8 moet worden is: Hebben b. en w. voldaan aan wat hun door de gemeenteraad is opgedragen? Voor de beant woording van deze vraag volg ik dan de punten van de door b. en w. aangeboden nota. Daar staat in: a. Het college heeft het bureau, I.B.V. genaamd, in ken nis gesteld van de opdracht die de raad aan b. en w. heeft gegeven. Nu, dat is wel goed, dan weten ze dat daar maar. b. De raad wil weten hoe hoog het oorspron kelijke bedrag, dus het toegestane krediet, is gewor den door loonstijgingen. Het is immers geen punt dat loonstijgingen behoren te worden bijbetaald. Daarom zou de raad dat moeten weten en daarom heeft de raad dat ook gevraagd. In het antwoord van b. en w. op deze vraag komen er 3 cijfers uit de bus. Ten eerste een bedrag van f 506.000,Dit wordt berekend, zegt men, door het bedrag van de loonstijgingen bij het oorspron kelijke krediet van f 335.000,op te tellen. Ten tweede een bedrag van f 600.000,Dat moet het eigenlijk zijn, zegt men. En waarom? Omdat er langer aan gewerkt is dan was voorzien. Rijkswaterstaat heeft verzocht een aantal dingen te doen die tijd kosten en daarom wordt het f 600.000,En dan krijgen wij het derde cijfer. Er ligt n.l. een kostenoverzicht bij de stukken en daaruit blijkt dat de werkelijke kosten per 6 augus tus 1974 dus één dag na de raadsvergadering waar in b. en w. de opdracht van de raad aanvaardden voor het tot dan verrichte werk f 562.264,65 hebben bedragen. Er komen dus als antwoord op dezelfde vraag 3 bedragen uit de busf 506.000,-, het zou eigenlijk moeten zijn f 600.000,maar het heeft ge kost f 562.264,65. Hier wordt gewoon gejongleerd met geldbedragen. Ik zal dat nog wel even nader aantonen. In bijlage 5 dat is een kostenoverzicht wordt op blz. 2 onder categorie 5 iets meegedeeld over de inven tarisatie van verkeers- en vervoersstromen. De kosten hiervan waren door het bureau in eerste instantie be groot op f 52.000,De werkzaamheden hebben echter tot nu toe f 288.000,— gekost. En nu pik ik even 3 kostendragers uit de opsomming in dat betreffende stuk. Dat was ten eerste een enquête op rijksweg 32 die is overgedaan; gevolg: een verdubbeling van de kos ten. Ten tweede, de codering is op verzoek van Rijks waterstaat verfijnd van 3-cijferig naar 8-cijferig. Het materiaal was echter al klaar voor de 3-cijferige code ring. Er moest dus helemaal opnieuw worden begon nen. Ten derde, ten gevolge van het verkeerd gebruik van bandrecorders door enquêteurs moest het onder zoek dat hiermee was uitgevoerd volledig worden over gedaan. Door dit soort dingen is het begrotingscijfer geworden van f 52.000,tot f 288.000,Dat is een verhoging met f 236.000,Nu wordt in de stukken ook in de raadsbrief gesuggereerd dat door de loon stijgingen het oorspronkelijke bedrag van f 335.000, gestegen is tot f 600.000,Maar dat is volstrekt on waar, dat is helemaal niet zo. Van die f 600.000, moet dat bedrag van f 236.000,voor een groot deel worden afgetrokken. Dat bedrag is immers voor een groot deel verbruikt aan de vervulling van wensen van derden en aan het herstellen van gemaakte fouten. Mijn conclusie is dan ook dat hetgeen onder b. in de nota gevraagd wordt, n.l. het vaststellen van het be drag waarmee het oorspronkelijke krediet is verhoogd door loon- en prijsstijgingen, beslist niet is beantwoord. Hier zijn verschillende zaken door elkaar gehaald en daardoor is er gemanipuleerd met de cijfers. Punt c. betreft het verstrekken van een nauwkeurig inzicht in de produktie die het I.B.V. zich had voorgesteld voor het uitgetrokken bedrag te zullen leveren. Nu, hierover kan ik helemaal wel kort zijn. De nota zegt hierover op blz. 4: „Vanaf het begin is er in kringen van ver- keersplanologen twijfel geweest of een dergelijke stu die technisch haalbaar en voor het doel noodzakelijk was." Op blz. 5 staat: „De prognose van het verkeers- gebeuren moet gestalte krijgen met behulp van een rekenmodel." En even verder lezen wij: „Het is bij de huidige stand van de wetenschap ondoenlijk alle in vloeden in een rekenmodel onder te brengen." Er moet dus wel een rekenmodel komen, maar het goede kan men niet maken. Nog een eindje verder lezen wij in de nota: „Uit het voorgaande valt af te leiden dat het niet mogelijk is een nauwkeurig inzicht te geven in de produktie die het I.B.V. zich had