Gelukkig zijn wij in Leeuwarden nog niet geconfron
teerd met belangrijke bedrijfssluitingen. Wel is hier en
daar sprake van tijdelijke verkorting van de arbeids
tijd, maar ook dat nog slechts in incidentele gevallen.
Ongeveer 28.000 personen uit de eigen gemeente en
ca 10.000 pendelaars uit de omringende gemeenten vin
den hier thans werk. Het is echter noodzakelijk dat
het aantal arbeidsplaatsen, wil er voldoende werkgele
genheid zijn, verder toeneemt. Onder de gegeven om
standigheden ziet dat er somber uit. Wel wordt een en
ander gedaan om vestiging en uitbreiding van bedrij
ven te stimuleren. In de memorie van toelichting van
het Ministerie van Economische Zaken bij de begroting
voor het jaar 1975 zijn een aantal nieuwe en aanvul
lende stimuleringsmaatregelen aangekondigd die ook
voor onze regio gelden. Daarbij acht ik het vooral van
belang dat meer ruimte is gegeven voor uitbreiding
van bestaande bedrijven, zowel in de industriële als in
de dienstverlenende sector. De kans op verruiming van
het aantal arbeidsplaatsen door uitbreiding van be
staande bedrijven is voor de komende tijd n.l. meer
reëel dan de vestiging van nieuwe bedrijven.
Dit laatste kan overigens door de regering worden
gestimuleerd door de voorgenomen spreiding van rijks
diensten. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat rege
ring en volksvertegenwoordiging de voorgenomen
spreiding niet zouden realiseren. Er zijn door praktisch
alle politieke partijen over de vestiging van rijksdien
sten in het noorden des lands toezeggingen gedaan,
o.m. tijdens de verkiezingscampagnes, niet alleen door
de partijen die thans deel uitmaken van de regering,
doch ook door die welke thans tot de oppositie beho
ren. Ik neem aan dat men dat niet is vergeten, ook al
liggen nieuwe verkiezingen misschien niet binnen hand
bereik. Het is bekend dat het personeel van de Cen
trale Directie van de P.T.T. ernstig bezwaar maakt
tegen verplaatsing naar het noorden des lands. Ik heb
het persoonlijk kunnen constateren toen wij enige tijd
geleden met een noordelijke delegatie in Den Haag wa
ren om over deze kwestie met de betrokken bewinds
lieden te praten. Wij werden toen door een grote
P.T.T.-delegatie opgewacht die ons verraste met een
serie documenten waarin bezwaren werden opgesomd.
Zij waren bepaald niet erg vriendelijk en bezwoeren
ons dat zij niet zouden komen. Met de jaarwisseling
heb ik van verscheidene P.T.T.-ers uit de randstad
nieuwjaarswensen gekregen. Zij wensten mij en mijn
familie prettige feestdagen „in vertrouwde omgeving"
en vroegen mij of ik hen hetzelfde wenste. De meesten
hebben niet hun adressen opgegeven en daarom wil ik
gaarne langs deze weg verklaren dat ik dat bijzonder
gaarne doe; ik wens hen allen ook een voorspoedig en
gelukkig 1975. Daarbij maak ik gaarne de kantteke
ning dat het Friese land en de Friese mensen meer
vertrouwd zijn dan velen van hen misschien vermoe
den. Ik nodig hen gaarne uit eens met ons kennis te
komen maken. In ieder geval zijn zij hier van harte
welkom. Natuurlijk hebben wij er alle begrip voor dat
niemand gaarne door de omstandigheden genoodzaakt
wordt elders te gaan werken. Wel meen ik dat wij van
onze P.T.T.-vrienden enig begrip mogen vragen voor
de noodzaak dat ook in deze regio aanspraak wordt
gemaakt op een evenredig aandeel van de arbeidsplaat
sen in de overheidsdienst en dat zoiets bij volledige
vrijheid van betrokkenen niet zal kunnen worden ge
realiseerd. Laat hen bedenken dat tientallen jaren tien
duizenden Friezen gedwongen zijn geweest een werk
kring elders te zoeken. Ook die waren voor een aan
zienlijk deel liever „in de vertrouwde omgeving" ge
bleven toen zij moesten vertrekken wegens gebrek aan
werk hier. Toch leven de meesten van hen nu echt wel
gelukkig in het westen des lands. Het omgekeerde zal
ook stellig gebeuren; vraag het maar eens aan die
genen die hier de laatste jaren uit het westen zijn ge
komen. Er zijn maar heel weinig die terug zouden
willen naar de volle randstad. Friesland is mooier, ge
zelliger en ruimer dan de meesten in het westen des
lands vermoeden.
