10 uitgesproken heeft, n.l. dat de raad door het college kennelijk niet erg serieus wordt genomen. Het ene mo ment zit je in de raad en ben je serieus bezig en het andere ogenblik zit je aan de andere kant van de tafel, wel in de raad maar ook in het college, en dan begint er een vorm van laat ik het voorzichtig zeggen wantrouwen op te treden: hij zit nu aan de andere kant van de tafel, maakt nog wel deel uit van de raad, maar nu weet je niet meer waar je met hem aan toe bent. Dat is een benadering waaraan ik niet zonder opmer king voorbij wil gaan. Ik wil niet verder ingaan op het feit dat de raad abusievelijk te laat is ingelicht. Dat is in de vergadering van begin augustus nadrukkelijk aan de orde geweest; toen heeft de raad zijn standpunt duidelijk kenbaar gemaakt. Ik dacht dat er ook duide lijk door het college op is gereageerd op de wijze zoals de raad dat van het college gevraagd heeft. Ik wil nu een paar opmerkingen maken n.a.v. een aantal vragen. De heer Heidinga heeft gevraagd naar de in de nota genoemde getallen f 506.000, f 562.000,—, f 600.000,— en f 800.000,—. Hij noemt dan ook nog wat tussengetallen. Ik zal proberen er vat op te krijgen. Die f 506.000,is het bedrag de heer Heidinga stelde dat ook dat nodig zou zijn geweest als er in de tijd geen vertraging was opgetreden. Er zijn loonsverhogingen en b.t.w.-verhogingen geweest. De raad heeft in 1968 het krediet beschikbaar gesteld en wanneer er niet een paar jaar vertraging was opgetreden door allerlei deelonderzoeken die het rijk en anderen eisten, wanneer het onderzoek achterelkaar had kun nen doorlopen, dan hadden loonsverhogingen en b.t.w.- verhogingen geleid tot een bedrag van f 506.000, Maar omdat er wel vertragingen zijn opgetreden in de tijd is f 600.000,nodig geweest. Als het onderzoek in 1973 klaar geweest was zou de oorspronkelijke opdracht f 506.000,hebben ge kost, nu het zich ook nog uitstrekt tot 1974 zijn er meer loonsverhogingen en wordt het f 600.000,Het bedrag van f 562.000,is het bedrag aat wij tot op dit moment hebben betaald. Dat heeft dus met de berekeningswijze als zodanig niets te maken. Die f 800.000,heeft o.a. te maken met het bedrag van f 335.000,met de eisen die verder gesteld zijn, maar dat heeft ook te maken met de dingen die overgedaan moesten worden en met de dingen die extra ingevoerd zijn. ïn de staat die bij de stukken ter inzage heeft gelegen kunt u zien dat het grote verschil zit in de post die de heer Heidinga heeft aangewezen. (De heer Heidinga: En dat noemt u loonsverhogingen, begrijp ik.) Nee, dat zeg ik niet. Daar zitten ook de fouten in die gemaakt zijn, daar zit ook die computer-ge schiedenis in. (De heer Heidinga: Maar de raad heeft gevraagd: Wat zijn de loonstijgingen?) Die hebt u ge kregen. De fouten worden in een extra opsomming genoemd. Als het onderzoek normaal was verlopen, zonder tijdsintervallen die door anderen veroorzaakt zijn, dan was het bedrag f 506.000, geweest. De fou ten en nog extra opgaven bij de analyse die nog moet gebeuren veroorzaken die 2 ton. Wanneer er geen fouten waren gemaakt en geen tijdsvertraging was opgetreden was het 6 ton geweest. Maar met tijds vertraging, met fouten en met extra opdrachten is het 8 ton. Eenvoudiger kan ik het helaas niet zeggen. Ik dacht dat dit de hoofdmoot was van de vragen die de heer Heidinga gesteld heeft. Hij vraagt zich nog wel af of het I.B.V. wel wist wat het allemaal moest doen. Daar kan ik wel iets over zeggen, maar dan spreek ik ook echt als een schriftgeleerde. Ik stap nu over naar de vraag die de heer Geerts gesteld heeft, n.l. hoe de raad betrokken kan worden bij de beleidsbeslissingen die in de laatste fase nog ge nomen moeten worden. Op dit moment durf ik daar geen afdoend antwoord op te geven, maar ik ben er persoonlijk van overtuigd dat dat op een goede manier moet gebeuren. Ik zal proberen in de loop van de vol gende weken met degenen die mij daarbij behulpzaam kunnen zijn tot een analyse te komen van de beleids beslissingen die er nu liggen. Ik zou mij kunnen voor stellen maar dat overleg ik nog dat het eerste orgaan waar ik met deze dingen kom de Commissie Ruimtelijke Ordening zal zijn. Niet om het daarmee af te doen, maar om in relatie met die