voorgesteld te zullen leveren." Die zin hebt u in de raadsbrief overgenomen. Dus dan weet de raad nu dat het I.B.V. niet wist en nog niet weet wat het precies zal doen voor het geld dat de raad beschikbaar stelt. Dat weten wij dus nu duidelijk. Dan rest nog punt d. van de nota en dat is m.i. eigenlijk het meest essentiële van de gehele op dracht aan b. en w. Dat betreft n.l. het afmaken van de werkzaamheden van het I.B.V. binnen voor de ge meenteraad beter aanvaardbare financiële grenzen. Hier komt helemaal niets uit, integendeel, het is de schuld van de raad dat het nog f 10.000,duurder wordt; en daarmee basta. Ik vraag alleen maar over die f 10.000,Is het I.B.V. gerechtigd de werk zaamheden stop te zetten en de kosten daarvan aan de gemeente in rekening te brengen? U spreekt de verwachting uit dat wij er nu met een betaling van in totaal f 800.000,echt wel zullen ko men. Als wij daarover echter op blz. 11 van de nota lezen hoe zeer dat dan weer wordt afgezwakt en hoe veel slagen er om de arm worden gehouden, dan is het voor mij zonneklaar dat op zulke gronden geen tonnen gemeentegeld mogen worden weggegooid. Dan nog enige algemene opmerkingen. Ik vind dit een bijzonder onverkwikkelijke zaak. De raad die de be dragen welke zullen worden uitgegeven moet voteren is buiten deze hele zaak gehouden. En nu wordt achteraf gevraagd: Wil de raad maar even een miljoen bij passen? In alle ernst, wij hebben in de afgelopen jaren meer van dergelijke zaken gehad. De raad heeft het college enige malen gewaarschuwd dit soort zaken se rieuzer aan te pakken en de raad tijdig in te lichten opdat die kan beslissen zoals dat behoort. Dat heeft tot nu toe niet geholpen. De raad wordt kennelijk door het college niet erg serieus genomen. Bovendien en dat vind ik nogal erg tracht het college zowel in de nota als in de raadsbrief de raad te intimideren door te stellen dat, als de raad dit niet neemt, het rijks subsidie voor sommige projecten grotelijks gevaar zal lopen. Naar mijn mening moesten dergelijke argumen ten beslist buiten deze discussie worden gehouden. Want het is immers precies andersom. Als het waar is dat bepaalde subsidies in gevaar komen dan had dit voor het college een zwaarwegend argument moe ten zijn om de raad tijdig in te lichten. U had moeten bedenken dat de raad er over zou vallen als dit veel meer zou gaan kosten en daarom had u tijdig bij de raad moeten komen. Als het waar is dat de subsidies in gevaar komen is dat niet de schuld van de raad (De heer Ten Brug (weth.)Gij, Brutus.) (Gelach) Zo is dat. Nogmaals, het spijt mij dat ik het moet zeg gen, het college schijnt in dit opzicht niet voor ver betering vatbaar te zijn of het mist elk zakelijk in zicht. Ons raadslid P.D. van der Wal sprak er in de Com missie Ruimtelijke Ordening zijn bevreemding over uit dat een ander dan de gemeenteraad opdrachten aan een verkeersbureau kan geven die leiden tot meer kosten van enkele tonnen voor die zelfde gemeente raad en dat dan uit niets blijkt dat een lid van het college, dat in de vergaderingen waar die opdrachten werden gegeven aanwezig was, zijn stem daartegen verheft. Het is gewoon onbegrijpelijk. Daarom ben ik niet bereid het grootste deel van mijn fractie is dat mogelijk wel om de hand over het hart te strij ken en te zeggen: Nou ja, wat moet je, het is nu een maal zo, in het college zitten toch aardige mensen, wij zullen dit miljoen maar weer beschikbaar stel len en daarmee één van onze laatste reserves opma ken. Ik kan mijn stem niet geven als de gemeente, door wie dan ook, gebruikt wordt als melkkoe. De heer Geerts: Ik meen te moeten beginnen met te constateren dat dit voorstel een voorgeschiedenis heeft. Het krediet was overschreden zonder dat de raad deze overschrijding geautoriseerd had en dat is niet een goede zaak. Het moet duidelijk zijn dat nie mand zich bevoegdheden toeeigent die de raad toebe horen en op het te laat ingediende voorstel is dan ook een motie gevolgd waarin het college duidelijk te ver staan werd gegeven hoe de raad over deze gang van zaken dacht. De motie bevatte 4 onderdelen: a. het I.B.V. in kennis stellen van de motie, b. het vaststellen van het bedrag van het oorspronkelijke krediet ver hoogd met een bedrag voor loon- en prijsstijgingen, c. het verstrekken van een