Ik ben er van overtuigd dat men die zienswijze on
der meer zal kunnen vernemen bij gezinnen die naar
Leeuwarden en omgeving zijn gekomen en die werk
zaam zijn bij een andere tak van dienst van de P.T.T.,
n.l. de Girodienst. Het derde kantoor van die dienst,
waarmee wij uitstekende relaties hebben opgebouwd,
is hier gevestigd. Toegegeven dat de tientallen gezin
nen waar het hier om gaat op vrijwillige basis naar
Friesland zijn gekomen, maar zij zullen een objectief
oordeel kunnen geven over de vraag hoe men hier kan
wonen, recreëren, onderwijs genieten, culturele evene
menten bezoeken e.d. De Girodienst zal dezer dagen
het nieuwe kantoorgebouw bij de Verlaatsbrug gaan
betrekken, waarmee dan de eerste fase van de vestiging
van het derde Girokantoor zal zijn gerealiseerd. Aan
de tweede fase wordt inmiddels reeds gewerkt.
De afdeling Leeuwarden van de Nederlandse Chris
telijke Bond van Overheidspersoneel heeft er dezer da
gen mijn aandacht op gevestigd dat overigens een nieu
we dienst van de P.T.T. in het westen zou worden ge
plaatst, n.l. een bureau Persoonlijke Leningen van de
Rijkspostspaarbank met ca 200 arbeidsplaatsen. Hier
over heb ik inmiddels contact opgenomen met het Cen
traal Bureau Spreiding Rijksdiensten. Het lijkt in ieder
geval in de lijn van de Centrale Directie van de P.T.T.
te liggen nieuwe diensten voor vestiging hier in aan
merking te doen komen.
Door middel van o.m. werkgelegenheidsprogramma's
tracht de regering enig soelaas te bieden aan degenen
die dreigen zonder werk te komen. Hoewel op langere
termijn deze maatregelen geen oplossing bieden voor
het werkgelegenheidsaspect, geeft het op kortere ter
mijn aan tallozen werk, vooral in de sector van de
bouwnijverheid. Bovendien komen daardoor werken tot
stand die anders niet van de grond zouden komen, om
dat daarvoor geen dekking kan worden gevonden. Dit
geldt in het bijzonder voor gemeenten die met tekorten
kampen of daarmee bedreigd worden. Ook in Leeuwar
den is dat heel duidelijk het geval. Ik mag b.v. noemen
een aantal grote restauratie-objecten zoals de Olde-
hove (die zich thans weer in volle glorie en majestueus
manifesteert) en de Grote Kerk, nieuwbouw zoals
Rijksarchief en brandweerkazerne, uitbreiding van het
Fries Museum, verbouw van de Harmonie en verbete
ring van de woonomgeving in de Transvaalwijk e.d.
