10
brief van G.S. staat: „dient U nader aan te geven
hoe U de netto lasten welke te Uwen laste blijven in
het kader van Uw saneringsplan ziet ingepast." Ik
heb het gevoel dat dit toch van de kant van G.S. ook
wel geïnterpreteerd zou kunnen worden als een uitno
diging om niet alleen over deze zaak nog eens Uw
gedachten te laten gaan, maar misschien ook nog eens
te komen overleggen. Want ik dacht dat niet alleen de
Gemeente maar ook de Provincie belang heeft bij een
goede afronding van het proces van schaalvergroting.
Hier zitten belangen aan vast van rijk, provincie en
gemeente gezamenlijk en ik dacht dat het alleszins de
moeite waard is om nog eens op de Tweebaksmarkt
te gaan overleggen.
De heer Van Haaren heeft sprekende de motie van
mevr. Visser ingevoerd; zij heeft die zelf nog niet voor
gelezen. Ik kan U wel zeggen dat ik die motie mee heb
ondertekend omdat ik het met de intentie daarvan vol
ledig eens ben.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor de koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergade
ring.
De heer De Jong (weth.)Ik wil een opmerking
plaatsen bij enkele puntjes uit het betoog van mevr.
Visser. Zij heeft op een bepaald moment gezegd: Het
klopt niet met een goed bestuur dat wij niet gestand
doen wat wij eerder hebben besloten. Het besluit dat
in mei j.l. genomen is ligt er wel, maar het punt is dat
er geen dekking voor is aangegeven. De Raad wist
dus, toen hij dit besluit nam, dat er geen dekking was.
In de voorwaarden m.b.t. de art. 12-situatie staat dat
er dekking aangegeven moet worden. Ik heb in mei,
ik meen als enige, tegen het voorstel gestemd i.v.m.
het ontbreken van dekking. De Raad krijgt nu de re
kening gepresenteerd, want G.S. zeggen tegen de
Raad: Jullie hebben dat nu wel aangenomen maar
jullie hebben geen dekking aangegeven en dit kan niet
zonder meer bekeken worden; kom hier maar op terug
in het kader van de saneringsnota. Men kan er een
heleboel woorden over vuil maken, maar daar komt
het in feite op neer. Het is een vragen naar de beken
de weg. U weet dat er geen dekking aangegeven is.
Ik wil U er voor waarschuwen dat, als er nu weer
een motie in deze trant wordt aangenomen, dit ook
een duidelijke irritatie bij G.S. op kan wekken, want
wy hebben al eens eerder(De heer Vellenga: Irri
tatie of indicatie?) Irritatie. De Raad heeft al eerder
besluiten genomen die in deze richting gaan en wij
hebben op een bepaald moment een brief gekregen van
G.S. die eindigt met de volgende zin: „Tenslotte bren
gen wij onder Uw aandacht dat de Gemeente de hand
dient te houden aan de ministeriële algemene voor
schriften welke gelden voor art. 12-gemeenten. Wij
ontkomen niet aan de indruk dat de Gemeente de moei
lijkheden naar ons verschuift. Dat achten wij niet
juist." Als wij een dergelijke brief krijgen n.a.v. ver
schillende besluiten die de Raad genomen heeft, omdat
de Raad zelf deze verantwoordelijkheid niet ziet, dan
moeten wij goed weten dat, als de Raad meer derge
lijke besluiten neemt, de irritatie die er al min of meer
is alleen maar groter kan worden.
Naar mijn overtuiging is er maar één oplossing, n.l.
dat U deze zaak van de maatschappelijke dienstverle
ning verschuift naar de saneringsnota. Dit College
heeft gezegd: Wij komen met een begroting 1975 op
basis van ongewijzigd beleid, maar de nieuwe Raad
zal straks zo snel mogelijk met de sanering bezig moe
ten. In het kader van die saneringsnota zal de Raad
moeten bekijken wat hij wel en wat hij niet wil toe
staan. Dan moet worden bekeken of die f 10.720,
voor deze stichting kan worden ingepast. Dat is een
taak voor de nieuwe Raad. Als de Raad het nu tracht
te doen en de nieuwe Raad opzadelt met iets waarvan
die misschien zegt: „Daar hebben wij geen boodschap
aan, wij bepalen hoe de sanering gebeurt en wat wij
wel en wat wij niet accepteren" dan geloof ik dat dat
onverstandig is. Ik vind het niet verstandig de motie
van mevr. Visser aan te nemen. Mijn advies aan de
Raad bij het scheiden van de markt is: Tracht, voor
zover U straks in de nieuwe Raad komt, dit versnel
lingsproces in het kader van de sanering ook m.b.t.
een vraagstuk als dit naar U toe te halen. Wanneer U
weet dat eind november, begin december de sanerings
nota behandeld kan worden, zou U bij wijze van spre
ken, wanneer U eenmaal weet hoe het College zich
voorstelt dit hele geval van plussen en minnen in een
soort dekkingsschema aan te geven, moeten trachten
op dat moment voorrang te verlenen aan deze post.