nauwkeurig inzicht in de pro duktie die het I.B.V. zich had voorgesteld voor het oor 9 spronkelijke krediet te leveren, d. het tijdig betrekken van de raad in een volledig overleg over suggesties en voorstellen welke er toe leiden dat het I.B.V. alsnog zijn werkzaamheden aan het verkeers- en vervoersplan kan afronden binnen voor de raad beter aanvaardbare financiële grenzen. Mijn fractie is van oordeel dat u met de nota Motie verkeers- en vervoersplan en met het hier te behandelen voorstel de motie hebt uitge voerd. Wij achten dit een kwestie van lezen wat er in die nota staat en willen begrijpen wat er aan de hand is en wij waarderen in ieder geval de deemoed die er toe geleid heeft dat een aantal regels in de concept nota geschrapt zijn en vervangen zijn door een meer gematigde tekst. Het betreft hier de kwestie van de f 10.000,kostenverhoging die direct in verband staat met de motie. Na dit geconstateerd te hebben wil ik graag tot de zakelijke inhoud van het voorstel terug- Keren. Ik dacht dat dat wel noodzakelijk kon zijn. Zoals bekend is draagt de Wet op de Ruimtelijke Ordening de gemeenten op de verkeersvoorzieningen te regelen binnen het bestemmingsplan. Dit geldt niet voor de bovenwijkse voorzieningen; hiervoor kunnen volgens de beschikking Bijdragen voorzieningen t.b.v. het wegverkeer en het openbaar vervoer in en om ste den subsidies verstrekt worden uit de algemene midde len. Deze beschikking stelt in artikel 4, lid 1, éénduidig als voorwaarde dat te subsidiëren werken moeten pas sen in een op deskundig onderzoek berustend verkeers- en vervoersplan. Wel zegt artikel 6 van genoemde be schikking dat in afwijking van artikel 4 ook bijdragen kunnen worden verleend voor incidentele werken, dus niet gebaseerd op een verkeers- en vervoersplan, doch duidelijk is dat dat een uitzondering is, bedoeld voor buitengewone gevallen. En het is niet onlogisch dat het rijk deze voorwaarde aan subsidies verbindt. Het verkeer is een weliswaar noodzakelijke, maar opper- vlaktevretende en milieuverstorende factor in de ruim telijke ordening. Men moet zich derhalve goed afvra gen wat men aan het doen is. De samenhang van de verkeersstromen moet goed duidelijk zijn, ad hoc-be- slissingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Wij staan dus als fractie achter dit onderzoek. Ik wil toch graag aan de hand van de nota nog een paar opmerkingen maken en vragen stellen. In de eerste plaats dit. Wij hebben begrepen dat het onderzoek zich momenteel in een analyse-fase bevindt. De analyse heeft 2 doelen ik citeer nu het rapport a. door een logische samenvoeging van basisgege vens, na aanpassing op grond van beleids- en techni sche uitgangspunten, vaststellen van de parameters in het rekenmodel van de toekomstige verkeersrelaties b. beschrijven van Leeuwarden in verkeerskundige zin door verbanden te leggen tussen diverse (groepen) ba sisgegevens. Uit punt a. blijkt dat beleidsuitgangspun ten in het rekenmodel verwerkt worden. Ik heb begre pen dat het I.B.V. voor deze beleidsuitgangspunten te rade is gegaan bij b. en w. Ik wil u nu vragen: Acht u het zinvol en mogelijk die beleidsuitgangspunten die vragen opwerpen en principieel van aard zijn op korte termijn door de raad te laten vaststellen? Zo niet, kunt u de raad op korte termijn in een raadsbrief inlichten welke beleidsuitgangspunten gebruikt zijn? Ik wil ter verduidelijking een voorbeeld noemen: Wordt de rond weg tweebaans of vierbaans ingevoerd? Mijn tweede opmerking is deze. Wij hebben geconsta teerd dat het rijk in dit onderzoek een zeer geringe bij drage verleent. Verder constaterende dat dit onderzoek toch zeker een regionale betekenis heeft, dringen wij er bij u op aan te onderzoeken of het rijk en/of de pro vincie niet grotere bijdragen in dit onderzoek kunnen leveren. Ik heb begrepen dat één van mijn partijgeno ten dit ook zal onderzoeken in Den Haag. Dan mijn derde opmerking. Mijn fractie beseft dat voor deze f 800.000,het basisrapport, dus slechts één rekenmodel, geleverd wordt. Bij veranderende beleids beslissingen zal een nieuw krediet aangevraagd moeten worden. Ik wil u wel verklappen dat dit enige huiver in mijn fractie veroorzaakt heeft. Het einde is niet goed zichtbaar. Toch kan ik u, met de opmerking dat de enquêteurs voortaan een