8 dan zouden wij ons zo'n beetje als een deurmat laten gebruiken waar iedereen zijn voeten op af kan vegen, zo van: „Jongens, wij zullen wat voor jullie klaar maken" en dan een paar maanden later „Het spijt mij wel, maar het gaat niet door, wantDeze dingen zijn toch niet te tolereren. Dit is voor de regering toch ook niet meer te verkopen. Je mag van een regering, van welke signatuur die dan ook mag zijn, toch eisen „Een man een man, een woord een woord". Ik geloof dat wij er verstandig aan doen dat wij metelkaar een motie indienen en dat wij de regering er op wijzen dat dit geen manier is om ons hier zo te behandelen. Ik sta daar volledig achter. Ik heb dan ook met graagte de motie mee-ondertekend. De hear Singelsma: Fan aids hat Fryslan in eksportlan west fan setguod, bollen en skoalmasters. Dat jildt net allinnich foar Fryslan, dat lot dielt it mei Ierlan, Skotlan en neam al dy gebieten mar op dy't oan de bütenkant fan in greater ryk lizze. Yn tiden fan wolfeart mei it de wolfeart fan it sintrum forsterkje en yn tiden fan delgong mei it in skülplak en in rêstplak wêze foar de forhüddükten en foar de hongerigen. Yn tiden fan wolfeart lyk as hjoed de dei mei it ek it lan wêze fan de twadde-hüskebisit- ters en it lan fan de nei rêst longer jende stêdsminsken. Mar jierrenlang hat Fryslan tüzenen minsken, jonge minsken it buten Fryslan bisykje wolle. (De hear grif 50.000 west hawwe. Nettsjinsteande de migraesje- balans fan de léste jierren hwat positiver wurden is der komme elts jier in 6.000 ta 7.000 minsken by is it in gefaerlike Ontwikkeling dat der in ünder- stream is fan: alderein nei Fryslan ta, wylst jonge minsken it buten Fryslan btsyjke wolle. (De hear De Vries (weth.)Moatte.) Moatte, ja. In ryksoer- heit kin dêr fansels net alles oan dwaen; dy hat ek to meitsjen mei resesjes en allerhanne oare dingen. Mar de ryksoerheit kin der wol hwat oan dwaen. Ien fan de mooglikheden is it sprieden fan de rykstsjinsten. De trije noardlike provinsjes hawwe nei de oarloch 192 rapporten gearstald oer dit soarte fan dingen en hwat dêrmei anneks is. Sadwaende hawwe wy sa stadich- oan in frij greate basiskennis oer dizze gong fan saken. Yn it boerelibben seit men dat de kou yn it tarieden stiet as hja kealje wol. Dizze rykstariederij is wol in swiere kealderij; it sil wol in kealforsmiter wurde, tink ik. Sa't de foarsitter sein hat is it tal plakken al werom roun nei 3.000, hwer't Fryslan 400 fan krijt. Dy in forrin fan 6% per jier is dat 6 kear 4 is 24; dat set gjin seadden oan de dyk. Nou binne der oan it oer- bringen fan rykstsjinsten allerhanne biswieren for- boun. Dat binne minsklike biswieren, de minsken wur de losweakke ut harren forbannen. Der binne ek bi swieren üt it Fryske folkslibben, hwant ik nim oan dat dizze minsken harren straks ek nestelje yn de doarpen en dêr mei de noas foaroan sitte en sizze: „Spreekt u Fries, kunt u ook Nederlands spreken want ik versta u niet." Dat binne bykomstige bi swieren. Mar ik hie tocht dat de foarsitter in oare tsjinst neamd hawwe soe, in nije tsjinst. En dêr soe ik him konkreet hwat oer freegje wolle, net oer de Sintrale Direksje dus, mar en nou komt it; ik hie it foar it lést biwarre oer de Rykspostspaerbank. Sa't jo witte is men, nei jierrenlang der oer praet to hawwen, ta it bislüt kommen dat de Rykspostspaerbank in aparte tsjinst ynrjochtsje sil, ntl. dy fan de persoan- like jildlieningen oan de boarger. In tsjinst, in nije tsjinst foar 100 amtners. Dy tsjinst soe yn Ljouwert komme, mar nei alle gedachten sil dy tsjinst nou nei Amsterdam ütwike. (De hear Ten Brug (weth.): Hja kinne üs net forstean.) It is in earnstige saek, wet- halder. Ik soe graech witte wolle oft de foarsitter hjir ek hwat fan wit en sa ja, oft hy üs dat dan meidiele wol. De heer Schaafsma: Onze fractie sluit zich graag aan bij de motie die de heer Ten Hoeve zal indienen. Waar het ons om gaat is dat de aantallen die steeds opnieuw genoemd worden, aantallen mensen zijn die verplaatst moeten worden. Als men dan besluit om ons een deel van de rijksdiensten te geven om tot een betere spreiding te komen van de welvaart ter op lossing van de moeilijkheden waar wij mee zitten, dan is het toch te doen gebruikelijk dat, als men eenmaal aantallen noemt, die aantallen ergens op gebaseerd zijn. Er zal toch wel een planning gemaakt zijn; dat mag ik toch van iedere regering verwachten. Als men dan eerst met oude cijfers komt en er dan met de losse hand een paar duizend bij doet terwijl men er na een paar jaar met de losse hand weer een paar duizend af doet omdat dat beter convenieert, dan vind ik dat op een gegeven ogenblik niet menselijk meer. Het is onmenselijk. Het is onmenselijk ten opzichte van ons, maar het is ook onmenselijk ten opzichte van de mensen waar het dan weer eens wel over gaat en dan weer eens niet over gaat. Het gaat niet alleen om ons, maar het gaat ook om de mensen die dan wel weer tot het pakket behoren dat overgeplaatst zal worden en dan weer