Dit jaar neemt de provinciale stichting deze post nog
voor zijn rekening; het gaat pas per 1 januari 1975
knijpen. Wanneer U al begin december, als voorschot
op grond van wat U dan al weet, hierover tot een de
cisie zou kunnen komen dan hebt U het tenminste ge
plaatst in het kader van de totale sanering. Dat lijkt
mij reëel. Maar om nu weer een brief naar G.S. te
sturen of het College te verzoeken er toch nog weer
eens heen te gaan, dat lijkt mij niet reëel. Wij hebben
duidelijk de boodschap gekregen dat wij er mee op
moeten houden omdat wij de voorwaarden heel goed
kennen. Ik geloof dat de Raad dat niet van het College
mag vragen.
Mevr. Visser-van den Bos: Het spijt me, maar ik
heb van de Wethouder niets nieuws gehoord. Ik heb
me nogal vrij uitputtend in deze zaak verdiept en
alle argumenten die ik gehoord heb kende ik al. Ik
dacht dat het gewoon de wijze is waarop men G.S.
benadert of men werkelijk als pleitbezorger naar G.S.
gaat. Ik zou zo bijzonder graag zien dat dat gebeurde,
dat men dit werkelijk met G.S. gaat bepraten. Aange
zien zij heel goed weten hoe de affaire met die schaal
vergroting in de provincie en in Leeuwarden is, kan
ik mij toch nog wel indenken dat zij t.o.v. deze
f 10.000,een andere houding aannemen dan t.o.v. al
lerlei voorstellen die misschien wat meer lijken op het
de zwarte Piet toespelen aan G.S. Ik kan mij natuur
lijk vergissen; dat kan zijn omdat ik het een zo be
langrijke zaak vind. Misschien ziet U het anders; daar
moet ik natuurlijk rekening mee houden. Ik kan ech
ter niet nalaten om toch met de motie te komen. De
Raad moet dan maar een uitspraak doen; dan zal wel
blijken hoe belangrijk de Raad dit vindt.
Dat het nu niet knijpt, ben ik met de Wethouder eens.
Ik heb er het volste vertrouwen in dat de stichting in
wiens dienst de leidinggevende kracht op het ogenblik
is dit jaar het salaris betaalt, vooral ook omdat het
subsidie van rijk en provincie dit jaar nog wel rond
komt. Maar je bent als bestuur van die stichting niet
verantwoord als je tegen die man zegt: Aan het eind
van het jaar wordt er misschien een beslissing geno
men. Als die man niet gehandhaafd kan worden om
dat het geld er niet voor is, dan moet hij een andere
baan zoeken. Dat is de verantwoordelijkheid van de
stichting en ik meen dat de Raad duidelijkheid moet
geven aan die stichting. Zouden wij nu moeten zeggen
dat het in november misschien wordt bekeken? Meer
kunnen wij niet zeggen, want we weten niet of die
nota in november klaar is, want daar zit een giganti
sche hoeveelheid werk aan vast. Maar dan is er nog
geen zekerheid, want wij weten niet of de Raad dan
al zoveel gegevens voorhanden heeft dat het echt ver
antwoord is om te kiezen. Daarom ga ik terug naar
deze Raad en zeg: De mensen die hier zitten, zitten
al zoveel jaren in de Raad de meesten tenminste
en hebben echt wel zicht op de hele situatie; daarom
kunnen zij eerlijker kiezen dan de nieuwe Raad die
zich nog helemaal zal moeten inwerken.
Ik hoop dat U het mij niet kwalijk neemt dat ik de
motie toch indien. Ik vind het doodgewoon onplezierig
om ook tegen de gedachten van „mijn eigen Wethou
der" in te gaan. (De heer De Jong (weth.): Deze
keer niet.) Toch de Wethouder van onze fractie. Ik
zal de motie even voorlezen; die luidt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering
bijeen op 26 augustus 1974, sprekende over bijlage no.
257, Subsidiëren Stichting Maatschappelijke Dienstver
lening Leeuwarden, besluit: 1. het raadsbesluit van 13
mei 1974, no. 6088, aan te vullen met de bepaling dat
de nieuwe Stichting Maatschappelijke Dienstverlening
Leeuwarden de subsidies zal ontvangen die in de be
groting voor het dienstjaar 1974 vermeld staan voor
de onder 1 t.e.m. 5 genoemde stichtingen zodra de
nieuwe stichting ook de jure als werkgever van de in
de schaalvergroting komende maatschappelijk werkers
optreedt;"
ïi
Ik hoop dat het niet te ingewikkeld is voor de men
sen die niet elke dag met deze zaak te maken hebben.