Hoewel het vanzelfsprekend is dat bij dit soort objec
ten in de eerste plaats moet worden gelet op het aan
tal arbeidsplaatsen dat er mee gemoeid is, zou het m.i.
toch van belang zijn meer dan tot dusverre te letten
op die objecten die de infrastructuur verbeteren of ver
sterken. Het mes zou dan immers aan twee kanten
snijden! Ook op langere termijn zou dan de werkgele
genheid worden bevorderd. Wat dit laatste betreft hoop
ik dat spoedig toestemming zal worden gegeven met
het oostelijke randtangent te beginnen dat is de weg
van de Hemrik naar de Groningerstraatweg hoewel
dat werk niet valt onder de werkgelegenheidsprogram
ma's. Voor zover onze informaties strekken zal nog in
dit jaar met dit belangrijke werk begonnen kunnen
worden. In dit verband juichen wij het ook toe dat in
het kader van de werkgelegenheidsprogramma's gelden
beschikbaar zijn gesteld voor het aanleggen van een
loswal in het nieuwe industrieterrein de Hemrik. Die
kosten behoeven nu niet meer ten laste te komen van
de prijs die voor industrieterreinen moet worden be
taald en die toch al erg hoog ligt. Het Ministerie van
Economische Zaken heeft overigens een regeling in
voorbereiding, waarbij aan beheerders van industrie
terreinen een tegemoetkoming kan worden gegeven in
de verkoopprijs van die terreinen. Dat zou kunnen in
die gevallen waarbij een hoge grondprijs reden zou zijn
voor het niet doorgaan van een aantrekkelijk project.
Ik meen dat ons nieuwe industrieterrein in de Hemrik
ook voor die regeling in aanmerking zal kunnen ko
men. Wij hebben daarover reeds contact met het Mi
nisterie van Economische Zaken.
Gaarne wil ik nog wijzen op een ander facet van ver
betering van de infrastructuur. Dat is de verdere uit
breiding van het scala van onderwijsvoorzieningen in
de Friese hoofdstad. Op dat terrein zijn de laatste ja
ren aanzienlijke vorderingen gemaakt. Wij signaleren
dat gaarne en zijn er bijzonder erkentelijk voor. Ik mag
noemen de agogische akademie, de afdeling bedrijfs
kunde bij de h.t.s. als voorloper van een h.e.a.o„ de
muziekpedagogische akademie en de lerarenopleiding
Ubbo Emmius. Het aantal studenten dat in Leeuwar
den hoger beroepsonderwijs volgt, steeg van 2.100 in
1972/73 naar 2.450 in 1973/74 en 2.800 in 1974/75.
Sedert een lange reeks van jaren wordt ook geijverd
voor een universitaire vestiging in Leeuwarden. In
3
nauwe samenwerking tussen de Commissie Weten
schappelijk Onderwijs in Friesland en de Rijksuniversi
teit in Groningen wordt daaraan gestalte gegeven. Het
lijkt er op dat nog in 1975 in Leeuwarden gestart zal
kunnen worden met een experiment, waarbij nauw zal
worden samengewerkt tussen sociale faculteit (weten
schappelijk onderwijs) en agogische akademie (hoger
beroepsonderwijs). Daarover is inmiddels overeenstem
ming bereikt met het Ministerie van Onderwijs en We
tenschappen. Het enige meningsverschil dat thans nog
blijkt te bestaan met de staatssecretaris, dr. Klein, is
de omvang van de vestiging van de sociale faculteit in
de beginfase. De Rijksuniversiteit te Groningen en de
agogische akademie menen dat dit 150 studenten per
jaar voor beide onderwijsrichtingen, dus zowel we
tenschappelijk onderwijs als hoger beroepsonderwijs,
zal moeten zijn, terwijl de staatssecretaris dit aantal
op 50 voor het wetenschappelijk onderwijs zou willen
stellen met een daarmee overeenkomende personeels
formatie. De vestiging zal echter ook voor het weten
schappelijk onderwijs een bepaalde omvang moeten
hebben, wil het zinvol en verantwoord zijn er mee te
beginnen. De onderwijsinstellingen zouden desnoods
bereid zijn 100 studenten voor de sociale faculteit als
uiterste minimum te aanvaarden doch achten 50 on
aanvaardbaar. Daar over is het overleg met genoemde
staatssecretaris nog gaande. Ik vertrouw er op dat
deze bewindsman, die overigens alle medewerking heeft
gegeven om met het experiment te kunnen beginnen,
een zodanig tegemoetkomende houding zal aannemen
dat inderdaad in 1975 begonnen zal kunnen worden.
