een zaak die ook nog nader geveri fieerd is? Kunnen we er inmiddels van uitgaan dat Uw veronderstelling in deze raadsbrief inderdaad juist is of zitten er nog meer moeilijkheden aan vast? Mijn tweede opmerking is deze. In het slot van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 5