Al deze maatschappelijk werkers staan nog op de loon-
rol van de vijf verschillende instellingen. De bedoeling
is dat zij pas op de loonrol van de nieuwe stichting
komen per 1 januari 1975, dat zij pas aan het eind van
dit jaar werkelijk op papier komen bij de nieuwe stich
ting. Daarom vraag ik ook dat dat subsidie pas gaat
naar de nieuwe stichting op het moment dat de men
sen daar feitelijk op de loonrol komen. Dit betreft dus
het eerste deel van de motie; daarmee zal de Raad
waarschijnlijk niet zoveel moeite hebben. Waarom dit
eerste deel? Ik heb dit in de motie opgenomen omdat
ik natuurlijk tegen het nieuwe voorstel van B. en W.
zal stemmen; dit nieuwe voorstel is volkomen overbo
dig als wij het voorstel van 13 mei aanvullen met de
door mij genoemde aanvulling. De motie luidt verder:
„2. B. en W. op te dragen aan G.S. mede te delen
dat de Gemeenteraad de schaalvergroting van het Al
gemeen Maatschappelijk Werk in Leeuwarden dusda
nig belangrijk vindt dat hij het welslagen er van niet
in gevaar wil brengen door het onthouden van het
extra subsidie van f 53.605,netto last voor de Ge
meente f 10.720,en dat hij daarom deze f 10.720,
op de saneringslijst/beleidsnota zal handhaven."
Deze motie is, behalve door mij, ondertekend door
mevr. Dijkstra-Bethlehem en de heren De Vries en Van
Haaren.
De heer Van Haaren: Ik sluit mij volledig bij mevr.
Visser aan.
De heer De Jong (weth.): Het minpunt van de
motie is dat er geen dekking is aangegeven. En dat
moet juist. Het gaat om een nieuwe post en nieuwe
posten zonder dekking worden niet aanvaard; dat we
ten wij. Er is nog een punt. Dat men een claim wil
leggen op de saneringsnota, waarvan niemand nog iets
weet en wat een zaak van de nieuw Raad is, vind ik
onjuist. Ik vind dat de oude Raad daar een nieuwe
Raad niet mee op kan zadelen. Ik ontraad de motie
ten stelligste. Ik geloof dat dit een zaak is voor de
nieuwe Raad; dit zal in het kader van de sanering,
desnoods bij wijze van voorschot, eind november/begin
december bekeken moeten worden. Ik vind het eigen
lijk irreëel om met zo'n motie te komen. Wij zouden
hiermee de goede verhoudingen met G.S. ten zeerste na
delig kunnen beïnvloeden.
De heer Heetla (weth.): Ik wil graag een stemver
klaring afleggen. Ik stem voor de motie. Dat doe ik
niet omdat ik nu weg ga, dat had ik ook gedaan als
ik gebleven was.
De Voorzitter: Ik doe niets toe of af aan het dui
delijke betoog van weth. De Jong. Ik moet U echter
wel zeggen dat ik er niet van overtuigd ben dat G.S.
ontstemd zullen zijn als de Raad deze motie aanneemt.
Mevr. Visser heeft ook in de motie opgenomen dat
het in de saneringsnota komt en dat betekent dat
U bindt dan de nieuwe Raad er in feite dekking
aangegeven wordt hoewel wij nog niet weten waar wij
op korten. (De heer Van Haaren: Wij stellen nu al
prioriteiten.) G.S. en de Raad hebben ieder een eigen
verantwoordelijkheid. De Raad moet nu kiezen en G.S.
zullen dan wel een besluit nemen.
De heer Tiekstra (weth.): Ik zou graag nog één
informatie willen hebben. Het is n.l. zo dat deze motie
uit twee delen bestaat. Het eerste deel is volkomen
identiek aan het voorstel van B. en W. Ik dacht dat
er alleen maar gestemd moet worden over de verho
ging van het subsidie en niet over het eerste deel van
de motie.
Mevr. Visser-van den Bos: Het is niet hetzelfde,
hoor. Bij het voorstel van B. en W. wordt wat inge
trokken dat ik niet in wil trekken.
De Voorzitter: Wij gaan stemmen over de hele
motie.
De motie van de dames Visser-van den Bos en Dijk
stra-Bethlehem en de heren Van Haaren en De Vries
wordt aangenomen met 21 tegen 13 stemmen. Tegen
stemmen de heren J. de Jong, K. J. de Jong (weth.),
A. Klomp, J. Knol, H. Meijerhof, W. Miedema, Ir. C. L.
Rijpma, J. Schaafsma, J. Tiekstra (weth.), P. van der
Veen, L. Visser, K. Weide (weth.) en J. Wiersma.