Het is een der meest belangrijke beslissingen die nu
genomen moet worden ter verbetering van de infra
structuur in deze provincie. Het is vooral daarom ver
heugend dat provinciale staten enkele weken geleden
een motie hebben aangenomen waarbij er bij de rege
ring op wordt aangedrongen een zodanige bijdrage voor
dit project beschikbaar te stellen dat inderdaad in 1975
gestart kan worden.
Voorts is door de Universiteitsraad te Groningen, de
Stichting .Ubbo Emmius en de Agogische Akademie
Friesland het principe-besluit genomen tot gezamen
lijke bouw in Leeuwarden. Zoals reeds in de raad is
besproken, zal die in het IJsbaankwartier worden ge
realiseerd. Het lijkt niet te optimistisch er van uit te
gaan dat nog dit jaar met die bouw zal worden ge
start. Hierbij is veel medewerking ondervonden van de
andere staatssecretaris op het Ministerie van Onder
wijs, dr. Veerman.
Hoewel ook in Leeuwarden de leegstand van wonin
gen toeneemt en grotere vormen aanneemt dan ge
wenst moet worden geacht, heeft de woningproduktie
in 1974 een na-oorlogs record bereikt. Dit jaar zullen
ongeveer 1.250 woningen gereed komen, waarvan ca
500 in AldMn, ca 600 in Westeinde, ca 90 in Lekkumer-
end-oost en ca 40 in Goutum. Tot dusverre was 1967
het topjaar in de woningbouw met een produktie van
1.112 woningen, voor het grootste deel gebouwd in
Lekkumerend-west en Bilgaard. De zeer hoge produk
tie in 1974 is een gevolg van het reeds in gang zetten
van produktiestromen vóór de zich thans manifesteren
de omvang in de leegstand werd voorzien. Deze leeg
stand is in de nieuwbouw nog niet verontrustend. Het
voordeel is dat inmiddels een vrij ruim keuzepakket is
verkregen voor degenen die een woning zoeken. Ook
in 1975 zal de woningbouwproduktie waarschijnlijk nog
liggen boven het aantal van 600 dat in de nota over het
woningbouwbeleid als richtgetal voor dit jaar werd ge
steld. Verwacht moet worden dat in 1975 ongeveer 820
woningen gereed zullen komen, waarvan 390 woning
wetwoningen, 340 premiewoningen en 90 vrije sector
woningen.
Twee jaar achtereen heeft Leeuwarden een terug
gang van de bevolking te zien gegeven van ongeveer
1.500. In 1974 is het beeld bepaald gunstiger. De defi
nitieve cijfers zijn slechts bekend tot 1 december. In
de eerste 11 maanden van het jaar is de teruggang
beperkt gebleven tot 480. Aangezien er de laatste 3
maanden sprake is van een toeneming (september -|_
30, oktober _j_ 92, november 86), mag worden
verwacht dat de teruggang over het hele jaar 1974 be
neden de 500 zal komen te liggen. Het bevolkingsaan
tal van Leeuwarden zal bij de jaarwisseling waarschijn
lijk rond de 84.400 bedragen. Dat het beeld over 1974
gunstiger is dan in de beide daaraan voorafgaande ja
ren zal mede een gevolg zijn van de aanzienlijk gun
stiger woningsituatie. Ook het toenemend aantal stu
denten bij het hoger beroepsonderwijs is hierop van
invloed. De terugloop van de bevolking, welke er toch
nog is, is uitsluitend een gevolg van de voortgaande
suburbanisatie naar de omliggende gemeenten, hoewel
het vertrek naar die gemeenten lager zal zijn dan in
1972 en 1973.