eens niet. Ik meen dat er op een gegeven ogenblik eens een redelijk aantal moet wor den vastgesteld waar men aan vast gaat houden, zo dat men aan beide kanten van de Zuiderzee lang zamerhand eens weet waar men aan toe is. Vooral dat is de reden waarom onze fractie deze motie mede heeft ondertekend. De Voorzitter: Ik geloof niet dat het nodig is dat ik nog een lang verhaal houd, want het college deelt de verontrusting van de raad. Ik zou de raad nog graag willen meedelen dat wij in het college bij her haling spreken over deze zaak. Gelet op de hele ont wikkeling in het noorden des lands zijn wij van me ning dat het spreiden van een aantal rijksdiensten niet alleen de oplossing kan brengen. Het kan wel duidelijk mede een element vormen om uiteindelijk tot een oplossing te komen van de problematiek m.b.t. de arbeidsgelegenheid in het noorden des lands. Daar om moeten wij zoveel waarde hechten aan het reali seren van de spreiding van de rijksdiensten. Ik ben het met de heer Schaafsma eens dat men met de betrokkenen geen spelletje mag spelen. Maar men mag ook met oiis in liet noorden geen spelletje spelen. Dat zal men zich heel goed bewust moeten zijn. Dan nog een antwoord aan de heer Singelsma. Ik heb in mijn nieuwjaarsrede, dacht ik, ook al even gewezen op de afzonderlijke dienst Verstrekking van leningen aan burgers, een nieuwe dienst van de Rijks postspaarbank. Er zijn inderdaad een aantal berich ten geweest over het brengen van deze nieuwe tak van dienst naar Leeuwarden, maar ook Amsterdam is genoemd. Ik heb duidelijke aanwijzingen waarop verwacht mag worden dat die dienst in Leeuwarden wordt gevestigd en ook binnen vrij korte termijn. Ik verzoek u mij daar geen vragen meer over te stellen op het ogenblik. Ik zou u willen voorstellen eerst een kopje koffie te drinken. Daarna kunt u dan de motie indienen. Over de motie kan dan nog worden gediscussieerd als dat nodig mocht zijn. De Voorzitter schorst, om 20.55 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergade ring. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij onze discussie hervatten. Als ik het goed heb begrepen hebben wij een motie te verwachten. Klopt dat? De heer Ten Hoeve: Ik heb die motie aangekon digd. Voor de goede orde wil ik, voor ik die motie indien, nog even zeggen dat wij er uitdrukkelijk van uitgaan dat de verdere uitbouw van de Giro tot de 1.000 arbeidsplaatsen, waarover u ook in uw nieuw jaarsrede hebt gesproken, gerealiseerd wordt en dat die buiten deze hele geschiedenis staat. U hebt gemerkt dat wij duidelijk kritiek hebben op de gang van zaken en wij willen die kritiek ook tot uitdrukking brengen. Daarom de motie, die onderte kend is door alle fractievoorzitters en de waarnemend fractievoorzitter van Axies. De motie is gericht aan de regering en wij verzoeken u afschriften van deze motie te zenden aan de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. De motie luidt: 9 „De raad van de gemeente Leeuwarden, in verga dering bijeen op 27 januari 1975, kennis genomen heb bende van de wijzigingen in de door de regering aan gekondigde beleidsvoornemens, waaruit blijkt dat het aan Leeuwarden en Groningen toegedachte aantal ar beidsplaatsen sterk is verminderd, gelet op het ver trouwen dat de bevolking moet kunnen stellen in in uitzicht gestelde verwachtingen van rijkswege, spreekt zijn ernstige verontrusting uit over deze gang van zaken en verzoekt de regering met grote nadruk alles te doen om de voorgenomen overplaatsing van de ge hele Centrale Directie van de P.T.T. naar het noor den, als eerste fase van een spreidingsbeleid, te reali seren binnen de gestelde tijd." De Voorzitter: Ik geloof niet dat ik de motie nog maals hoef voor te lezen. Is er iemand die nog be hoefte heeft aan discussie of nadere toelichting wenst over deze motie? Ik zie dat niemand het woord wenst. Ik moet dan alleen nog reageren op een bepaalde opmerking die de heer Ten Hoeve maakte voordat hij de motie voorlas. Hij heeft, als ik het goed heb be grepen, gezegd dat hij er bij het indienen van de motie van uitgegaan is dat de uitbouw van de Giro tot 1.000 plaatsen los van de spreidingsaantallen staat die nu in het geding zijn. Ik kan u meedelen dat ik in het overleg met verschillende bewindslieden dit standpunt ook steeds heb ingenomen. Ik heb de uitdrukkelijke toezegging van een aantal ministers en van 2 staats secretarissen dat de uitbouw van het derde Girokan toor in Leeuwarden tot ten minste 1.000 plaatsen absoluut staat buiten de spreidingsproblematiek die nu in discussie is. Is uw vraag zo voldoende beant woord, mijnheer Ten Hoeve? (De heer Ten Hoeve: Ja.) De motie van de heren Ten Hoeve, Heidinga, Schaaf sma, Singelsma en De Greef wordt aangenomen met algemene stemmen. De Voorzitter: Wij zullen de motie aan de rege ring toezenden, met afschrift aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer. De Voorzitter sluit, om 21.25 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1975 | | pagina 12