commissie een weg te vinden om de raad de gelegenheid te geven de ver antwoordelijkheid te kunnen dragen voor die beslissin gen die nog genomen moeten worden. Er liggen na tuurlijk een aantal van die beleidsbeslissingen. Ik moet zeggen dat ik van de betrokkenen de verzekering ge kregen heb dat er op het moment niets gebeurt dat in strijd is met wat de raad vastgesteld heeft bij het struc tuurplan voor de binnenstad. Er wordt op dit moment b.v. dus niet gerekend over een vierstrooks binnen stadsrondweg en ook niet over een vierstrooks rond weg. Toch zal natuurlijk ter discussie moeten komen waar wij het verkeer moeten laten. Er moet wel iets gebeuren. De heer Muller heeft in de Commissie Ruim telijke Ordening al gesteld dat het buitennoordtangent wel in het rekenmodel komt te staan, maar dan met de snelheid nul; daarover wordt dus niets vervoerd. Dat betekent dat de capaciteit van de rondweg moet worden berekend in het geval dat dat buitentangent niets vervoert. Als de binnenstadstangenten twee stro ken zullen krijgen de raad heeft daartoe besloten met drempels die zodanig afgesteld zijn dat het vervoer op deze tweestrooks weg ook nog aan beper kingen onderhevig is, dan volgt uit de berekening op basis van dat gegeven dat er dan een bepaalde ver keersstroom is te verwachten op de rondweg. Het is op basis van die gegevens theoretisch mogelijk dat uit de berekeningen volgt dat het verkeer op de rondweg, willen alle auto's rond komen, zich af moet wikkelen met een snelheid van 225 km per uur. Dan zult u ook wel tot de conclusie komen dat dat een eis is die aan de rondweg onmogelijk gesteld kan worden. Enfin, zo zijn er een aantal modellen mogelijk; wij gaan echter uit van wat de raad heeft beslist. Wanneer er dingen te voorschijn komen die daarmee niet in overeenstem ming zijn dan komen wij daar op de juiste wijze mee bij de raad en dan kan de raad proberen zich een oor deel te vormen over snelheid nul, gemiddelde snelheden van 225 km per uur en al dergelijke geleerde dingen meer. (Deze dmgen wist ik een uur geleden ook nog niet Uiteraard ben ik het eens met degenen die zeggen dat het subsidie dat het rijk ons geeft ronduit belache lijk is. Wij zullen dus ons best moeten doen om via de daartoe geëigende wegen b.v. via de V.N.G.; het wordt haast vervelend die instantie te noemen deze zaak aanhangig te maken. Misschien kan het ook recht streeks, via de kamerleden die zich met de verkeers problematiek bezig houden. Wij zullen een weg moeten vinden om deze zaak nog eens duidelijker te stellen dan wij misschien tot dusver gedaan hebben. Ik moet u wel zeggen dat een aantal stukken, waarvan wij het zinnig vonden ze aan kamerleden toe te spelen, ook inderdaad aan kamerleden zijn gezonden. Ik heb, dacht ik, de heer De Jong wel geantwoord, hoewel hij er misschien wat bekaaid afgekomen is. De heer Van der Wal vindt dit onderzoek erg een zijdig. Een verkeers- en vervoersplan is inderdaad een eenzijdige benadering. Bij de behandeling van het bin nenstadsplan was de heer Van der Wal het niet met ons eens dat wij ook veel over andere dingen dan ver keer gesproken hebben. Ik wil nog iets zeggen over een opmerking van de heer Heidinga. Hij zegt: Jullie zetten ons onder druk; wij moeten dit krediet toestaan, want anders krijgen wij geen subsidie van het rijk. Wij zetten u niet onder druk, het is de beschikking van de minister uit 1967 die een verkeers- en vervoersplan als voorwaarde stelt. Er staat in de beschikking een uitzonderingsclausule, maar in de toelichting wordt duidelijk gezegd dat dat voor de eerste paar jaar van toepassing is. Ik heb al tijd veel respect gehad voor hogere overheden en ik dacht dat de heer Heidinga ook altijd van datzelfde standpunt uitgegaan was. De Voorzitter: Nog even de kwestie van het sub sidie. Het is natuurlijk niet redelijk dat een lagere overheid zo volledig moet opdraaien voor de kosten, welke het gevolg zijn van wensen die door een de partement ingebracht worden. Dit is niet een Leeu warder probleem, dit is ook al gesignaleerd door de V.N.G.; U weet dat de heer Vellenga er ook mee bezig is. De V.N.G. is bezig dit met de betreffende bewinds man op te nemen, want ook andere gemeenten kampen met dit probleem. Wij