Gaarne wil ik nog gewag maken van het feit dat in
1974 op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelin
gen het samenwerkingsverband Regio Leeuwarden tot
stand is gekomen. De eerst gekozen raad van de regio,
waarvan Leeuwarden en een 5-tal buurgemeenten deel
uitmaken, heeft een aantal organisatorische problemen
geregeld. De tweede gekozen raad, die per september
is opgetreden, heeft nog maar eenmaal vergaderd en
zal zich in de loop van het komende jaar moeten bui
gen over een aantal gemeenschappelijke vraagstukken.
Genoemd mogen worden de schoolbegeleidingsdienst,
de woningbouw, de gezondheidsdienst en de vuilverwer
king. Een aantal commissies houdt zich thans met deze
vraagstukken bezig, terwijl het dagelijks bestuur van
de regio reeds regelmatig bijeenkomt. Verschillende an
dere gemeenten in het noorden en midden van Fries
land beraden zich op de vraag of zij binnen afzienbare
tijd eveneens tot de Regio Leeuwarden zuilen toetreden.
Met enige nadruk zou ik willen stellen dat het hier
niet gaat om de vorming van (of voorbereiding tot)
een gewest met autonome bevoegdheden, doch om een
samenwerking tussen gemeenten op basis van overleg
over vraagstukken van lokaal bestuur die voor meer
dan één gemeente van belang zijn. De praktijk heeft
uitgewezen dat onder de huidige omstandigheden aan
een dergelijk overleg behoefte bestaat. Verschillende
andere groepen van gemeenten in de provincie Fries
land plegen thans op soortgelijke wijze overleg.
Aan de problematiek van de gewestvorming wordt
nog steeds gesleuteld op het Ministerie van Binnen
landse Zaken. Nadat kortgeleden door de betrokken
bewindsman een structuurschets is uitgegeven, is nu
het wachten op een ontwerp-Gewestwet. Of een derge
lijke wet ooit van kracht zal worden, en zo ja wan
neer, valt moeilijk te voorspellen. Het lijkt in ieder
geval niet waarschijnlijk dat dit nog vóór de tachtiger
jaren het geval zal zijn.
Of verwezenlijking van plannen tot gemeentelijke
herindeling, waaraan door het provinciaal bestuur
wordt gewerkt, sneller mag worden verwacht, is even
eens een moeilijk voorspelbare zaak. Het zou van een
groot optimisme getuigen als verondersteld zou wor
den dat dit nog in de zeventiger jaren het geval zal
zijn.
Ter afsluiting van dit onderdeel wil ik nog opmer
ken dat bestuurlijke reorganisatie geen probleem is dat
van de ene dag op de andere kan worden opgelost. Het
is een aangelegenheid die zeer diep kan ingrijpen in de
samenleving en daarom ook gerust enkele jaren mag
vergen.
Met het vorenstaande heb ik slechts een aantal fa
cetten aangeroerd van de vele problemen waar wij
dagelijks mee bezig zijn en die wellicht minstens zo
belangrijk zijn. Al die problemen zullen in de komende
maanden van de raad zeker die aandacht krijgen die
zij verdienen. In het eerste kwartaal zullen wij in de
afdelingen van de raad en in plenaire zitting de be
leidsnota en de definitieve vaststelling van de begroting
1975 te behandelen krijgen. De beleidsnota is reeds bij
de fracties in discussie. Verschillende functionele ra
den en adviescommissies hebben inmiddels commentaar
gegeven; wij hebben dat in de laatste dagen van het
vorige jaar aan de raad kunnen doen toekomen.
Het thans achter de tafel zittende college heeft als
eerste taak aangevat het opstellen van de beleidsnota.
De korte spanne tijds die wij daarvoor beschikbaar
hadden, betekende dat onder hoogspanning moest wor
den gewerkt. Het was een soort „vuurproef" voor het
nieuwe college. Wij zijn met ons zessen in de beste
harmonie gestart en die goede samenwerking is met
de behandeling van het beleidsplan eerder versterkt
dan verzwakt. Dat geldt zowel in zakelijk als in per
soonlijk opzicht. Ik memoreer dat gaarne in deze eer
ste raadsvergadering van het nieuwe jaar, aangezien ik
de mening ben toegedaan dat wij als college tot de