De Voorzitter: Wij zullen moeten afwachten wat
G.S. doen. Het raadsvoorstel hoeft nu niet meer in
stemming te komen. (De heer Vellenga: Wat gebeurt
er als U het voorstel niet in stemming brengt?) Ik
dacht dat de gang van zaken nu zo is. De motie is
aangenomen en daarmee is m.i. het voorstel van B. en
W. niet meer aan de orde, want dat was een heel an
der besluit. Wij gaan nu naar G.S. en als G.S. het be
sluit van de Raad aanvaarden dan komt het voorstel
van B. en W. niet meer terug. Maar als G.S. het be
sluit van de Raad afwijzen dan komen wij in een vol
gende Raad weer met dit voorstel; dat kan niet anders.
Punt 22 (bijlage no. 256).
De heer Knol: Een paar opmerkingen; ik zal het
kort houden. De heer Heidinga heeft vanavond ook al
even gemopperd dat een investering van 7 miljoen voor
nieuwbouwprojecten niet in de Commissie Openbare
Werken is geweest. Er is nu een verkoop aan de orde
van 16 a 17 miljoen. Men vond het ook niet nodig deze
in de Commissie Energiebedrijven te brengen om daar
advies te vragen, hoewel er een paar keer om gevraagd
is in deze commissie; er is ook toegezegd dat deze
verkoop in de commissie zou worden behandeld. Maar
misschien wordt het nog behandeld als het voorstel al
door de Raad is aangenomen of hoe het dan ook mag
gaan.
Dan een paar opmerkingen over de raadsbrief. In
de eerste plaats wordt er gesproken over de taxatie
van niet-bedrijfsgebonden activa. Nu rijst bij mij de
vraag wat er wordt verstaan onder „niet-bedrijfsge
bonden". Betekent dat dat het een taxatie is op basis
van „vrij te aanvaarden" Als dat zo is is dan de taxa
tie van b.v. de ondergrond van de gebouwen aan de
Groningerstraatweg die uitkomt op een prijs van
f 41,per m2 niet wat aan de lage kant
Op 2 april 1973 hebben wij hier een stuk gehad dat
de opheffing van de reserve dienstaansluitingen betrof.
Er is toen van onze kant gevraagd of het niet wat
voorbarig was dat op dat moment al te behandelen en
of het niet juister geweest was dat dat tegelijk met de
overdracht van de andere activa aan de Frigas aan de
orde kwam. Er is toen van achter de groene tafel ca
tegorisch ontkend dat er enige samenhang zou bestaan
tussen de herwaardering van de dienstaansluitingen en
de inbreng in Frigas. Maar bekijken wij nu de over
drachtbalans dan zien wij dat de dienstaansluitingen
op de balans van de voormalige Gemeentelijke Energie
bedrijven voorkomen voor f 2.487.000,maar dat de
overdrachtsberekening van het Verificatiebureau uit
gaat van een aanschafwaarde die ongeveer 2 ton lager
ligt. Kunt U dat verschil ook verklaren?
Dan blijkt verder uit de ter inzage gelegde stukken
dat wij op de overdracht van de activa een boekwinst
maken van ongeveer 1,8 miljoen. Bij ons komt dan de
vraag naar voren wat wij daarmee gaan doen. Er zijn
vanavond al verschillende financiële perikelen aan de
orde geweest m.b.t. zaken waarvoor geen dekking was.
En nu komt hier opeens zo maar 1,8 miljoen de zaal
binnen rollen. Misschien kan een en ander gecombi
neerd worden. Dat horen wij graag van U. Dat betreft
dus de Frigaspot.
De heer De Jong (weth.): Dat de Commissie Ener
giebedrijven hieromtrent niet gehoord is is een gevolg
van het feit dat de hele gang van zaken de laatste tijd
zodanig geweest is dat wij pas kortgeleden het rapport
van het Verificatiebureau hebben ontvangen; dat rap
port is pas in de vakantieperiode gekomen. Wij wilden
deze zaak graag nog in de oude Raad afdoen.
Wij hebben indertijd in 1969 de taxatiemethode
vastgesteld en daarmee zou eventueel verschil kunnen
zijn opgetreden. Men is op 8 mei 1969 begonnen met
het rapport van de studiegroep die de kwestie van de
integratie onderzocht heeft. Dat rapport is in de loop
van 1971 uitgebracht. Daarin is duidelijk aangegeven
hoe gewerkt zou worden met de inbreng van
deze hele zaak, ook op welke wijze de taxaties zouden
plaats vinden. Dus deze hele gang van zaken is in een