handleiding bij de bandrecorders verstrekt moeten krijgen, verklaren dat mijn fractie akkoord gaat met uw voorstel. De heer J. de Jong: Het wordt mij eigenlijk ge makkelijk gemaakt; de zaak is al op twee manieren uitgediept. De heer Heidinga heeft een aantal punten naar voien gebracht en zijn misnoegen kenbaar ge maakt, de heer Geerts heeft een aantal praktische en wettelijke zaken op tafel gelegd. Mij rest nog een pupt dat ik ook al in de Commissie Ruimtelijke Ordening naar voren heb gebracht: hoe zijn wij aan deze zaak gekomen. In tegenstelling tot wat ik in het verleden dacht, n.l. dat het I.B.V. de schuld zou krijgen, is nu gebleken dat een aantal ge wijzigde inzichten van Rijkswaterstaat hebben geleid tot het geven van een aantal aanvullende opdrachten; ik neem aan dat dat het college bekend was. Het is een kwalijke zaak dat u, terwijl u weet dat het meer zal gaan kosten, de raad niet inlicht. Nu staan wij gewoon voor de vervelende feiten en moeten wij ons maar aanpassen. Wij moeten maar ja zeggen, want als wij dat niet doen komt er geen rapport op tafel en zitten wij in het schip. Ik moet u zeggen dat mijn fractie dit een bijzonder vervelende zaak vindt, ook al omdat er en nu treed ik in herhaling de afge lopen jaren meer van dit soort dingen zijn geweest. Wij hebben er toen duidelijk op gewezen dat wij op deze wijze geen zaken kunnen doen. Wij zullen nu een beslissing moeten nemen. Wij heb ben al kunnen vernemen dat één fractie akkoord gaat met dit voorstel en dan hoef je maar neuzen te tellen. Ik wil echter wel duidelijk stellen dat ik persoonlijk principieel tegen dit voorstel ben. Ik heb nog enkele vragen over de afronding van de zaak. Er wordt nu een aanvullend krediet gevraagd en daarmee zal de zaak wel rond zijn. Ik ben daar echter nog niet van overtuigd. Welke aanvullingen staan ons nog te wachten? Er wordt gesteld dat deze hele zaak eigenlijk nog in een experimenteel stadium verkeert. Hoe ver is dat experimentele stadium? Wat kunnen wij t.a.v. alle mogelijke wetgevingen en allerlei andere in zichten van Rijkswaterstaat nog verwachten? Is het zo dat zij kunnen experimenteren van de gelden die de raad beschikbaar moet stellen? Ik vind dit een onver kwikkelijke zaak. Ik zou toch wel van de wethouder willen weten of dit aanvullende krediet het laatste is en of wij met die f 800.000,een rapport op tafel krij gen waarmee wij vooruit kunnen. Ik meen wel te heb ben begrepen dat, wanneer wij een jaar verder zijn, het rapport grotendeels aan kant gelegd kan worden, omdat het niet flexibel genoeg is en dat wij dan weer met iets anders moeten beginnen. Daar wil ik toch wel graag een antwoord op hebben. De heer Van der Wal: Ik heb de neiging om het voorlopig eens te zijn met hetgeen de heer Heidinga naar voren heeft gebracht. Wij hebben altijd al ge twijfeld aan de wenselijkheid van een zo zware rap portering over maar één, zij het belangrijk aspect van het ruimtelijke ordeningsbeleid, n.l. het verkeers- en vervoersaspect. Dit is een aspect dat m.i. toch al te veel ten koste gaat van beleving en leefbaarheid van de stad. Er is bij ons dus twijfel over dit eenzijdige plan, zeker ook i.v.m. de enorme kosten die dit met zich meebrengt en - wie weet in de toekomst nog met zich mee zal brengen. Net als de heer Geerts ben ik bang dat in de toe komst bij beleidsveranderingen, die om welke reden dan ook in deze raad wenselijk zouden worden geacht, een soort boete naar voren komt, zo van: ja, maar dan moeten wij het verkeers- en vervoersplan aan passen en dat kost dan ook weer zoveel, dus laten wij dat maar niet veranderen. Ik ben overigens benieuwd naar het antwoord dat de wethouder zal geven op de vragen die de heer Hei dinga gesteld heeft. Ik wacht die eerst even af. De heer Rijpma (weth.)Het is voor deze wet houder geen eenvoudige zaak om op alle facetten die naar voren gebracht zijn in te gaan. Bijna alle sprekers hebben gezegd dat er geen uit gaven gedaan hadden mogen worden dan nadat de raad daarin gekend was. Dat onderschrijf ik volkomen en dat is ook wel bekend want ik zat in de raad toen een motie aan de orde werd gesteld waarin dit pro bleem aanhangig werd gemaakt. En daarom weet ik niet helemaal raad met een zin die de heer Heidinga

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 5