moeten gezamenlijk proberen hier iets aan te doen. li De heer Heidinga: Ik ben door de wethouder niet naar genoegen beantwoord; ik had dat ook niet ver wacht. Je kunt dat eigenlijk ook niet van deze wet houder verwachten. Het viel mij een beetje tegen dat hij er blijk van gaf dat hij het zich persoonlijk aantrok dat ik gezegd heb dat de raad door het college ken nelijk niet serieus wordt genomen. Ik kan dat toch ge makkelijk met feiten uit het verleden staven, maar niet met feiten uit de paar weken dat hij nu wethou der is. (De heer Rijpma (weth.)Ik dacht altijd dat u aan de bekering geloofde.) Dat is hier helemaal niet ter zake; het is helemaal niet aan de orde of u daar persoonlijk verantwoordelijk voor bent of niet. Er is niemand die u persoonlijk verwijten maakt dus hoeft u het zich ook niet persoonlijk aan te trekken. (De heer Rijpma (weth.)Dat heb ik ook niet gedaan.) Ik heb er echt geen behoefte aan alles wat de wet houder te berde heeft gebracht opnieuw aan te snijden en aan te vechten, want daar komen wij geen draad verder mee. Het is voor mij duidelijk dat, als de raad vraagt wat de loonstijgingen zijn, daar een concreet antwoord op moet komen, geschoond van alle moge lijke dingen die er tussen geschoven zijn. Dat hebben b. en w. niet willen doen. Wel, dat moeten zij weten, maar dat is niet een beantwoording van de vraag die de raad gesteld heeft. De wethouder heeft gezegd dat de beschikking van de minister ons dwingt dit te doen. Nu, dat is door mij helemaal niet aangevochten; dat is het intrappen van een open deur. De raad heeft destijds een krediet van f 335.000,beschikbaar gesteld, die is aan de wensen van de minister tegemoet gekomen; wij moeten een ver keers- en vervoersplan hebben, alsjeblieft, daar is het krediet. Daar gaat het bezwaar niet tegen. Het bezwaar gaat er tegen dat het college dat geld uitgeeft zonder de raad die het geld moet voteren er in te kennen. De raad mag toch verwachten dat het college op het mo ment dat die dingen gebeuren weet dat dat consequen ties zal hebben. Er moet niet zo maar stilzwijgend in getrapt worden en later gezegd worden: Hé ja, dat kost zoveel, nu raad, geef dat geld maar even. Dan komt bij mij echt de vraag op: Hebben wij wel een college dat op zijn plaats is? Ik dacht dat ik dat als raadslid dan terecht in twijfel mocht trekken. Dat is het punt. Het spijt mij voor de nieuwe wethouder, maar mijn eindstandpunt t.o.v. dit voorstel is niet veranderd. De heer Geerts: Ik wil toch nog graag even een precisering. Ik heb zopas al gezegd dat wij beland zijn in de analyse-fase. Ik heb bij de behandeling van dit punt in de Commissie Ruimtelijke Ordening begrepen dat men nu zeer binnenkort met rekenen zal gaan beginnen en dat het ook zeer kort dag is wil men nog de mensen horen die men inderdaad wil horen. Wij willen er toch nog wel erg op aandringen dat dat op de meest optimale manier gebeurt. Wij hebben over wogen te zeggen dat dat echt een raadsuitspraak moet zijn. Wij zien daar echter ook wel de moeilijkheden van. Het is een beetje moeilijk om op zo korte termijn met een goed gemotiveerd voorstel te komen, maar ik wilde u toch wel vragen om de raad op een zo op timaal mogelijke manier te laten meespreken. Er is nog één ding. Ik heb het in eerste instantie gehad over de rondweg; de wethouder sprak over de binnenstadsrondweg en ik had even het gevoel dat wij het niet over dezelfde rondweg hadden. (De heer Ten Brug (weth.): Er is maar één rondweg.) Er is op het ogenblik één rondweg, maar wij hebben het bij het structuurplan voor de binnenstad over de binnen stadsrondweg gehad en ik dacht even dat de wethou der die bedoelde. Ik heb toch goed begrepen dat hij zei dat de huidige rondweg tweebaans zal blijven? (De heer Van der Wal: De binnenstadsrondweg is een tangent.) Nee, dat noemen wij geen tangent. De hear Miedema: Ik wol graech noch ien ynfor- maesje hawwe. Yn tsjinstelling ta myn fraksjefoar- sitter bin ik wol ré om dit ütstel to stypjen hoewol't it wol hwat muoite kostet. Wy hawwe der yn augus tus ek al oer praet dat b. en w. it aide kolleezje hat dat earlik tajown opdrachten jown hawwe sünder de ried dêryn to kennen. Nou, dér hat de ried syn öfkarring oer ütsprutsen; nei myn smaek hoege wy dat nou net wer to dwaen. Mar foar my bliuwt der noch ien fraech oer. By sa'n saek tinke jo al gau ris nei oer hoe't jo it dwaen soene as jo it üt eigen büse bitelje moasten. Der is in opdracht jown oan it buro, der is oer in priis praet; nou makket dat buro by de ütwurking flaters en dy bringt it üs yn rekken. Dat soe ik as partikulier nea nimme. Dat is de saek fan dat buro; as der dingen forkeard geane dan dogge hja it mar oer. Mar dat hoech ik net to biteljen. Dan moatte hja mar gjin flaters meitsje. En dat is foar my nou even it slimme punt. Yn it stik wurdt earlik tajown dat der flaters makke binne, flaters dy't in protte jild koste hawwe. Ut de stikken en ek üt de biantwurding fan de hear Rijpma (dy't ik knap foun) haw ik sterk de yndruk dat yn de 8 ton net allinne de lean- en priisstigingen ensfh. sitte, mar dat der ek in post yn sit foar de dingen dy't it buro forprutst hat; dat meije wy bitelje. Nou freegje ik my óf oft dat reéel is. Ik wol net wer blgjinne oer de bidragen en oer hoefolle it nou krekt is, mar der sit in bidrach yn dat wy nei myn miening to'n ünrjochte bitelje. Is dér noch hwat oan to dwaen Ik haw hjir dochs wol folie muoite mei. De heer Van der Wal: Het is mij nog niet helemaal duidelijk geworden wat nu precies het bedrag is in clusief de loon- en omzetbelastingstijgingen; maar en fin, dat wordt een strijd over cijfers. Ik heb al gezegd dat wij onze twijfels hebben m.b.t. zo'n verkeers- en vervoersplan. De beslissing tot het maken van dat plan is in 1967 of 1968 genomen. Het lijkt mij logisch dat het oorspronkelijke krediet wordt verhoogd met loon- en prijsstijgingen. Ik had eigenlijk verwacht dat er een voorstel ingediend zou worden. Nu dat niet komt en nu ook wel blijkt dat de meerder heid van de raad wel akkoord zal gaan met het ver hogen van het krediet tot 8 ton wil ik toch zeggen dat wij tegen het voorstel zullen stemmen omdat deze raad dat ben ik eens met de heer Heidinga niet de opdracht heeft verstrekt voor extra werkzaam heden en verfijningen in de werkzaamheden. De heer Rijpma (weth.): Ik kan de heer Geerts alleen toezeggen dat wij een weg zullen proberen te vinden om tot een optimale communicatie met de raad te komen. Hoe dat moet zullen wij overleggen in het college en met de raad, waarschijnlijk via de Com missie Ruimtelijke Ordening; dat lijkt mij de eenvou digste weg. De heer Heidinga heeft nog een paar dingen her haald. Ik dacht dat ook een college zich kon bekeren, maar daar zullen wij verder niet over twisten. De heer Miedema heeft een opmerking gemaakt over een aantal dingen die niet zo gedaan zijn zoals ze hadden moeten worden gedaan. Het is niet zo dat die 2 ton verschil een gevolg is van fouten. Dat is een gevolg van beslissingen die in de loop van het onder zoek zijn genomen. Er zijn een aantal dingen ten aan zien waarvan men al werkende tot de conclusie kwam dat het anders had gemoeten om tot een beter re sultaat te komen. Het is altijd verschrikkelijk moeilijk om vast te stellen: Dat is een fout die door een zo grote ondeskundigheid is veroorzaakt dat je die aan de uitvoerder kunt toerekenen. Er zijn over het alge meen veel meer middenwegen waarvan je zegt: Wij hebben misschien onze opdracht niet helemaal goed geformuleerd, er ontbrak iets aan, het was voor ver schillende interpretaties vatbaar. Dan blijft het dus een subjectieve zaak hoe de uitvoerder op die opdracht heeft gereageerd. Dat gebeurt in het dagelijks leven ook bij een ieder die op een gegeven ogenblik aan het werk is. Als je verlangt dat de mens zoals hij is, met zijn fouten en gebreken, in staat is om feilloos te reageren, dan heb je met een mensbeeld te doen dat niet het onze is. De heer Van der Wal benadrukt nog eens dat hij tegen een verkeersonderzoek is. (De heer Van der Wal: Daar ben ik niet tegen.) Ik ben voor zo'n on derzoek omdat ik hoop dat wij daarmee o.a. de binnen stad, de wandelaars en de fietsers een dienst kunnen bewijzen. Ik dacht dat de heer Van der Wal naar dat zelfde doel streefde. Ik hoop dat wij op verschillende wijze toch op hetzelfde punt uit zullen komen. (De heer Van der Wal: Het punt is dat wij niet over de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1974 | | pagina 6